Besluit van 3 maart 2021, houdende wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de opschortingen van doorhalingen uit de BIG-registers ten gevolge van COVID-19

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg van 18 december 2020, kenmerk 1798494-215869-WJZ;

Gelet op artikel 8, eerste lid en tweede lid, onder c, en artikel 94 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 januari 2021, no. W13.20.0496/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Medische Zorg van 1 maart 2021, kenmerk 1798488-215869-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit periodieke registratie Wet BIG wordt als volgt gewijzigd.

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Wanneer de inschrijving van een specialist wordt doorgehaald uit een specialistenregister waarvoor een regeling geldt als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de wet nadat de periode van vijf jaren, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verstreken, dan wordt die periode verlengd tot vier maanden na de datum van doorhaling van de inschrijving uit het specialistenregister. De termijn van zes maanden, bedoeld in het derde lid, wordt in dat geval verkort tot twee maanden.

B

Aan het slot van artikel 3, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt:

In de gevallen bedoeld in artikel 2, vijfde lid, wordt bij de toepassing van de eerste, tweede en derde volzin, uitgegaan van een periode van vijf jaar die eindigt op het tijdstip waarop de inschrijving in het register moet worden doorgehaald.

C

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 7a

  • 1. In afwijking van artikel 2, tweede lid, geldt voor beoefenaren van de in artikel 2, eerste lid, genoemde beroepen:

    • a. van wie de periode, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet eindigt of zonder doorhaling van de inschrijving is geëindigd tussen 17 maart 2020 en de datum, bedoeld in het vierde lid, dat die periode wordt verlengd tot die datum.

    • b. wanneer zij voor het verstrijken van de periode, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet een aanvraag hebben ingediend tot aantekening van een datum als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b of c, van de wet en op 17 maart 2020 op die aanvraag nog niet is beslist, dat de periode van vijf jaren, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt verlengd tot de datum, bedoeld in het vierde lid.

  • 2. Voor beroepsbeoefenaren voor wie een periode is verlengd op grond van het eerste lid, wordt bij de toepassing van artikel 3 uitgegaan van een periode van vijf aansluitende jaren, die

    • a. aanvangt op de aangetekende datum, of

    • b. eindigt op de dag voorafgaande aan de datum, bedoeld in het vierde lid.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 6, tweede lid, wordt de periode, bedoeld in het eerste lid, gelijkgesteld met een periode van vijf jaar.

  • 4. De datum, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

  • 5. Het tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op beroepsbeoefenaren, bedoeld in het eerste lid, van wie een inschrijving in een specialistenregister van het betreffende beroep is doorgehaald voor de datum, bedoeld in het vierde lid en die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in het betreffende register waren ingeschreven,

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 17 maart 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 maart 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Uitgegeven de elfde maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Deze wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG beoogt een voorziening te treffen voor de periodieke registratie gedurende de pandemie van COVID-19.

1. Periodieke registratie in het algemeen

Het Besluit periodieke registratie Wet BIG regelt dat de inschrijving van een BIG-geregistreerde zorgverlener door de Minister voor Medische Zorg na een periode van vijf jaar met inachtneming van artikel 10, eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bij beschikking wordt doorgehaald. Doorhaling vindt niet plaats indien op tijdig verzoek van de zorgverlener door de minister een nieuwe datum is vastgesteld met ingang waarvan een nieuwe periode van vijf jaar van kracht wordt. De minister stelt een nieuwe datum vast indien de BIG-geregistreerde zorgverlener in de voorafgaande periode van vijf jaar voldoende werkervaring heeft opgedaan (2.080 uur voor verpleegkundigen, fysiotherapeuten, verloskundigen, artsen, tandartsen en apothekers en 3.120 uur voor psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen) of, bij gebreke van die werkervaring wettelijk genormeerde scholing heeft afgerond.

