Besluit van 3 april 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met Z en BB, en artikel II, van de Rijkswet van 30 oktober 2019 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 30 maart 2023, nr. WJZ / 26560697;

Gelet op artikel III van de Rijkswet van 30 oktober 2019 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012 (Stb. 2019, 476);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I, onderdelen A tot en met Z en BB, en artikel II, van de Rijkswet van 30 oktober 2019 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012 (Stb. 2019, 476) treden in werking met ingang van 1 juni 2023.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 april 2023

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Uitgegeven de veertiende april 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit voorziet in de inwerkingtreding met ingang van 1 juni 2023 van artikel I, onderdelen A tot en met Z en BB, en artikel II, van de Rijkswet van 30 oktober 2019 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012 (Stb. 2019, 476) (hierna: de Rijkswet van 30 oktober 2019).

De inwerkingtreding van de Rijkswet van 30 oktober 2019 hangt samen met de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1; hierna Rechtspraakverdrag). Dit verdrag, op grond waarvan het Eengemaakt octrooigerecht (hierna: EOG) wordt ingesteld, treedt in werking op 1 juni 2023. De Rijkswet van 30 oktober 2019 zal op dezelfde datum in werking treden.

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van het Rechtspraakverdrag worden verordening (EU) nr. 1257/20121 en verordening (EU) nr. 1260/20122 van kracht. Gezamenlijk komt daarmee een herziening van het Europese octrooisysteem tot stand, bestaande uit de introductie van het Europees octrooi met eenheidswerking en bijbehorende geschilbeslechting bij het EOG.

De introductie van het Europees octrooi met eenheidswerking geeft de mogelijkheid met één registratie octrooibescherming te verkrijgen in alle deelnemende EU-lidstaten. Bedrijven die octrooibescherming wensen in deze EU-lidstaten hoeven niet in iedere lidstaat afzonderlijk te valideren. Voorts wordt voorzien in geschilbeslechting op Europees niveau bij het EOG. Langs deze weg kan bij één instantie een uitspraak worden verkregen met werking in alle overeenkomstsluitende lidstaten. Als gevolg daarvan behoeft een octrooihouder niet langer in iedere overeenkomstsluitende lidstaat waar inbreuk op zijn recht wordt gemaakt afzonderlijk een procedure te starten met betrekking tot die inbreuk. Hetzelfde geldt ten aanzien van de geldigheid van het octrooi; ook deze kan via één gerechtelijke procedure bij het EOG worden vastgesteld.

Op 19 januari 2022 is het Rechtspraakverdrag gedeeltelijk voorlopig van toepassing geworden op grond van artikel 3, eerste lid, van het Protocol inzake voorlopige toepassing3. Daarmee zijn enkele met name institutionele, organisatorische en financiële bepalingen van het verdrag voorlopig van toepassing geworden die noodzakelijk zijn om de goede werking van het Rechtspraakverdrag te verzekeren vanaf het moment dat partijen zich tot het EOG kunnen wenden. Het Europese deel van Nederland had zich reeds op 1 oktober 2015 verbonden verklaard aan het Protocol inzake voorlopige toepassing4 en het Rechtspraakverdrag op 14 september 2016 geratificeerd5. Voor het Europese deel van Nederland kon daarmee het Rechtspraakverdrag op 19 januari 2022 gedeeltelijk voorlopig van toepassing worden.

Gedurende de periode waarin het Rechtspraakverdrag gedeeltelijk van toepassing is geworden, zijn onder andere de rechters van het EOG aangesteld en is de begroting van het EOG vastgesteld. De periode van voorlopige toepassing komt op grond van het protocol tot een einde op het moment dat het Rechtspraakverdrag in werking treedt. Op grond van artikel 89, eerste lid, van het Rechtspraakverdrag, vindt die inwerkingtreding plaats op de eerste dag van de vierde maand gerekend vanaf het moment dat ten minste dertien lidstaten, waaronder de drie overeenkomstsluitende lidstaten waar het grootste aantal Europese octrooien van kracht was in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de Overeenkomst wordt ondertekend, hun akte van bekrachtiging van het Rechtspraakverdrag hebben gedeponeerd bij het Raadssecretariaat te Brussel. Hieraan is op 17 februari 2023 voldaan, toen Duitsland haar akte heeft gedeponeerd. In totaal hebben tot op heden zeventien lidstaten het verdrag geratificeerd. Met inachtneming van de hiervoor genoemde inwerkingtredingsbepaling treedt het Rechtspraakverdrag derhalve op 1 juni 2023 in werking. Vanaf dat moment kunnen partijen zich wenden tot het EOG voor geschilbeslechting.

Met artikel II, onderdeel B, worden de bepalingen van verordening (EU) nr. 1257/2012 en verordening (EU) nr. 1260/2012 die zien op een Europees octrooi met eenheidswerking van overeenkomstige toepassing verklaard op dat deel van het Europees octrooi dat geldt in Curaçao en Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarmee wordt hetzelfde rechtsregime van overeenkomstige toepassing dat geldt op dat deel van het Europees octrooi dat geldt in het Europese deel van Nederland waarvoor eenheidswerking is verleend op grond van de Europese verordeningen.

Aan inwerkingtreding van artikel II van de Rijkswet van 30 oktober 2019 was de voorwaarde verbonden dat het Rechtspraakverdrag medegelding zou krijgen voor Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op 28 november 2019 is het Rechtspraakverdrag geratificeerd voor Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba.6 Artikel II zal derhalve gelijktijdig met artikel I in werking treden. De bepalingen uit het Rechtspraakverdrag zijn, na ratificatie en inwerkingtreding van het verdrag, rechtstreeks van toepassing in Curaçao en Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit brengt mee dat het EOG bevoegd is ten aanzien van Europese octrooien die in voornoemde delen van het Koninkrijk gelden.

Bij besluit van 21 mei 20217, is artikel I, onderdeel AA, van de Rijkswet van 30 oktober 2019 reeds op 1 augustus 2021 in werking getreden. Dit artikel staat los van het Rechtspraakverdrag, zodat ervoor gekozen is deze wijziging van artikel 80 van de Rijksoctrooiwet 1995 vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Rechtspraakverdrag al in werking te laten treden.

Zoals vermeld in het Draaiboek voor de regelgeving (nr. 125) en de toelichting bij aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, geldt het stelsel van de vaste verandermomenten, bedoeld in die aanwijzing, niet voor rijksregelgeving. Wel verdient het aanbeveling voor de inwerkingtreding een termijn van minimaal 30 dagen na de datum van uitgifte van het Staatsblad aan te houden, in verband met de bekendmaking in de rijksdelen overzee. De inwerkingtredingsbepaling is hiermee in overeenstemming.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU 2012, L 361/1).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1260/2012 van de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen (PbEU 2012, L 361/89).

X Noot
3

Protocol inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht; http://www.unified-patent-court.org/images/documents/Protocol_to_the_Agreement_on_Unified_Patent_Court_on_provisional_application.pdf.

X Noot
4

Zie Trb. 2016, 1, onder F. Voorlopige toepassing.

X Noot
5

Ratificatie vond plaats op grond van de wet van 29 juni 2016 tot goedkeuring van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Stb. 2016, 314).

X Noot
6

Kamerstukken I/II 2019/20, 35 308 (R2132), nr. 1.

X Noot
7

Besluit van 21 mei 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AA, van de Rijkswet van 30 oktober 2019 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012 (Stb. 2021, 255).

Naar boven