TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
In de periode 2014–2020 maken de Interreg programma’s opnieuw onderdeel uit van het
Europese cohesiebeleid dat gericht is op slimme, duurzame en inclusieve groei. De
transnationale programma’s waaraan Nederland deelneemt zijn in deze vijfde programmaperiode
niet van naam veranderd en heten: North Sea Region (NSR) en North West Europe (NWE).
Het interregionale projectenprogramma heet voortaan Interreg EUROPE. De doelstellingen
van deze programma’s sluiten aan op nationale Rijksdoelstellingen. Mede daarom onderschrijft
de Minister van Infrastructuur en Milieu deze doelen en wenst zij deelname van in
Nederland gevestigde partijen aan deze programma’s te bevorderen.
De subsidieregeling Projectstimuleringsregeling INTERREG IV is in 2013 vervallen.
Deze was bedoeld als stimulans om een projectvoorstel in te dienen bij de programmasecretariaten
van de transnationale INTERREG IVB programma’s Noordzee of Noordwest Europa of het
interregionale programma INTERREG IVC. Bij deze programma’s stond het stimuleren van
versterking van ruimtelijke kwaliteit in Europees verband centraal.
In 2012 is de Nederlandse deelname aan de programma’s Interreg IVB en IVC geëvalueerd.1 De Projectstimuleringsregeling INTERREG IV bood Nederlandse Lead Partners de mogelijkheid
om een financiële bijdrage in de kosten voor het voorbereiden van een INTERREG-aanvraag
te krijgen. Aanvragers konden hiermee reiskosten en externe ondersteuning inzetten
om een consortium en een gezamenlijk projectvoorstel te ontwikkelen. Uit de evaluatie
bleek dat de bestaande regeling leidde tot een hogere slagingskans van het project
binnen de Interreg-programma’s. Ook werd in de evaluatie door de programmasecretariaten
de actieve rol van Nederlandse partners erkend in de ontwikkelingsfase van projecten.
Ruim de helft van de deelnemers die aan de evaluatie hebben deelgenomen, gaf aan dat
ze zonder de regeling niet tot een aanvraag waren overgegaan. Projectvoorbereiding
vergt een flinke inzet in tijd en (financiële) middelen. Door een bijdrage vanuit
de regeling wordt de drempel tot deelname verlaagd. Daarmee werd ook de noodzaak van
de regeling duidelijk aangetoond.
Op basis van deze doelstellingen en positieve conclusies uit genoemde evaluatie, is
besloten een nieuwe regeling vast te stellen ter stimulering van projectdeelname aan
Interreg NSR, NWE en Europe voor een periode van vijf jaar. Hiertoe strekt onderhavige
regeling.
2. Doelstellingen Interreg NSR, NWE en Europe
Het meerjarig financieel kader 2014-2020 bevat de meerjarenbegroting van de Europese
Unie. Het heeft als hoofddoel van Europese inspanningen gekozen voor slimme, duurzame
en inclusieve groei. Het Europese cohesiebeleid werkt dat verder uit in doelstellingen
voor groei en banen en wordt hiervoor gevoed vanuit het Europees fonds voor regionale
ontwikkeling (EFRO) en het Europees sociaal fonds (ESF). Het EFRO en daarbinnen de
Interreg programma’s dragen bij aan regionaal ontwikkelingsbeleid en investeringen
in groei.
Interreg is derhalve een instrument van het Europese cohesiebeleid en biedt de mogelijkheid
tot uitvoering van gezamenlijke projecten en beleidsuitwisseling tussen nationale,
regionale en lokale partijen uit verschillende EU-lidstaten. Voor deze regeling zijn
de programma’s NWE, NSR en EUROPE relevant.
Door deelname in internationale samenwerkingsprojecten wordt ook bijgedragen aan nationale
doelen op het gebied van regionale ontwikkeling, milieu en infrastructuur zoals beschreven
in de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu uit 2012 en de Aanpak Modernisering
Milieubeleid van 2014. Daarnaast hebben eerdere Interregprojecten aantoonbaar bijgedragen
aan Rijksbeleid zoals verwoord in de Nota Ruimte, het programma Pieken in de Delta,
het topsectorenbeleid, het Deltaprogramma en de Ecologische Hoofdstructuur.
