Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33576 nr. 97 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33576 nr. 97 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2017
Hierbij zend ik u de resultaten van de uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 98), waarin uw Kamer mij verzoekt een nationaal plan van aanpak voor weidevogels op te stellen. De resultaten zijn aanvullend op de aanpak die ik u op 2 november 2016 heb toegezonden (Kamerstuk 33 576, nr. 92). In die brief heb ik uiteengezet op welke wijze ik binnen de mogelijkheden van de begroting inzet op verbetering van het weidevogelbeheer. Uw Kamer heeft mij gevraagd tijdig te rapporteren, zodat voor de komende kabinetsperiode hier rekening mee kan worden gehouden.
Weidevogels staan symbool voor biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap. Zij zijn het zichtbare resultaat van een divers landschap en van een landbouw, die in balans is met de natuur.
Ik acht het van groot belang dat de aanpak van weidevogels gezamenlijk wordt opgesteld met de provincies, Vogelbescherming Nederland en Boerennatuur.nl.
Dit vanuit de verantwoordelijkheid van de bij het natuurbeleid betrokken partijen en voor het draagvlak van de uitvoering ervan.
Deze partijen hebben gehoor gegeven aan mijn verzoek. Zij hebben, op basis van de bovengenoemde elementen voor het plan van aanpak, ingezet op het ontwikkelen van enkele scenario’s door onderzoekers van WUR/Sovon.
De scenario’s geven inzicht in de hiervoor benodigde instrumenten en middelen.
Huidige situatie
Op dit moment leven in Nederland naar schatting 32.000–36.000 broedparen grutto’s, verdeeld over reservaten (8.800 broedparen), beheerd agrarisch gebied (9.500 broedparen) en overige onbeheerde gebieden (ca. 16.000 broedparen). De bijdrage voor het weidevogelbeheer op agrarische grond bedraagt op dit moment € 30 miljoen per jaar. De onderzoekers constateren dat met de huidige inspanningen de weidevogelpopulatie niet stabiel is, uiteindelijk afneemt naar 1.200 broedparen en dat forse, additionele inspanningen nodig zijn voor wat betreft inrichting en beheer. In de reservaten vormt met name de gewasstructuur, het gebrek aan openheid en het waterpeil een probleem, in de agrarische gebieden het waterpeil en de inpasbaarheid van zwaar beheer in de bedrijfsvoering.
De huidige weidevogelpopulatie in Nederland neemt in rap tempo af (zie grafiek).
bron: CBS
Deze negatieve trend zal zich voortzetten, indien niet snel extra maatregelen worden genomen. Maatregelen die nodig zijn om de teruggang in het aantal broedparen weidevogels te stoppen, de overlevingskansen voor kuikens te verbeteren en het aantal broedparen weer te laten stijgen. Maatregelen, die ook nodig zijn om te blijven voldoen aan de Europese regelgeving.
Scenario’s
Gezamenlijk hebben partijen de volgende scenario’s geformuleerd:
1. Het optimaliseren van het huidige beheer;
2. Het optimaliseren van het huidige beheer met aanvullende gebiedsgerichte maatregelen;
3. Realiseren van een taakstellend aantal broedparen.
Aan WUR en Sovon is gevraagd de 3 scenario’s door te rekenen. Uitgangspunt bij de berekening is de huidige kennis over weidevogels, die met name gericht is op de grutto. Hierbij moet worden bedacht dat inzet ten behoeve van de grutto ook een positieve impact heeft op andere weidevogels; indien relevant (bijvoorbeeld voor de kievit) zal aanvullende inzet worden beschreven in de scenario’s.
Aan de onderzoekers is gevraagd om voor elk scenario de te nemen maatregelen te benoemen waarmee kan worden gestuurd om de scenario’s te realiseren («de knoppen waaraan kan worden gedraaid»). Die maatregelen zijn ontwatering, openheid, verstoring (onder andere het tegengaan van predatie), zwaarte van het gewas en intensiteit van beheer.
Daarnaast is WUR/Sovon gevraagd om per scenario een verkenning van de kosten en het tijdpad naar realisatie aan te geven.
De resultaten van de doorrekening zijn onderstaand opgenomen. De scenario’s zijn ecologische scenario’s. De inpasbaarheid van alle voorgestelde aanpassingen in inrichting en beheer zijn door de onderzoekers niet beoordeeld. In de bijlage treft u een samenvatting van de scenariostudie1.
Samenvattend
Voor het stoppen van de teruggang van het aantal broedparen weidevogels en het op termijn realiseren van een stabiele weidevogelpopulatie lijken onderstaande maatregelen essentieel:
– Inzet in het te beheren gebied van een goede gebiedscoördinator, die zowel ecologisch als landbouweconomisch goed onderlegd is;
– Gebiedsspecifieke benadering: maatwerk en ruimte voor flexibiliteit om in te spelen op de actuele situatie (bijvoorbeeld lastminutebeheer);
– Beheer waar mogelijk verplaatsen naar de kansrijke gronden en gebieden.
Aanvullend aan inrichting en beheer:
– In reservaten inzetten op verhoging waterpeil, tegengaan van verschraling en voorkomen van verruiging;
– In gebieden met agrarisch natuurbeheer inzetten op aangepast peilbeheer en het intensiveren van het beheer.
Dit vraagt een aanzienlijke extra investering in geld, dat in het Natuurpact niet is voorzien. Het vraagt ook een andere manier van werken. Een gebiedsproces is nodig om draagvlak voor de noodzakelijk geachte maatregelen te creëren, om de deelnamebereidheid aan het agrarisch natuurbeheer te vergroten, voor het inzetten van gemotiveerde en kundige vrijwilligers. Uitvoering van de te nemen maatregelen, met name verhoging van het waterpeil, hebben immers vergaande consequenties voor met name agrariërs, de collectieven, de terreinbeheerders en de waterschappen. Een gebiedsproces zal ook tijd vergen voordat de maatregelen daadwerkelijk genomen kunnen worden. Het zal duidelijk zijn dat naarmate de maatregelen ingrijpender zijn er meer tijd nodig is voor het verkrijgen van draagvlak, hetgeen pleit voor een spoedige start.
Ik merk hierbij op dat partijen weliswaar gunstige omstandigheden kunnen creëren voor de weidevogel, maar dat de natuur zich niet altijd laat sturen.
Scenario 1: Optimaliseren van het huidige beheer
Het optimaliseren van het huidige beheer is met name zinvol in gebieden waar de omstandigheden redelijk tot goed op orde zijn en waar een zorgvuldige ruimtelijke regie wordt gevoerd. Belangrijk hierbij is dat het voor weidevogels beheerde, laat gemaaide land in blokken ligt en niet versnipperd is, liefst in nabijheid ligt van reservaten. Plaatselijk zal ter verbetering van de waterstand in het broedseizoen het gebruik maken van schotten en pompen nodig zijn.
Het optimaliseren van het huidige beheer kan worden bereikt door een gebiedsspecifieke benadering, waarbij met bestaande instrumenten flexibel wordt ingespeeld op de actuele omstandigheden in het gebied. Door maatwerk zijn de inspanningen zeer doelgericht en daarmee kosteneffectief. Essentieel hiervoor is de inzet van een ecologisch goed onderlegde coördinator, die het vertrouwen geniet van de agrariërs en natuurbeheerders, en in nauw overleg met hen het beheer plant. Bij de beheerplanning is last-minute beheer belangrijk, waarbij het beheer wordt afgesproken op basis van de plek waar de broedparen en kuikens zich op dat moment bevinden. Het beheer omvat zowel intensief beheer als nest- of legselbeheer.
De additionele beheerkosten worden geschat op € 3–5 miljoen per jaar (verzwaring van huidig, licht agrarisch natuurbeheer, verbetering ruimtelijke ligging en waterstand). Dit resulteert in 4.600 broedparen grutto’s, die duurzaam in de huidige beheergebieden gehandhaafd blijven.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat door de invoering van het nieuwe, collectieve stelsel van het agrarisch natuurbeheer reeds een eerste omslag is gemaakt naar een effectiever agrarisch natuurbeheer.
Overigens zetten de collectieven en provincies, mede naar aanleiding van de ex ante evaluatie van het agrarisch natuurbeheer, reeds in op het optimaliseren van het huidig beheer. De verwachting van de onderzoekers is echter dat dit scenario de negatieve trend niet volledig zal keren.