Zorgverleners zijn volop in de weer geweest met de zorgverlening ter bestrijding van de pandemie van COVID-19. Om te voorkomen dat in een periode waarin geen handen aan het bed konden worden gemist en de zorgverleners in de spaarzame vrije tijd die zij hadden zouden worden belast met uitstelbare administratieve taken, is in maart 2020 besloten voor de zorgverleners die op of na 17 maart 2020 nog opgave moesten doen, die periode van vijf jaar eenmalig te verlengen. De Minister voor Medische Zorg heeft in verband daarmee en vooruitlopend op deze wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG sedert 17 maart 2020 geen inschrijvingen in de BIG-registers meer doorgehaald omdat de registratieperiode was verlopen. Daarnaast zijn ook de aanvragen die op 17 maart 2020 nog in behandeling waren, en waarbij de zorgverlener nog aanvullende stukken moest indienen, opgeschort.

Indien de inschrijving van zorgverleners ondanks dat hun registratieperiode (art. 8, eerste lid van de Wet BIG) verstreken is niet is doorgehaald, wordt voor die zorgverleners door middel van dit besluit de registratieperiode met terugwerkende kracht van rechtswege verlengd. De verlenging zal afhankelijk worden gesteld van de inwerkingtreding van dit besluit. Die eenmalige verruiming geldt voor alle categorieën BIG-geregistreerde zorgverleners, die zich in deze periode dienden te laten herregistreren en van wie de inschrijving in verband met de coronacrisis niet is doorgehaald. Op die manier wordt met terugwerkende kracht de overschrijding van de registratieperiode van vijf jaar gelegitimeerd. Per 1 oktober 2020 bestond de groep die zich in de normale situatie had moeten laten herregistreren uit zo’n 16.000 zorgprofessionals. Dit aantal loopt op naarmate de herregistratieverplichting langer opgeschort blijft. Het is op dit moment niet mogelijk om daar een lineaire stijging in te voorspellen. Bij de verwerking van de herregistraties kan sprake zijn van zogenaamde bulkmomenten. Die doen zich voor wanneer in een relatief korte periode dat veel studenten die gelijktijdig zijn afgestudeerd, zich ook in grote groepen hebben ingeschreven. En hoewel de herregistratieverplichting is opgeschort hebben zorgprofessionals wel de mogelijkheid om toch hun herregistratie aan te vragen. Hoeveel zorgprofessionals daar voor kiezen, is op voorhand niet duidelijk.

Er is voor gekozen de nieuwe einddatum van de registratie niet op voorhand in dit besluit regelen, maar deze te verlengen tot ruim zes maanden na de datum waarop de herstelbepaling in werking treedt. Daardoor hebben de beroepsbeoefenaren voldoende gelegenheid hun aanvraag tot herregistratie te doen in een periode dat er geen of nauwelijks sprake is van extra werkdruk ten gevolge van COVID-19. Door de inwerkingtreding bij koninklijk besluit vast te stellen, kan erop gestuurd worden dat de aanvraag kan worden gedaan in een relatief rustige periode. Om te voorkomen dat de verlenging van de periode voor individuele zorgverleners ongunstig uitpakt, is ervoor gekozen dat de periode waarbinnen zij hun werkzaamheden hebben verricht, vastgesteld blijft op vijf jaar. De beroepsbeoefenaar kan kiezen of hij de beoordeling over de eerste vijf jaar of over de laatste vijf jaar van de verlengde registratieperiode laat plaatsvinden. Hij hoeft er dan geen nadeel van te ondervinden indien – pas later is gebleken dat die situatie zich ook kon voordoen – hij juist minder heeft kunnen werken ten gevolge van COVID-19.

De Minister voor Medische Zorg heeft bij brief aan de Tweede Kamer1 van 17 maart jl. aangekondigd voorlopig niet tot doorhaling over te gaan. Na inwerkingtreding van de herstelbepalingen zal de minister weer overgaan tot doorhaling indien een beroepsbeoefenaar niet aan de eisen voor periodieke registratie voldoet.

2. Periodieke registratie van specialisten

Ter gelegenheid van het opschorten van de doorhalingen, kwam nog het volgende naar voren.

