Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34300-X nr. 91 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34300-X nr. 91 |
Vastgesteld 29 maart 2016
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 1 februari 2016 inzake voortgang aanpassingen VGB-beleid (Kamerstuk 34 300 X, nr. 78).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 maart 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De adjunct-griffier van de commissie, Van Eck
1
Hoeveel medewerkers bij Defensie verkeren op dit moment nog in onduidelijkheid over hun Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) omdat hun partner uit een land komt waarmee de MIVD niet samenwerkt?
Op dit moment zijn er zestien medewerkers die een voornemen tot intrekking van de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) hebben ontvangen in verband met een langdurig verblijf van de partner in het buitenland.
2
Op welke wijze worden nieuwe medewerkers van Defensie op de hoogte gesteld van het feit dat hen een VGB kan worden geweigerd vanwege het land van herkomst van hun partner?
Sollicitanten worden via de eerste lijn van P&O en wervingsvoorlichters geïnformeerd over het veiligheidsonderzoek, dat volgt nadat de sollicitatieprocedure succesvol is doorlopen. Informatie over het veiligheidsonderzoek is toegankelijk via diverse wervingssites (zoals www.werkenbijdefensie.nl en www.defensie.nl/mivd). Daarnaast ontvangt de MIVD jaarlijks ongeveer 400 vragen over het veiligheidsonderzoek van geïnteresseerden, sollicitanten en zittend personeel, die zo snel mogelijk worden beantwoord via het Dienstencentrum Werving & Selectie of P&O.
3
Hoeveel medewerkers van Defensie zijn de afgelopen drie jaar ontslagen omdat hen geen VGB kon worden verstrekt als gevolg van het land van herkomst van hun partner?
5
Bij hoeveel medewerkers van Defensie is de afgelopen drie jaar hun VGB ingetrokken vanwege het land van herkomst van hun partner?
De afgelopen drie jaar is van 31 medewerkers de VGB ingetrokken wegens onvoldoende gegevens over de partner in verband met een langdurig verblijf in het buitenland. In 2013 betrof het twaalf medewerkers, in 2014 betroffen het tien medewerkers en in 2015 negen medewerkers. Van de genoemde 31 medewerkers zijn er tot nu toe twee ontslagen.
4
Hoeveel medewerkers van Defensie hebben de afgelopen drie jaar ontslag genomen omdat hen geen VGB kon worden verstrekt als gevolg van het land van herkomst van hun partner?
Defensie houdt de reden van vertrek niet centraal bij. Deze vraag kan daarom niet worden beantwoord.
5
Bij hoeveel medewerkers van Defensie is de afgelopen drie jaar hun VGB ingetrokken vanwege het land van herkomst van hun partner?
Zie het antwoord op vraag 3.
6
Welke militaire functies komen in aanmerking voor een VMN-C?
Het betreft functies waarbij de kennisname van informatie (need-to-know) en toegang tot ruimten (need-to-be) niet boven het niveau STG-Confidentieel uitstijgt. Het gaat hierbij om technische, administratieve, logistieke, financiële en operationele functies.
7
Kunt u aangeven om hoeveel gevallen van ontslag het in de nieuwe situatie – met de herinvoering van VMN-C, waarbij ontslag wegens onvoldoende gegevens over de partner zoveel mogelijk wordt vermeden – (ongeveer) zal gaan in vergelijking met de oude situatie? Anders geformuleerd, wat is het directe effect van herinvoering van VMN-C?
De herintroductie van het VMN-C voor militaire functies en de herziening van de aanwijzing van vertrouwensfuncties, hebben geleid tot ongeveer 6.000 opnieuw gewaardeerde functies op VMN-C. Dat brengt het totale aantal vertrouwensfuncties op het niveau VMN-C bij Defensie op ongeveer 14.500. Dit aantal zou voldoende moeten zijn om ontslag in verband met onvoldoende gegevens over de partner zo veel mogelijk te voorkomen.
In de genoemde aantallen zijn niet de functies bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) meegenomen, omdat daar (vooralsnog) alleen het VMN-D of E wordt toegepast. Cijfers kunnen fluctueren door functiewijzigingen en reorganisaties.