In de samenwerkingsprogramma’s voor de vijfde programmaperiode (2014–2020) zijn de
prioriteiten van de Interreg-programma’s beschreven en uitgewerkt in thematische en
specifieke doelen. Hierbij zijn de Nederlandse wensen goed tot uitdrukking gekomen
in de uiteindelijke programma’s.
Voor Interreg NSR zijn de specifieke doelen waaraan wordt gewerkt:
-
– Ontwikkeling van nieuwe of verbeterde kennis partnerschappen tussen bedrijfsleven,
kennisinstellingen, overheden en eindgebruikers met het oog op lange termijn samenwerking
(ook na het project) bij het ontwikkelen van producten en diensten;
-
– Versterking van de capaciteit om regionale innovatie te stimuleren om daarmee het
lange termijn innovatieniveau te verhogen en slimme specialisatie strategieën te ondersteunen;
-
– Stimulering van de publieke sector om vraag naar innovatie te genereren en te werken
aan innovatieve oplossingen voor het verbeteren van de levering van publieke diensten;
-
– Bevordering van de ontwikkeling en adoptie van producten, diensten en processen die
gericht zijn op versnelling van de vergroening van economieën in de Noordzee regio;
-
– Stimulering van de adoptie van nieuwe producten, diensten en processen gericht op
reductie van de ecologische voetafdruk van regio’s rond de Noordzee.
-
– Demonstreren van nieuwe en/of verbeterde methoden voor het verbeteren van klimaatbestendigheid
van doellocaties;
-
– Ontwikkeling van nieuwe methoden voor lange termijn duurzaam beheer van ecosystemen
in de Noordzee;
-
– Ontwikkeling van demonstraties van innovatieve en/of verbeterde transport en logistieke
oplossingen met het potentieel om grote volumen vracht weg te leiden van lange afstand
wegtransport;
-
– Stimulering van het oppikken en toepassen van groene transportoplossingen voor het
regionale vracht- en personenvervoer.
Voor Interreg NWE zijn de specifieke doelen:
-
– Het versterken van de innovatiekracht in Noordwest Europa door internationale samenwerking;
-
– Het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen in NWE door internationale samenwerking
bij de implementatie van koolstof arme-, energie-, of klimaat beschermingsstrategieën;
-
– Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in NWE door internationale samenwerking
bij de doorvoering van koolstof arme technologieën, producten, processen en diensten;
-
– Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in NWE door internationale samenwerking
bij transnationale koolstofarme oplossingen voor transportsystemen;
-
– Het optimaliseren van het (her)gebruik van materialen en natuurlijke hulpbronnen in
NWE door internationale samenwerking.
Voor Interreg Europe zijn de specifieke doelen:
Verbetering van de implementatie van regionaal ontwikkelingsbeleid en -programma’s,
in het bijzonder programma’s voor investeringen voor groei en banen en – waar relevant
– programma’s voor Europese territoriale samenwerking:
-
• op het terrein van infrastructuur en capaciteit voor onderzoek en innovatie;
-
• die de levering ondersteunen van innovatie door actoren in regionale innovatie;
-
• ketens op terreinen als slimme specialisatie en innovatie kansen;
-
• die MKB-ondernemingen ondersteunen in alle fasen van hun levenscyclus om zich te ontwikkelen,
groei te bereiken en zich bezig te houden met innovatie,
-
• die zich richten op de transitie naar een koolstofarme economie;
-
• op het terrein van bescherming en ontwikkeling van natuurlijk en cultureel erfgoed;
-
• gericht op het versterken van efficiënt gebruik van hulpbronnen, groene groei en eco-innovatie
en management van milieuprestaties.
Deze doelen sluiten nauw aan bij de Rijksdoelen zoals vastgelegd in de Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte uit 20122 en de Aanpak Modernisering Milieubeleid uit 20143.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte stelde als hoofddoelen voor het Rijksbeleid
om Nederland ook in de toekomst concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden
door:
-
• Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische
structuur van Nederland;
-
• Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker
voorop staat;
-
• Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische
waarden behouden zijn.