Van degenen die ingeschreven zijn in een specialistenregister voor wie herregistratie-eisen gelden ter zake van werkervaring of scholing (artikel 15, eerste lid van de Wet BIG), wordt op grond van artikel 8, derde lid van de Wet BIG de inschrijving in het BIG-register, ook na het verstrijken van de periode van vijf jaar niet doorgehaald zolang zij als specialist in dat specialistenregister zijn ingeschreven. De gedachte daarachter is dat de eisen voor herregistratie in een specialistenregister strenger zijn dan de eisen die gelden voor herregistratie voor het basisberoep in het BIG-register2. Het is zeer goed mogelijk dat iemand niet genoeg werkervaring heeft opgedaan om in aanmerking te komen voor herregistratie als specialist, maar dat die werkervaring wel voldoende is voor herregistratie voor het basisberoep in het BIG-register.

De periode voor herregistratie is op grond van artikel 8, tweede lid van de wet BIG voor alle basisberoepen vastgesteld op vijf jaar. Artikel 8, derde lid van de Wet BIG regelt weliswaar dat geen doorhaling plaatsvindt zolang een beroepsbeoefenaar is ingeschreven in het specialistenregister, maar heeft tot gevolg dat specialisten van wie de registratie in het specialistenregister na het verstrijken van die periode wordt doorgehaald, in het BIG-register zijn ingeschreven terwijl die periode van vijf jaar dan inmiddels is verstreken. Onder de huidige wetgeving kan doorhaling slechts voorkomen worden indien de beroepsbeoefenaar voor het verstrijken van de periode een verzoek indient tot herregistratie. Voor de specialist die zijn inschrijving in het BIG-register wil handhaven is dat niet meer mogelijk. Die periode van vijf jaar is dan immers al verstreken. Om die reden is het wenselijk voor die categorie van beroepsbeoefenaren een afwijkende periode vast te stellen. Omdat op voorhand niet te voorzien is hoe lang die periode moet zijn (de duur van de inschrijving in het specialistenregister is voor iedere beroepsbeoefenaar anders) is ervoor gekozen de periode van vijf jaar in die gevallen te verlengen tot vier maanden na de datum van doorhaling van de inschrijving uit het specialistenregister.

De periode wordt verlengd met vier maanden omdat die periode de voormalig specialist voldoende tijd geeft een aanvraag voor herregistratie in het BIG-register in te dienen. De aanschrijvingstermijn van zes maanden zal in dat geval verkort worden tot twee maanden. Enerzijds is dat noodzakelijk omdat de voormalig specialist gelet op de nieuwe datum waarop wordt doorgehaald, niet meer zes maanden voor die datum kan worden aangeschreven, anderzijds omdat de voormalig specialist door zijn eerdere aanvraag voor herregistratie in het specialistenregister al over de benodigde informatie heeft moeten kunnen beschikken om de aanvraag te kunnen doen.

Omdat sprake zal zijn van een periode van meer dan vijf jaar, zijn voor deze gevallen in artikel 3, eerste lid van het Besluit periodieke registratie Wet BIG wat betreft de spreiding van de werkzaamheden afwijkende regels gesteld.

Door het aanpassen van de periode voor periodieke registratie voor voormalig specialisten, ontstaat voor deze categorie van beroepsbeoefenaren helderheid over hun rechtspositie en de mogelijkheid om hun inschrijving in het BIG-register te continueren. Omdat ook voor deze categorie van beroepsbeoefenaren in verband met COVID-19 sedert 17 maart 2020 geen doorhalingen meer hebben plaatsgevonden in het BIG-register, gaan zij mee in de generieke uitstelregeling die nu voor alle BIG-geregistreerden geldt. Dat laat onverlet dat ook voormalig specialisten van wie de inschrijving in het BIG-register ten gevolge van de pandemie niet is doorgehaald te allen tijde, dus ook zolang dit besluit nog niet in werking is getreden, zelf om die doorhaling kunnen verzoeken.

