Besluit van 10 oktober 2022, houdende regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van het Kiesbesluit ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Besluit kiescollege niet-ingezetenen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 augustus 2022, nr. 2022-0000359620;

Gelet op de artikelen 19, vierde lid, en 27, tweede lid, 36, eerste lid, in samenhang met artikel D 4 van de Kieswet, en 40, derde lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en de artikelen Pa 1, in samenhang met de artikelen D 4, H 1, derde lid, H 3, vijfde lid, H 3, zevende lid, H 9, vierde lid, en P 20, tweede lid, Pa 15, eerste lid, Pa 16, derde lid, Pa 26, Pa 27, derde lid, Ua 3, tweede lid, van Kieswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 september 2022, nr. W04.22.00103/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 oktober 2022, nr. 2022-0000526485;

Hebben goedgevonden en verstaan:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Een lid van het kiescollege krijgt toegang tot de digitale omgeving door:

    • a. de toegangspagina van de digitale omgeving te betreden op grond van de instructies die hij ontvangt; en

    • b. de toegangscode in te voeren die hij ontvangt via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin hij toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel.

  • 2. De griffier van de gemeente ’s-Gravenhage draagt er zorg voor dat elk lid de instructies en de toegangscode afzonderlijk ontvangt.

Artikel 2

  • 1. De reis- en verblijfskosten die een lid van het kiescollege maakt, kan het declareren bij de griffier van de gemeente ’s-Gravenhage, tot de hoogte van de bedragen die hiervoor zijn vastgelegd in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

  • 2. De verblijfskosten voor een lid van het kiescollege worden vergoed voor de periode dat het in Nederland verblijft, maar niet voor meer dan zeven dagen, tenzij een lid aannemelijk maakt dat het voor hem niet mogelijk is om binnen deze termijn terug naar zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland te reizen. De voorzitter oordeelt of het lid dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Indien dit het geval is, wordt het aantal dagen bedoeld in de eerste volzin verlengd tot tien.

  • 3. Een lid van het kiescollege kan de griffier van de gemeente ’s-Gravenhage verzoeken de reis en het verblijf voor hem te organiseren. In dat geval wendt de griffier de vergoeding die bestemd is voor het betreffende kiescollegelid hiervoor aan, met inachtneming van het eerste en tweede lid.

TITEL II. WIJZIGING VAN HET KIESBESLUIT

Artikel 3

Het Kiesbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van Afdeling II wordt «en van de gemeenteraden» vervangen door «, van de gemeenteraden en van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn».

B

Na hoofdstuk P wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk Pa. De verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn
Artikel Pa 1

In artikel D 5, tweede lid, wordt in plaats van «artikel B 1, tweede lid, onder b, van de Kieswet» gelezen: artikel Pa 2, tweede lid, onder b, van de Kieswet.

Artikel Pa 2
  • 1. In afwijking van artikel H 1 is het formulier voor de ondersteuningsverklaring, bedoeld in artikel H 4, zevende lid, van de Kieswet niet voor kiezers bij een gemeente verkrijgbaar.

  • 2. Het formulier, bedoeld in artikel H 9, vierde lid, van de Kieswet wordt tevens op een elektronisch toegankelijke wijze beschikbaar gesteld.

Artikel Pa 3
  • 1. Bekendmaking van het tijdstip en de digitale locatie van de zittingen bedoeld in de artikelen I 4 en P 20, tweede lid, van de Kieswet vindt plaats via de website van de gemeente ’s-Gravenhage.

  • 2. Bekendmaking van de digitale locatie vindt plaats door ten minste twee weken voor de dag waarop een zitting plaatsvindt te vermelden hoe geïnteresseerden de live-verbinding kunnen volgen.

  • 3. Het tijdstip wordt ten minste twee uur voordat een zitting van start gaat bekendgemaakt.

Artikel Pa 4
  • 1. Ten minste vier dagen voor de dag waarop een zitting als bedoeld in de artikelen I 4 en P 20, tweede lid, van de Kieswet plaatsvindt, maakt de gemeente ’s-Gravenhage op haar website bekend hoe een kiezer zich kan aanmelden om een bezwaar in te brengen.

  • 2. Om bezwaar in te kunnen brengen, meldt een kiezer zich voorafgaand aan de zitting, of tijdens de zitting gedurende het moment dat de voorzitter hiervoor gelegenheid biedt, aan op de wijze die daarvoor is voorgeschreven op grond van het eerste lid.

  • 3. Na aanmelding voorziet de gemeente ’s-Gravenhage de kiezer van de instructies om tijdens de zitting toegang te krijgen tot de digitale omgeving.

Artikel Pa 5

De bekendmaking, bedoeld in artikel P 3, geschiedt voor de verkiezing van de leden van het kiescollege in de Staatscourant.

C

Na hoofdstuk U wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk Ua. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn
Artikel Ua 1
  • 1. Een lid van het kiescollege stuurt de mededeling met het verzoek, bedoeld in artikel Ua 3, eerste lid, van de Kieswet, aan de voorzitter via de elektronische contactgegevens die deze hiervoor beschikbaar stelt.

  • 2. Ten minste twee weken voorafgaand aan de stemming informeert de griffier de leden over de contactgegevens.

TITEL III. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4

In artikel D 5, tweede lid, van het Kiesbesluit wordt voor de verkiezing van de leden van het kiescollege in plaats van «artikel B 1, tweede lid, onder b, van de Kieswet» gelezen: artikel 35, tweede lid, onder b, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

Artikel 5

Het register, bedoeld in artikel 40, derde lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen bevat de gegevens genoemd in artikel M 2a, eerste lid, van het Kiesbesluit, met uitzondering van onderdeel e, subonderdeel 1°.

