Besluit van 20 oktober 2022, houdende wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met het schrappen van de regels over een onafgebroken werkonderbreking van langer dan twee jaar en het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist in verband met een wijziging van het overgangsrecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 september 2022, kenmerk 3435273-1035040-WJZ;

Gelet op de artikelen 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel c, en 33e van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 oktober 2022, No. W13.22.00112/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 oktober 2022, kenmerk 3452629-1035040-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit periodieke registratie Wet BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin wordt «, waarbij de werkzaamheden maximaal voor een periode van twee aaneengesloten jaren kunnen worden onderbroken» vervangen door «waarbij het de ingeschrevene vrijstaat de werkzaamheden naar eigen inzicht te spreiden over die periode».

b. De derde zin vervalt.

c. In de laatste zin wordt «eerste, tweede en derde volzin» vervangen door «eerste en tweede zin».

2. Het vijfde lid vervalt.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de omvang, de duur en de spreiding» vervangen door «de omvang en de duur».

2. In het derde lid wordt «omvang, duur, en spreiding» vervangen door «omvang en duur».

ARTIKEL II

In artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist wordt «vóór 1 januari 2023 heeft afgerond» vervangen door «vóór 1 juli 2023 heeft afgerond».

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 oktober 2022

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Uitgegeven de eerste november 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Uitgangspunt van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en het Besluit periodieke registratie Wet BIG is dat in het BIG-register ingeschreven beroepsbeoefenaars zich elke vijf jaar opnieuw moeten registeren. Hierbij wordt getoetst aan de zogenoemde werkervaringseis of scholingseis. De inschrijving van beroepsbeoefenaars wordt doorgehaald indien niet tijdig een verzoek tot herregistratie wordt gedaan of zij door een gebrek aan werkervaring of scholing niet meer als deskundig in hun beroep kunnen worden beschouwd. Het Besluit periodieke registratie Wet BIG bevat regels over de vraag wanneer iemand voldoende werkervaring heeft om zich op die grond opnieuw te kunnen registeren. In dit kader zijn ook regels vastgelegd over de situatie dat sprake is van een onafgebroken werkonderbreking van langer dan twee jaar. In dat geval mogen de uren die zijn gewerkt vóór deze werkonderbreking niet worden betrokken bij de vraag of iemand voldoende uren heeft gewerkt om te voldoen aan de werkervaringseis. In de praktijk wordt dit uitgangspunt ook wel aangeduid als de «tweejaarseis».

In oktober 2018 is de motie Van der Staaij (SGP) en Sazias (50PLUS) aangenomen waarin de regering werd verzocht te bevorderen dat onnodige drempels voor herintreders in de zorg zoveel als mogelijk worden weggenomen door betere voorlichting over het scholingsprogramma dan wel door het daadwerkelijk meer ruimte bieden voor maatwerk met behoud van kwaliteit.1 Ook is recent zowel vanuit de Tweede Kamer als beroepsverenigingen en de actiegroep Herregistratie artsen bij ziekte (HABZ) aandacht gevraagd voor de tweejaarseis. Hierbij werden zorgen geuit over beroepsbeoefenaars die vanwege deze eis bij langdurige ziekte tegen problemen aanlopen bij de periodieke registratie.2 Met dit besluit is uitvoering gegeven aan de toezegging aan de Tweede Kamer om de tweejaarseis te schrappen.3 Hiertoe is het Besluit periodieke registratie Wet BIG aangepast.

Daarnaast is met dit besluit een kleine wijziging doorgevoerd in het overgangsrecht in het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist. Hiermee is gerealiseerd dat personen die – om in aanmerking te komen voor registratie in het BIG-register van orthopedagogen-generalist – bezig zijn met een door de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen vastgesteld opleidingstraject, zes maanden langer de tijd krijgen om dit traject af te ronden. Dit is wenselijk geacht, omdat veel van deze trajecten door de maatregelen in het kader van de covid-19-epidemie vertraging hebben opgelopen.