De Aanpak Modernisering Milieubeleid bevordert internationale samenwerking op terreinen
als:
-
• Klimaatverandering en energietransitie door uitvoering van de klimaatagenda/ het energieakkoord;
-
• Beter benutten van grondstoffen door hergebruik en sluiten van de kringloop op weg
naar een circulaire economie;
-
• Behouden en versterken van een veilige en gezonde leefomgeving.
Al deze rijksprioriteiten komen terug in de doelstellingen van de hierboven genoemde
Interreg programma’s.
3. Hoofdlijnen Projectstimuleringsregeling Interreg V
De Projectstimuleringsregeling Interreg V is bedoeld als stimulans voor het uitwerken
van een projectidee tot een voldragen projectaanvraag voor de transnationale samenwerkingsprogramma’s
Interreg NSR en Interreg NWE en het interregionale programma Interreg EUROPE. De uiteindelijke
projectaanvragen beogen bij te dragen aan het stimuleren van de versterking van ruimtelijke
kwaliteit in Europees verband en leveren een bijdrage aan de in die programma’s gekozen
prioriteiten.
Ontwikkeling van een projectidee tot een daadwerkelijk ingediende aanvraag is een
iteratief proces. Dit proces bestaat onder andere uit het afbakenen van het project-idee,
het zoeken van partners om samen te werken aan het idee en het schrijven en indienen
van een projectvoorstel. Contactpersonen voor de Interregprogramma’s bij de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) en de programmasecretariaten in Lille (NWE- en EUROPE-programma)
en Viborg (NSR-programma) kunnen in deze eerste fasen faciliteren.
Een aanvraag kan worden ingediend door een beoogd Lead partner. Met een subsidie voor
projectstimulering kan de aanvrager potentiële projectpartners zoeken en kan een voorstel
voor een project worden geschreven dat moet worden ingediend bij Interreg NWE, NSR
of EUROPE.
De stimulering bestaat uit een lump-sumbijdrage van € 25.000,– die definitief wordt
op het moment dat door het Programma Secretariaat geoordeeld wordt dat Stap 2 ontvankelijk
is voor het desbetreffende Interreg V programma. Dit wordt in de regeling ‘geschikt’
genoemd. Bij de Interreg-programma’s wordt gesproken van ‘eligible) en komt op hetzelfde
neer.
Omdat de periode van voorbereiding tot aan formele goedkeuring door het Interreg-programma
lang is – kan variëren van een half tot anderhalf jaar – en dit voor veel indieners
te lang is om voor te schieten, is ervoor gekozen om de bijdrage als voorschot te
verstrekken. De indiener dient het ontvangen voorschot te retourneren indien hij niet
voldoet aan de verplichtingen van deze regeling.
De programma’s Interreg NSR en NWE kennen een indieningsproces dat bestaat uit twee
stappen. Indien slechts in de eerste fase een ontvankelijke aanvraag wordt ingediend
en in de tweede fase niet, wordt een lagere subsidie voor projectstimulering vastgesteld.
Voor het Interreg Europe programma bestaat geen gefaseerde indiening.
Voor toekenning van projectstimulering is het een vereiste dat er contact is geweest
over het projectidee tussen de aanvrager en de contactpersonen voor Interreg bij RVO.
Deze contactpersonen hebben specifieke kennis over de Interreg programma’s en de doelstellingen
ervan en kunnen via het internationale netwerk van contactpersonen adviseren over
mogelijke projectpartners.
4. Administratieve lasten
De regeling wordt uitgevoerd door RVO. Op de website van RVO wordt bekendgemaakt wanneer
de regeling is opengesteld en daar is een aanvraagformulier te verkrijgen. Daar staat
ook op vermeld hoe en waar de aanvraag moet worden ingediend. Ingediende aanvragen
voor een subsidie vanuit deze regeling worden door RVO, namens de Minister van Infrastructuur
en Milieu, beoordeeld.
De verschillende Interregprogramma’s publiceren zogeheten ‘Calls for proposals’. Vóór
een bepaalde datum kunnen projectaanvragen worden ingediend. Om deze projectvoorstellen
te kunnen voorbereiden, kan een aanvraag voor de regeling Projectstimulering Interreg
V worden ingediend. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst totdat
het budgetplafond is bereikt. De regeling kent voor 2015 een subsidieplafond van € 1.500.000,–.
