TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Met deze zogenoemde omzettingsregeling wordt de aanwijzing van de luchthaven Lelystad
omgezet van het stelsel van de Luchtvaartwet naar de Wet luchtvaart op basis van het
overgangsrecht van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart
inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens
en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal
bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (hierna: Wet RBML).
In artikel X van de Wet RBML is namelijk voorzien in omzettingsregelingen voor luchthavens
die op het moment van inwerkingtreding van die wet – met ingang van 1 november 2009
– zijn aangewezen op grond van artikel 18 van de Luchtvaartwet.
De omzettingsregelingen vormen als het ware een soort overgangsbesluiten tussen de
aanwijzingsbesluiten die in het verleden op grond van de Luchtvaartwet zijn vastgesteld
en de luchthavenbesluiten die voor luchthavens voortaan op grond van de Wet luchtvaart
moeten worden vastgesteld.
Omdat de inwerkingtreding van het Luchthavenbesluit Lelystad met ingang van 1 april
2015 zal zijn, is het noodzakelijk dat voor deze datum een omzettingsregeling voor
luchthaven Lelystad in werking is getreden. De omzettingsregeling zal slechts een
dag in werking zijn. Op grond van artikel X, achtste lid, van de Wet RBML vervalt
een omzettingsregeling namelijk op het tijdstip waarop voor de luchthaven het eerste
luchthavenbesluit, bedoeld in artikel 8:43, eerste lid, van de Wet luchtvaart in werking
is getreden.
2. De bestaande aanwijzing voor de luchthaven Lelystad
Het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit voor de luchthaven Lelystad is afkomstig uit
1991 (Stcrt. 1991, 83) en gewijzigd in 1999 (Stcrt. 2000, 4). Ook het aanwijzingsbesluit
van 2001 (Stcrt. 2001, 229) betreft een wijziging van het aanwijzingsbesluit van 1991. Op hoofdlijnen zorgde
het besluit van 2001 ervoor dat aan de bestaande Bkl-zone een Ke-zone werd toegevoegd,
waardoor op de luchthaven naast het (kleine) Bkl-verkeer ook (groot) Ke-verkeer mogelijk
werd. De Raad van State heeft evenwel eerder (ABRvS 10 oktober 2007, 200606568/1)
dit aanwijzingsbesluit van 2001 herroepen, maar het bij wijze van voorlopige voorziening
toch van toepassing verklaard totdat een nieuw aanwijzingsbesluit zou zijn genomen.
Dit nieuwe aanwijzingsbesluit van 2009 (Stcrt. 2009, nr. 16600) is echter opnieuw aangevochten en vervolgens door de Raad van State vernietigd (ABRvS
7 december 2011, 200909551/1/R1). In zijn uitspraak heeft de Raad van State opnieuw
bij wijze van voorlopige voorziening het (herroepen) aanwijzingsbesluit van 2001 van
toepassing verklaard. Totdat een nieuw besluit op de aanvraag is genomen en in werking
treedt, dan wel een luchthavenbesluit op grond van de Wet luchtvaart is vastgesteld
en in werking treedt voor de luchthaven Lelystad Airport, mag deze luchthaven in werking
zijn als ware het aanwijzingsbesluit van 2001 van kracht.
Artikel X, derde lid, van de Wet RBML bepaalt dat in de omzettingsregeling de geldende
bepalingen en voorschriften uit de aanwijzing van een luchtvaartterrein worden opgenomen.
In het geval van de luchthaven Lelystad is dat dus de voorlopige voorziening getroffen
bij uitspraak van de Raad van State van 7 december 2011 in samenhang met het aanwijzingsbesluit
van 2001.
3. Omzetting huidige gebruiksbepalingen
In artikel X van de wet RBML is bepaald welke bepalingen van het aanwijzingsbesluit
moeten worden opgenomen in een omzettingsregeling. Het betreft allereerst de gebruiksruimte
van de luchthaven. Deze is in het aanwijzingsbesluit vastgelegd in de 35 Ke-geluidszone
en de 47 Bkl-geluidszone. In de omzettingsregeling wordt deze gebruiksruimte vastgelegd
in grenswaarden in de handhavingspunten in het verlengde van de start- en landingsbaan.
In het geval een bebouwde kom is gelegen op of in de nabijheid van de 35 Ke-geluidszone
worden tevens handhavingspunten met grenswaarden in de buurt van deze bebouwde kom
vastgelegd.
