Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 21 april 2015, nr. IENM/BSK-2015/69519, houdende regels met betrekking tot subsidie ter stimulering van het indienen van projectvoorstellen die vallen onder Interreg EUROPE, North West Europe of North Sea Region (Projectstimuleringsregeling Interreg V)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 15.13 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

decentralisatieuitkering:

uitkering aan een gemeente of provincie als bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

geschikt:

oordeel van het Programma Secretariaat van Interreg EUROPE, NWE of NSR dat Stap 1 of Stap 2 ontvankelijk is voor het betreffende programma;

Interreg V:

Europees structuurfondsprogramma, bestaande uit verschillende deelprogramma’s waaronder Interreg EUROPE, North West Europe en North Sea Region;

Interreg North West Europe (NWE) en Interreg North Sea Region (NSR):

transnationale Interreg V deelprogramma’s die de mogelijkheid geven om een bijdrage aan te vragen voor projecten die zien op samenwerking binnen de regio’s Noordwest Europa onderscheidenlijk Noordzee;

Interreg EUROPE:

interregionaal Interreg V deelprogramma dat de mogelijkheid geeft om een bijdrage aan te vragen voor projecten die zien op samenwerking tussen lidstaten van de Europese Unie, Zwitserland en Noorwegen;

Lead Partner:

trekker van een project zijnde een overheidsinstelling, een kennisinstelling als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs, een stichting, een vereniging of een regionale ontwikkelingsmaatschappij;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

overheidsinstelling:

gemeente, provincie, waterschap of zelfstandig bestuursorgaan;

Programma Secretariaat:

secretariaat van Interreg EUROPE, NWE of NSR dat door de deelnemende landen is aangewezen om het desbetreffende Interreg V programma te beheren en uit te voeren;

project:

planmatige activiteit in het kader van een Interreg V programma;

Projectvoorstel Interreg EUROPE:

voorstel met betrekking tot een project zoals vastgelegd in het aanvraagformulier om een bijdrage van Interreg EUROPE;

Projectvoorstel Interreg NWE of NSR:

voorstel met betrekking tot een project zoals vastgelegd in het aanvraagformulier om een bijdrage van Interreg NWE of NSR;

Stap 1:

verplichte beschrijving van een project op hoofdlijnen voor een aanvraag om een bijdrage bij Interreg NWE of NSR;

Stap 2:

verplichte uitwerking van een projectvoorstel voor een aanvraag om een bijdrage bij Interreg NWE of NSR, die plaatsvindt nadat Stap 1 is goedgekeurd door het Programma Secretariaat;

subsidieontvanger:

Lead Partner aan wie krachtens deze regeling subsidie is verleend;

Artikel 2 Doel en doelgroep

Een subsidie op grond van deze regeling is bedoeld als stimulans voor het voorbereiden, opstellen en indienen van projectvoorstellen door Lead Partners voor Interreg Europe, NWE of NSR die bijdragen aan de doelen van de desbetreffende programma’s en Rijksbeleid en geschikt worden verklaard.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De Minister kan een subsidie aan een Lead Partner verstrekken voor de kosten van niet-economische activiteiten die zien op het voorbereiden, opstellen en indienen van:

  • a. een Projectvoorstel Interreg EUROPE, of

  • b. een Projectvoorstel Interreg NWE of NSR.

Artikel 4 Cumulatie

Indien door een ander bestuursorgaan of de Europese Commissie een bijdrage is of wordt verstrekt voor de kosten of een deel daarvan wordt het bedrag dat door deze organen is verstrekt in mindering gebracht op de subsidie waarvoor de aanvrager krachtens deze regeling in aanmerking komt.

Artikel 5 Aanvraag tot verlening van subsidie

  • 1. Een aanvraag bij de Minister om subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt ingediend door een Lead Partner met een vestiging of filiaal in Nederland op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend, met gebruikmaking van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. Een aanvraag om subsidie kan enkel gedaan worden indien niet reeds eerder op grond van deze regeling subsidie is verleend voor het voorbereiden, opstellen en indienen van eenzelfde Projectvoorstel Interreg EUROPE, NWE of NSR.

  • 3. De aanvraag bevat:

    • a. een verklaring dat het initiatief voor een project is besproken met een medewerker van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bij wie aanvragers van subsidie terecht kunnen voor informatie over Interreg V en de daarbij behorende deelprogramma’s;

    • b. een verklaring dat de aanvraag is ingediend voorafgaand aan de indiening van het projectvoorstel bij het Programma Secretariaat van Interreg EUROPE, NWE of NSR;

    • c. een verklaring dat het Projectvoorstel Interreg EUROPE, NWE of NSR meer dan € 400.000 zal bedragen, en

    • d. een korte beschrijving van het project.

  • 4. Op verzoek van de Minister verstrekt de Lead Partner een nadere toelichting op de beschrijving van het project, bedoeld in het derde lid, onderdeel d.

  • 5. Op verzoek van de Minister overlegt de Lead Partner een de-minimisverklaring als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L352/1).

Artikel 6 Beslissing op de aanvraag voor verlening van subsidie

  • 1. De Minister beslist over een aanvraag als bedoeld in artikel 5 binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Indien de beslissing op een aanvraag niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. Het verlenen van subsidie op grond van een aanvraag houdt geen recht in op een bijdrage ingevolge Interreg EUROPE, NWE of NSR.

Artikel 7 Wijze van verdelen

De Minister verdeelt de subsidie naar volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat:

  • a. indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag geldt waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst;

  • b. indien de Minister op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, hij de rangschikking van die aanvragen vaststelt door middel van loting.

Artikel 8 Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling, of

  • b. het project strijdig is met het Rijksbeleid zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Aanpak Modernisering Milieubeleid.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger dient een Projectvoorstel Interreg EUROPE binnen 18 maanden na de subsidieverlening in bij het Programma Secretariaat van Interreg EUROPE.

  • 2. De subsidieontvanger dient bij een Projectvoorstel Interreg NWE of NSR:

    • a. Stap 1 binnen 12 maanden na de subsidieverlening in bij het Programma Secretariaat van Interreg NWE respectievelijk NSR, en

    • b. Stap 2 binnen 18 maanden na de subsidieverlening in bij het Programma Secretariaat van Interreg NWE respectievelijk NSR.

  • 3. Indien het Programma Secretariaat van Interreg NWE of NSR geen gebruik maakt van Stap 1 en Stap 2 dient de subsidieontvanger het projectvoorstel Interreg NWE of NSR binnen 18 maanden na de subsidieverlening in bij het Programma Secretariaat van Interreg NWE respectievelijk NSR.

  • 4. De subsidieontvanger meldt onverwijld dat het projectvoorstel bij het Interreg NWE, NSR of EUROPE is ingediend en toont dit terstond aan door middel van een ontvangstbevestiging van het Programma Secretariaat van het desbetreffende programma.

  • 5. Indien een Lead Partner ook economische activiteiten verricht, voert de Lead Partner een gescheiden administratie van kosten en baten voor de niet-economische activiteiten die zien op het voorbereiden, opstellen en indienen van een Projectvoorstel Interreg Europe, NWE of NSR enerzijds en economische activiteiten anderzijds.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie en subsidieplafond

  • 1. De subsidie voor het voorbereiden van een Projectvoorstel Interreg EUROPE, NWE of NSR bedraagt maximaal € 25.000,–.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2015 bedraagt € 1.500.000,–.

  • 3. De Minister stelt het subsidieplafond voor de daaropvolgende jaren vast en maakt dit bekend in de Staatscourant voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 4. De Minister kan per kalenderjaar een of meer aanvraagperioden vaststellen en maakt dit bekend in de Staatscourant voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

Artikel 11 Voorschot

  • 1. De Minister verstrekt ambtshalve een voorschot van 100 procent bij de verlening van de subsidie.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de Lead Partner een gemeente of provincie is.

Artikel 12 Vaststelling subsidie Interreg EUROPE

  • 1. In een geval als bedoeld in artikel 3, onder a wordt de subsidie uiterlijk binnen 13 weken ambtshalve vastgesteld nadat:

    • a. voldaan is aan artikel 9, eerste lid, en

    • b. het Projectvoorstel Interreg EUROPE geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat van Interreg EUROPE.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a en b wordt de subsidie ambtshalve op € 0 vastgesteld indien:

    • a. niet voldaan is aan artikel 9, eerste lid, of

    • b. het Projectvoorstel Interreg EUROPE niet geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat van Interreg EUROPE.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing indien de Lead Partner een gemeente of provincie is.

Artikel 13 Vaststelling subsidie Interreg NWE of NSR

  • 1. In een geval als bedoeld in artikel 3, onder b wordt de subsidie uiterlijk binnen 13 weken ambtshalve vastgesteld nadat:

    • a. voldaan is aan artikel 9, tweede lid, en

    • b. Stap 2 van het Projectvoorstel Interreg NWE of NSR geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat van Interreg NWE of NSR.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a en b wordt de subsidie uiterlijk binnen 13 weken ambtshalve op 50 procent van de verleende subsidie vastgesteld nadat:

    • a. Stap 1 geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat van Interreg NWE of NSR, en

    • b. Stap 2 niet binnen 18 maanden na subsidieverlening geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat van Interreg NWE of NSR.

