Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 24 april 2023, nr. 2023-0000125618;
Gelet op artikel 29, eerste lid, van de Wet digitale overheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De artikelen 28, aanhef en onderdeel b, 29 en 30, van de Wet digitale overheid treden
in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin
dit besluit wordt geplaatst.
Artikel 2
De artikelen 1, 2, en de bijbehorende bijlage, 5, met uitzondering van het eerste
lid, onderdeel g en het zesde lid, 6, 8, 10, 16, eerste en vierde lid, 17, eerste,
tweede, vierde, zesde en achtste lid, 18, 19, 23, 25, 26, 27, en 28, onderdeel a,
van de Wet digitale overheid treden in werking met ingang van 1 juli 2023.
’s-Gravenhage, 26 april 2023
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Uitgegeven de elfde mei 2023
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
NOTA VAN TOELICHTING
De artikelen 3 en 20 van de Wet digitale overheid treden op grond van artikel 29,
tweede lid, van de Wet digitale overheid (hierna: Wdo) de dag na de uitgifte van het
Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst in werking. Voor de overige artikelen en
artikelonderdelen van de Wdo is inwerkingtreding bij koninklijk besluit voorgeschreven.
Samenhangend met de inwerkingtreding van de artikelen 3 en 20 van de Wdo is het noodzakelijk
om te regelen dat het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid voortaan
berust op artikel 3, tweede lid, van de Wdo. Dat gebeurt met inwerkingtreding van
artikel 28, aanhef en onderdeel b. Ook kan op dat moment de citeertitel van de Wdo
in werking treden. Inwerkingtreding van artikel 28, onderdeel a, van de Wdo zal op
een later moment worden geregeld met een separaat koninklijk besluit.
Verder wordt met dit besluit geregeld dat op 1 juli 2023 een meer materieel deel van
de wetsartikelen in werking kan treden. Deze artikelen regelen onder meer de verplichting
van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de in artikel 5 genoemde
voorzieningen in te richten en beschikbaar te houden zodat burgers en bedrijven daar
gebruik van kunnen maken. Tevens gelden regels ten aanzien van het gebruik ervan.
Daarnaast geldt voor overheidsdienstverleners die onder de reikwijdte van de wet vallen
de verplichting om de diensten die zij elektronisch aanbieden te classificeren op
het juiste betrouwbaarheidsniveau. Dit wordt geregeld in artikel 6. Artikel 8 bepaalt
dat het publieke identificatiemiddel DigiD alleen in het publieke domein kan worden
gebruikt.
Omdat voor de in het voorgaande genoemde artikelen tevens de begripsbepalingen en
de reikwijdte van de wet van belang zijn, treden op dat moment ook de artikelen 1
en 2 in werking. Hetzelfde geldt voor andere artikelen die het doel van de wet faciliteren.
Het gaat bijvoorbeeld om artikel 16, dat de basis biedt voor het verwerken van persoonsgegevens
in verband met de in artikel 5 genoemde voorzieningen en artikel 17, dat toezicht
mogelijk maakt.
Op een later moment, vermoedelijk eind 2023, zal duidelijk worden op welk moment de
overige artikelen of onderdelen van artikelen die samenhangen met de introductie van
het toegangsstelsel en de aanvraag en toelating van middelen in werking kunnen treden.
Dan zal er een tweede inwerkingtredingsbesluit volgen.
De inwerkingtreding van artikelen met ingang van 1 juli heeft gevolgen voor aan de
Wdo gebonden partijen. Dit besluit is ruim twee maanden voor de beoogde inwerkingtreding
per 1 juli gepubliceerd. Daarmee wordt met dit besluit het kabinetsbeleid inzake vaste
verandermomenten en minimum invoeringstermijnen in acht genomen. De artikelen die
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit
wordt geplaatst in werking treden hebben geen materiële gevolgen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen