De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 3.3, derde lid, wordt «bij of krachtens» vervangen door: in.
II
Artikel 5.2, derde lid, vervalt.
III
In artikel 5.4 vervalt de aanduiding «1.» voor het eerste lid, alsmede het tweede
lid.
IV
Artikel 7.1.1.2, derde lid, vervalt.
V
Artikel 7.1.3.1, derde lid, vervalt.
VI
Artikel 7.1.3.1, vierde lid, vervalt.
VII
Artikel 7.1.5.1, eerste lid, laatste volzin, vervalt.
Toelichting
Algemeen
Met dit amendement vervallen een aantal delegatiegrondslagen voor te stellen nadere
regels. De indiener is van oordeel dat deze bepalingen tot onnodig hoge regeldruk
zouden leiden.
Artikelsgewijs
I
Artikel 3.3, derde lid, biedt de grondslag voor het stellen van nadere regels over
de normen waaraan een aanvrager van een certificaat dient te voldoen. De indiener
is van oordeel dat daartoe reeds voldoende is voorzien in het vierde lid, dat immers
grondslag biedt voor het stellen van een normenkader in dat verband.
II
Artikel 5.2, derde lid, biedt grondslag voor het stellen van nadere regels over het
pleegcontract. Dit is reeds afdoende geregeld in het eerste lid zodat de indiener
van oordeel is dat het derde lid dient te vervallen.
III
Artikel 5.4, tweede lid, biedt grondslag voor het stellen van nadere regels omtrent
de informatie die verstrekt mag worden aan de pleegouder in het belang van de verzorging
en de opvoeding van de jeugdige. De indiener vermag het nut en noodzaak daarvan niet
in te zien. Sterker nog, het komt de indiener voor dat reeds afdoende is voorzien
in regelgeving omtrent de privacy, zoals het artikel zelf ook reeds aangeeft. De indiener
is daarom van oordeel dat het lid dient te vervallen.
IV
Artikel 7.1.1.2, derde lid, geeft de grondslag voor het stellen van nadere regels
over de meldingsbevoegde VIR-functionaris. De indiener wijst er op dat het eerste
en tweede lid van het artikel reeds allerlei regels stelt rondom de meldingsbevoegde
functionaris. In dat verband is de indiener dan ook van oordeel dat het derde lid
dient te vervallen.
V
Artikel 7.1.3.1, derde lid, biedt de grondslag tot het stellen van regels omtrent
het beheer en de nakoming van afspraken rondom het gebruik van de VIR hetgeen al geregeld
is in 7.1.3.1, eerste lid. Er kunnen voorts regels worden gesteld omtrent andere in
de afspraken op te nemen onderwerpen. De indiener vermag niet in te zien welk nut
en noodzaak het stellen van dergelijke regels dient. De indiener is daarom van oordeel
dat het derde lid zou leiden tot onnodige regeldruk, zodat het dient te vervallen.
VI
Artikel 7.1.3.1, vierde lid, biedt grondslag tot het stellen van nadere regels omtrent
het gebruik, de aansluiting en de organisatie van de verwijsindex. Naar oordeel van
de indiener is de materie omtrent de VIR reeds afdoende geregeld in afdeling 7 van
het wetsvoorstel, zodat het vierde lid dient te vervallen.
VII
Artikel 7.1.5.1, eerste lid, laatste volzin, biedt grondslag voor het stellen van
nadere regels rondom de mededeling aan de jeugdige over de melding in VIR. De indiener
is van oordeel dat gemeenten dit al adequaat doen, zodat deze grondslag voor nadere
regelgeving dient te vervallen.
Keijzer