Artikel 6

De burgemeester van ’s-Gravenhage zet zijn adres op de retourenveloppe, bedoeld in artikel 40, vierde lid, onder a, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

Artikel 7

  • 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop artikel 3 in werking treedt. Op dit tijdstip vervallen de artikelen 4, 5 en 6.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kiescollege niet-ingezetenen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 oktober 2022

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de achttiende oktober 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De Wet kiescollege niet-ingezetenen 1 bevat de uitvoeringswetgeving bij het voorstel tot wijziging van de Grondwet in verband met de oprichting van een kiescollege voor niet-ingezetenen (35 785). De Wet kiescollege niet-ingezetenen bevat enkele grondslagen die nadere uitwerking bij algemene maatregelen van bestuur vergen. Daarnaast wijzigt de Wet kiescollege niet-ingezetenen de Kieswet op een aantal onderdelen, waarvan enkele wijzigingen nopen tot aanpassing van het Kiesbesluit. Het voorliggende besluit voorziet in beide sporen. De aanpassingen worden in het navolgende toegelicht.

2. Inhoud van de AMvB

Op grond van de artikelen Pa 1, Ua 2 en Xa 1 van de Kieswet, zijn de wettelijke bepalingen bij of krachtens de afdelingen II, III en IV uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing op het kiescollege, zolang in hoofdstuk Pa, Ua en Xa van de Kieswet niet anders wordt bepaald. Hieruit volgt dat de bepalingen uit het Kiesbesluit en de Kiesregeling in beginsel ook van overeenkomstige toepassing zijn op het kiescollege.

2.1 Toegang tot de digitale vergadering van het kiescollege

De leden van het kiescollege wonen de kiescollegevergaderingen bij in de digitale omgeving. Enkel de vergadering waarin het kiescollege stemt voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vindt fysiek plaats. Aangezien de leden over de hele wereld wonen en elkaar of de voorzitter en griffier waarschijnlijk niet eerder hebben ontmoet, is het moeilijk om via een digitaal scherm de identiteit van de leden vast te stellen. Om die reden wordt er voor de leden een extra verificatiestap toegepast bij het inloggen in de digitale omgeving. Dit biedt een grotere waarborg dat de persoon die in de digitale omgeving aanwezig is, ook daadwerkelijk het gekozen kiescollegelid betreft. Om toegang te krijgen tot de digitale omgeving heeft het kiescollegelid een uitnodiging nodig voor de vergadering én een toegangscode. Deze verzendt de gemeente Den Haag gescheiden van elkaar aan de kiescollegeleden. De instructies voor toegang tot de digitale omgeving verzendt de gemeente Den Haag rechtstreeks aan het lid, bijvoorbeeld door deze te sturen aan het bij de gemeente Den Haag bekende e-mailadres van een kiescollegelid. De toegangscode verstuurt de gemeente Den Haag via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel (bijvoorbeeld met een Digid), zoals de berichtenbox van mijnoverheid.nl.

2.2 Regels omtrent vergoeding reis- en verblijfskosten

Op basis van de Wet kiescollege niet-ingezetenen hebben de leden van het kiescollege niet-ingezetenen recht op een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten. De precieze regels met betrekking tot de hoogte van de vergoeding zijn neergelegd in de ministeriële regeling onder de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

Voor de reis naar Nederland en het verblijf van de kiescollegeleden in Nederland om de stemming bij te wonen zullen kosten moeten worden gemaakt. De eerste mogelijkheid is dat een kiescollegelid de reis (vliegtuig, boot, trein, auto en openbaar vervoer in Nederland) en/of het verblijf zelf boekt en de gemaakte kosten declareert bij de griffier van de gemeente Den Haag. Hierbij geldt dat een kiescollegelid maximaal een bedrag kan declareren ter hoogte van het in de ministeriële regeling vastgelegde bedrag voor de betreffende soort onkosten. De tweede mogelijkheid is dat het kiescollegelid de gemeente Den Haag verzoekt om de reis en het verblijf voor hem te organiseren. De gemeente Den Haag is er verantwoordelijk voor dat in dat geval het vervoersmiddel en de verblijfsaccommodatie worden geregeld. Het gebruik van openbaar vervoer in Nederland om bij de verblijfplaats aan te komen, kan dan uiteraard nog worden gedeclareerd. Reizen die een kiescollegelid in Nederland uitvoert ten behoeve van zijn ambt als kiescollegelid – bijvoorbeeld als een kiescollegelid elders in Nederland verblijft en voor de fysieke zitting van de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer moet afreizen naar Den Haag – kunnen ook worden gedeclareerd. Eventuele privéreizen tijdens het verblijf in Nederland zijn voor eigen kosten. Verdere verblijfskosten zoals maaltijden worden ook vergoed.

In algemene zin geldt dat de verblijfskosten voor een kiescollegelid – zowel wanneer hij zijn verblijf en alles daar omheen zelf regelt als wanneer de griffier van de gemeente Den Haag de overnachting regelt – voor maximaal zeven dagen worden vergoed. Daarbij is wel de uitzondering opgenomen dat indien een kiescollegelid vanwege een beperkt reisaanbod genoodzaakt is langer in Nederland te blijven, er wel extra kosten worden vergoed tot een maximum van totaal tien dagen. Het kiescollegelid moet in dat geval aannemelijk maken dat een retourreis binnen zeven dagen niet mogelijk is. De voorzitter besluit of een lid dit aannemelijk weet te maken. Uiteraard kunnen leden van het kiescollege op eigen kosten langer dan zeven dagen in Nederland verblijven.