8
Hoeveel Defensiemedewerkers die anders onder de maatwerkregeling waren gevallen zijn tot nu toe geplaatst op VMN-C functies?
Sinds de invoering van het VMN-C is dit in drie gevallen aan de orde geweest.
9
Hoeveel Defensiemedewerkers zijn na de herintroductie van het VMN-C alsnog gedwongen met ontslag gegaan, omdat zij niet in aanmerking kwamen voor een dergelijke functie? Graag een toelichting.
Sinds de invoering van het VMN-C voor militairen in oktober 2015 zijn een KMar en een CLAS medewerker ontslagen in verband met intrekking van de VGB wegens onvoldoende gegevens over de partner. Voor deze medewerkers is het niet mogelijk gebleken een passende functie op VMN-C te vinden.
10
Zijn er gevallen bekend waarbij Defensiemedewerkers niet op een VMN-C functie geplaatst wilden worden en om die reden Defensie alsnog hebben verlaten? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?
Zie het antwoord op vraag 4.
11
Welk overleg vindt er plaats over de wijze waarop de rol van de commandant bij veiligheidsonderzoeken en aanverwante processen beter tot zijn recht kan komen en wie zijn allemaal betrokken bij dit overleg? Zijn bijvoorbeeld commandanten hierbij aanwezig?
Ter uitvoering van de aanbeveling van de commissie-Casteleijn om het gehele proces van enerzijds het VGB-traject en anderzijds het rechtspositionele traject te herzien brengt een interne werkgroep de rechtspositionele processen rondom intrekking van de VGB bij Defensie in kaart. De commandant heeft verschillende rechtspositionele verantwoordelijkheden en bevoegdheden, zoals schorsing en ontheffing uit de functie indien de VGB is ingetrokken. In deze werkgroep zijn alle defensieonderdelen vertegenwoordigd, alsmede de uitvoerders van personeelszaken en de MIVD.
De werkgroep zal een handleiding opstellen voor de commandant over zijn rol bij intrekking van de VGB binnen Defensie. Ook de zienswijze van de commandant bij een voornemen tot intrekking van de VGB zal hierbij worden meegenomen.
Vanwege het beoogde uniforme karakter van de nieuw te vormen beleidsregel zijn ook de rol en plaats van de commandant bij veiligheidsonderzoeken punten van overleg met de AIVD. Ik hecht eraan te onderstrepen dat bij de ontwikkeling van gemeenschappelijk beleid voor veiligheidsonderzoeken ook aandacht zal worden besteed aan defensie-specifieke afwegingen. Hierover is uw Kamer per brief van 1 februari 2016 (34 300 X, nr. 78) geïnformeerd.
12
Welk gewicht kent men toe aan de rol van de commandant in de informatiefase en welke gewicht kent men toe aan de rol van de commandant in de besluitvormingsfase? Heeft de commandant een doorslaggevende stem in het gehele proces? Zo nee, waarom niet?
Volgens de Wet veiligheidsonderzoeken besluit, bij vertrouwensfuncties aangewezen door de Minister van Defensie, de Minister van Defensie over het intrekken van een VGB. De secretaris-generaal van Defensie is hiervoor primair gemandateerd. De commandant heeft dus geen besluitvormingsbevoegdheid ten aanzien van (intrekking van) een VGB.
De commandant wordt volgens het huidige defensiebeleid in alle gevallen geïnformeerd over het voornemen tot intrekking van de VGB (en de daarop volgende besluitvorming). Gezien de beperkte mogelijkheid die de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 de MIVD biedt om gegevens aan commandanten te verstrekken, ontvangt de commandant alleen een mededeling naar aanleiding van de (voorgenomen) intrekking. Het staat de betrokkene uiteraard vrij zijn of haar commandant nader te informeren.
Daarnaast wordt de commandant volgens het huidige defensiebeleid schriftelijk geraadpleegd na een voornemen tot intrekking van de VGB in verband met relatief lichte strafbare feiten. In overige gevallen staat het de commandant vrij op eigen initiatief een zienswijze aan de MIVD te verstrekken.