  • 3. In afwijking van het eerste, onderdeel a en b en tweede lid wordt de subsidie uiterlijk binnen 13 weken ambtshalve op € 0 vastgesteld, indien:

    • a. niet voldaan is aan artikel 9, tweede lid, of

    • b. Stap 1 niet geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat van Interreg NWE of NSR.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing indien de Lead Partner een gemeente of provincie is.

Artikel 14 Verslag

Binnen zes maanden na het vervallen van deze regeling wordt een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2015 en vervalt met ingang van 1 mei 2020 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op de op grond van deze regeling verstrekte subsidies.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Projectstimuleringsregeling Interreg V.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

In de periode 2014–2020 maken de Interreg programma’s opnieuw onderdeel uit van het Europese cohesiebeleid dat gericht is op slimme, duurzame en inclusieve groei. De transnationale programma’s waaraan Nederland deelneemt zijn in deze vijfde programmaperiode niet van naam veranderd en heten: North Sea Region (NSR) en North West Europe (NWE). Het interregionale projectenprogramma heet voortaan Interreg EUROPE. De doelstellingen van deze programma’s sluiten aan op nationale Rijksdoelstellingen. Mede daarom onderschrijft de Minister van Infrastructuur en Milieu deze doelen en wenst zij deelname van in Nederland gevestigde partijen aan deze programma’s te bevorderen.

De subsidieregeling Projectstimuleringsregeling INTERREG IV is in 2013 vervallen. Deze was bedoeld als stimulans om een projectvoorstel in te dienen bij de programmasecretariaten van de transnationale INTERREG IVB programma’s Noordzee of Noordwest Europa of het interregionale programma INTERREG IVC. Bij deze programma’s stond het stimuleren van versterking van ruimtelijke kwaliteit in Europees verband centraal.

In 2012 is de Nederlandse deelname aan de programma’s Interreg IVB en IVC geëvalueerd.1 De Projectstimuleringsregeling INTERREG IV bood Nederlandse Lead Partners de mogelijkheid om een financiële bijdrage in de kosten voor het voorbereiden van een INTERREG-aanvraag te krijgen. Aanvragers konden hiermee reiskosten en externe ondersteuning inzetten om een consortium en een gezamenlijk projectvoorstel te ontwikkelen. Uit de evaluatie bleek dat de bestaande regeling leidde tot een hogere slagingskans van het project binnen de Interreg-programma’s. Ook werd in de evaluatie door de programmasecretariaten de actieve rol van Nederlandse partners erkend in de ontwikkelingsfase van projecten. Ruim de helft van de deelnemers die aan de evaluatie hebben deelgenomen, gaf aan dat ze zonder de regeling niet tot een aanvraag waren overgegaan. Projectvoorbereiding vergt een flinke inzet in tijd en (financiële) middelen. Door een bijdrage vanuit de regeling wordt de drempel tot deelname verlaagd. Daarmee werd ook de noodzaak van de regeling duidelijk aangetoond.

Op basis van deze doelstellingen en positieve conclusies uit genoemde evaluatie, is besloten een nieuwe regeling vast te stellen ter stimulering van projectdeelname aan Interreg NSR, NWE en Europe voor een periode van vijf jaar. Hiertoe strekt onderhavige regeling.

2. Doelstellingen Interreg NSR, NWE en Europe

Het meerjarig financieel kader 2014-2020 bevat de meerjarenbegroting van de Europese Unie. Het heeft als hoofddoel van Europese inspanningen gekozen voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Het Europese cohesiebeleid werkt dat verder uit in doelstellingen voor groei en banen en wordt hiervoor gevoed vanuit het Europees fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees sociaal fonds (ESF). Het EFRO en daarbinnen de Interreg programma’s dragen bij aan regionaal ontwikkelingsbeleid en investeringen in groei.

Interreg is derhalve een instrument van het Europese cohesiebeleid en biedt de mogelijkheid tot uitvoering van gezamenlijke projecten en beleidsuitwisseling tussen nationale, regionale en lokale partijen uit verschillende EU-lidstaten. Voor deze regeling zijn de programma’s NWE, NSR en EUROPE relevant.

Door deelname in internationale samenwerkingsprojecten wordt ook bijgedragen aan nationale doelen op het gebied van regionale ontwikkeling, milieu en infrastructuur zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu uit 2012 en de Aanpak Modernisering Milieubeleid van 2014. Daarnaast hebben eerdere Interregprojecten aantoonbaar bijgedragen aan Rijksbeleid zoals verwoord in de Nota Ruimte, het programma Pieken in de Delta, het topsectorenbeleid, het Deltaprogramma en de Ecologische Hoofdstructuur.