2.3 Bezwaar maken tijdens een zitting van het centraal stembureau

Zowel de leden van het kiescollege als de kiesgerechtigden voor de kiescollegeverkiezing wonen verspreid over de gehele wereld. Vanuit het oogpunt van transparantie van het verkiezingsproces worden de openbare zittingen van het centraal stembureau daarom langs digitale weg uitgezonden. Dit is een aanvulling op de fysieke zitting, waarbij geïnteresseerden in Nederland fysiek aanwezig kunnen zijn. Het betreft hier specifiek de zitting waarin het centraal stembureau beslist over de geldigheid van de kandidatenlijsten en de zitting waarin het centraal stembureau de uitslag vaststelt. Het is belangrijk dat kiesgerechtigden die de zitting digitaal volgen ook de mogelijkheid hebben om digitaal bezwaar in te brengen tijdens de zittingen. Voor de vormgeving van deze mogelijkheid wordt uitgegaan van de ervaringen die zijn opgedaan met de digitale zittingen van het centraal stembureau op grond van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Dit houdt in dat een kiezer zich kan aanmelden om bezwaar te maken en hij vervolgens toegang kan krijgen tot de digitale omgeving waarin de zitting plaatsvindt om zijn bezwaar mondeling toe te lichten. Dit besluit bepaalt dat de gemeente Den Haag vier dagen voorafgaand aan de zitting bekend maakt hoe een kiezer zich kan aanmelden. Om een bezwaar in te brengen, meldt een kiezer zich aan voorafgaand aan de zitting of tijdens de zitting op een moment dat hiervoor gelegenheid wordt geboden. De optie om nog tijdens de zitting aan te kunnen melden is wenselijk zodat ook kiezers die pas naar aanleiding van hetgeen zij horen tijdens de zitting een bezwaar willen inbrengen, hiertoe nog de mogelijkheid hebben. De voorzitter van het centraal stembureau biedt hiervoor de gelegenheid op een afgebakend moment tijdens de zitting, voordat inhoudelijk wordt ingegaan op de bezwaren.

De Kiesraad adviseert om de mogelijkheid dat een kiezer zich vooraf kan aanmelden om bezwaar te maken niet op te nemen in het besluit. Het is naar inzicht van de Kiesraad juister om het centraal stembureau eerst de gelegenheid te geven om de voorgenomen besluiten kenbaar te maken en pas daarna de (digitaal) aanwezige kiezers ter zitting de ruimte te geven voor het indienen van een bezwaar waarin zij het centraal stembureau om een heroverweging vragen. De regering deelt de opvatting van de Kiesraad dat de juiste volgorde is om eerst het centraal stembureau de gelegenheid te geven om de voorgenomen beslissing dan wel uitslagvaststelling kenbaar te maken alvorens een kiezer zijn bezwaar inbrengt. Om die reden hoeven kiezers bij hun aanmelding niet aan te geven waartegen zij voornemens zijn bezwaar in te brengen of de inhoudelijke redenen daarvoor. De kiezer die zich vooraf aanmeldt, maakt enkel kenbaar het voornemen te hebben een bezwaar in te willen brengen. Het inhoudelijke bezwaar kan pas worden ingebracht op het daartoe aangewezen moment tijdens de zitting, als de voorzitter de betreffende persoon het woord geeft. Wel is het nodig dat kiezers zich aanmelden om bezwaar in te brengen zodat zij informatie kunnen ontvangen over de wijze waarop ze kunnen deelnemen aan de digitale vergadering. Die vindt immers plaats in een digitale omgeving waarin de deelnemers moeten inloggen. Vanuit praktische overwegingen, bijvoorbeeld dat het gemakkelijker is om de aanmeldingen te verwerken als ze gespreid worden ontvangen, en als service aan de kiezer, maakt dit besluit mogelijk dat kiezers die al weten dat ze een bezwaar willen inbrengen zich vooraf kunnen aanmelden. Voor kiezers die pas tijdens de zitting beslissen dat ze een bezwaar willen inbrengen, bijvoorbeeld nadat het centraal stembureau een voorgenomen beslissing heeft toegelicht, is het mogelijk om zich op dat moment pas aan te melden. Zoals de Kiesraad terecht opmerkt is er ervaring opgedaan met het houden van digitale zittingen voor de kandidaatstelling en de uitslagvaststelling op basis van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Ook op grond van die wet dienden kiezers zich aan te melden om bezwaar te kunnen maken. Blijkens de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021, waarin de mogelijkheid tot het houden van een digitale zitting is geregeld, gold zelfs als uitgangspunt dat aanmelding altijd voorafgaand aan de zitting dient plaats te vinden.2 Onderhavig besluit regelt in aanvulling hierop expliciet de optie om nog tijdens de zitting aan te kunnen melden. De regering meent met deze werkwijze de mogelijkheid voor de kiezer om een bezwaar in te brengen zo laagdrempelig als mogelijk in te richten.

De Kiesraad wijst er nog op dat door de mogelijkheid om vooraf aan te melden het risico ontstaat dat veel mensen zich zekerheidshalve aanmelden, terwijl zij later geen bezwaar hebben of niet in de openbare zitting aanwezig zijn. Hoewel dit niet uit te sluiten is, acht de regering dit niet bezwaarlijk. Een kiezer die bij nader inzien toch geen bezwaar wenst in te brengen of niet in de digitale omgeving aanwezig is, zal dus geen bezwaar indienen. Het enige ongemak dat hieruit voortvloeit is dat de kans bestaat dat de naam van een potentiële bezwaarmaker wordt genoemd en dat vervolgens blijkt dat er geen bezwaar wordt ingebracht. Dit nadeel weegt naar oordeel van de regering niet op tegen het voordeel voor kiezers dat zij zich al tijdig kunnen aanmelden.

2.4 Bekendmaking van zittingstijden centraal stembureau

Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de provincie Zuid-Holland fungeert tevens als het centraal stembureau voor kiescollegeverkiezing. De zittingen voor de kandidaatstelling en de uitslagvaststelling kunnen dus pas aanvangen nadat het centraal stembureau de zittingen voor de provincie Zuid-Holland heeft afgerond. Uit het voorgaande volgt dat het exacte tijdstip waarop de zittingen aanvangen niet van tevoren kan worden vastgesteld. Om de zorgen dat kiezers die de zitting willen volgen of de zitting in de digitale omgeving willen bijwonen tijdig weten hoe laat de zitting start, moet de bekendmaking van het tijdstip minstens twee uur voor aanvang van de zitting bekend worden gemaakt. Dit betekent niet dat er ook minimaal twee uur moet zitten tussen het moment dat de zitting voor provincie Zuid-Holland afloopt en de zitting voor het kiescollege begint; als het tijdstip waarop de zitting start maar twee uur van tevoren bekend wordt gemaakt.