Voor de hierop volgende jaren wordt het subsidieplafond bij ministeriële regeling
vastgesteld en bekendgemaakt in de Staatscourant.
Voor projectstimulering wordt bij verlening een lumpsum bedrag beschikbaar gesteld
van € 25.000,–. Deze bijdrage wordt definitief wanneer binnen 18 maanden na toekenning
een aanvraag die geschikt is verklaard, wordt ingediend bij een van de Interreg programma’s.
Indien RVO bericht ontvangt van het programmasecretariaat dat het project niet geschikt
is verklaard binnen de daartoe gestelde tijd, zal RVO overgaan tot terugvordering
van de subsidie.
Indien het project binnen de daartoe gestelde tijd wel geschikt is verklaard in Stap
1, maar niet in Stap 2 zal RVO de stimuleringsbijdrage gedeeltelijk terugvorderen.
De aanvrager heeft geen aanvullende verantwoordingsplicht voor de projectstimulering.
De totale administratieve lasten voor het aanvragen van een subsidie op grond van
deze regeling komt op circa € 210,– per aanvraag. Dit is 0,84% van het totale subsidiebedrag
van € 25.000,–.
5. Gemeente en provincie in deze regeling
Gemeenten en provincies kunnen ook deelnemen aan deze regeling in die zin dat zji
Lead Partner kunnen zijn. In de Financiële Verhoudingswet zijn echter afspraken gemaakt
over geldstromen tussen Rijk en andere overheden. De aanvraag van een gemeente of
provincie om een subsidie moet in dat licht worden behandeld.
De aanvraag wordt aan deze regeling getoetst en als eraan voldaan wordt volgt een
bevestiging van ontvangst met daarbij een uiteenzetting van de vervolgprocedure: als
er sprake is van een aanvraag die geschikt is verklaard dan bericht RVO, namens de
Minister van Infrastructuur en Milieu, de gemeente of provincie hierover per algemene
brief waarin is opgenomen dat de Minister van Infrastructuur en Milieu een bepaald
bedrag aan de Minister van Binnenlandse Zaken zal overmaken ten behoeve van een decentralisatieuitkering.
Voordat dit plaatsvindt, wordt het bedrag per gemeente of provincie via de circulaire
van het gemeente- of provinciefonds bekendgemaakt. De decentralisatieuitkering is
exclusief BTW. Dit betekent dat een gemeente of provincie geen gebruik kan maken van
het BTW-compensatiefonds.
6. Aanvullende regelgeving
Omdat het om een subsidieregeling op grond van artikel 15.13 van de Wet Milieubeheer
gaat, zijn op deze regeling ook de bepalingen uit die wet voor wat betreft subsidies
van toepassing. De tekst van deze subsidieregeling moet dus in samenhang worden gelezen
met titel 15.3 betreffende voorschriften omtrent het verstrekken van subsidies.
Daarnaast geldt de algemene subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht voor deze
regeling. Zo zijn onder meer de afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Awb van toepassing.
Deze afdelingen bevatten bepalingen over de subsidievaststelling, zoals ten aanzien
van de intrekking of wijziging ten nadele van de subsidieontvanger en ten aanzien
van betaling en terugvordering van (teveel of onterecht betaalde) subsidie.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Begripsbepalingen
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Hieronder worden enkele bepalingen
toegelicht.
Interreg V:
Dit is een Europees structuurfondsprogramma en bestaat uit verschillende deelprogramma’s.
Doel is om projecten met grens- en regio-overschrijdende samenwerking te ondersteunen.
Voor Nederland zijn de programma’s EUROPE, North West Europe en North Sea Region van
belang. Daarom richt de regeling zich op deze programma’s.
Interreg North West Europe (NWE) en Interreg North Sea Region (NSR):
Dit zijn twee Interreg V programma’s die de mogelijkheid geven om een bijdrage aan
te vragen voor projecten die zien op samenwerking binnen de regio’s Noordwest Europa
respectievelijk Noordzee. Zij zijn gericht op het versterken van de samenwerking om
daarmee de economische concurrentiekracht en de territoriale samenhang van de betreffende
regio’s vergroten.