Uitgangspunt bij de omzetting van de aanwijzingen in een omzettingsregeling is dat
geen wijziging plaatsvindt in de vergunde gebruiksruimte en gebruiksregels van de
luchthaven. Met het oog hierop is de invoerset die bij de vaststelling van de vigerende
geluidszones in de aanwijzing is gebruikt (het aantal vliegtuigbewegingen, het soort
luchtvaartuigen, de tijdstippen waarop gevlogen wordt, het feit of het om starts of
landingen gaat), ook gebruikt bij het bepalen van de grenswaarden in de handhavingspunten
die in de omzettingsregeling worden opgenomen. Op grond van artikel 4 van de Regeling
burgerluchthavens worden de grenswaarden in de handhavingspunten berekend overeenkomstig
het in de bijlage bij deze regeling opgenomen voorschrift voor de berekening van de
Lden-geluidbelasting in dB(A) voor overige burgerluchthavens.
In de omzettingsregeling worden voorts de geldende bepalingen en voorschriften uit
het aanwijzingsbesluit opgenomen die betrekking hebben op de geografische aanduiding,
de ligging en de lengte van de start- en landingsbaan, het codenummer en de codeletter
bedoeld voor het aanduiden van de op de luchthaven aanwezige faciliteiten voor het
veilig opstijgen en landen van luchtvaartuigen, de gebruiksmogelijkheden en de openstellingstijden.
Tevens worden de geldende ontheffingen, verstrekt op grond van artikel 33, tweede
lid, of 34, tweede lid, van de Luchtvaartwet, opgenomen en wordt het gebruiksjaar
vastgesteld.
De bepalingen in de omzettingsregeling worden op grond van artikel X, vierde lid,
van de Wet RBML aangemerkt als de bepalingen omtrent het luchthavenluchtverkeer, bedoeld
in artikel 8.43, tweede lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart. Als gevolg hiervan
kan de handhaving van de grenswaarden en regels in de omzettingsregeling op basis
van het stelsel van de Wet luchtvaart plaatsvinden.
Gezien het feit dat de omzettingsregeling een 1 op 1 omzetting van de gebruiksbepalingen
van het aanwijzingsbesluit betreft waaruit geen nieuwe rechtsgevolgen voortvloeien,
heeft de wetgever bepaald dat tegen de omzettingsregeling geen mogelijkheid van een
bezwaarschriftprocedure of een beroep op de bestuursrechter openstaat. De omzettingsregeling
is via artikel IV, vierde lid, van de Wet RBML op de zogenoemde negatieve lijst van
de Algemene wet bestuursrecht geplaatst.
4. Omzetting ruimtelijke beperkingen rondom de luchthaven
Op grond van artikel X, vijfde lid, van de RBML worden de gebieden die zijn gelegen
binnen de 35 Ke- en 47 Bkl-geluidscontour aangemerkt als beperkingengebied bedoeld
in artikel 8.47, eerste lid, van de Wet luchtvaart. In deze beperkingengebieden blijven
in het kader van de overgangssituatie de ruimtelijke beperkingen van het Besluit geluidsbelasting
grote luchtvaart (hierna: Bggl) onderscheidenlijk het Besluit geluidsbelasting kleine
luchtvaart (hierna: Bgkl) gelden. Op deze wijze wordt planologische rust in de omgeving
van een luchthaven gecreëerd tot het moment dat het bevoegde gezag in een eerste luchthavenbesluit
over de ruimtelijke ontwikkeling van de omgeving van een luchthaven beslist. Op dat
moment zullen ook ruimtelijke beperkingen in het kader van de vliegveiligheid en de
externe veiligheid van de luchthaven worden vastgesteld.
Teneinde te kunnen bepalen op welke gebieden de bepalingen van het Bggl en het Bgkl
van toepassing zijn, zijn op de kaarten in de bijlagen 2 en 3 de beperkingengebieden
weergegeven voor de luchthaven Lelystad.
5. Omzettingsregeling versus aanwijzingsbesluit
Als de omzettingsregeling vergeleken wordt met het aanwijzingsbesluit en de ontheffingen,
kunnen de volgende verschillen worden geconstateerd:
-
• Soms wijken terminologie en definities af, omdat thans is aangesloten bij terminologie
en definities zoals gehanteerd in de Wet luchtvaart;
-
• Het normenstelsel is anders, omdat de Bkl- en de Ke-zones zijn vervangen door Lden-grenswaarden
in handhavingspunten;
-
• Bepalingen omtrent routering en vluchtuitvoering komen niet terug in de omzettingsregeling.