2. Hoofdlijnen van dit besluit

Achtergrond van periodieke registratie en de tweejaarseis

Het doel van de eis tot periodieke registratie zoals hiervoor beschreven is om een minimumniveau te handhaven waaraan BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaars ten minste moeten voldoen om hun BIG-registratie te kunnen behouden. Op deze manier wordt getracht te borgen dat zij over een bepaald basisniveau beschikken en patiënten worden beschermd tegen onvakkundig of onverantwoord handelen. Beroepsbeoefenaars moeten zelf tijdig een aanvraag bij het CIBG indienen voor herregistratie. Herregistratie kan plaatsvinden indien wordt voldaan aan de werkervaringseis, dat wil zeggen dat de beroepsbeoefenaar heeft voldaan aan de werkurennorm voor het betreffende beroep.4 Beroepsbeoefenaars die onvoldoende uren relevante werkzaamheden hebben verricht om voor herregistratie op grond van de werkervaringseis in aanmerking te komen, kunnen herregistreren als zij met goed gevolg een scholingstraject hebben afgerond. Dat wil zeggen dat de beroepsbeoefenaar een Periodiek Registratie Certificaat (PRC) moet overleggen waaruit blijkt dat de betrokkene beschikt over de voor het betreffende beroep benodigde kerncompetenties.5

De tweejaarseis was onderdeel van de werkervaringseis. De tweejaarseis is destijds ingevoerd om een spreiding in de tijd van het (minimum)aantal te werken uren te borgen. Getracht werd te voorkomen dat iemand een jaar fulltime werkt en zo (bijna) aan de urennorm voldoet, dan vier jaar niet binnen het vakgebied werkt, zich dan opnieuw laat registreren, wederom vier jaar niet werkt en dan weer één jaar fulltime werkt. Op deze manier zou iemand acht aaneengesloten jaren niet werkzaam kunnen zijn binnen het vakgebied en toch zijn registratie in het BIG-register kunnen behouden. Dat werd niet wenselijk geacht.6

Schrappen van de tweejaarseis

In de afgelopen jaren is de tweejaarseis ter discussie komen te staan omdat de eis in het systeem van herregistratie ongelijke situaties tussen BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaars met een werkonderbreking van langer dan twee jaar veroorzaakt. Het moment waarop een beroepsbeoefenaar een dergelijke werkonderbreking heeft, bepaalt of herregistratie op basis van werkervaring nog haalbaar is of dat een PRC moet worden behaald. Als een beroepsbeoefenaar vroeg in de registratieperiode van vijf jaar een werkonderbreking heeft van langer dan twee jaar, kan deze de volgende (grofweg) drie jaar nog gebruiken om te voldoen aan de werkervaringseis. Wanneer een beroepsbeoefenaar vanaf het derde jaar van de registratieperiode een werkonderbreking van meer dan twee jaar heeft, is het zelfs met een werkweek van 40 uur niet meer mogelijk om herregistratie op grond van de werkervaringseis te verkrijgen omdat de reeds gewerkte uren vóór deze werkonderbreking niet mee worden geteld. Deze ongelijkheid in behandeling van beroepsbeoefenaars al naar gelang het moment van de werkonderbreking wringt en was niet beoogd. De duur van de werkonderbreking kan immers gelijk zijn, het totaal aantal gewerkte uren in de periode van vijf jaar kan ook gelijk zijn en beide beroepsbeoefenaars kunnen inmiddels de werkzaamheden weer volledig hebben hervat, maar de gevolgen voor de mogelijkheid tot herregistratie op grond van de werkervaringseis zijn niet gelijk.