2.5 Verlenen van een volmacht door een lid van het kiescollege

In artikel Ua 3, eerste lid, van de Kieswet wordt geregeld dat leden van het kiescollege een verzoek tot het stemmen per volmacht kunnen mededelen langs elektronische weg. Dit doet het kiescollegelid dat de volmacht verleent door de mededeling met het verzoek te sturen aan de voorzitter via de elektronische contactgegevens die hiervoor beschikbaar zijn gesteld door de griffier van de gemeente Den Haag. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een e-mailadres waar de mededeling naartoe moet worden gezonden. Op die wijze kan op een laagdrempelige manier hierover worden gecommuniceerd en biedt het de mogelijkheid aan de leden van het kiescollege een dergelijke volmacht nog net voor aanvang van de zitting te verlenen. Voor de voorzitter betekent deze werkwijze dat hij nog tot het laatste moment in de gelegenheid is om te controleren op nieuwe verzoeken, die overzichtelijk binnenkomen via één route. De griffier informeert de leden van het kiescollege uiterlijk twee weken voor de dag van stemming voor de leden van de Eerste Kamer over de elektronische contactgegevens waarnaar de mededeling moet worden verstuurd. Door deze termijn hebben leden van het kiescollege ruim de gelegenheid om de mededeling voor de zitting te versturen.

Een lid van het kiescollege doet zijn mededeling met het verzoek om bij volmacht te stemmen aan de voorzitter toekomen. Naar aanleiding van het advies van de Kiesraad verduidelijkt de regering dat dit inhoudelijk overeenkomt met de regeling die bij de stemming van de Eerste Kamer door de leden van de provinciale staten en kiescolleges Caribisch Nederland wordt gehanteerd. De voorzitter van het kiescollege kan dat verzoek afwijzen als niet aan de wettelijke bepaling wordt voldaan, bijvoorbeeld wanneer de gemachtigde die wordt aangewezen ook al door een ander lid als gemachtigde is aangewezen, of er geen gebruik wordt gemaakt van het hiervoor bestemde formulier. Op grond van artikel T 4, tweede lid, van de Kieswet gelden geen aanvullende eisen om bij volmacht te mogen stemmen. Het wordt daarom niet nodig geacht om voor de kiescollegeverkiezing strengere regels te stellen.

3. Consultatie

Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de Kiesraad, de gemeente Den Haag, de VNG, de NVVB en de provincie Zuid-Holland en het ATR. Ook heeft internetconsultatie plaatsgevonden. De adviezen uit de consultatie zijn zorgvuldig gewogen en hebben op verschillende onderdelen geleid tot aanpassing van het besluit en deze toelichting. In deze paragraaf wordt ingegaan op de adviezen, voor zover deze nog niet in de overige paragrafen van de memorie van toelichting zijn behandeld.

Kiesraad

Ten aanzien van de mogelijkheid dat kiezers voorafgaand aan de zitting van het centraal stembureau al kenbaar kunnen maken bezwaar te willen inbrengen, heeft de Kiesraad aangegeven te vinden dat dat niet past bij het karakter van de bezwaarmogelijkheid in een openbare zitting. De regering deelt de zienswijze ten aanzien van dit punt niet gelet op het digitale karakter van de zittingen van het centraal stembureau voor de verkiezing van het kiescollege. Daarop is de toelichting in paragraaf 2.3 aangevuld.

De Kiesraad merkt daarnaast op dat het conceptbesluit geen nadere regels kent inzake de aanvaarding van de benoeming van kandidaten en vraagt zich af of het opnemen van nadere regels niet toch wenselijk is. Bijvoorbeeld om te zorgen dat een e-mailbericht over het weigeren van een benoeming of het afleggen van een W 2-verklaring geverifieerd wordt. Hoewel de regering de gedachtegang van de Kiesraad goed kan volgen, is het een bewuste keuze geweest om dit niet te doen, omdat beoogd is de regelgeving voor het kiescollege zoveel als mogelijk gelijk te trekken met die voor andere (verkiezingen van) vertegenwoordigende organen. Wel wordt voor het kiescollege mogelijk gemaakt het bericht langs digitale weg te versturen, omdat de kandidaten in het buitenland wonen. Aangezien in de huidige situatie geen verificatie plaatsvindt indien het bericht dat een kandidaat zijn benoeming weigert per post wordt ontvangen, heeft de regering ervoor gekozen dit ook niet te regelen voor het weigeren van de benoeming langs digitale weg voor het lidmaatschap van het kiescollege. Immers roept dat de vraag op waarom de afzender niet wordt geverifieerd bij een bericht per post. Uiteraard kan het centraal stembureau in geval van twijfel het lid actief benaderen. De reden dat er een grondslag in de wet is opgenomen die op dit moment niet wordt benut, is dat het in de toekomst wel noodzakelijk kan blijken om nadere regels te stellen op dit gebied, bijvoorbeeld als gevolg van digitale ontwikkelingen.

Tot slot heeft de Kiesraad nog enkele opmerkingen ten aanzien van de wijze waarop het proces voor het machtigen van een ander kiescollegelid was ingericht dan wel omschreven in de toelichting. De Kiesraad kan het standpunt niet goed plaatsen dat uit het conceptbesluit leek te volgen dat de voorzitter en de volmachtnemer niet hoeven in te stemmen met de aanwijzing als gemachtigde. De regering is het met de Kiesraad eens dat de toelichting op dit punt onvoldoende duidelijk was. Paragraaf 2.5 van het algemeen deel van deze toelichting en artikel Ua 1 van dit besluit zijn aangepast en aangevuld om te verduidelijken dat dit inderdaad de bedoeling is. De Kiesraad meent verder dat het voor de hand ligt om hiervoor een nieuw model in de Kiesregeling op te nemen. De regering is het eens met de Kiesraad dat de Kiesregeling een model moet bevatten voor dit verzoek. Een grondslag hiervoor is opgenomen in artikel Ua 3, tweede lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen. Echter, gelet op de gelijke procedure die geldt voor leden van de provinciale staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland om een verzoek in te dienen om te stemmen bij volmacht, kan ermee worden volstaan het bestaande formulier T 4 hiervoor uit de Kiesregeling aan te passen, zodat dit ook van toepassing is op het kiescollege. Hiermee wordt geborgd dat de volmachtnemer expliciet instemt met de aanwijzing als gemachtigde.