Deze bepalingen hebben betrekking op het gebruik van het luchtruim, waarvoor de bepalingen
bij of krachtens hoofdstuk 5 van de Wet luchtvaart gelden. Het Rijk blijft het bevoegd
gezag voor het vaststellen en handhaven van regels op basis van dit hoofdstuk. De
bepalingen hieromtrent zijn per luchthaven opgenomen in de luchtvaartgids (AIP);
-
• Bepalingen omtrent rapportage en handhaving zijn in de omzettingsregeling niet meer
nodig. Reden hiervoor is dat het handhavingstelsel van de Wet luchtvaart van kracht
is, dat is uitgewerkt in de Regeling burgerluchthavens. Daarin is onder meer bepaald
dat de exploitant vier keer per jaar moet rapporteren en dat deze termijn bij dreigende
overschrijding van de grenswaarden aangepast kan worden;
-
• Bepalingen omtrent terbeschikkingstelling van lokalen of grond en de inrichting van
de luchthaven zijn thans opgenomen in hoofdstuk 8a van de Wet luchtvaart en in de
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen en worden derhalve niet meegenomen
in de omzettingsregeling;
-
• De bepaling dat de luchthaven is aangewezen voor openbaar nationaal burgerluchtverkeer
en voor internationaal burgerluchtverkeer dan wel burgerluchtverkeer van en naar landen
die partij zijn bij het akkoord van Schengen wordt niet meer opgenomen in de omzettingsregeling.
Het (beperkt) openbaar karakter van burgerluchthavens is centraal vastgelegd in de
artikelen 8.51 jo. 8.24a van de Wet luchtvaart en de nationale en internationale regelgeving
met betrekking tot grensposten.
6. Onderscheid tussen grenswaarden en regels
De gebruiksmogelijkheden van de luchthaven, zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit,
zijn in de omzettingsregeling vastgelegd in grenswaarden en regels. In de systematiek
van de Wet RBML bestaat een belangrijk onderscheid in de toepassing en handhaving
van regels en van grenswaarden.
Grenswaarden
De grenswaarden geven de exploitant, de gebruikers en eventueel de luchtverkeersdienstverlening
gezamenlijk een milieugebruiksruimte. De grenswaarden zijn gericht tot deze partijen
gezamenlijk. De veroorzaakte belasting voor de omgeving vloeit immers voort uit het
samengestelde gedrag van de exploitant, de gebruikers en eventueel de luchtverkeersdienstverlening.
Als een grenswaarde wordt overschreden is het niet zo zeer van belang wie dat veroorzaakt
heeft, als wel dat er een maatregel wordt getroffen die erop is gericht dat in de
toekomst een overschrijding niet meer voorkomt. Het treffen van een maatregel kan
ook inhouden dat er geen maatregel opgelegd wordt, indien geen overschrijding meer
wordt voorzien. De bevoegdheid tot het opleggen van een maatregel is voor de luchthaven
Lelystad neergelegd bij de Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister).
Een maatregel is gericht tot diegene die het in zijn vermogen heeft deze uit te voeren
en is in beginsel niet begrensd in tijd of een gebruiksjaar. De minister legt de maatregel
op zolang hij van oordeel is dat de maatregel bijdraagt aan het terugdringen van de
belasting binnen de grenswaarden. Een maatregel kan worden ingetrokken als de betrokkenen
zelf orde op zaken stellen door bijvoorbeeld aanpassingen in het gebruik van de luchthaven
door te voeren. De maatregel kan betrekking hebben op alle onderwerpen waarover de
minister op grond van de wet bevoegd is. Een op te leggen maatregel zal vanzelfsprekend
moeten voldoen aan de eisen van behoorlijk bestuur, zoals die onder meer in de Algemene
wet bestuursrecht zijn verwoord. Betrokkenen hebben de mogelijkheid om vooraf hun
zienswijze met betrekking tot de maatregel kenbaar te maken. Overtreding van een maatregel
kan bestraft worden met een bestuurlijke boete.
Regels
Een in een luchthavenbesluit opgenomen regel kan zich tot elk van de sectorgenoten
richten. Ten aanzien van de nakoming daarvan is dan ook elk van de partijen individueel
aanspreekbaar. De wet verplicht de geadresseerde van een regel om zich aan die regel
te houden, op straffe van een bestuurlijke boete. De bevoegdheid een bestuurlijke
boete op te leggen is voor luchthavens van nationale betekenis, zoals de luchthaven
Lelystad, neergelegd bij de minister.