Een situatie in de praktijk waarin de tweejaarseis bij herregistratie met name een rol speelt, is bij langdurige ziekte. In de afgelopen jaren is gebleken dat de druk om in aanmerking te komen voor herregistratie voor beroepsbeoefenaars na langdurige ziekte een negatieve impact kan hebben op hun re-integratietraject. Vanuit het veld wordt aangegeven dat re-integratietrajecten worden versneld om in aanmerking te komen voor herregistratie op grond van de werkervaringseis. Dit wordt gedaan omdat uren die een beroepsbeoefenaar tijdens een re-integratietraject onder supervisie werkt, niet meetellen bij de benodigde uren van de werkervaringseis. Deze uren tellen niet mee, omdat iemand dan niet zelfstandig de werkzaamheden verricht die horen bij het beroep waarvoor de betreffende persoon een BIG-registratie heeft verkregen. Beroepsbeoefenaars die vanwege langdurige ziekte meer dan twee jaar niet hebben gewerkt en niet meer in aanmerking komen voor een herregistratie op basis van de werkervaringseis moeten dan aandacht besteden aan het behalen van een PRC naast hun re-integratietraject. Dit leidt ertoe dat langdurig zieke beroepsbeoefenaars minder aandacht en tijd aan hun re-integratie kunnen besteden waardoor succesvolle re-integratie bemoeilijkt wordt.

Daarnaast zijn er signalen dat voor herintreders in de zorg de tweejaarseis een drempel is om terug te keren. Bij een werkonderbreking van meer dan twee jaar zal in alle gevallen een PRC moeten worden behaald. In verband met de krapte op de arbeidsmarkt is het onwenselijk dat voor herintreders een dergelijke drempel wordt opgeworpen om te kunnen terugkeren.

Bovengenoemde gevolgen van de tweejaarseis in de praktijk en de signalen hierover vanuit het veld en de Tweede Kamer zijn aanleiding geweest om de tweejaarseis te heroverwegen en vervolgens te schrappen. Hierbij is doorslaggevend geacht dat de tweejaarseis in de praktijk verschillende niet voorziene onwenselijke gevolgen heeft, terwijl het systeem van periodieke registratie ook zonder de tweejaarseis voldoende borgt dat een minimumniveau kan worden gehandhaafd waaraan BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaars ten minste moeten voldoen. Dit minimumniveau is gelegen op het niveau van de initiële opleiding die zij hebben gevolgd. Door de frequentie waarmee herregistratie moet plaatsvinden (elke vijf jaar), de hoogte van de werkurennorm (voor herregistratie op grond van de werkervaringseis) en de invulling van de scholingseis blijft voldoende geborgd dat alleen beroepsbeoefenaars die een minimumaantal uren het beroep hebben uitgeoefend waarvoor zij in het BIG-register geregistreerd staan of een PRC hebben behaald zich kunnen herregisteren. Eenieder die niet aan deze norm voldoet, wordt uit het BIG-register geschrapt.

Daarnaast bevat de Wet BIG ook andere waarborgen om patiënten te beschermen tegen onvakkundig of onverantwoord handelen. Zo stelt de Wet BIG dat alleen een bevoegd én bekwaam beroepsbeoefenaar voorbehouden handelingen mag uitvoeren. De IGJ houdt toezicht op de naleving van de Wet BIG en is bevoegd om te handhaven indien in strijd met de Wet BIG is gehandeld door beroepsbeoefenaars. Ook zijn alle BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaars onderworpen aan het tuchtrecht en kan een patiënt of de IGJ een klacht indienen bij het bevoegde regionale tuchtcollege, indien de beroepsbeoefenaar naar de mening van de patiënt of IGJ is tekortgeschoten in de zorg aan de patiënt of zijn naasten of anderszins sprake is geweest van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.

Voorts geldt, in aanvulling op de Wet BIG, ook op het niveau van zorginstellingen wet- en regelgeving om te borgen dat de zorg veilig en van een goed niveau is. Zo volgt uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg de verplichting van zorginstellingen om zorg van goede kwaliteit en van een goed niveau te verlenen die veilig is en waarbij wordt gehandeld in overeenstemming met de geldende professionele standaard en kwaliteitsstandaarden.

Als alternatief voor het volledig afschaffen van de tweejaarseis is het gedeeltelijk afschaffen van de tweejaarseis besproken. Dit alternatief stuitte in de uitvoering echter op bezwaren met het oog op de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Een gedeeltelijke afschaffing van de tweejaarseis, of een alternatief waarbij maatwerk wordt toegepast bij het beoordelen van een aanvraag, betekent te allen tijde een toename in de uitvoeringslasten voor het CIBG en vaak ook een toename in de bewijslast voor zorgverleners. Mede omdat volledige afschaffing van de tweejaarseis mogelijk wordt geacht zonder negatieve gevolgen voor de kwaliteit van zorg of andere onwenselijke neveneffecten, is uiteindelijk voor deze optie gekozen.