3. Uitvoerbaarheid

Het CIBG heeft het voorstel getoetst op de uitvoerbaarheid. Het voorgestelde besluit bleek vanuit dat perspectief geen aanpassing te behoeven.

4. Toezicht en handhaafbaarheid

De inspectie komt op basis van de uitgevoerde T&H-toets tot de conclusie dat het voorgestelde besluit vanuit het perspectief van toezicht en handhaafbaarheid en de uitvoering in de praktijk geen aanpassing behoeft.

5. Betrokkenheid veldpartijen

Daarnaast zijn ook de diverse beroepsverenigingen van de artikel 3-beroepen geraadpleegd. Het voorstel wordt over het algemeen breed gedragen. Wel is aandacht gevraagd voor een duidelijke en tijdige communicatie.

6. Regeldruk

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft besloten het besluit niet te selecteren voor een formeel advies.

7. Fraudetoets

Deze wijziging heeft geen effecten wat betreft de fraudegevoeligheid van registraties.

Artikelsgewijs

Artikel I

A en B

Dit artikel regelt de herregistratie van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren van wie de inschrijving in een specialistenregister is doorgehaald. In paragraaf 2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is dat toegelicht.

C

Dit artikel treft een voorziening voor BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren van wie de registratie ten gevolge van COVID-19 ondanks het verstrijken van de registratieperiode, niet is doorgehaald. In paragraaf 1 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is dat toegelicht.

Zoals in die paragraaf 2 van de nota van toelichting reeds is uiteengezet, zal onvermijdelijk zijn dat de laatste registratiedatum van een specialist in het BIG-register op het moment van uitschrijving uit het specialistenregister meer dan vijf jaar oud is. Hoeveel ouder die datum is, is niet op voorhand te zeggen. Dat zal afhangen van de vraag hoe lang de betrokkene in het specialistenregister ingeschreven is geweest. Afgezien van de laatste vijf jaar, mag ervan worden uitgegaan dat de betrokkene gedurende de hele periode dat hij in het specialistenregister was ingeschreven, aan de werkervaringseisen heeft voldaan die gelden voor inschrijving in het BIG-register. Daar kan vanuit worden gegaan omdat voor inschrijving in het specialistenregister zwaardere eisen gelden dan voor inschrijving in het BIG-register. Om die reden is artikel 7a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet BIG, in de hiervoor bedoelde situatie niet van toepassing.

Artikel II

Er is voor gekozen om dit besluit terug te laten werken tot en met 17 maart 2020 omdat daarmee met terugwerkende kracht wordt gelegitimeerd dat op of na 17 maart 2020, hoewel de periode van vijf jaar was verstreken, doorhaling van de inschrijving in de BIG-registers niet heeft plaatsgevonden. Door het besluit terug te laten werken, worden de mogelijk voor de BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren ontstane negatieve gevolgen weggenomen, dat zij ten gevolge van de pandemie niet tijdig een verzoek tot herregistratie hebben gedaan. De terugwerkende kracht heeft voor degenen die onder de verlengde registratieperiode vallen, geen negatieve gevolgen.

Het door de regering gevoerde beleid inzake de vaste verandermomenten zal bij de inwerkingtreding van dit besluit niet (kunnen) worden gevolgd. Dat beleid houdt in dat dit besluit in werking zou moeten treden op 1 januari of op 1 juli en dat de termijn tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding minimaal twee maanden bedraagt. Zodra de ontwikkeling van werkdruk die de pandemie met zich brengt dat toelaat, zal dit besluit inwerking kunnen treden. Daarmee wordt verzekerd dat de beroepsbeoefenaren niet met administratieve taken worden geconfronteerd wanneer zij volop bezig zijn met de zorgverlening in het kader van COVID-19. Zij zullen ook niet verrast worden met de inwerkingtreding van dit besluit, omdat zij minimaal zes maanden voor het verstrijken van de verlengde registratieperiode worden aangeschreven.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 25 295 nr. 176

X Noot
2

Kamerstukken II 1987/88, 19 522, nr. 7

Naar boven