7. Inwerkingtreding Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale
betekenis
Als gevolg van de inwerkingtreding van deze omzettingsregeling treedt tevens artikel
3 van de Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis
(hierna: Regeling CRO’s) in werking. Dit betekent dat er een Commissie regionaal overleg
luchthaven Lelystad is. In artikel 14 van de Regeling CRO’s is bepaald dat artikel
3 in werking treedt met ingang van het tijdstip dat voor deze luchthaven de omzettingsregeling
– de regeling bedoeld in artikel X van de RBML – in werking treedt. De commissie vervangt
de op grond van artikel 28 van de Luchtvaartwet opgerichte Commissie Milieuhygiëne
Luchtvaartterreinen Lelystad Airport.
De taak van deze commissie is in artikel 8.59, eerste lid, van de Wet luchtvaart en
artikel 7 van de Regeling CRO’s opgenomen. Deze houdt in dat door overleg tussen de
diverse betrokkenen een gebruik van de luchthaven wordt bevorderd dat zoveel mogelijk
recht doet aan de belangen van die betrokkenen. En om er op toe te zien dat aan de
belangen van de organen en organisaties die in de commissie zijn vertegenwoordigd,
zo veel mogelijk recht wordt gedaan. Tot slot kan de commissie de minister desgevraagd
informeren over haar werkzaamheden.
De commissie fungeert als zodanig als structureel platform voor overleg tussen de
exploitant van de luchthaven, de luchtvaartsector en de omgeving. Daarbij kan een
breed scala aan onderwerpen aan de orde komen. Het gaat daarbij om het afstemmen van
alle (regionale) belangen en niet alleen om milieubelangen.
De samenstelling van de commissie is op hoofdlijnen aangegeven in artikel 8.75, tweede
en derde lid, van de Wet luchtvaart. Zij bestaat uit een onafhankelijk voorzitter
en in ieder geval uit vertegenwoordigers van de meest betrokken regionale overheden,
sectorpartijen en omwonenden. Daarnaast kan de commissie ook bestaan uit vertegenwoordigers
van gebruikersorganisaties of milieuorganisaties die werkzaam zijn in de omgeving
van de luchthaven en eventuele andere partijen. De rijksoverheid wordt niet vertegenwoordigd
in de commissie. In artikel 8.59 van de Wet luchtvaart is bepaald dat de voorzitter
wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de minister en dat de voorzitter de leden
van de commissie benoemt, schorst en ontslaat op voordracht van het orgaan of de organisatie
die het lid vertegenwoordigt. Welke omwonenden-, gebruikers- of milieuorganisaties
in de commissie worden benoemd, wordt bepaald door de voorzitter zo mogelijk na overleg
met de commissie.
8. Uitvoering en handhaving
De handhaving van de omzettingsregeling vindt plaats op basis van de bepalingen bij
of krachtens de Wet luchtvaart. Omdat de luchthaven Lelystad op grond van artikel
8.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart een burgerluchthaven van nationale
betekenis is, blijft de handhaving van de bepalingen uit de omzettingsregeling bij
het Rijk.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Bij de begripsbepalingen in artikel 1 is aangesloten bij in het Besluit bewijzen van
bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008 en het Besluit luchtverkeer
2014 gehanteerde begrippen en de standaard luchtvaartterminologie.
Artikel 2
Dit artikel is een omzetting van artikel 1 van het aanwijzingsbesluit van 2001. De
tekst is aangepast conform de systematiek van de Wet luchtvaart waarbij geen sprake
meer is van het ‘aanwijzen’ van een luchtvaartterrein ten behoeve van een exploitant
en het begrip ‘luchtvaartterrein’ is vervangen door ‘luchthaven’.
Artikel 3
Dit artikel betreft een omzetting van artikel 4, tweede en derde lid, van het aanwijzingsbesluit
van 2001. Het woord ‘luchtvaartterrein’ is vervangen door ‘luchthaven’, volgens de
terminologie van de Wet luchtvaart. Op de luchthaven is één verharde baan gelegen,
waarvan de geografische richting, de lengte en de breedte in dit artikel zijn weergegeven.
Op grond van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart1 wordt door middel van een codenummer en codeletter, gerelateerd aan respectievelijk
de lengte van de baan en de grootte van de vliegtuigen, aangegeven welk luchtverkeer
van de luchthaven gebruik kan maken.