In de samenwerkingsprogramma’s voor de vijfde programmaperiode (2014–2020) zijn de prioriteiten van de Interreg-programma’s beschreven en uitgewerkt in thematische en specifieke doelen. Hierbij zijn de Nederlandse wensen goed tot uitdrukking gekomen in de uiteindelijke programma’s.

Voor Interreg NSR zijn de specifieke doelen waaraan wordt gewerkt:

  • Ontwikkeling van nieuwe of verbeterde kennis partnerschappen tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en eindgebruikers met het oog op lange termijn samenwerking (ook na het project) bij het ontwikkelen van producten en diensten;

  • Versterking van de capaciteit om regionale innovatie te stimuleren om daarmee het lange termijn innovatieniveau te verhogen en slimme specialisatie strategieën te ondersteunen;

  • Stimulering van de publieke sector om vraag naar innovatie te genereren en te werken aan innovatieve oplossingen voor het verbeteren van de levering van publieke diensten;

  • Bevordering van de ontwikkeling en adoptie van producten, diensten en processen die gericht zijn op versnelling van de vergroening van economieën in de Noordzee regio;

  • Stimulering van de adoptie van nieuwe producten, diensten en processen gericht op reductie van de ecologische voetafdruk van regio’s rond de Noordzee.

  • Demonstreren van nieuwe en/of verbeterde methoden voor het verbeteren van klimaatbestendigheid van doellocaties;

  • Ontwikkeling van nieuwe methoden voor lange termijn duurzaam beheer van ecosystemen in de Noordzee;

  • Ontwikkeling van demonstraties van innovatieve en/of verbeterde transport en logistieke oplossingen met het potentieel om grote volumen vracht weg te leiden van lange afstand wegtransport;

  • Stimulering van het oppikken en toepassen van groene transportoplossingen voor het regionale vracht- en personenvervoer.

Voor Interreg NWE zijn de specifieke doelen:

  • Het versterken van de innovatiekracht in Noordwest Europa door internationale samenwerking;

  • Het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen in NWE door internationale samenwerking bij de implementatie van koolstof arme-, energie-, of klimaat beschermingsstrategieën;

  • Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in NWE door internationale samenwerking bij de doorvoering van koolstof arme technologieën, producten, processen en diensten;

  • Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in NWE door internationale samenwerking bij transnationale koolstofarme oplossingen voor transportsystemen;

  • Het optimaliseren van het (her)gebruik van materialen en natuurlijke hulpbronnen in NWE door internationale samenwerking.

Voor Interreg Europe zijn de specifieke doelen:

Verbetering van de implementatie van regionaal ontwikkelingsbeleid en -programma’s, in het bijzonder programma’s voor investeringen voor groei en banen en – waar relevant – programma’s voor Europese territoriale samenwerking:

  • op het terrein van infrastructuur en capaciteit voor onderzoek en innovatie;

  • die de levering ondersteunen van innovatie door actoren in regionale innovatie;

  • ketens op terreinen als slimme specialisatie en innovatie kansen;

  • die MKB-ondernemingen ondersteunen in alle fasen van hun levenscyclus om zich te ontwikkelen, groei te bereiken en zich bezig te houden met innovatie,

  • die zich richten op de transitie naar een koolstofarme economie;

  • op het terrein van bescherming en ontwikkeling van natuurlijk en cultureel erfgoed;

  • gericht op het versterken van efficiënt gebruik van hulpbronnen, groene groei en eco-innovatie en management van milieuprestaties.

Deze doelen sluiten nauw aan bij de Rijksdoelen zoals vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 20122 en de Aanpak Modernisering Milieubeleid uit 20143.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte stelde als hoofddoelen voor het Rijksbeleid om Nederland ook in de toekomst concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden door:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De Aanpak Modernisering Milieubeleid bevordert internationale samenwerking op terreinen als:

  • Klimaatverandering en energietransitie door uitvoering van de klimaatagenda/ het energieakkoord;

  • Beter benutten van grondstoffen door hergebruik en sluiten van de kringloop op weg naar een circulaire economie;

  • Behouden en versterken van een veilige en gezonde leefomgeving.

Al deze rijksprioriteiten komen terug in de doelstellingen van de hierboven genoemde Interreg programma’s.

3. Hoofdlijnen Projectstimuleringsregeling Interreg V

De Projectstimuleringsregeling Interreg V is bedoeld als stimulans voor het uitwerken van een projectidee tot een voldragen projectaanvraag voor de transnationale samenwerkingsprogramma’s Interreg NSR en Interreg NWE en het interregionale programma Interreg EUROPE. De uiteindelijke projectaanvragen beogen bij te dragen aan het stimuleren van de versterking van ruimtelijke kwaliteit in Europees verband en leveren een bijdrage aan de in die programma’s gekozen prioriteiten.