3. Uitvoerbaarheid

Het CIBG acht het onderhavige besluit uitvoerbaar. Wel wijst het CIBG bij het schrappen van de tweejaarseis op een knelpunt dat samenhangt met het moment van inwerkingtreding van deze wijziging.

Uitgangspunt is dat het CIBG een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de registratieperiode schriftelijk op de hoogte stelt over het naderen van het einde van deze periode. De herregistratieverplichting is sinds 17 maart 2020 opgeschort, waardoor beroepsbeoefenaars sinds die datum niet meer worden doorgehaald.7 Deze opschorting is ingevoerd om beroepsbeoefenaars te ontlasten in verband met de werkdruk ten gevolge van de covid-19-epidemie. Met ingang van 1 januari 2023 herleeft de registratieverplichting weer.8 Dit betekent dat alle beroepsbeoefenaars van wie de herregistratiedatum oorspronkelijk zou zijn verlopen tussen 17 maart 2020 en 1 januari 2023, een aanvraag tot herregistratie moeten indienen vóór 1 januari 2023. Het CIBG is in het voorjaar van 2022 begonnen met de communicatie richting BIG-geregistreerden die zich uiterlijk vóór 1 januari 2023 moeten herregistreren. Op dat moment was het onderhavige besluit nog niet in werking getreden en was er aldus nog geen definitieve duidelijkheid over het schrappen van de tweejaarseis. Om dit knelpunt zoveel mogelijk te ondervangen heeft het CIBG informatie over het voornemen tot het schrappen van de tweejaarseis in de brief opgenomen. Opgenomen was dat het – voor beroepsbeoefenaars die verwachten tegen problemen aan te lopen bij de herregistratie in verband met de tweejaarseis – gunstig kan zijn om de aanvraag niet direct in te dienen, maar te wachten tot er definitief duidelijkheid is over het afschaffen van de tweejaarseis. Inwerkingtreding met ingang van 1 december 2022 borgt dat vóór 1 januari 2023 een aanvraag tot herregistratie kan worden ingediend.

4. Toezicht en handhaafbaarheid

Deze AMvB heeft geen consequenties voor het toezicht door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

5. Betrokkenheid veldpartijen

Alle beroepsverenigingen van de artikel 3-beroepen zijn meermaals geraadpleegd en ook de actiegroep HABZ. Allen hebben aangegeven voor het afschaffen van de tweejaarseis te zijn.

6. Regeldruk

De onderhavige wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG heeft een vermindering van de regeldruk tot gevolg. Bij een aanvraag tot herregistratie hoeven minder gegevens te worden aangeleverd, omdat niet meer hoeft te worden ingegaan op de spreiding van de gewerkte uren over de registratieperiode. Beroepsbeoefenaars die eerder vanwege de tweejaarseis alleen via een PRC in aanmerking zouden komen voor herregistratie, hoeven bovendien nu geen PRC meer te behalen om te kunnen herregistreren.

Het afleggen van het examen voor het behalen van een PRC kost gemiddeld twee tot drie dagen. Tijdens deze dagen wordt geëxamineerd of de beroepsbeoefenaar beschikt over de voor het betrokken beroep benodigde kerncompetenties. Uitgaande van een werkdag van 8 uur neemt het examen maximaal 24 uur in beslag. Bij andere berekeningen van de regeldruk in het kader van het Besluit periodieke registratie Wet BIG is een uurtarief van € 45 gehanteerd voor alle beroepsgroepen. Met bovenstaande uitgangspunten komt de regeldruk voor het afleggen van het examen uit op (45 x 24 =) € 1.080. Door het schrappen van de tweejaarseis is er dus sprake van een regeldrukvermindering van gemiddeld in ieder geval € 1.080 voor een beroepsbeoefenaar die eerder wegens de tweejaarseis een PRC moest behalen.