Scenario 2: Optimaliseren van het huidige beheer met aanvullende gebiedsgerichte maatregelen
De doorrekening van dit scenario laat zien dat in de huidige beheerde gebieden (147.000 ha, waarvan 80.000 ha reservaat en 67.000 ha agrarisch gebied) optimalisatie van alle factoren leidt tot een verhoging van het aantal broedparen naar maximaal 48.000. Hiertoe zijn omvangrijke verbeteringen nodig van de inrichting en het beheer. Daarmee nemen de kosten toe: additioneel aan de huidige kosten eenmalig € 35–89 miljoen voor inrichting en jaarlijks € 12–19 miljoen voor beheer. Het ligt dan ook voor de hand om per huidig beheergebied de maatregel op te pakken die het meest effectief is in combinatie met optimaliseren van het huidig beheer.
De kosten in dit scenario zijn aanmerkelijk lager dan tot nu toe werd aangenomen en uit de literatuur van de afgelopen jaren is te herleiden. De onderzoekers geven aan dat dit mede te danken is aan het nieuwe stelsel agrarisch natuurbeheer en de goede eerste stappen die door alle partijen gezamenlijk inmiddels zijn gezet.
Scenario 3: Realiseren van een taakstellend aantal broedparen (minimaal 40.000 broedparen)
In scenario 2 zijn het aantal broedparen en de extra kosten de uitkomst van een optimalisatie van alle huidige beheergebieden. In scenario 3 is het aantal broedparen van minimaal 40.000 taakstellend als uitgangspunt genomen en is de daarvoor benodigde inspanning onderzocht. De onderzoekers gaan hierbij uit van de realisatie van een aantal optimale weidevogelgebieden. De kosten voor het optimaal maken van de kansrijkste gebieden bedragen, additioneel aan de huidige kosten, eenmalig € 35–89 miljoen voor de inrichting en jaarlijks € 12–19 miljoen voor het beheer ervan. Afhankelijk van het taakstellend aantal broedparen worden de totale kosten bepaald. De kosten kunnen vervolgens nauwkeuriger worden bepaald door eerst per gebied de verbeterbehoefte in beeld te brengen.
Het aantal broedparen en de extra kosten zijn in scenario 3 dus gelijk aan die van scenario 2.
Vervolg
De gepresenteerde scenario’s geven diverse opties weer, die door de partijen nader uitgewerkt kunnen worden. Voor alle scenario’s geldt dat om de bestaande kwaliteiten van de weidevogelgebieden te verbeteren combinaties nodig zijn van het verhogen van waterpeil/vernatting van gebieden, het verbeteren van de vegetatiestructuur, het verbeteren van maai- en beweidingsregime, het creëren van voldoende openheid en het beperken van verstoring. Het betreft maatregelen in agrarische gebieden en in de reservaten.
Voor alle scenario’s geldt dat op gebiedsniveau een uitwerking komt waar maatregelen om predatie tegen te gaan onderdeel van zijn. De mogelijkheden voor effectief predatiebeheer lijken qua regelgeving op dit moment toereikend.
Dit moet zich regionaal vertalen naar de praktijk.
Alleen een gebiedsgerichte aanpak, waarin een combinatie van noodzakelijke maatregelen genomen wordt, kan de achteruitgang van de weidevogelstand keren. Belangrijk bij de gebiedsgerichte aanpak is de uitvoerbaarheid en maatschappelijke acceptatie van de maatregelen. Voor een succesvolle aanpak gaat het om de balans tussen het realiseren van de maatregelen met een maximaal ecologisch effect en de maatschappelijke acceptatie van de maatregelen en inpasbaarheid in bedrijfsvoering (bij agrarisch natuurbeheer).
Rijk en provincies ondersteunen de gebiedsgerichte aanpak door voor diverse onderwerpen onderzoek te financieren. Dit betreft onder andere verbeterplannen voor het agrarisch natuurbeheer door collectieven, het opzetten van veldwerkplaatsen voor het uitwisselen van kennis tussen collectieven, onderzoek naar predatiebestrijding en het monitoren van grutto en kievit. Ook geven Rijk en provincies ruimte om innovatieve technieken (bijvoorbeeld broedmachines) te onderzoeken, die kunnen bijdragen aan een verbetering van het weidevogelbeheer. Zo wordt de ontwikkeling van de inzet van drones voor het opsporen en tellen van nesten gesubsidieerd.
De samenwerkende partijen willen graag een stabiele weidevogelpopulatie voor Nederland behouden. Daarom zullen zij de komende periode, in overleg met de terreinbeheerders, het verbeteren van het weidevogelbeheer continueren en intensiveren. De analyse van WUR/SOVON laat zien dat het met extra inzet mogelijk is om een gezonde weidevogelpopulatie voor Nederland te behouden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33576-97.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.