Ontwikkeling van een projectidee tot een daadwerkelijk ingediende aanvraag is een iteratief proces. Dit proces bestaat onder andere uit het afbakenen van het project-idee, het zoeken van partners om samen te werken aan het idee en het schrijven en indienen van een projectvoorstel. Contactpersonen voor de Interregprogramma’s bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de programmasecretariaten in Lille (NWE- en EUROPE-programma) en Viborg (NSR-programma) kunnen in deze eerste fasen faciliteren.

Een aanvraag kan worden ingediend door een beoogd Lead partner. Met een subsidie voor projectstimulering kan de aanvrager potentiële projectpartners zoeken en kan een voorstel voor een project worden geschreven dat moet worden ingediend bij Interreg NWE, NSR of EUROPE.

De stimulering bestaat uit een lump-sumbijdrage van € 25.000,– die definitief wordt op het moment dat door het Programma Secretariaat geoordeeld wordt dat Stap 2 ontvankelijk is voor het desbetreffende Interreg V programma. Dit wordt in de regeling ‘geschikt’ genoemd. Bij de Interreg-programma’s wordt gesproken van ‘eligible) en komt op hetzelfde neer.

Omdat de periode van voorbereiding tot aan formele goedkeuring door het Interreg-programma lang is – kan variëren van een half tot anderhalf jaar – en dit voor veel indieners te lang is om voor te schieten, is ervoor gekozen om de bijdrage als voorschot te verstrekken. De indiener dient het ontvangen voorschot te retourneren indien hij niet voldoet aan de verplichtingen van deze regeling.

De programma’s Interreg NSR en NWE kennen een indieningsproces dat bestaat uit twee stappen. Indien slechts in de eerste fase een ontvankelijke aanvraag wordt ingediend en in de tweede fase niet, wordt een lagere subsidie voor projectstimulering vastgesteld. Voor het Interreg Europe programma bestaat geen gefaseerde indiening.

Voor toekenning van projectstimulering is het een vereiste dat er contact is geweest over het projectidee tussen de aanvrager en de contactpersonen voor Interreg bij RVO. Deze contactpersonen hebben specifieke kennis over de Interreg programma’s en de doelstellingen ervan en kunnen via het internationale netwerk van contactpersonen adviseren over mogelijke projectpartners.

4. Administratieve lasten

De regeling wordt uitgevoerd door RVO. Op de website van RVO wordt bekendgemaakt wanneer de regeling is opengesteld en daar is een aanvraagformulier te verkrijgen. Daar staat ook op vermeld hoe en waar de aanvraag moet worden ingediend. Ingediende aanvragen voor een subsidie vanuit deze regeling worden door RVO, namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, beoordeeld.

De verschillende Interregprogramma’s publiceren zogeheten ‘Calls for proposals’. Vóór een bepaalde datum kunnen projectaanvragen worden ingediend. Om deze projectvoorstellen te kunnen voorbereiden, kan een aanvraag voor de regeling Projectstimulering Interreg V worden ingediend. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst totdat het budgetplafond is bereikt. De regeling kent voor 2015 een subsidieplafond van € 1.500.000,–. Voor de hierop volgende jaren wordt het subsidieplafond bij ministeriële regeling vastgesteld en bekendgemaakt in de Staatscourant.

Voor projectstimulering wordt bij verlening een lumpsum bedrag beschikbaar gesteld van € 25.000,–. Deze bijdrage wordt definitief wanneer binnen 18 maanden na toekenning een aanvraag die geschikt is verklaard, wordt ingediend bij een van de Interreg programma’s. Indien RVO bericht ontvangt van het programmasecretariaat dat het project niet geschikt is verklaard binnen de daartoe gestelde tijd, zal RVO overgaan tot terugvordering van de subsidie.

Indien het project binnen de daartoe gestelde tijd wel geschikt is verklaard in Stap 1, maar niet in Stap 2 zal RVO de stimuleringsbijdrage gedeeltelijk terugvorderen. De aanvrager heeft geen aanvullende verantwoordingsplicht voor de projectstimulering.

De totale administratieve lasten voor het aanvragen van een subsidie op grond van deze regeling komt op circa € 210,– per aanvraag. Dit is 0,84% van het totale subsidiebedrag van € 25.000,–.

5. Gemeente en provincie in deze regeling

Gemeenten en provincies kunnen ook deelnemen aan deze regeling in die zin dat zji Lead Partner kunnen zijn. In de Financiële Verhoudingswet zijn echter afspraken gemaakt over geldstromen tussen Rijk en andere overheden. De aanvraag van een gemeente of provincie om een subsidie moet in dat licht worden behandeld.