Het bovenstaande betreft alleen de regeldrukvermindering voor het daadwerkelijk afleggen van het examen. Daarnaast gaat uiteraard tijd gepaard met de voorbereiding van het examen. Het is moeilijk om te kwantificeren hoeveel regeldruk in dat kader wordt bespaard. Een beroepsbeoefenaar heeft de mogelijkheid om een scholingstraject te volgens alvorens het examen af te leggen (die tot 300 uur kunnen omvatten), maar kan ook zonder het volgen van een scholingsmodule examen doen. Daarnaast zal de gemiddelde duur van de voorbereiding afhankelijk zijn van het beroep dat iemand uitoefent en het competentieniveau van de beroepsbeoefenaar bij de start van de voorbereiding. Duidelijk is evenwel dat gezien het feit dat altijd enige vorm van voorbereiding noodzakelijk zal zijn, de regeldrukvermindering in de regel groter is dan de € 1.080 die hierboven is omschreven.

De totale regeldruk (voor alle beroepsbeoefenaars) die wordt bespaard vanwege de afschaffing van de tweejaarseis is niet eenvoudig vast te stellen. Reden hiervoor is dat de groep die jaarlijks tegen de tweejaarseis aanloopt en aangewezen is op het behalen van een PRC niet in beeld is bij het CIBG. Gezien de vormgeving van het aanvraagformulier voor herregistratie, kan deze groep geen aanvraag op grond van de werkervaringseis voltooien. Voorts wordt bij herregistratie op grond van de scholingseis geen aanvullende informatie gevraagd over de recente werkervaring. Duidelijk is evenwel dat in recente jaren minimaal 80 beroepsbeoefenaars bij herregistratie tegen de tweejaarseis zijn aangelopen, aangezien deze personen zich hebben aangesloten bij de actiegroep HABZ. Aangezien in deze actiegroep alleen artsen zijn verenigd, is de verwachting dat de daadwerkelijke groep groter is.

De wijziging van het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.

7. Doenvermogentoets

Zoals hiervoor toegelicht leidt de tweejaarseis tot een vereenvoudiging van de aanvraagprocedure voor herregistratie en hoeven beroepsbeoefenaars die voldoen aan de werkurennorm maar een werkonderbreking van langer dan twee jaar hebben voor herregistratie niet langer een PRC te behalen. De regels rondom herregistratie worden – in termen van de doenvermogentoets – aldus beter «doenlijk» voor beroepsbeoefenaars.

8. Fraudetoets

Deze wijziging heeft geen effecten voor de fraudegevoeligheid van registraties.

9. Internetconsultatie

Een ontwerp van dit besluit heeft voor een periode van vier weken online gestaan voor internetconsultatie. Er zijn zeven reacties ontvangen, waarvan één reactie dubbel is ingediend. De reacties hebben betrekking op het schrappen van de tweejaarseis.

Het overgrote deel van de reacties is positief over het schrappen van de tweejaarseis. De positieve reacties komen onder meer van de artsenfederatie KNMG, het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) en de HABZ. Hierbij wordt er veelal op gewezen dat de tweejaarseis in de praktijk verschillende ongerijmdheden bevat en belemmerend werkt voor beroepsbeoefenaars die na langdurige ziekte re-integreren, en dat het schrappen van de eis zonder risico’s voor de kwaliteit van zorg mogelijk is.

De KNMG benadrukt dat er na een langdurige werkonderbreking een verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar geldt om bij terugkeer te zorgen voor een passende periode van supervisie. Deze eigen verantwoordelijkheid wordt onderschreven. In de bestaande wet- en regelgeving is de eigen verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar én de zorginstelling om goede zorg te verlenen en te handelen binnen de persoonlijke grenzen van eigen kennis en kunde onverkort opgenomen. In dat kader is ook van belang om te bezien wat na een langdurige werkonderbreking, bijvoorbeeld door ziekte, nodig is om de werkzaamheden volledig te hervatten.