13
Op welke wijze houdt u de aanverwante rechtspositionele processen waarvoor commandanten verantwoordelijk zijn, zoals schorsing, ontslag en ontheffing uit de functie «tegen het licht»? Is het de bedoeling dat de commandanten, als verantwoordelijke leidinggevende, een meer doorslaggevende rol krijgen in deze processen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 11. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de commandant met betrekking tot aanverwante rechtspositionele processen, zoals schorsing, ontslag en ontheffing uit de functie, blijven ongewijzigd.
14
Op welke manier kan het personeel de ontwikkelde indicatoren inzien dan wel raadplegen nadat zij bekend gemaakt zijn?
In de gemeenschappelijk «leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden» zijn meerdere indicatoren opgenomen, waaronder die voor financiële kwetsbaarheid. In overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt nagegaan of het aantal indicatoren voor financiële kwetsbaarheid moet worden uitgebreid.
De evaluatiecommissie VGB-beleid heeft aanbevolen het personeel herhaaldelijk voor te lichten over de mogelijkheden om de gevolgen van schulden te beperken. Het is van belang dit te doen als onderdeel van zowel de voorlichting over schuldhulpverlening binnen Defensie als de voorlichting over het VGB-beleid. Op intranet hebben regelmatig berichten over schuldhulpverlening gestaan. In een volgende communicatieronde over schuldhulpverlening zal specifieke aandacht worden geschonken aan de VGB. Verder hebben verschillende stichtingen die schuldhulpverlening aanbieden in het verleden informatiemateriaal zoals posters verspreid. Defensie heeft een aantal mogelijkheden om medewerkers met schulden te helpen.
15
Onder de verantwoordelijkheid van welke Minister zal de nieuwe gemeenschappelijke organisatie-eenheid voor de uitvoering van veiligheidsonderzoeken vallen?
Volgens de Wet veiligheidsonderzoeken ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van veiligheidsonderzoeken bij de Minister van Defensie, indien het gaat om een vertrouwensfunctie bij het Ministerie van Defensie dan wel een functie die als vertrouwensfunctie moet worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende noodzaak toegang te hebben tot militaire installaties. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de uitvoering van veiligheidsonderzoeken in verband met overige vertrouwensfuncties. Dit zal met de komst van de gemeenschappelijke organisatie-eenheid niet veranderen.
16
Op welke wijze wordt voorkomen dat een grotere rol van de commandant juist negatieve gevolgen heeft voor het verstrekken van een VGB?
Volgens de huidige werkwijze is het aan de commandant te bepalen wat hij of zij in zijn of haar zienswijze stelt. Nadat de MIVD alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling heeft betrokken, waaronder de eventuele zienswijze van de betrokkene en/of diens commandant, stelt de MIVD een conceptbesluit op. Vervolgens zijn de secretaris-generaal primair en daarna de Minister van Defensie in bezwaar, bevoegd om te besluiten.
17
Kunt u de belangrijkste specifieke aandachtspunten benoemen, waaraan Defensie aandacht zal besteden bij de uniformering van veiligheidsonderzoeken?
De bijzondere kenmerken van Defensie ten opzichte van de rest van de (Rijks)overheid maakt dat het op specifieke punten gerechtvaardigd is bijzonder beleid te voeren. Een voorbeeld daarvan is de zienswijze van de commandant. Ook kan worden gedacht aan het zero tolerance beleid ten aanzien van opium- en zedendelicten. Ten slotte bepaalt het beleid dat een justitieel antecedent wegens het plegen van een eenvoudige mishandeling (artikel 300 wetboek van strafrecht) in de regel niet tot intrekking of weigering van de VGB dient te leiden.
18
Is het streven van 1 juli 2017, waarop de nieuwe eenheid die zich bezig gaat houden met veiligheidsonderzoeken van start moet gaan, haalbaar?
Dit streven acht ik nog steeds haalbaar.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-X-91.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.