De aanvraag wordt aan deze regeling getoetst en als eraan voldaan wordt volgt een bevestiging van ontvangst met daarbij een uiteenzetting van de vervolgprocedure: als er sprake is van een aanvraag die geschikt is verklaard dan bericht RVO, namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, de gemeente of provincie hierover per algemene brief waarin is opgenomen dat de Minister van Infrastructuur en Milieu een bepaald bedrag aan de Minister van Binnenlandse Zaken zal overmaken ten behoeve van een decentralisatieuitkering. Voordat dit plaatsvindt, wordt het bedrag per gemeente of provincie via de circulaire van het gemeente- of provinciefonds bekendgemaakt. De decentralisatieuitkering is exclusief BTW. Dit betekent dat een gemeente of provincie geen gebruik kan maken van het BTW-compensatiefonds.

6. Aanvullende regelgeving

Omdat het om een subsidieregeling op grond van artikel 15.13 van de Wet Milieubeheer gaat, zijn op deze regeling ook de bepalingen uit die wet voor wat betreft subsidies van toepassing. De tekst van deze subsidieregeling moet dus in samenhang worden gelezen met titel 15.3 betreffende voorschriften omtrent het verstrekken van subsidies.

Daarnaast geldt de algemene subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht voor deze regeling. Zo zijn onder meer de afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Awb van toepassing. Deze afdelingen bevatten bepalingen over de subsidievaststelling, zoals ten aanzien van de intrekking of wijziging ten nadele van de subsidieontvanger en ten aanzien van betaling en terugvordering van (teveel of onterecht betaalde) subsidie.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Hieronder worden enkele bepalingen toegelicht.

Interreg V:

Dit is een Europees structuurfondsprogramma en bestaat uit verschillende deelprogramma’s. Doel is om projecten met grens- en regio-overschrijdende samenwerking te ondersteunen. Voor Nederland zijn de programma’s EUROPE, North West Europe en North Sea Region van belang. Daarom richt de regeling zich op deze programma’s.

Interreg North West Europe (NWE) en Interreg North Sea Region (NSR):

Dit zijn twee Interreg V programma’s die de mogelijkheid geven om een bijdrage aan te vragen voor projecten die zien op samenwerking binnen de regio’s Noordwest Europa respectievelijk Noordzee. Zij zijn gericht op het versterken van de samenwerking om daarmee de economische concurrentiekracht en de territoriale samenhang van de betreffende regio’s vergroten.

Interreg EUROPE:

Dit is een Interreg V programma dat de mogelijkheid geeft om een bijdrage aan te vragen voor projecten die gericht zijn op samenwerking tussen lidstaten van de Europese Unie plus Zwitserland en Noorwegen. Daarmee wordt de samenwerking over de landsgrenzen heen versterkt en daardoor de economische concurrentiekracht en de territoriale samenhang vergroot.

Programma Secretariaat:

Het Programma Secretariaat is door de in Interreg EUROPE, NWE of NSR samenwerkende landen aangewezen om het programma te beheren en uit te voeren. De secretariaten voor Interreg Europe en Interreg North West Europe bevinden zich in Lille (Frankrijk) bij de Region Nord Pas de Calais. Het secretariaat voor Interreg North Sea Region is gevestigd in Viborg (Denemarken).

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd dienen niet-economisch van aard te zijn. De achtergrond hiervan is dat wanneer een Lead Partner in dit kader economische activiteiten verricht en daarmee in concurrentie met derden gaat, de subsidie voor de kosten van deze activiteiten aangemerkt kan worden als staatssteun zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Een subsidie voor economische activiteiten kan er namelijk voor zorgen dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Daarom komen enkel de niet-economische activiteiten voor het voorbereiden, opstellen en indienen van een projectvoorstel voor subsidie in aanmerking. Wanneer de Lead Partner ook economische activiteiten verricht, dient een gescheiden boekhouding gevoerd te worden op grond van artikel 9, vijfde lid, van de regeling.

Artikel 5 Aanvraag tot verlening van subsidie

Deze regeling betreft de stimulering van activiteiten die ten goede komen aan de Nederlandse economie. Daarom geldt voor het in aanmerking komen voor subsidie dat de Lead Partner een vestiging of filiaal in Nederland heeft. Dit houdt bijvoorbeeld een moeder- of dochterorganisatie in. Het moet in ieder geval meer zijn dan het hebben van een postbusnummer in Nederland.

In het tweede lid is bepaald dat een aanvraag om subsidie enkel gedaan kan worden indien niet reeds eerder op grond van deze regeling subsidie is verleend voor het voorbereiden, opstellen en indienen van eenzelfde Projectvoorstel Interreg EUROPE, NWE of NSR. Indien dat wel het geval zou zijn dan is een subsidie ter stimulering immers niet noodzakelijk. Wanneer naar aanleiding van een eerdere aanvraag voor eenzelfde projectvoorstel geen subsidie is verleend, blijft het wel mogelijk opnieuw een aanvraag te doen.