VNG en NVVB

De VNG en de NVVB wijzen er op, voor wat betreft het digitaal afleggen van de ondersteuningsverklaringen, dat er oog moet zijn voor de relatie tussen deze aanpassing en de Verkiezingsagenda 2030. In het consultatieadvies bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen hebben de VNG en de NVVB hier ook op gewezen. Naar aanleiding van deze eerdere opmerkingen zijn de paragrafen 1.2 en 3.6 van de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen reeds aangevuld.

Daarnaast wordt in het advies van de VNG en de NVVB benadrukt dat ze in eerste instantie niet voor een fysieke zitting van het kiescollege voor de stemming van de Eerste Kamer opteren. De regering is van mening dat een fysieke zitting, ondanks de nadelen, de beste optie is voor het houden van de zitting voor de stemming voor de Eerste Kamer, omdat aan de alternatieven grotere nadelen kleven. Voor een uitgebreide onderbouwing van dit standpunt verwijs ik kortheidshalve naar paragraaf 4.1 van de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het nader rapport bij deze wet.3

In artikel Xa 2, derde lid, van de Kieswet is een grondslag opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen over het langs elektronische weg verrichten van de handelingen bedoeld in het eerste en tweede lid en het gebruik van het elektronisch systeem voor gegevensverwerking. In de consultatieversie van het wetsvoorstel, die de VNG en NVVB hebben gebruikt bij het maken van het advies op dit ontwerpbesluit (omdat het ingediende wetsvoorstel nog niet openbaar was), was het voorschrift nog dwingend geformuleerd. In de reactie op het ontwerpbesluit wijzen de VNG en de NVVB er daarom op dat hiervoor geen nadere uitwerking is voorzien in het ontwerpbesluit. Zij vragen zich af wat daarvoor de reden is. De regering acht het op dit moment niet nodig om nadere regels te stellen voor het aanvaarden van de benoeming. De dwingende grondslag in artikel Xa 2, derde lid, van de consultatieversie is in het wetsvoorstel zoals dat is ingediend in de Tweede Kamer daarom gewijzigd in een «kan-bepaling». Zoals hierboven ook toegelicht, is deze grondslag toch opgenomen, omdat het in de toekomst wel noodzakelijk kan blijken om nadere regels te stellen op dit gebied, bijvoorbeeld als gevolg van digitale ontwikkelingen.

De VNG en NVVB stellen verder dat het ministerie van BZK er zorg voor moet dragen dat de gemeente Den Haag als uitvoerder maximaal wordt gefaciliteerd en voldoende financiële compensatie ontvangt. Met de gemeente Den Haag vindt regelmatig overleg plaats over de uitvoering van de verkiezing van het kiescollege voor niet-ingezetenen en de verkiezing door dit kiescollege van de Eerste Kamer. Het uitgangspunt is daarbij dat de gemeente Den Haag afdoende financiële vergoeding moet krijgen voor de werkzaamheden die zij gaat uitvoeren voor het kiescollege en de verkiezing daarvan. Dit is opgenomen in paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

De VNG en de NVVB hebben daarnaast nog een aantal redactionele opmerkingen gemaakt. Deze zijn verwerkt in het besluit.

Gemeente Den Haag

De gemeente Den Haag heeft geadviseerd om een aantal taken in het besluit niet specifiek bij de griffier te beleggen, maar bij de gemeente. Dat is advies is niet overgenomen, omdat, voor zover het de ondersteuning van het kiescollege als orgaan betreft, in de systematiek van alle vertegenwoordigende organen deze specifieke taken worden neergelegd bij een griffier. Dat is ook nodig zodat deze taken specifiek kunnen worden toegewezen. De regering acht het niet wenselijk om van deze bestaande praktijk af te wijken. Wel is mogelijk dat de griffier via een mandaatbesluit bepaalt wie deze taken binnen de organisatie namens de griffier uitvoert.

De gemeente Den Haag heeft ook geadviseerd om het enkel mogelijk te maken dat de reis- en verblijfskosten kunnen worden gedeclareerd en dat de gemeente Den Haag geen rol krijgt bij het regelen van reis en verblijf van de leden van het kiescollege. Het advies wordt niet overgenomen. De regering vindt het belangrijk dat kiescollegeleden, die daar behoefte aan hebben, worden ondersteund bij het regelen van de reis en het verblijf. Op die manier is de drempel voor kiescollegeleden zo laag mogelijk om de reis naar Nederland te maken. Ambtelijk is overlegd met de gemeente Den Haag over eventuele belemmeringen die er zijn om de reis en het verblijf waar nodig te faciliteren. Om de gemeente Den Haag te faciliteren bij deze taak, zal zij in de praktijk de mogelijkheid hebben om voor de organisatie hiervan een gespecialiseerde partij (zoals een reisbureau) in te schakelen.

Provincie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven naar aanleiding van het ontwerpbesluit geen aanvullingen te hebben op de eerdere, positieve reactie, die naar aanleiding van de consultatie van de Wet kiescollege niet-ingezetenen is gegeven.

Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het besluit niet-ingezetenen betreft en niet-ingezetenen binnen de Rijksbrede methode niet worden meegenomen in de beoordeling van regeldrukeffecten.

Internetconsultatie

De Stichting Nederlanders buiten Nederland neemt met instemming kennis van dit besluit en hoopt dat het tot een snelle daadwerkelijke invoering van het kiesrecht voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor Nederlanders buiten Nederland komt.