Interreg EUROPE:
Dit is een Interreg V programma dat de mogelijkheid geeft om een bijdrage aan te vragen
voor projecten die gericht zijn op samenwerking tussen lidstaten van de Europese Unie
plus Zwitserland en Noorwegen. Daarmee wordt de samenwerking over de landsgrenzen
heen versterkt en daardoor de economische concurrentiekracht en de territoriale samenhang
vergroot.
Programma Secretariaat:
Het Programma Secretariaat is door de in Interreg EUROPE, NWE of NSR samenwerkende
landen aangewezen om het programma te beheren en uit te voeren. De secretariaten voor
Interreg Europe en Interreg North West Europe bevinden zich in Lille (Frankrijk) bij
de Region Nord Pas de Calais. Het secretariaat voor Interreg North Sea Region is gevestigd
in Viborg (Denemarken).
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd dienen niet-economisch van aard
te zijn. De achtergrond hiervan is dat wanneer een Lead Partner in dit kader economische
activiteiten verricht en daarmee in concurrentie met derden gaat, de subsidie voor
de kosten van deze activiteiten aangemerkt kan worden als staatssteun zin van artikel
107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Een
subsidie voor economische activiteiten kan er namelijk voor zorgen dat de concurrentieverhoudingen
worden verstoord. Daarom komen enkel de niet-economische activiteiten voor het voorbereiden,
opstellen en indienen van een projectvoorstel voor subsidie in aanmerking. Wanneer
de Lead Partner ook economische activiteiten verricht, dient een gescheiden boekhouding
gevoerd te worden op grond van artikel 9, vijfde lid, van de regeling.
Artikel 5 Aanvraag tot verlening van subsidie
Deze regeling betreft de stimulering van activiteiten die ten goede komen aan de Nederlandse
economie. Daarom geldt voor het in aanmerking komen voor subsidie dat de Lead Partner
een vestiging of filiaal in Nederland heeft. Dit houdt bijvoorbeeld een moeder- of
dochterorganisatie in. Het moet in ieder geval meer zijn dan het hebben van een postbusnummer
in Nederland.
In het tweede lid is bepaald dat een aanvraag om subsidie enkel gedaan kan worden
indien niet reeds eerder op grond van deze regeling subsidie is verleend voor het
voorbereiden, opstellen en indienen van eenzelfde Projectvoorstel Interreg EUROPE,
NWE of NSR. Indien dat wel het geval zou zijn dan is een subsidie ter stimulering
immers niet noodzakelijk. Wanneer naar aanleiding van een eerdere aanvraag voor eenzelfde
projectvoorstel geen subsidie is verleend, blijft het wel mogelijk opnieuw een aanvraag
te doen.
Daarnaast dient de aanvrager een aantal verklaringen af te leggen. Zo dient de aanvrager
te verklaren dat voorafgaand aan de indiening contact is geweest met een contactpersoon
voor het betreffende Interreg-programma bij RVO. Met dit contact wordt beoogd dat
de aanvragen goed aansluiten op de doelstellingen van het Interreg-programma.
Tevens dient de aanvrager te verklaren dat de aanvraag is ingediend vóór indiening
van het Projectvoorstel bij het Programma Secretariaat van het desbetreffende Interreg-programma.
Onderhavige subsidieregeling strekt immers tot stimulering om te komen tot een projectvoorstel.
Indien een projectvoorstel al is ingediend, is een dergelijke stimulering niet meer
nodig.
Voorts geldt dat verklaard dient te worden dat het uiteindelijke Projectvoorstel meer
dan € 400.000,– aan kosten omvat. Deze verklaring is opgenomen om te bewerkstelligen
dat projectstimulering wordt aangevraagd om te komen tot projecten die een substantiële
bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de Interreg programma’s. Daarom
wordt een ondergrens van € 400.000,– gesteld.