Daarnaast dient de aanvrager een aantal verklaringen af te leggen. Zo dient de aanvrager te verklaren dat voorafgaand aan de indiening contact is geweest met een contactpersoon voor het betreffende Interreg-programma bij RVO. Met dit contact wordt beoogd dat de aanvragen goed aansluiten op de doelstellingen van het Interreg-programma.

Tevens dient de aanvrager te verklaren dat de aanvraag is ingediend vóór indiening van het Projectvoorstel bij het Programma Secretariaat van het desbetreffende Interreg-programma. Onderhavige subsidieregeling strekt immers tot stimulering om te komen tot een projectvoorstel. Indien een projectvoorstel al is ingediend, is een dergelijke stimulering niet meer nodig.

Voorts geldt dat verklaard dient te worden dat het uiteindelijke Projectvoorstel meer dan € 400.000,– aan kosten omvat. Deze verklaring is opgenomen om te bewerkstelligen dat projectstimulering wordt aangevraagd om te komen tot projecten die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de Interreg programma’s. Daarom wordt een ondergrens van € 400.000,– gesteld.

In het vijfde lid is bepaald dat een Lead Partner een de-minimisverklaring dient te overleggen wanneer de Minister hierom verzoekt. De Minister kan hierom verzoeken wanneer het vermoeden bestaat dat de activiteiten die met de subsidie begunstigd worden te kwalificeren zijn als economische activiteiten. In de de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013) verklaart de Europese Commissie dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen. Daarom wordt de de-minimis niet beschouwd als staatssteun in de zin van het VWEU. Met een de-miminisverklaring verklaart de Lead Partner nog niet de maximale de-minimis steun te hebben ontvangen.

De uitvoering van deze regeling is gemandateerd aan RVO. De tekst van het subsidieprogramma en de aanvraagformulieren die elektronisch ingevuld kunnen worden, zijn verkrijgbaar via RVO.nl/interreg. Op verzoek kan een papieren formulier verkregen worden.

Informatie over de INTERREG NWE, NSR en Europe programma’s is te vinden op respectievelijk www.northsearegion.eu, www.nweurope.eu en www.interregeurope.eu.

Artikel 9 Verplichtingen

Aan de subsidieontvanger worden verplichtingen opgelegd. Deze verplichtingen zijn in dit artikel beschreven. Conform artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidievaststelling ingetrokken of gewijzigd worden indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Voor wat betreft het bepaalde in artikel 9, tweede en derde lid, van de regeling geldt dat nog niet duidelijk is of Interreg NWE of NSR voor een Projectvoorstel Interreg NWE of NSR altijd gebruik zullen maken van een Stap 1 en Stap 2. Indien het secretariaat geen gebruik maakt van twee stappen, geldt de verplichting zoals omschreven in het derde lid. De subsidieontvanger is dan verplicht om het Projectvoorstel Interreg NWE of NSR binnen 18 maanden na subsidieverlening in te dienen bij het Programma Secretariaat van Interreg NWE respectievelijk NSR.

Wanneer bij het voorbereiden, opstellen en indienen van een Projectvoorstel Interreg Europe, NWE of NSR zowel niet-economische als economische activiteiten door een Lead Partner worden verricht, dient deze partij een gescheiden administratie van kosten en baten te voeren.

Achtergrond hiervan is dat alle overheidsfinanciering van economische activiteiten als staatssteun aangemerkt wordt. Een Lead Partner kan zowel niet-economische als ecomische activiteiten verrichten bij het voorbereiden, opstellen en indienen van een projectvoorstel. Enkel voor de niet-economische activiteiten wordt subsidie verleend. Teneinde kruissubsidiering te voorkomen, is een gescheiden administratie vereist.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie en subsidieplafond

Subsidieaanvragers ontvangen maximaal € 25.000,–. Daarbij gaat het om een vast bedrag (lump sum). De subsidie kan op grond van artikel 13 ook op een bedrag van € 12.500,– vastgesteld worden. Daarom staat in de regeling dat de subsidie maximaal € 25.000,– bedraagt.

Ingevolge artikel 15.13, derde lid, van de Wet milieubeheer kunnen subsidieplafonds voor activiteiten op het gebied van milieubeheer worden vastgesteld. De onderhavige regeling voorziet hierin op grond van artikel 10. Het subsidieplafond voor 2015 wordt in artikel 10, tweede lid, van deze regeling vastgesteld. De subsidieplafonds voor de hierop volgende kalenderjaren worden bij aparte ministeriële regeling vastgesteld en bekend gemaakt in de Staatscourant. Daarnaast kan de Minister aanvraagperioden vaststellen waarbinnen de aanvragen moeten worden ingediend.