In een van de reacties wordt verwezen naar punten die zijn ingebracht bij de internetconsultatie op de Wet kiescollege niet-ingezetenen. In zoverre de opmerkingen vallen binnen de reikwijdte van de wet zijn deze punten geadresseerd in de memorie van toelichting bij deze wet.

II. Artikelsgewijs

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit artikel geeft invulling aan de grondslag uit artikel 19, vierde lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen om nadere regels te kunnen stellen over de toegang tot de digitale omgeving waarin de vergaderingen van het kiescollege plaatsvinden. De kiescollegeleden ontvangen instructies over hoe ze kunnen inloggen in de digitale omgeving, bijvoorbeeld via een e-mail. In deze instructies wordt uitgelegd hoe ze de toegangspagina van de digitale omgeving kunnen openen, bijvoorbeeld via een internetadres of door een bepaald programma te starten. Om vervolgens toegang te krijgen tot de digitale omgeving moet elk lid op de toegangspagina een unieke toegangscode invoeren. Deze code ontvangen de leden via een bericht in een berichtenbox die ontsloten wordt via een publiek erkend inlogmiddel (bijvoorbeeld een Digid). Dit is neergelegd in het eerste lid.

Het tweede lid bepaalt dat de griffier van de gemeente Den Haag ervoor verantwoordelijk is om te zorgen dat alle leden de instructies over het inloggen en het bericht met de toegangscode ontvangen. De instructies en de toegangscode worden via gescheiden stromen verzonden.

Artikel 2

Artikel 27, tweede lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen bevat de grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de vergoeding van reis- en verblijfskosten in verband met reizen van en naar Nederland (voor de stemopneming). Regels over de (maximale) hoogte van de vergoeding zijn geregeld bij ministeriële regeling.

Het eerste lid regelt dat een lid de kosten die het maakt kan declareren bij de griffier van de gemeente Den Haag. De hoogte van het bedrag dat een lid kan declareren is bepaald in de ministeriële regeling die hangt onder artikel 27, eerste lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen. Dit betekent bijvoorbeeld dat als een kiescollegelid een hotelkamer boekt voor een hoger bedrag dan in de ministeriële regeling staat opgenomen, het kiescollegelid dat verschil zelf moet betalen.

Het tweede lid bevat het uitgangspunt dat de verblijfskosten voor maximaal zeven dagen worden betaald. Daarnaast voorziet het tweede lid in een uitzondering voor kiescollegeleden die woonachtig zijn op een plek die moeilijker bereikbaar is, waardoor er bijvoorbeeld niet binnen een week een heen- en terugvlucht beschikbaar is. In dat geval kan een kiescollegelid gedurende tien dagen aanspraak maken op een vergoeding van zijn verblijfskosten. Of er inderdaad sprake is van een situatie waarin het voor het kiescollegelid nog mogelijk is om binnen een week huiswaarts te keren, wordt overgelaten aan het oordeel van de voorzitter van het kiescollege. Het betreffende lid moet dit aannemelijk maken.

Het derde lid bepaalt dat indien een kiescollegelid ervoor kiest om de organisatie van zijn reis en verblijf bij de gemeente Den Haag te beleggen, dat de gemeente het bedrag dat bestemd is voor de vergoeding van de kosten van het kiescollegelid kan aanwenden om in de kosten te voorzien. In dit geval gelden dezelfde regels en voorwaarden – bijvoorbeeld over de maximale bedragen of het aantal dagen waarvoor vergoeding beschikbaar is – als wanneer het kiescollegelid deze kosten zelf maakt.

Titel II. Wijziging van het Kiesbesluit

Opgemerkt wordt dat de artikelen Pa 1 en Ua 2 van de Kieswet regelen dat het bepaalde bij of krachtens de relevante bepalingen uit de afdelingen II en III van de Kieswet van overeenkomstige toepassing is verklaard op het kiescollege. De van overeenkomstige toepassing verklaring op het niveau van de wet bevat dus ook de nadere invulling van deze bepalingen uit het Kiesbesluit. Dit betekent dat het bepaalde in het Kiesbesluit op grond van de wet ook geldt voor het kiescollege, en dit niet expliciet geregeld hoeft te worden. In dit besluit worden voor het kiescollege daarom enkel regels gesteld die aanvullend zijn op of afwijken van de bepalingen in het Kiesbesluit.

Artikel 3

Artikel 3 van dit besluit wijzigt het Kiesbesluit. In de volgorde van inwerkingtreding is beoogd dat dit besluit – en daarmee de wijziging van het Kiesbesluit – pas in werking treedt na inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Kiesbesluit in verband met de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen alsmede de Wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (het besluit NPVV). In de wijzigingsopdrachten in dit besluit wordt dus uitgegaan van het Kiesbesluit zoals dat luidt na inwerkingtreding van het besluit NPVV.

Onderdeel A (opschrift)

In het opschrift van Afdeling II wordt het kiescollege toegevoegd.

Onderdeel B (artikel Pa 1)

Artikel D 5, tweede lid, van het Kiesbesluit is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege. Dit lid bevat een verwijzing naar artikel B 1, tweede lid, onder b, van de Kieswet, waarin een van de criteria voor kiesgerechtigdheid voor de Tweede Kamerverkiezing zijn neergelegd. Dit artikel regelt dat in plaats daarvan wordt gelezen artikel Pa 2, tweede lid, onder b, van de Kieswet, dat dit criterium voor kiesgerechtigdheid voor de kiescollegeverkiezing bevat.

Onderdeel B (artikel Pa 2)

Artikel H 1 van het Kiesbesluit regelt dat verschillende formulieren en verklaringen, waaronder het formulier voor het afleggen van een ondersteuningsverklaring (artikel H 4, zevende lid, van de Kieswet), gedurende drie weken voor de dag van de kandidaatstelling verkrijgbaar moet zijn bij elke gemeente. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het formulier bij de kiescollegeverkiezing niet rechtstreeks voor kiezers verkrijgbaar is. Het is namelijk niet nodig dat de kiezer het formulier voor de verklaring zelf kan verkrijgen, aangezien het afleggen van de ondersteuningsverklaring op grond van de wet digitaal plaatsvindt en de burgemeester of daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente ’s-Gravenhage de verklaring invult en daarna een scan aan de kiezer stuurt. Bovendien wonen de kiesgerechtigden in het buitenland, en zal het fysiek beschikbaar stellen van formulieren geen toegevoegde waarde hebben.