De NVP geeft aan dat zij voorstander is van verplichte deskundigheidsbevordering als eis voor herregistratie in het kader van behoud van kennis en kunde. Het belang van deskundigheidsbevordering staat buiten kijf. In de brief aan de Tweede Kamer van 29 april 2022 over de toekomstbestendigheid van de Wet BIG is hierop ingegaan.9 Daarin is nader toegelicht waarom een wettelijke verplichting voor deskundigheidsbevordering niet wenselijk is geacht en welke lopende initiatieven er zijn om te zorgen dat deskundigheidsbevordering in de praktijk in alle gevallen goed wordt opgepakt.

Tot slot wordt in een anonieme reactie de zorg geuit dat door het schrappen van de tweejaarseis werkervaring van 25 jaar geleden voldoende kan zijn voor herregistratie en daarmee onvoldoende is geborgd dat de kennis nog actueel is. In reactie hierop is van belang dat voor herregistratie op grond van de werkervaringseis wordt gekeken naar de werkervaring in de afgelopen vijf jaar. Indien de laatste werkervaring in het beroep waarvoor registratie wordt aangevraagd 25 jaar geleden is, zal aldus geen registratie op grond van de werkervaringseis kunnen plaatsvinden.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 3 van het Besluit periodieke registratie Wet BIG. Door de wijziging van het eerste lid is gerealiseerd dat bij een werkonderbreking van langer dan twee jaar de uren die voorafgaand aan deze werkonderbreking zijn gewerkt ook mogen worden meegeteld bij de vraag of iemand op grond van de werkervaringseis kan herregisteren. Beroepsbeoefenaars mogen voortaan naar eigen inzicht het (minimum)aantal uren dat moet worden gewerkt voor herregistratie op grond van de werkervaringseis spreiden over de registratieperiode. Volledigheidshalve is dat ook expliciet in de tekst van het artikel tot uitdrukking gebracht.

Daarnaast is het vijfde lid van artikel 3 komen te vervallen, waarin nader uiteen was gezet wat onder een onderbreking van de werkzaamheden wordt verstaan.

Artikel I, onderdeel B

Dit onderdeel wijzigt artikel 5 van het Besluit periodieke registratie Wet BIG. Met het vervallen van de tweejaarseis is informatie over de spreiding van de gewerkte uren over de registratieperiode niet langer relevant. Het staat de beroepsbeoefenaar immers vrij om de werkervaring naar eigen inzicht te spreiden over de registratieperiode. Om die reden is het niet langer noodzakelijk dat het formulier voor herregistratie op grond van de werkervaringseis een rubriek bevat om de spreiding van de verrichte werkzaamheden aan te geven en daar – in de artikel 5, derde lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG genoemde situaties – bewijsstukken over te overleggen. Met dit onderdeel is artikel 5 van het Besluit periodieke registratie Wet BIG hierop aangepast.

Artikel II

Dit artikel wijzigt artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist. Hiermee is gerealiseerd dat personen die – om in aanmerking te komen voor registratie in het BIG-register van orthopedagogen-generalist – bezig zijn met een door de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen vastgesteld opleidingstraject, zes maanden langer de tijd krijgen om dit traject af te ronden.

Achtergrond hiervan is als volgt. Artikel 10 van het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist bevat een overgangsregeling voor personen die vóór 1 januari 2020 als orthopedagoog-generalist werkzaam waren. Deze regeling is wenselijk geacht omdat deze personen op grond van de reguliere opleidingseisen niet voor inschrijving in het BIG-register in aanmerking komen, omdat zij niet beschikken over een getuigschrift van een aangewezen opleidingsinstelling. De systematiek van de aanwijzing van opleidingsinstellingen bestaat immers pas sinds het moment dat de orthopedagoog-generalist in artikel 3 Wet BIG is opgenomen en dat is 1 januari 2020.