Overschrijding van het subsidieplafond leidt tot verplichte weigering van de subsidieaanvraag (artikel 4:25 Awb).

Artikel 11 Voorschot

In dit artikel is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid van artikel 4:95, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, om voorschotten te verlenen. Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting is dus niet nodig. Een voorschot betreft 100% van de subsidie. Dit is in lijn met de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking. Dit hoge percentage is tevens wenselijk, omdat de regeling bedoeld is als stimulering om goede projectvoorstellen met een Nederlandse Lead Partner in te kunnen dienen bij de Interreg programma’s.

Een subsidie aan een gemeente of provincie die Lead Partner is, wordt door middel van een decentralisatieuitkering achteraf verstrekt. Het is derhalve niet mogelijk om aan deze doelgroepen een voorschot te verstrekken. Daarom wordt in artikel 11, tweede lid, van de regeling bepaald dat het artikel niet van toepassing is op een gemeente of provincie.

Artikel 12 Vaststelling subsidie Interreg EUROPE

Met artikel 12, derde lid, van deze regeling is een afwijkende wijze van subsidievaststelling opgenomen voor het geval de subsidieontvanger een gemeente of een provincie is. De vaststelling van de subsidie voor gemeenten en provincies zal geschieden door middel van het uitkeren van een decentralisatieuitkering. Deze uitkering is neergelegd in artikel 13, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet.

Aangezien het gaat om de vaststelling van subsidiebedragen tot € 25.000,–, is ervoor gekozen de subsidie ambtshalve vast te stellen. De subsidieontvanger hoeft hiervoor geen aanvraag te doen.

Zoals bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 11 ook wordt beschreven, wordt een subsidie aan een gemeente of provincie door middel van een decentralisatieuitkering achteraf verstrekt. De Minister stelt de subsidie voor deze doelgroepen daarom niet vast. Derhalve wordt in artikel 12, derde lid, van de regeling bepaald dat het artikel niet van toepassing is op een gemeente of provincie.

Artikel 13 Vaststelling subsidie Interreg NWE of NSR

Voor de vaststelling van de subsidie voor projectstimulering voor Projectvoorstellen voor Interreg NWE of NSR geldt een apart artikel. De reden hiervoor is dat goedkeuring van een subsidie voor een Projectvoorstel bij deze programma’s uit twee stappen bestaat. De vaststelling van een subsidie voor projectstimulering op grond van deze regeling is daarom daaraan gekoppeld.

De subsidie voor projectstimulering voor een Projectvoorstel voor Interreg NWE of NSR wordt geweigerd indien het Projectvoorstel niet binnen de termijn, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend of wanneer het projectvoorstel niet geschikt wordt verklaard.

Ook hier geldt dat het gaat om de vaststelling van subsidiebedragen tot € 25.000,–. Daarom is ervoor gekozen de subsidie ambtshalve vast te stellen. De subsidieontvanger hoeft hiervoor geen aanvraag te doen.

Zoals bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 11 en 12 ook wordt beschreven, wordt een subsidie aan een gemeente of provincie door middel van een decentralisatieuitkering achteraf verstrekt. De Minister stelt de subsidie voor deze doelgroepen daarom niet vast. Derhalve wordt in artikel 13, vierde lid, van de regeling bepaald dat het artikel niet van toepassing is op een gemeente of provincie.

Artikel 14 Verslag

In artikel 4:24 Awb is bepaald dat indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Artikel 14 volgt dit artikel met als uitzondering dat het verslag binnen zes maanden na afloop van de duur van de regeling wordt gepubliceerd. Zoals in artikel 15 is bepaald, geldt de regeling voor een periode van vijf jaar.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden en van de data van inwerkingtreding volgens de Vaste Verandermomenten. De reden daarvoor is dat de subsidieaanvragers gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding van de regeling. Daarnaast is van belang dat de eerste ronde om een bijdrage aan te vragen bij Interreg NWE 16 mei 2015 sluit. Voor die tijd dient deze regeling operationeel te zijn. Daarmee is aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving van toepassing: door af te wijken van de invoeringstermijn en de data van inwerkingtreding worden, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomen.

Het is een tijdelijke regeling. De subsidie kan op grond van deze regeling van 1 mei 2015 tot 1 mei 2020 worden verstrekt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Interreg B en C evaluatie – Evaluatie van Interreg B en C programma’s in Nederland, Eindrapport september 2012 (Bureau Buiten en Link EU)

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/2011, 32 660, A/Nr. 50, bijlage.

X Noot
3

Kamerstukken II 2013/14, 28 663, nr. 55, bijlage.

Naar boven