In aanvulling op artikel H 1 van het Kiesbesluit regelt het tweede lid dat het formulier voor de instemmingsverklaring (artikel H 9, vierde lid, van de Kieswet) ook online verkrijgbaar moet zijn, tenminste vanaf drie weken voorafgaand aan de dag van kandidaatstelling. Aangezien de kandidaten (in principe) in het buitenland wonen en zij hun instemmingsverklaring zelf moeten kunnen invullen en ondertekenen, is het nodig dat zij die gemakkelijk kunnen verkrijgen.

Onderdeel B (artikel Pa 3)

Op de website van de gemeente Den Haag wordt bekengemaakt hoe laat de zittingen voor de kandidaatstelling en de uitslagvaststelling plaatsvinden en op welke plaats de zitting digitaal te volgen is. Dit wordt geregeld in het eerste lid. Op de website van de gemeente Den Haag hoeft enkel de locatie van de zitting vermeld staan; de zitting hoeft dus niet te volgen te zijn op de website van de gemeente, maar dit kan wel. Een andere mogelijkheid is dat op de website van de gemeente Den Haag een link wordt geplaatst naar een ander platform waarop de zitting wordt uitgezonden.

Het tweede lid bepaalt dat de bekendmaking van de plaats waar de zitting plaatsvindt minimaal twee weken voor de zitting moet plaatsvinden. Hierbij wordt vermeld op welke manier iemand de livestream van de zitting kan bekijken.

Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de provincie Zuid-Holland fungeert tevens als het centraal stembureau voor kiescollegeverkiezing (artikel Pa 6 van de Kieswet). De zittingen bedoeld in de artikelen I 4 en P 20, tweede lid, van de Kieswet voor het kiescollege kunnen dus pas aanvangen nadat het centraal stembureau de zittingen voor de provincie Zuid-Holland heeft afgerond (artikelen Pa 14, eerste lid, en Pa 25 van de Kieswet). Uit het voorgaande volgt dat het exacte tijdstip waarop de zittingen aanvangen niet van tevoren kan worden vastgesteld. Om te zorgen dat kiezers die de zitting willen volgen of de zitting in de digitale omgeving willen bijwonen tijdig weten hoe laat de zitting start, moet de bekendmaking van het tijdstip minstens twee uur voor aanvang van de zitting bekend worden gemaakt (derde lid). Dit betekent niet dat er ook minimaal twee uur moet zitten tussen het moment dat de zitting voor provincie Zuid-Holland afloopt en de zitting voor het kiescollege begint; als het tijdstip waarop de zitting start maar twee uur van tevoren bekend wordt gemaakt.

Onderdeel B (artikel Pa 4)

Minimaal vier dagen voorafgaand aan de zittingen voor de kandidaatstelling en de uitslagvaststelling wordt bekend gemaakt hoe kiezers zich kunnen aanmelden om bezwaar te maken (eerste lid). Bij de aanmelding hoeft enkel aangegeven te worden dat een kiezer voornemens is bezwaar te maken; er hoeven nog geen inhoudelijke gronden te worden aangevoerd.

Een kiezer die bezwaar wil maken, dient zich of voorafgaand aan de zitting op de voorgeschreven wijze aan te melden of tijdens de zitting op het hiervoor bestemde moment (tweede lid). Met deze tweede optie wordt aan kiezers de mogelijkheid geboden om gedurende de zitting, naar aanleiding van hetgeen ze horen, nog bezwaar te kunnen maken. Dit kan niet gedurende de hele zitting, maar enkel tijdens het moment dat de voorzitter hiervoor beschikbaar stelt. Dit moment zal plaatsvinden voordat de overige bezwaren inhoudelijk worden behandeld.

Na de aanmelding om bezwaar te maken, ontvangt de kiezer van de gemeente Den Haag informatie over de wijze waarop hij de zitting in de digitale omgeving kan bijwonen om zijn bezwaar mondeling toe te lichten (derde lid).

Onderdeel B (artikel Pa 5)

Artikel P 3, aanhef en onder b, van het Kiesbesluit bepaalt dat de bekendmaking van de uitslagvaststelling van de verkiezing van de leden van provinciale staten geschiedt in het provinciaal blad. Voor het kiescollege geldt dat de bepalingen voor provinciale staten van overeenkomstige toepassing zijn. Het is echter niet wenselijk dat de uitslagvaststelling van de kiescollegeverkiezing bekend wordt gemaakt in het provinciaal blad, aangezien kiezers en (kandidaat)leden van het kiescollege dit naar verwachting niet lezen. In plaats daarvan regelt dit besluit dat de uitslag bekend wordt gemaakt in de Staatscourant.

Onderdeel C (artikel Ua 1)

Artikel Ua 3, eerste lid, van de Kieswet regelt voor kiescollegeleden dat de schriftelijke mededeling aan de voorzitter met het verzoek om hun stem per volmacht uit te brengen (via een te specificeren kiescollegelid) ook langs elektronische weg kan worden gestuurd. Artikel Ua 3, tweede lid, bevat de grondslag om nadere regels te stellen voor deze mededeling langs elektronische weg. In artikel Ua 1 van dit artikel worden deze regels uitgewerkt. Dit artikel regelt dat de mededeling met het verzoek langs elektronische weg verstuurd moet worden aan de voorzitter via de elektronische contactgegevens die de voorzitter hiervoor beschikbaar stelt, bijvoorbeeld een e-mailadres. Op deze manier wordt zeker gesteld dat de voorzitter de mededeling – die nog tot het laatste moment voor de stemming aanvangt kan binnenkomen – niet over het hoofd ziet (bijvoorbeeld omdat hij binnenkomt via een communicatiemiddel dat niet wordt gecheckt) en blijft het werkzaam voor de voorzitter, aangezien hij niet verschillende kanalen hoeft te checken.