In het vijfde lid is bepaald dat een Lead Partner een de-minimisverklaring dient te
overleggen wanneer de Minister hierom verzoekt. De Minister kan hierom verzoeken wanneer
het vermoeden bestaat dat de activiteiten die met de subsidie begunstigd worden te
kwalificeren zijn als economische activiteiten. In de de-minimisverordening (Verordening
(EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013) verklaart de Europese Commissie
dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer
tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen. Daarom
wordt de de-minimis niet beschouwd als staatssteun in de zin van het VWEU. Met een
de-miminisverklaring verklaart de Lead Partner nog niet de maximale de-minimis steun te hebben ontvangen.
De uitvoering van deze regeling is gemandateerd aan RVO. De tekst van het subsidieprogramma
en de aanvraagformulieren die elektronisch ingevuld kunnen worden, zijn verkrijgbaar
via RVO.nl/interreg. Op verzoek kan een papieren formulier verkregen worden.
Informatie over de INTERREG NWE, NSR en Europe programma’s is te vinden op respectievelijk
www.northsearegion.eu, www.nweurope.eu en www.interregeurope.eu.
Artikel 9 Verplichtingen
Aan de subsidieontvanger worden verplichtingen opgelegd. Deze verplichtingen zijn
in dit artikel beschreven. Conform artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht
kan de subsidievaststelling ingetrokken of gewijzigd worden indien de subsidieontvanger
na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Voor wat betreft het bepaalde in artikel 9, tweede en derde lid, van de regeling geldt
dat nog niet duidelijk is of Interreg NWE of NSR voor een Projectvoorstel Interreg
NWE of NSR altijd gebruik zullen maken van een Stap 1 en Stap 2. Indien het secretariaat
geen gebruik maakt van twee stappen, geldt de verplichting zoals omschreven in het
derde lid. De subsidieontvanger is dan verplicht om het Projectvoorstel Interreg NWE
of NSR binnen 18 maanden na subsidieverlening in te dienen bij het Programma Secretariaat
van Interreg NWE respectievelijk NSR.
Wanneer bij het voorbereiden, opstellen en indienen van een Projectvoorstel Interreg
Europe, NWE of NSR zowel niet-economische als economische activiteiten door een Lead
Partner worden verricht, dient deze partij een gescheiden administratie van kosten
en baten te voeren.
Achtergrond hiervan is dat alle overheidsfinanciering van economische activiteiten
als staatssteun aangemerkt wordt. Een Lead Partner kan zowel niet-economische als
ecomische activiteiten verrichten bij het voorbereiden, opstellen en indienen van
een projectvoorstel. Enkel voor de niet-economische activiteiten wordt subsidie verleend.
Teneinde kruissubsidiering te voorkomen, is een gescheiden administratie vereist.
Artikel 10 Hoogte van de subsidie en subsidieplafond
Subsidieaanvragers ontvangen maximaal € 25.000,–. Daarbij gaat het om een vast bedrag
(lump sum). De subsidie kan op grond van artikel 13 ook op een bedrag van € 12.500,–
vastgesteld worden. Daarom staat in de regeling dat de subsidie maximaal € 25.000,– bedraagt.
Ingevolge artikel 15.13, derde lid, van de Wet milieubeheer kunnen subsidieplafonds
voor activiteiten op het gebied van milieubeheer worden vastgesteld. De onderhavige
regeling voorziet hierin op grond van artikel 10. Het subsidieplafond voor 2015 wordt
in artikel 10, tweede lid, van deze regeling vastgesteld. De subsidieplafonds voor
de hierop volgende kalenderjaren worden bij aparte ministeriële regeling vastgesteld
en bekend gemaakt in de Staatscourant. Daarnaast kan de Minister aanvraagperioden
vaststellen waarbinnen de aanvragen moeten worden ingediend.
Overschrijding van het subsidieplafond leidt tot verplichte weigering van de subsidieaanvraag
(artikel 4:25 Awb).
Artikel 11 Voorschot
In dit artikel is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid van artikel 4:95,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, om voorschotten te verlenen. Voorschotten
worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting
is dus niet nodig. Een voorschot betreft 100% van de subsidie. Dit is in lijn met
de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking. Dit hoge percentage is tevens wenselijk,
omdat de regeling bedoeld is als stimulering om goede projectvoorstellen met een Nederlandse
Lead Partner in te kunnen dienen bij de Interreg programma’s.