Op grond van artikel 10 van het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist wordt het bezit van bepaalde getuigschriften en bewijzen gelijkgesteld met het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat een opleiding tot orthopedagoog-generalist van een aangewezen opleidingsinstelling is afgerond. Als iemand in het bezit is van een dergelijk gelijkgesteld getuigschrift of bewijs, komt diegene voor registratie in het BIG-register voor orthopedagogen-generalist in aanmerking. Het kan hier onder andere gaan om een getuigschrift waaruit blijkt dat betrokkene een door de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen vastgesteld opleidingstraject vóór 1 januari 2023 heeft afgerond.

In verband met de covid-19-epidemie en de in dat kader geldende maatregelen hebben deze opleidingstrajecten vertraging opgelopen. Scholingen konden niet doorgaan of zijn meerdere keren verzet en het was niet altijd mogelijk om te werken aan de diagnostiek- en behandelingscasuïstiek omdat cliënten niet konden worden gezien. Met het oog hierop is ervoor gekozen de datum waarop het opleidingstraject moet zijn afgerond met zes maanden op te schuiven. De keuze voor een verlenging met specifiek zes maanden is na afstemming met het veld tot stand gekomen en is een passende periode geacht om tot afronding van het opleidingstraject te komen. Om gelijkgesteld te worden met een getuigschrift van een aangewezen opleidingsinstelling moet het opleidingstraject vóór 1 juli 2023 afgerond zijn. Het uitstel heeft betrekking op maximaal 365 mensen.

Artikel III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het onderhavige besluit. De datum van inwerkingtreding van dit besluit is met name relevant voor beroepsbeoefenaars die zich dienen te herregistreren en een werkonderbreking van langer dan twee jaar hebben gehad, personen die bezig zijn met een door de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen vastgesteld opleidingstraject tot orthopedagoog-generalist en vertraging hebben opgelopen, en voor het CIBG die het BIG-register beheert.

De inwerkingsdatum is 1 december 2022. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimum invoeringstermijn zoals vastgelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit is wenselijk omdat het CIBG in de periode tot 1 januari 2023 vanwege de opstart van de herregistratie (na de opschorting in verband met de covid-19-eppidemie) een zeer grote hoeveelheid aanvragen tot herregistratie zal ontvangen. Het is wenselijk dat daarbij ook zo snel mogelijk de afschaffing van de tweejaarseis kan worden betrokken. In lijn daarmee is het van belang om dit besluit zo snel mogelijk vóór de herregistratiedatum van 1 januari 2023 in werking te laten treden, zodat hierover duidelijkheid bestaat voor de praktijk, het CIBG hier bij de beoordeling van aanvragen rekening mee kan houden en de wijziging aldus reeds ten gunste is van de beroepsbeoefenaars die zich vóór 1 januari 2023 moeten herregistreren.

Ook voor personen die bezig zijn met een door de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen vastgesteld opleidingstraject tot orthopedagoog-generalist is het wenselijk om vóór 1 januari 2023 zekerheid te hebben over het uitstel voor het afronden van het opleidingstraject.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 35 000-XVI, nr. 63.

X Noot
2

Handelingen II 2021/22, 29 282, nr. 450.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/22, 29 282, nr. 449 en Kamerstukken II 2021/22, 29 282, nr. 453.

X Noot
4

Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG geldt voor verpleegkundigen, fysiotherapeuten, verloskundigen, artsen, tandartsen, apothekers, en physician assistants een norm van 2.080 uur en voor psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen een norm van 3.120 uur.

X Noot
5

De regels hierover zijn vastgelegd in de Regeling periodieke registratie Wet BIG.

X Noot
6

Stb. 2018, 515.

X Noot
7

Besluit van 3 maart 2021, houdende wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de opschortingen van doorhalingen uit de BIG-registers ten gevolge van covid-19 (Stb. 2021, 121).

X Noot
8

Zie artikel 7a van het Besluit periodieke registratie Wet BIG en het Besluit van 9 maart 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 3 maart 2021, houdende wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de opschortingen van doorhalingen uit de BIG-registers ten gevolge van covid-19 (Stb. 2021, 121) (Stb. 2022, 113).

X Noot
9

Kamerstukken II 2021/22, 29 282, nr. 461, p. 8 e.v.

Naar boven