Het tweede lid regelt dat de kiescollegeleden ten minste twee weken voor de stemming geattendeerd worden op de betreffende contactgegevens.

Titel III. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, dat onder meer regelt dat de relevante bepalingen uit de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn op de kiescollegeverkiezing (zie de toelichting bij Titel II), treedt pas in werking na inwerkingtreding van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (Stbl. 2022, 292) (hierna: de wet NPVV). De inwerkingtreding van de wet NPVV is voorzien op 1 januari 2023 (Stbl. 2022, 341). Aangezien vóór 1 januari 2023 al gestart moet zijn met enkele voorbereidingshandelingen voor een eventuele eerste kiescollegeverkiezing in maart 2023, voorzien de artikelen 35 tot en met 42 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen in overgangsrecht, totdat artikel 30 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen in werking is getreden.

De overgangsbepalingen in de Wet kiescollege niet-ingezetenen regelen dat enkele onderdelen uit het verkiezingsproces die worden geregeld in de Kieswet – onder andere het registeren van kiesgerechtigden buiten Nederland, het registreren van aanduidingen en logo’s van politieke partijen en het opsturen van de briefstembewijzen aan geregistreerde kiesgerechtigden – al kunnen plaatsvinden voordat de bepalingen hiertoe in de Kieswet zijn opgenomen. Dit is nodig om te zorgen dat deze activiteiten al tijdig voor de eerste kiescollegeverkiezing kunnen plaatsvinden. Voor zover de betreffende wettelijke bepalingen nader zijn of worden uitgewerkt in het Kiesbesluit, is in deze bepalingen steeds het bepaalde bij of krachtens het betreffende artikel dan wel hoofdstuk uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat de relevante bepalingen uit het Kiesbesluit ook al van toepassing zijn op grond van de tijdelijke bepalingen uit de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

In de overgangsbepalingen in dit besluit worden voor het kiescollege daarom enkel regels gesteld die aanvullend zijn op of afwijken van de bepalingen in het huidige Kiesbesluit. Met deze bepalingen wordt vooruitgelopen op bepalingen die definitief in het Kiesbesluit zullen worden neergelegd met het Besluit tot wijziging van het Kiesbesluit in verband met het besluit NPVV. Zoals aangegeven zal de wet en het besluit NPVV naar verwachting 1 januari 2023 in werking treden.

Artikel 4

Artikel D 5, tweede lid, van het Kiesbesluit is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege. Dit lid bevat een verwijzing naar artikel B 1, tweede lid, onder b, van de Kieswet, waarin een van de criteria voor kiesgerechtigdheid voor de Tweede Kamerverkiezing zijn neergelegd. Dit artikel regelt dat in plaats daarvan wordt gelezen artikel 35, tweede lid, onder b, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, dat dit criterium voor kiesgerechtigdheid voor de kiescollegeverkiezing bevat.

Artikel 5

Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 40, derde lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en ziet op de gegevens die het register van briefstembewijzen moet bevatten. De gegevens die het register moet bevatten (voor een Tweede Kamer- of Europese Parlementsverkiezing) zijn opgenomen in artikel M 2a, eerste lid, van het Kiesbesluit (zie de grondslag hiervoor in artikel M 7a, aanhef en onder c, van de Kieswet). Voor het register voor de kiescollegeverkiezing moeten (grotendeels) dezelfde voorwaarden gelden, maar zoals hierboven uiteengezet treden de bepalingen uit het Kiesbesluit pas per 1 januari 2023 in werking. Dit artikel voorziet erin dat deze regels voor die datum al wel van toepassing zijn op het kiescollege. Hierbij gaat het enkel om artikel M 2a, eerste lid, Kiesbesluit. Het tweede en derde lid worden niet opgenomen in dit besluit, aangezien de tijdelijke bepaling in dit besluit enkel ziet op het versturen van het briefstembewijs (en de administratieve handelingen daar omheen) terwijl de uittreksels van (on)geldige stemmen pas kort voor de dag van de stemming hoeven te worden opgemaakt, wanneer de wet NPVV en het besluit NPVV, die deze procedure definitief in Kieswet en Kiesbesluit verankeren, al in werking zijn getreden en derhalve per die datum ook voor het kiescollege gelden. Op dit punt is dus geen overgangsrecht nodig. Daarnaast wordt op één punt van artikel M 2a, eerste lid, afgeweken. Aangezien de Wet kiescollege niet-ingezetenen nog geen mogelijkheid biedt om een vervangend briefstembewijs aan te vragen, is de verwijzing naar een aanduiding van ongeldigheid vanwege een verstrekt vervangend briefstembewijs niet aan de orde is.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt dat het adres van de burgemeester van Den Haag op de retourenveloppe wordt gezet. Deze bepaling is inhoudelijk in lijn met het huidige artikel M 4, eerste lid, van het Kiesbesluit, maar beperkt de mogelijke adressering tot één optie: de burgemeester van Den Haag. De reden van deze beperking is dat er voor de kiescollegeverkiezingen alleen in Den Haag een briefstembureau zal worden gevestigd.

Artikel 7

Artikel 7 regelt de inwerkingtreding van de verschillende artikelen. Het eerste lid regelt dat bij de initiële inwerkingtreding van dit besluit artikel 3 (wijziging van het Kiesbesluit) nog niet in werking treedt. Op grond van het tweede lid treedt dit artikel in werking op een bij koninklijk besluit tijdstip te bepalen (later) moment (na inwerkingtreding van het besluit NPVV). Op dat tijdstip vervallen de artikelen 4, 5 en 6, aangezien aan de tijdelijke regeling voor deze bepalingen niet langer behoefte is wanneer het bepaalde hierin definitief in het Kiesbesluit is neergelegd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstukken II, 36 071, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2020/21, 35 654, nr. 3, p. 31.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/22, 36 071, nr. 3 en 4.

Naar boven