Een subsidie aan een gemeente of provincie die Lead Partner is, wordt door middel
van een decentralisatieuitkering achteraf verstrekt. Het is derhalve niet mogelijk
om aan deze doelgroepen een voorschot te verstrekken. Daarom wordt in artikel 11,
tweede lid, van de regeling bepaald dat het artikel niet van toepassing is op een
gemeente of provincie.
Artikel 12 Vaststelling subsidie Interreg EUROPE
Met artikel 12, derde lid, van deze regeling is een afwijkende wijze van subsidievaststelling
opgenomen voor het geval de subsidieontvanger een gemeente of een provincie is. De
vaststelling van de subsidie voor gemeenten en provincies zal geschieden door middel
van het uitkeren van een decentralisatieuitkering. Deze uitkering is neergelegd in
artikel 13, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet.
Aangezien het gaat om de vaststelling van subsidiebedragen tot € 25.000,–, is ervoor
gekozen de subsidie ambtshalve vast te stellen. De subsidieontvanger hoeft hiervoor
geen aanvraag te doen.
Zoals bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 11 ook wordt beschreven, wordt
een subsidie aan een gemeente of provincie door middel van een decentralisatieuitkering
achteraf verstrekt. De Minister stelt de subsidie voor deze doelgroepen daarom niet
vast. Derhalve wordt in artikel 12, derde lid, van de regeling bepaald dat het artikel
niet van toepassing is op een gemeente of provincie.
Artikel 13 Vaststelling subsidie Interreg NWE of NSR
Voor de vaststelling van de subsidie voor projectstimulering voor Projectvoorstellen
voor Interreg NWE of NSR geldt een apart artikel. De reden hiervoor is dat goedkeuring
van een subsidie voor een Projectvoorstel bij deze programma’s uit twee stappen bestaat.
De vaststelling van een subsidie voor projectstimulering op grond van deze regeling
is daarom daaraan gekoppeld.
De subsidie voor projectstimulering voor een Projectvoorstel voor Interreg NWE of
NSR wordt geweigerd indien het Projectvoorstel niet binnen de termijn, als bedoeld
in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend of wanneer het projectvoorstel niet geschikt
wordt verklaard.
Ook hier geldt dat het gaat om de vaststelling van subsidiebedragen tot € 25.000,–.
Daarom is ervoor gekozen de subsidie ambtshalve vast te stellen. De subsidieontvanger
hoeft hiervoor geen aanvraag te doen.
Zoals bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 11 en 12 ook wordt beschreven,
wordt een subsidie aan een gemeente of provincie door middel van een decentralisatieuitkering
achteraf verstrekt. De Minister stelt de subsidie voor deze doelgroepen daarom niet
vast. Derhalve wordt in artikel 13, vierde lid, van de regeling bepaald dat het artikel
niet van toepassing is op een gemeente of provincie.
Artikel 14 Verslag
In artikel 4:24 Awb is bepaald dat indien een subsidie op een wettelijk voorschrift
berust, ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag wordt gepubliceerd over de
doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald. Artikel 14 volgt dit artikel met als uitzondering dat
het verslag binnen zes maanden na afloop van de duur van de regeling wordt gepubliceerd.
Zoals in artikel 15 is bepaald, geldt de regeling voor een periode van vijf jaar.
Artikel 15 Inwerkingtreding
Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn
van twee maanden en van de data van inwerkingtreding volgens de Vaste Verandermomenten.
De reden daarvoor is dat de subsidieaanvragers gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding
van de regeling. Daarnaast is van belang dat de eerste ronde om een bijdrage aan te
vragen bij Interreg NWE 16 mei 2015 sluit. Voor die tijd dient deze regeling operationeel
te zijn. Daarmee is aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor
de Regelgeving van toepassing: door af te wijken van de invoeringstermijn en de data
van inwerkingtreding worden, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private
nadelen voorkomen.
Het is een tijdelijke regeling. De subsidie kan op grond van deze regeling van 1 mei
2015 tot 1 mei 2020 worden verstrekt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus