Besluit van 19 april 2023 tot wijziging van artikel 2.5 van het Besluit houders van dieren in verband met het voorzien in een grondslag voor nadere regels over nood- en alarmsystemen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 17 november 2022, nr. WJZ / 22537005;

Gelet op artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b, vierde subonderdeel, van de Wet dieren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 januari 2023 nr. W11.22.00169/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 april 2023, nr. WJZ/26618748;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2.5 van het Besluit houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid vervalt «passend».

2. In het zesde lid vervalt «, dat regelmatig wordt getest».

3. In het negende lid wordt na «bij de controle, bedoeld in het achtste lid,» ingevoegd «of bij de krachtens het tiende lid voorgeschreven test,»

4. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 10. Het noodsysteem, bedoeld in het vijfde lid, en het alarmsysteem, bedoeld in het zesde lid, voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen. Deze eisen hebben in elk geval betrekking op:

    • a. technische aspecten van het systeem,

    • b. het gebruik van het systeem, en

    • c. het testen van het systeem.

  • 11. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het door de houder opstellen en bijhouden van een alarmplan en de daarin op te nemen zaken.

  • 12. Door de houder kunnen ten behoeve van het alarmplan de navolgende persoonsgegevens worden verwerkt, voor zover die gegevens betrekking hebben op personen aan wie in het alarmplan de taak van alarmopvolger is toebedeeld:

    • a. naam,

    • b. contactgegevens.

  • 13. De in het twaalfde lid bedoelde persoonsgegevens worden binnen twee weken nadat aan de desbetreffende persoon in het alarmplan niet langer de taak van alarmopvolger is toebedeeld door de houder vernietigd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 april 2023

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Uitgegeven de achtentwintigste april 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding en inhoud

In artikel 2.5, vijfde en zesde lid, van het Besluit houders van dieren (hierna: besluit) zijn bepalingen opgenomen over het gebruik van kunstmatige ventilatiesystemen bij het houden van dieren voor landbouwdoeleinden. Eerder was in het besluit bepaald dat dit systeem moest zijn voorzien van een passend noodsysteem en van een alarmsysteem dat regelmatig wordt getest. Uit de regelgeving bleek tot op heden niet aan welke eisen deze systemen moesten voldoen. Met dit wijzigingsbesluit is bepaald dat het nood- en alarmsysteem moeten voldoen aan bij ministeriële regeling gestelde eisen. Deze eisen worden opgenomen in de Regeling houders van dieren.

Het stellen van regels over nood- en alarmsystemen heeft ten doel te voorkomen dat er incidenten plaatsvinden nadat de kunstmatige ventilatie uitvalt. De te stellen eisen bevatten preventieve maatregelen om incidenten waarbij grote aantallen dieren overlijden te voorkomen. Door het stellen van eisen over in elk geval de technische aspecten, het gebruik, en het testen van de noodsystemen en alarmsystemen, wordt tevens duidelijkheid geboden aan de houders van dieren die gebruik maken van kunstmatige ventilatie. Daarnaast bieden deze eisen de NVWA handvatten bij het houden van toezicht.

Aangezien krachtens het tiende lid van het besluit ook eisen zullen worden gesteld aan het testen van het nood- en alarmsysteem, is artikel 2.5, negende lid, gewijzigd. Dit lid bepaalde reeds dat defecten die bij de dagelijkse controle worden geconstateerd onmiddellijk worden hersteld, of indien dit niet mogelijk is, maatregelen worden getroffen om de gezondheid en het welzijn van het dier veilig te stellen. Met de wijziging van het negende lid wordt geborgd dat ook in geval bij het testen van het nood- en alarmsysteem defecten worden geconstateerd deze onmiddellijk worden hersteld, of indien dat niet mogelijk is, maatregelen worden getroffen om de gezondheid en het welzijn van het dier veilig te stellen. Onder het testen van het nood- en alarmsysteem wordt een actieve handeling verstaan om de goede werking van het systeem te kunnen vaststellen, welke wordt uitgevoerd door de houder.

Gelet op het 11e, 12e en 13e lid kan de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de bij ministeriële regeling te stellen eisen over het alarmplan. In het alarmplan worden namelijk de contactgegevens van de personen en/of instanties die na alarmering gecontacteerd worden verwerkt. De beschikbaarheid van deze gegevens is van belang, omdat hiermee de zogenoemde «alarmopvolgers» in geval van alarmering onmiddellijk gecontacteerd kunnen worden, zodat zij de gezondheid en het welzijn van de dieren veilig kunnen stellen.

2. Notificatierichtlijn

Bij de totstandkoming van de ministeriële regeling op grond van artikel 2.5, tiende lid, zal worden overgegaan tot notificatie onder richtlijn 1535/2015 en – voor zover van toepassing de Dienstenrichtlijn (richtlijn 2006/123/EG) – van de gestelde (technische) eisen, standaarden en voorschriften.

3. Richtlijn 98/58

De in artikel 2.5, vijfde en zesde lid, opgenomen voorschriften betreffen de implementatie van voorschriften uit punt 13 van de bijlage bij richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren. Bij de totstandkoming van het Besluit houders van dieren is zoveel mogelijk de formulering uit die bijlage gehanteerd1. Zoals hierboven beschreven is er aanleiding om open geformuleerde eisen ten aanzien van noodsystemen en alarmsystemen te concretiseren. De invulling die daaraan wordt gegeven strookt met de bepalingen in de bijlage bij de richtlijn2 en er is geen sprake van een strengere bepaling in de zin van artikel 10, tweede lid, van de richtlijn.

4. Uitvoering en handhaving

De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn getoetst door de toezichthouder op het besluit, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Onderhavig besluit is als uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld. De wijzigingen gaven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen in relatie tot fraudebestendigheid.

5. Regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft een formeel advies uitgebracht over het besluit. Naar aanleiding van dit advies worden de verwachte regeldrukeffecten van de bijbehorende ministeriële regeling hieronder toegelicht.

De grondslag die met dit besluit wordt gecreëerd om nadere regels over een passend nood- en alarmsysteem te stellen, levert op zichzelf geen extra regeldruk op. De nadere regels worden bij ministeriële regeling gesteld. Deze ministeriële regeling zal naar verwachting leiden tot een toename van de regeldruk. Houders van dieren moeten namelijk een alarmplan gaan opstellen. Ook kan het zijn dat houders van dieren de nood- en alarmsystemen vaker moeten testen. Bovendien zullen houders die niet over een noodstroomaggregaat beschikten als gevolg van de regeling een noodstroomaggregaat moeten aanschaffen. Een groot deel van de houders heeft al een noodstroomaggregaat, omdat een passend noodsysteem al verplicht was en verschillende kwaliteitssystemen en keurmerken al een noodstroomaggregaat vereisen. De aanschafkosten van een noodstroomaggregaat kunnen variëren van een paar duizend euro tot ruim € 20.000,–, mede afhankelijk van het type aggregaat en de bedrijfsgrootte. Bovendien zal de naleving van de regeling gecontroleerd en gehandhaafd worden door de toezichthouder. In de toelichting bij de regeling (wijziging van de Regeling houders van dieren) zal dieper worden ingegaan op de regeldruk die de regeling met zich brengt.

6. Data protection impact assessment (DPIA)

Op het ontwerpbesluit is een DPIA uitgevoerd, omdat de namen en telefoonnummers van alarmopvolgers in het alarmplan worden opgenomen (zie Artikel I, punt 4). Het opnemen van naam en telefoonnummer in het alarmplan hangt onlosmakelijk samen met de taak van alarmopvolger. Daarnaast wordt de alarmopvolger door de houder geïnformeerd over de wijze waarop en de plek waar het alarmplan wordt bewaard. Uit de DPIA volgt dat de privacyrisico’s voor betrokkenen beperkt zijn.

7. Voorhangprocedure

Op grond van artikel 10.10, eerste lid, van de Wet dieren, wordt een voordracht van een krachtens artikel 2.2, tiende lid, van die wet, vast te stellen algemene maatregel van bestuur niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Met het oog op deze voorhangprocedure is bij brief van 3 oktober 2022 het ontwerpbesluit aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer toegezonden (Kamerstukken II, 2021/22, 28 286, 1262, van de brief aan de Eerste Kamer is geen Kamerstuk beschikbaar). De voorhang heeft niet tot vragen of opmerkingen geleid.

8. Consultatie

Het ontwerpbesluit heeft vier weken opengestaan voor internetconsultatie. De internetconsultatie heeft drie reacties opgeleverd. Twee van deze reacties gaan niet inhoudelijk over het voorstel. De derde reactie gaat over het gebruik van de term ‘kunstmatig ventilatiesysteem ’ in plaats van ‘mechanisch ventilatiesysteem’ in artikel 2.5, vijfde lid, van het besluit. De wijziging van het vijfde lid waarmee met onderhavig wijzigingsbesluit wordt voorzien heeft echter geen betrekking op een wijziging van de term ‘kunstmatig ventilatiesysteem’. Daardoor valt deze reactie buiten de reikwijdte van dit wijzigingsbesluit.

9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2023. De regels die op dit besluit gebaseerd worden en in de Regeling houders van dieren worden opgenomen, zullen deels ook op 1 juli 2023 in werking treden en deels later. Latere inwerkingtreding zal aan de orde zijn voor zover die eisen noodstroomaggregaten betreffen, dit vanwege de actuele levertijden van zulke aggregaten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Stb. 2014, 210. p. 108

X Noot
2

Artikel 4 van richtlijn 98/58

Naar boven