Naast de verharde baan is op de luchthaven een onverharde baan gelegen voor het gebruik
door micro light airplanes (MLA’s). Daarnaast beschikt de luchthaven nog over een
start- en landingsplaats voor gebruik door helikopters. Het in het aanwijzingsbesluit
nog gebruikte begrip hefschroefvliegtuig is conform de huidige terminologie vervangen
door helikopter.
Artikel 4
Dit artikel is ontleend aan artikel 2 van het aanwijzingsbesluit van 2001. Zie ook
het laatste onderdeel onder punt 4 van de algemene toelichting bij deze regeling voor
een nadere uitwerking van dit artikel. Gebruik van de luchthaven door militaire luchtvaartuigen
is niet toegestaan.
Artikel 5
Dit artikel geeft de gebruiksmogelijkheden en openstellingstijden van de luchthaven
weer en is overgenomen uit artikel 2 van het aanwijzingsbesluit van 2001. De bepaling
uit artikel 8, vierde lid, van het aanwijzingsbesluit dat voor het opstijgen van ballonnen
vooraf toestemming nodig is van de exploitant is niet overgenomen, omdat de mogelijkheid
van voorafgaande toestemming in het algemeen al is vastgelegd in artikel 8.52 van
de Wet luchtvaart.
De gewijzigde gebruiksmogelijkheden en openstellingstijden in dit artikel zijn afkomstig
uit de ontheffing op grond van artikel 33, tweede lid, van de Luchtvaartwet (Stcrt. 2014, nr. 28169) voor vluchten van bepaalde vliegscholen, de ANWB-MAA (ANWB Medical Air Assistance)
en de landelijke politie en zijn bedoeld om de uitvoering van vluchten overeenkomstig
de zichtvliegvoorschriften buiten de daglichtperiode te trainen.
Artikel 6
Het gebruiksjaar van de luchthaven is overgenomen uit artikel 9 van het aanwijzingsbesluit
van 2001.
Artikel 7
Met dit artikel wordt de gebruiksruimte van de luchthaven vastgelegd in grenswaarden
in handhavingspunten die op de kaart en de tabel van bijlage 1 zijn aangegeven. Bij
de berekening van de grenswaarden in de handhavingspunten zijn dezelfde invoersets
gebruikt als die destijds zijn gebruikt bij het berekenen van de 35 Ke- en 47 Bkl-geluidszones
in het aanwijzingsbesluit van 2001. In het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit van
1991 was uitsluitend een Bkl-geluidszone opgenomen met een grenswaarde van 50 Bkl.
In het wijzigingsbesluit van 1999 is de grenswaarde van 50 Bkl vervangen door de grenswaarde
47 Bkl. De 35 Ke-geluidszone is vastgesteld in het aanwijzingsbesluit van 2001. In
de begrenzing van de Bkl-geluidszone en de invoergegevens voor de berekening daarvan
is niets gewijzigd. Praktisch gezien betekende dit besluit derhalve alleen een reductie
van de geluidbelasting.
Aangezien er geen bebouwde kom is gelegen op of in de nabijheid van de 35 Ke geluidzone
zijn er geen handhavingspunten vastgesteld overeenkomstig artikel X, tweede lid, van
de Wet RBML.
Artikel 8
De gebieden gelegen binnen de 35 Ke-geluidscontour en de 47 Bkl-geluidscontour zijn,
gelet op artikel X, vijfde lid, van de Wet RBML, aangemerkt als beperkingengebied
als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, van de Wet luchtvaart. De Ke-geluidszone
met de daarbij behorende contouren is weergegeven op de kaart in bijlage 2 van deze
regeling. De Bkl-geluidszone met de daarbij behorende contouren is weergegeven op
de kaart in bijlage 3 van deze regeling. Voor deze gebieden gelden de ruimtelijke
beperkingen die opgenomen zijn in het Bggl of het Bgkl, die om die reden op grond
van artikel X van de Wet RBML hun werking hebben behouden voor de werkingsduur van
de omzettingsregelingen.
Artikel 9
Van de vaste verandermomenten voor de inwerkingtreding van regelgeving is afgeweken
omdat een spoedige inwerkingtreding van deze omzettingsregeling is gewenst om mogelijk
te maken dat met ingang van 1 april 2015 het eerste luchthavenbesluit op grond van
de Wet luchtvaart voor de luchthaven Lelystad in werking kan treden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld