32 710 XI Jaarverslag en slotwet van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en begrotingsstaat van het Waddenfonds 2010

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER (XI) EN VAN DE BEGROTINGSSTAAT VAN HET WADDENFONDS 2010

Aangeboden 18 mei 2011

Realisatie uitgaven

Realisatie uitgaven

Realisatie ontvangsten

Realisatie ontvangsten

Inhoudsopgave

  

blz.

   

A.

Algemeen

5

 

Dechargeverlening

5

 

Leeswijzer

9

   

B.

Beleidsverslag

12

 

Beleidsprioriteiten

12

 

Beleidsartikelen

36

 

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

36

 

Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

38

 

Artikel 3. Klimaat en Luchtkwaliteit

42

 

Artikel 4. Duurzaam produceren

47

 

Artikel 5. Vervallen

51

 

Artikel 6. Risicobeleid

52

 

Artikel 7. Versterken van het internationale milieubeleid

55

 

Artikel 8. Vervallen

58

 

Artikel 9. Handhaving en toezicht

59

 

Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit

61

 

Niet-beleidsartikelen

65

 

Artikel 91. Algemeen

65

 

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

71

 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

72

   

C.

Jaarrekening

79

 

De verantwoordingsstaat 2010 van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)

79

 

De saldibalans van 2010

80

 

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

89

   

D.

Bijlagen

96

 

Bijlage 1: Waddenfonds

96

 

Bijlage 2: Toezichtrelaties en ZBO's / RWT's

106

 

Bijlage 3: Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)

107

 

Bijlage 4: Publicatie Personele Topinkomens

109

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het Waddenfonds, beide over het jaar 2010, aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in de jaarverslagen;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in de jaarverslagen opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijke voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • b. de voorstellen van de slotwetten met betrekking tot de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en het Waddenfonds, beide over 2010;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijksschatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. H.Schultz van Haegen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Met ingang van 2008 is voor de programmagelden van Wonen, Wijken en Integratie een apart begrotingshoofdstuk (XVIII) ingesteld. De verantwoording hierover vindt plaats in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie. De apparaatsbudgetten worden wel volledig verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds.

Ministeriële verantwoordelijkheid

Het kabinet heeft bij zijn aantreden op 14 oktober 2010 besloten om het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op te heffen en samen te voegen met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tot het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ook is besloten tot een herverdeling van bepaalde beleidsaangelegenheden over andere ministeries (zie het Koninklijk besluit van 14 oktober 2010 in de Staatscourant van 18 oktober 2010, nr. 16525). Onderstaand overzicht laat de verantwoordelijksverdeling van de ministers naar de (niet-)beleidsartikelen zien:

Art. no.

Artikelomschrijving

Beleidsverantwoordelijke ministers

 

Beleidsartikelen

 

01

Optimalisering van de ruimtelijke afweging

Minister van IenM

02

Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

Minister van IenM en de Minister van BZK

03

Klimaat en Luchtkwaliteit

Minister van IenM en de Minister van EL&I

04

Duurzaam produceren

Minister van IenM

05

Vervallen

 

06

Risicobeleid

Minister van IenM en de Minister van EL&I

07

Versterken van het internationale milieubeleid

Minister van IenM en de Minister van BZK

08

Vervallen

 

09

Handhaving en toezicht

Minister van IenM

10

Leefomgevingskwaliteit

Minister van IenM

   
 

Niet-beleidsartikelen

 

91

Algemeen

Minister van IenM

 

• Apparaat begroting WWI

Minister van IenM en de Minister van BZK

 

• Gemeenschappelijke voorzieningen

Minister van IenM en de Minister van BZK

92

Nominaal en onvoorzien

Minister van IenM en de Minister van BZK

Experiment verantwoording nieuwe stijl

Dit jaarverslag is evenals het jaarverslag over 2009 opgemaakt onder de condities en doelstellingen vanuit het «experiment verbetering verantwoording en begroting».

Wijzigingen in de artikelstructuur van de VROM-begroting 2010

In de begroting 2010 is een aantal wijzigingen in de artikelstructuur doorgevoerd. De Tweede kamer is hierover in juni en juli 2009 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XI, nrs. 89, 90 en 97). Het betreft de volgende wijzigingen:

  • de beleidsartikelen 5 «Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving» en 8 «Externe Veiligheid» zijn vervallen. De afzonderlijke onderdelen zijn geïntegreerd in de overige beleidsartikelen. Daar is onder meer beleidsartikel 10 «Leefomgevingskwaliteit» aan toegevoegd.

  • de algemene en operationele doelen zijn aangescherpt.

Deze wijzigingen dragen bij aan een verdere verbetering van de meetbaarheid en afrekenbaarheid van de begroting. Ze hebben geen beleidsmatige gevolgen.

Hoewel de artikelen 5 en 8 zijn komen te vervallen, zijn in het jaarverslag de tabellen inzake de budgetatiare gevolgen van deze beleidsartikelen wel opgenomen. Hierdoor sluiten de realisatiecijfers van dit jaarverslag aan bij die van voorgaande jaren.

Opbouw jaarverslag

De opbouw van het jaarverslag 2010 volgt de Rijksbegrotingvoorschriften 2011 waaronder de aanvullende voorschriften die gelden in het kader van het «Experiment verantwoording en begroting».

Het jaarverslag bestaat uit vier delen:

  • a. een algemeen deel met de dechargeverlening;

  • b. het beleidsverslag 2010;

  • c. de Jaarrekening 2010;

  • d. de bijlagen.

Het beleidsverslag 2010

Het beleidsverslag bestaat uit vier onderdelen: het verslag over de beleidsprioriteiten, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Beleidsprioriteiten

In de paragraaf over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording over de bereikte resultaten van de beleidsagenda in de begroting 2010 afgelegd. De beleidsmatige conclusie is net als vorig jaar, steeds apart na iedere prioriteit opgenomen.

Beleids- en niet beleidsartikelen

In de paragraaf over de beleids- en niet-beleidsartikelen wordt verantwoording over de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten afgelegd. Daarbij zijn de budgettaire en financiële consequenties te vinden waarbij de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en realisatie worden toegelicht. Voor het toelichten van de verschillen wordt een ondergrens van € 3,0 mln gehanteerd, met dien verstande dat waar politiek relevant ook posten onder deze grens zijn toegelicht.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan over de bedrijfsvoering van het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI). De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier onderdelen, te weten rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieel beheer en overige aspecten van bedrijfsvoering. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt tevens ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over 2009 en de maatregelen die zijn getroffen om de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden in 2010 en de jaren daarna te voorkomen. De bedrijfsvoeringsparagraaf is inclusief de informatie over het financieel- en materieelbeheer en de overige aspecten van de bedrijfsvoering van het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII).

De Jaarrekening 2010

De jaarrekening bevat de volgende onderdelen:

  • de verantwoordingsstaat 2010 van het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) (een cijfermatige staat waarbij inzicht wordt gegeven in de financiële afwijkingen tussen de begroting en de realisatie op artikelniveau);

  • de saldibalans van het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) met de daarbijbehorende toelichting;

  • de samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit (NEa);

  • de balans per 31 december 2010, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit (NEa).

Diverse bijlagen

Aan het jaarverslag zijn vier bijlagen toegevoegd:

  • a. Jaarverslag van het Waddenfonds;

  • b. een overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

  • c. een overzicht van de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen);

  • d. de publicatie personele inkomens.

Groeiparagraaf

De opzet van het jaarverslag is nagenoeg onveranderd ten opzichte van het jaarverslag 2009. De Algemene Rekenkamer heeft over 2009 geoordeeld dat ten opzichte van het jaar daarvoor, er een betere aansluiting gemaakt is tussen de doelen van het beleid, de geleverde prestaties en de ingezette middelen. De ingezette verslagleggingslijn is in dit jaarverslag gecontinueerd. Ook is naar aanleiding van opmerkingen van o.a. de Algemene Rekenkamer in dit jaarverslag extra aandacht besteed aan de totstandkoming van de saldibalans.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het Kabinet Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. In dit beleidsverslag wordt daarom verantwoording afgelegd over de resultaten van de in de beleidsagenda 2010 vermelde beleidsprioriteiten. De onderwerpen Realisatie van de Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012), Realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater en de Reductie van milieubelasting door afvalstoffen worden als overige beleidsprioriteiten tevens beleidsmatig toegelicht. Dit aangezien met deze onderdelen een relatief groot financieel belang is gemoeid.

Aan het eind van dit hoofdstuk wordt in een tabel op hoofdlijnen informatie over het afloop van het vorige kabinetsprogramma verschaft.

Vorming van het nieuwe ministerie Infrastructuur en Milieu (IenM)

De vorming van een nieuw ministerie vraagt op veel terreinen gerichte en gedoseerde aandacht. Sinds medio oktober 2010 is op veel van die terreinen reeds actie ingezet en zijn resultaten bereikt.

Wat heeft het ministerie tot nu toe bereikt?

  • De toedeling van taken tussen het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) en IenM en de toedeling/verdeling van de staf/bedrijfsvoeringsonderdelen van de VROM-organisatie naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), ELI en IenM is gemaakt;

  • Technisch samenvoegen van voormalig ministerie VenW en onderdelen van voormalig VROM;

  • De toedeling binnen IenM van de taakstellingen uit het regeerakkoord zijn bekend gemaakt en onderdeel van de diverse integratieopdrachten. De taakstelling kan zowel personeel als materieel ingevuld worden door een combinatie van:

    • efficiencymaatregelen

    • integratiesynergie (ontdubbeling)

    • versoberen van taken

    • afstoten of beëindigen van taken.

A. Klimaatbeleid

A1. Internationaal Klimaatbeleid

Doel

De internationale gemeenschap gaat de in Kopenhagen afgesproken principes en doelstellingen uitwerken in concrete, juridisch bindende, mondiale mechanismen en richtlijnen.

Om de meest bedreigende gevolgen van de klimaatverandering te kunnen voorkomen, blijft de Nederlandse inzet gericht op het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot twee graden Celsius.

Eén van de pijlers onder de aanpak van broeikasgassen is het Europees marktmechanisme voor CO2-uitstoot, het Emission Trading System (ETS).

Doelbereik 2010

Onder Mexicaans voorzitterschap zijn in Cancun drie besluiten vastgesteld met nieuwe, mondiale klimaatafspraken («Cancun Agreements»). Er zijn twee Cancun-besluiten vastgesteld over de emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen die Partij zijn bij het Kyoto-protocol. Het derde Cancun-besluit is vastgesteld onder het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) en bevat hoofdstukken over mitigatie (waaronder emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden), financiering, adaptatie, ontbossing en technologie. De ambitie van Nederland en de EU om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot twee graden Celsius is in deze besluiten overgenomen.

Realisatie prestaties Internationaal Klimaatbeleid

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Als er in december 2009 een klimaatakkoord in Kopenhagen is bereikt, zal 2010 het jaar zijn waarin de internationale gemeenschap de afspraken uit het akkoord operationaliseert. Belangrijke speerpunten in 2010 vanuit de initiërende rol die Nederland voor Kopenhagen heeft gespeeld zijn:

• Uitwerking van de afspraken over de internationale financiële architectuur: de bronnen, besteding en toezicht op de middelen;

• Uitwerking van de nieuwe marktmechanismen in het kader van koolstofarme ontwikkelingsstrategieën;

• Uitwerking van de reductiedoelstelling van 30% en de lastenverdeling daarvan binnen de EU.

Mocht een internationale overeenkomst niet of niet tijdig tot stand komen, dan gelden nog altijd de unilaterale doelstellingen van de EU en Nederland.

Gerealiseerd

De belangrijkste inzet voor Cancun op het terrein van mitigatie was om de «pledges» van zowel de ontwikkelde landen als de ontwikkelingslanden politiek te verankeren in het VN-klimaatproces, waarbij evenredigheid tussen het Kyoto-spoor en het Verdragsspoor essentieel is. Zowel de verankering in het VN-proces als de genoemde evenredigheid zijn gerealiseerd in de Cancun Overeenkomsten.

Ook zijn in Cancun belangrijke afspraken gemaakt over het rapporteren en meten van mitigatieacties door zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden. Ontwikkelde landen zullen voortaan ook tweejaarlijks rapporteren over de voortgang in het bereiken van emissiereducties en het leveren van steun (financieel, technologisch en capaciteit) aan ontwikkelingslanden en er is een rapportageregime ingesteld met vierjaarlijkse nationale rapportages en tweejaarlijkse updates van de emissieboekhouding en klimaatacties. Ten aanzien van korte termijn financiering (2010–2012) worden ontwikkelde landen uitgenodigd om jaarlijks informatie te verschaffen over hoe zij de in Kopenhagen toegezegde korte termijn financiering invullen. Ten aanzien van lange termijn financiering (post-2012) is besloten dat er nieuwe, additionele, voorspelbare en voldoende financiering beschikbaar zal worden gemaakt voor ontwikkelingslanden. Vervolgens is in de Cancun Overeenkomsten besloten tot de oprichting van een «Groen Klimaatfonds» (Green Climate Fund).

Over de ontwikkeling van nieuwe marktmechanismen zijn nog geen concrete afspraken gemaakt, wel is een werkprogramma voor 2011 afgesproken.

In 2010 heeft geen uitwerking van de 30%-reductiedoelstelling plaatsgevonden, bij afwezigheid van een internationale overeenkomst en door de behoefte bij Lidstaten aan een nadere uitwerking van gevolgen voor de EU Lidstaten.

Beleidsconclusie

In Cancun zijn drie besluiten vastgesteld met nieuwe, mondiale klimaatafspraken, de Cancun Overeenkomsten («Cancun Agreements»). Met deze besluiten is een realistische en noodzakelijke internationale stap gezet in de aanpak van het klimaatvraagstuk. Het legt een solide basis om in 2011 verder te werken aan een (kosten-)effectief mondiaal klimaatregime.

A2. Nationaal klimaatbeleid en overig broeikasbeleid

Doel

Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol de verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% te reduceren ten opzichte van 1990.

Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen zijn de Europese doelen leidend, te weten:

  • 20% reductie van broeikasgassen in 2020 t.o.v. 1990;

  • 14% duurzame energie in 2020 (Europese definitie).

Doelbereik 2010

In 2010 is de monitor en tussenbalans van Schoon en Zuinig opgemaakt. Op korte termijn worden de broeikasgasreducties zeer waarschijnlijk gehaald. De tussendoelstelling van Schoon & Zuinig voor 2011 is 209 Mton. De broeikasgasemissies in 2009 zitten daar met 207,4 Mton al onder. (Het gaat hier om de ETS emissieruimte van 87,4 Mton plus de fysieke emissies in de non-ETS sectoren van 120,0 Mton.) De balans van de Leefomgeving laat zien dat het Kyoto doel (2008–2012) gehaald kan worden met huidig beleid.

Het percentage duurzame energie stijgt nog steeds. De energiebesparing in 2010 is nog niet bekend, maar is de afgelopen jaren redelijk constant rond de 1,1%. Vanuit VROM zijn gemeenten voorgelicht over de energievoorschriften en is de handhaving geïntensiveerd.

Realisatie prestaties Nationaal klimaatbeleid en overig broeikasbeleid

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In de eerste helft van 2010 maakt het Kabinet Balkenende IV de lacunes inzichtelijk en stuurt de betreffende tussenevaluatie Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer;

Gerealiseerd

Op 29 april 2010 is een tussenbalans Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 117) gestuurd.

De brief naar de TK is onder andere voorzien van het rapport «Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig» (ECN).

Indien evaluatie daartoe aanleiding geeft, volgen in 2010 eventuele maatregelen om doelrealisatie in 2020 zeker te stellen;

Niet gerealiseerd

Gegeven de demissionaire status van het vorige kabinet is geen keuze gemaakt voor mogelijke aanvullende beleidsopties.

Monitor Schoon en Zuinig inclusief de voortgang van de convenanten in september 2010 naar de Tweede Kamer.

Gerealiseerd

Het rapport «Monitoring Schoon en Zuinig» (ECN) inclusief evaluatie van de convenanten is met de bovenstaande Tweede Kamerbrief (Kamerstukken II, 2009–010, 31 209, nr. 117) in april 2010 verzonden.

Beleidsconclusie

De huidige beleidsinspanningen zijn voor het halen van de doelstelling van het Kyoto Protocol voldoende. Nederland is goed op weg om het doel van het Kabinet Rutte-Verhagen te realiseren; 20% reductie van broeikasgassen in 2020. Hierover wordt de Tweede Kamer in het voorjaar 2011 verder geïnformeerd.

Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen

Doelbereik 2010

Ook in 2010 kan met grote mate van zekerheid worden gesteld dat Kyoto gehaald wordt.

Realisatie prestaties Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen 2010

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In de periode 2008–2012 moet de emissie van de broeikasgassen met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het basisjaar 1990. Het emissieplafond bedraagt daarmee per jaar 200 Mton CO2-equivalenten ofwel in de totale periode 1 000 Mton. Van deze 1 000 Mton is 437 Mton gereserveerd voor de bedrijven die deelnemen aan het emissiehandelssysteem. Wanneer deze bedrijven meer emitteren dan dit plafond, dan zal dit worden gecompenseerd door de aankoop van emissierechten uit de emissiehandelsmarkt. Voor de sectoren die niet aan emissiehandel deelnemen, resteert een emissieruimte van 563 Mton (1000 Mton – 437 Mton) in de periode 2008–2012. Mocht de uitstoot hoger uitvallen dan 563 Mton, dan zal de overheid Joint Implementation (JI) en Clean Development Mechanism (CDM) inzetten voor het realiseren van de Kyoto doelstelling.

Gerealiseerd

Een nieuwe raming van het Planbureau van de Leefomgeving laat zien dat de verwachte uitstoot tijdens de Kyoto periode inmiddels tussen de 592 en 617 Mton CO2-eq. ligt. De verwachte emissies zijn hoger dan eerder geschat, mede doordat de economische crisis minder impact op de CO2 had dan eerder aangenomen.

De totale emissieruimte voor de niet-emissiehandelsectoren is 1 001 – 437= 564 Mton. (De totale emissieruimte is 1 001,3 i.p.v. 1000) Naar verwachting wordt 28 á 53 Mton meer uitgestoten dan het Kyoto-doel. Daartegenover staat een verwachte levering van buitenlandse emissierechten van 45 á 52 Mton uit CDM, JI en de aankoop van AAUs. Aan het einde van de Kyoto-periode zijn zeer waarschijnlijk buitenlandse emissierechten over (max. 24 Mton), mogelijk is er een tekort (max. 8 Mton).

  

Het eind 2010 geleverd hebben gekregen van in totaal circa 17 Mton aan CDM-rechten;

– Het registreren van de nog niet geregistreerde gecontracteerde projecten;

– Het in stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM, om een bijdrage te kunnen blijven leveren aan de toekomstige internationale ontwikkeling van het CDM;

– Met het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), SenterNovem, de Duitse «Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (GTZ) en de Duitse ontwikkelingsbank «Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW)» ontwikkelen en opzetten van duurzame ontwikkelingsprojecten.

Niet gerealiseerd

Op 31 december 2010 waren voor ca. 18 Mton aan emissiereducties gerealiseerd, waarvan op dat moment 11,6 Mton was geleverd. Alhoewel nagenoeg alle projecten zich in het registratieproces bevinden, zijn deze door vertragingen bij de onafhankelijke validatoren en de Executive Board nog niet allemaal geregistreerd.

Door verbeterde samenwerking bij en afstemming over de activiteiten van de direct betrokken organisaties I&M, BZ, OS, FMO, AgentschapNL, KfW en GTZ wordt de coherentie zo goed mogelijk gewaarborgd. Zo vindt regulier overleg plaats om onze inspanningen op het gebied van duurzame energie af te stemmen. In 2010 heeft dit nog niet geleid tot concrete projecten, maar wel zijn initiatieven hiervoor in gang gezet. Zo is met de Wereldbank overlegd over mogelijke deelname in een Partnership for Market Readiness. Hiermee wordt tevens de kennisbasis en het netwerk in stand gehouden en wordt een bijdrage geleverd aan de verdere internationale ontwikkeling van het CDM.

Beleidsconclusie

Het Kyoto Protocol kan gehaald worden met huidig beleid en inzet van flexibele instrumenten.

Energiebesparing: energiezuinige verlichting

Doel

Nederland schakelt over op energiezuinige verlichting in huishoudens, publieke ruimte en bedrijfspanden. Het is de ambitie om het elektriciteitsgebruik door verlichting in huishoudens met circa 30% te verminderen in 2020 ten opzichte van 2007. De rijksoverheid stimuleert terwijl de andere overheden beleid voeren.

Doelbereik 2010

In 2010 zijn kapotte gloeilampen in 80% van de gevallen vervangen door energiezuinige varianten (spaar- en ledlampen). Het aantal energiezuinige lampen per huishouding is gestegen tot 10, waar dit in 2004 nog 4 was. Ten aanzien van de openbare verlichting werkt inmiddels 85% van de gemeenten en 100% van de provincies aan energiebesparing. De komende vier jaar zal dit naar verwachting tot een energiebesparing van 15% bij gemeenten en 21% bij provincies leiden. Van de kantoren gebruikt inmiddels 43% aanwezigheidsdetectie, waar dit in 2004 nog 18% was. Van de scholen heeft nu 26% aanwezigheidsdetectie, tegen 9% in 2004. En in ziekenhuizen bezit 49% daglicht-afhankelijke regelingen, tegen 33% in 2004. 30% van de kantoren past energiebesparende TL toe.

Realisatie prestaties Energiebesparing: energiezuinige verlichting

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De gloeilamp verdwijnt uit Nederland conform Europese afspraken. In september 2010 verdwijnt de 75W en de 60W gloeilamp. Een volledig verbod op heldere gloeilampen gaat in per september 2012;

Gerealiseerd

Deze afspraken zijn vastgelegd in de Europese Verordening 2009–244-EG op basis van de Richtlijn Ecodesign.

  

Gezamenlijke mediacampagne van VROM en de verlichtingsmarkt over energiezuinige verlichting als alternatief voor de gloeilamp;

Gerealiseerd

Door de retailers, de lichtindustrie en de overheid is in het najaar 2009 en het najaar 2010 een gezamenlijke campagne gevoerd, waarin consumenten geïnformeerd zijn over bruikbare alternatieven voor gloeilampen.

Ingezette middelen zijn informatieverstrekking in winkels en folders van retailers, en een gezamenlijke website.

Uitvoering van het groen akkoord op basis van eigen gemeentelijke plannen met koplopergemeenten zorgt voor een toename van de energiebesparing in de openbare verlichting;

Gerealiseerd

Inmiddels werkt 85% van de gemeenten en 100% van de provincies aan energiebesparing in de openbare verlichting. De komende vier jaar zal dit naar verwachting leiden tot 15% energiebesparing bij gemeentelijke openbare verlichting en 21% energiebesparing bij provinciale openbare verlichting.

Ontwikkeling van hulpmiddelen (energie- besparingsscan) voor energiebesparing op verlichting in de utiliteitsbouw;

Gerealiseerd

In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) zijn door AgentschapNL – in samenwerking met de lichtindustrie en installateurs – hulpmiddelen ontwikkeld voor eigenaren en facilitair managers van gebouwen, zoals brochures, voorbeeldbeschrijvingen en een verlichtingscan, waarmee de mogelijkheden van energiezuinige verlichting en de te realiseren energiebesparing voor bedrijven en kantoren in beeld gebracht kunnen worden.

In 2010 wordt een plan van aanpak opgesteld om te komen tot donkerte beleid tegen overbodige verlichting, in samenwerking met provincies en het platform lichthinder.

Gerealiseerd

Door de gezamenlijke provincies is in samenwerking met het ministerie van I&M een handboek voor donkertebeleid opgesteld.

Beleidsconclusie

In 2008 is de Taskforce Verlichting ingesteld om in Nederland een doorbraak naar energiezuinige verlichting te realiseren. Anno 2010 kan geconcludeerd worden dat de gewenste doorbraak in gang is gezet, met name op het gebied van huishoudelijke en openbare verlichting. In de utiliteitsbouw zijn eveneens grote stappen gezet, maar als gevolg van het ontbreken van wettelijke eisen en het grote aantal eigenaren vraagt deze sector nog specifieke aandacht.

CO2-afvang en opslag

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is sinds oktober 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering en de voortgang van het programma Carbon Capture and Storage (hierna CCS).

Doel

In Nederland CCS versneld realiseren en toepassen: in 2015 zullen twee grootschalige demonstratieprojecten in Nederland operationeel zijn.

Doelbereik 2010

Voor één grootschalig CCS demonstratieproject op zee van EON/Electrabel (ROAD-project) is in 2010 subsidie verleend. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 118). Voor een tweede grootschalig CCS demonstratieproject bestaat de mogelijkheid voor initiatiefnemers om voorstellen in te dienen in een EU tender die deels wordt gefinancierd uit de ETS-nieuwkomersreserve. De Europese Commissie heeft de EU tender in november 2010 opengesteld.

Realisatie prestaties CO2 – afvang en -opslag

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In het kader van het Europees Economische herstelplan is een bedrag van € 180 mln gereserveerd voor de realisatie van één CCS-project in Nederland. Daarvoor hebben Nederlandse bedrijven inmiddels twee projectvoorstellen bij de Europese Commissie ingediend waarui de Commissie eind 2009/begin 2010 één voorstel zal selecteren voor financiële steun. De Europese financiering zal ten hoogste 80% van de totale projectkosten bedragen;

Gerealiseerd

Voor één grootschalig CCS demonstratieproject op zee van E.ON/Electrabel (ROAD-project) is in 2010 subsidie verleend (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 118)

  

In het voorjaar 2010 kunnen initiatiefnemers projectvoorstellen indienen bij de Europese Commissie om te worden geselecteerd als grootschalig CCS-demonstratieproject. Deze projecten zullen (deels) worden gefinancierd uit de zogenaamde ETS-nieuwkomersreserve. Het kabinet zet zich er actief voor in dat de Europese Commissie een deel van deze plannen als Europese voorbeeldprojecten selecteert en daarvoor substantiële financiële steun beschikbaar stelt.

Niet gerealiseerd

Is vertraagd met een half jaar (uitstel door de Europese Commissie) en is in november 2010 opengesteld.

Beleidsconclusie

Er zijn in 2010 belangrijke voorbereidende stappen gezet om grootschalige CCS demonstratieprojecten te realiseren. Voor het vervolg zijn we echter ook afhankelijk van de inzet en voortgang van anderen, zoals de Europese Commissie.

Overige broeikasgassen

Doel

Verlagen van emissies met circa 50% in 2020 (ten opzichte van 1990) van overige broeikasgassen: methaan, lachgas en de gefluoreerde broeikasgassen.

Doelbereik 2010

Op basis van de laatste gegevens is de reductie in 2008 ongeveer 40% ten opzichte van 1990. De beoogde doelen moeten in 2020 zijn gerealiseerd. Op weg daar naar toe is en wordt samen met de verschillende sectoren gewerkt om met behulp van onderzoeks- en innovatieprojecten de gemaakte afspraken uit te voeren.

Tijdens de 22e Bijeenkomst der Partijen bij het Montreal Protocol in Bangkok (november 2010) is het voorstel besproken om de productie en de consumptie van HFK’s te reguleren. Met het voorstel werd beoogd een concrete maatregel te treffen die wereldwijd kan bijdragen aan emissiereductie van cumulatief ca. 3 Gton CO2 equivalenten in 2020 en 88 Gton equivalenten in 2050. Doordat het Montreal Protocol productie en consumptie aanpakt, hoeft dit niet te betekenen dat de stoffen uit de scope van het klimaatregime verdwijnen. De EU steunt een dergelijke aanpak. Vooralsnog hebben de internationale onderhandelingen in Bangkok en Cancun niet geleid tot internationale afspraken over de aanpak van HFK’s. Wel hebben inmiddels 91 landen, waaronder Nederland, bij het Montreal Protocol een verklaring ondertekend, waarin zij het probleem van groeiende HFK emissies onderkennen en verklaren hierover onder het Montreal Protocol nadere afspraken te willen maken.

Realisatie prestaties Overige broeikasgassen

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Met het ministerie van LNV uitvoeren van, mede op klimaatbeleid gerichte, innovatieprogramma’s in de landbouw door met name inzet van emissiearm veevoer en precisielandbouw;

Gerealiseerd

Onderzoekprogramma’s lopen en moeten in 2015 zijn afgerond. Daarna kunnen de resultaten worden geïmplementeerd.

Er zijn nog geen concrete tussenresultaten. De programma’s bestaan uit meerdere sporen of tranches. Bij het programma Precisielandbouw is de eerste tranche in uitvoering en de tweede tranche net gestart. Het programma is in 2010 van start gegaan.

Uitvoering van het sectorconvenant schone en zuinige Agrosectoren;

Gerealiseerd

Reductiedoelen in het sectorconvenant moeten uiterlijk in 2020 zijn gehaald. Er zijn nog geen resultaten die vertaald kunnen worden naar directe emissiereducties. Wel worden op diverse fronten acties ondernomen, die jaarlijks worden vastgelegd in jaarwerkplannen. De jaarwerkplannen voor 2011 zijn bijna gereed.

Onderzoek naar extra reductiemogelijkheden in de industrie. Onder meer bij koeling en warmtepompen, warmtekrachtinstallaties, vergistinginstallaties, rioolzuivering en afvalverbranding;

Gerealiseerd

Onderzoek is nog gaande. Er wordt gekeken naar de lachgasemissies bij rwzi’s (in het kader van het klimaatakkoord met de waterschappen is gaande); verder reductie van methaanslip bij wkk-gasmotoren; alternatieve vormen van mestvergisting zonder co-substraat (is bijmenging om meer gasproductie te krijgen) en de reductiemogelijkheden bij de productie van caproloactam via een mogelijk opt-in.

Bij koeling is met onderzoek in 2010 de problematiek beter in beeld gebracht. Op basis hiervan worden prioriteiten gesteld.

Er wordt ingezet op stimulering van de inzet van klimaatvriendelijke koudemiddelen waar dat mogelijk is bij een verbeterd energierendement, via voorlichting, EIA-MIA/VAMIL en afspraken met sectoren.

Bijdragen aan de uitwerking van een internationaal emissiereductie arrangement om wereldwijde toename van emissies van fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) te voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen van het Montreal-Protocol.

Gerealiseerd

Een internationale afspraak is nog niet gerealiseerd. Het draagvlak voor een afspraak over HFK’s onder het Montreal Protocol is wel toegenomen. Afgesproken is wel om dit onderwerp in 2011 verder te bespreken.

Beleidsconclusie

Het onderzoek in het kader van de innovatieagenda kan voor de reductie van de emissies van overige broeikasgassen nieuwe mogelijkheden creëren.

Het sectorconvenant vormt nog steeds een belangrijke basis voor de bijdrage van de agrarische sector aan de klimaatdoelstellingen.

Een internationale afspraak over HFK’s zal niet zonder slag of stoot tot stand komen en er is zeker nog meer tijd nodig om partijen nader bijeen te brengen. Alhoewel in 2010 geen overeenstemming is bereikt, is het een bemoedigend gegeven dat een groeiend aantal landen geïnteresseerd is in afspraken over HFK’s en dat is afgesproken het voorstel over de aanpak van HFK’s verder te bespreken.

Lokale en regionale initiatieven

Doel

Optimalisering van de bijdrage van provincies en gemeenten aan de reductiedoelstelling van het beleidsprogramma Schoon en Zuinig. Het jaar 2010 is het oogstjaar van het project Lokale en Regionale Klimaatinitiatieven.

Doelbereik 2010

De klimaatakkoorden met VNG, IPO en waterschappen zijn grotendeels uitgevoerd en lopen eind 2011 af. Onderdelen die nog doorlopen hebben zichtbare vooruitgang geboekt.

In 90% van de collegeprogramma’s staat klimaatbeleid opgenomen of is duurzaamheid in belangrijke mate benoemd. 325 gemeenten hebben een Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) uitgekeerd gekregen en hebben hiermee lokaal klimaatbeleid verder vorm gegeven. In het kader van het Innovatieprogramma klimaatneutrale steden zijn 8 projecten van start gegaan.

Realisatie prestaties Lokale en regionale initiatieven

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In 2010 zijn alle, via de Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK)-regeling gesteunde klimaatakkoorden, met gemeenten en provincies in uitvoering genomen conform de daarvoor opgestelde plannen die deels door VROM worden bekostigd via de SLOK-regeling;

Gerealiseerd

  

De knelpunten, zoals geïnventariseerd in 2009, uit de Lokale en Regionale Beleidsagenda Klimaat zijn opgelost;

Niet gerealiseerd

De lokale beleidsagenda is in december 2009 opgesteld. Een aantal knelpunten is inmiddels opgelost, zoals:

• landelijke klimaatmonitor (www.klimaatmonitor.databank.nl) zodat op uniforme wijze lokale co2 emissies en wijzigingen hierin in beeld gebracht kunnen worden;

• Met inzet van CHW kunnen koplopende gemeenten verder gaan dan de wettelijk voorgeschreven norm;

• Via PDO-Themateams zijn matchmaking bijeenkomsten georganiseerd om partijen samen te brengen. Nieuwe samenwerking ontstaat en kennis en ervaring wordt uitgewisseld;

• Landelijke definitie van een schoon voertuig is beschikbaar op de website van IenM;

• De fietsregeling is aangepast zodat ook elektrische fietsen gefaciliteerd worden.

In 2011 zal verder gewerkt worden aan het wegnemen van belemmeringen.

VROM ondersteunt de 180 gemeenten die beleidsplannen uitvoeren gericht op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Handhavingsbeleid moet ertoe leiden dat maatregelen, die zich binnen vijf jaar terugverdienen, worden uitgevoerd. Deze aanpak wordt uitgebreid naar 300 gemeenten in 2010;

Gerealiseerd

Er zijn diverse voorlichtingsbijeenkomsten gehouden, er zijn voor zo’n 15 branches maatregelenlijsten opgesteld en is er een uniforme leidraad voor toezicht op energiebesparing opgesteld.

  

Er is een monitor ontwikkeld om de concrete bijdrage van de lokale en regionale klimaatinitiatieven aan de doelen van schoon en zuinig in beeld te brengen. Deze monitor maakt deel uit van de monitor Schoon en Zuinig (S&Z);

Gerealiseerd

Er is een monitoringssysteem ontwikkeld maar er is nog te weinig informatie van gemeenten/netwerkbeheerders en energiebedrijven om te bepalen wat de bijdrage aan S&Z is.

  

VROM stimuleert alle gemeenten tot het opnemen van CO2-emissiereductie in lokale en regionale verkeer- en vervoerplannen;

Gerealiseerd

Er is een handreiking Duurzame Mobiliteit en klimaatbeleid voor gemeenten gepubliceerd waar veel gebruik van is gemaakt.

  

VROM stimuleert alle gemeenten tot het opnemen van energieprestatie-eisen in prestatiecontracten met woningcorporaties voor de bestaande woningvoorraad;

Gerealiseerd

VROM heeft deze afspraak in het Klimaatakkoord met de VNG mede afgesproken.

Veel gemeenten hebben in de SLOK-aanvragen aangegeven prestatieafspraken met corporaties te maken (80 % van de gemeenten geeft aan te werken aan energieprestaties bestaande woningvoorraad)

Uitvoering van het Innovatieprogramma Klimaatneutrale Steden, onderdeel van Innovatieagenda Energie. Dit programma vormt een extra financiële stimulans voor gemeenten om te komen tot klimaatneutrale steden;

Gerealiseerd

Acht projecten zijn geselecteerd en in uitvoering met een extra financiële stimulans.

  

Op basis van het groen akkoord worden, zoals afgesproken met het ministerie van OCW, op basisscholen in 2009 en 2010 energiebesparende maatregelen genomen. De subsidieregeling is in augustus 2009 gepubliceerd.

Gerealiseerd

Bijna alle gemeenten hebben meegedaan en het budget is helemaal gebruikt.

Beleidsconclusie

De beleidsimpulsen zijn afgerond. Uit de evaluatie is gebleken dat de Lokale Klimaatinitiatieven succesvol uitgevoerd zijn en klimaat is bij de decentrale overheden op de lokale agenda gekomen.

A3. Ruimtelijke inpassing klimaatbeleid

Klimaatadaptatie

Doel

De ambities en criteria voor een duurzame en toekomstbestendige inrichting uiterlijk in 2015 in ruimtelijke plannen op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau verankeren. Leidraad hiervoor is het advies van de commissie Veerman die de opgave voor de lange termijn in beeld heeft gebracht.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Klimaatadaptatie

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De eerste verkenningen voor deelprogramma’s binnen het Deltaprogramma (Nieuwbouw & herstructurering, Kustverbreding en Rijnmond) worden opgeleverd. Doel van deze verkenningen is het voorbereiden van een kabinetsstandpunt over eventuele aanpassing van wet- en regelgeving en noodzakelijke investeringen mede in relatie tot het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT);

Gerealiseerd

Uitvoering van het Deltaprogramma is per 1 februari 2010 gestart. In de zomer zijn voor alle deelprogramma’s plannen van aanpak vastgesteld, en gepubliceerd (dus ook voor Nieuwbouw en Herstructurering, Rijnmond/Drechtsteden en de Kust). Vanaf medio 2010 zijn de verkenningen gestart en deels opgeleverd.

  

Het stimuleringsprogramma «Maak ruimte voor Klimaat» heeft de kennisoverdracht naar andere overheden georganiseerd i.s.m. de stichting Kennis voor Klimaat (nationale en regionale impulsbijeenkomsten, instellen wetenschappelijke reviewteams, ontwerpateliers);

Niet gerealiseerd

Het stimuleringsprogramma is beëindigd. De kennisoverdracht naar andere overheden is ondergebracht bij het onderdeel Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma, waarin samenwerking met de praktijk wordt gezocht. Hierbij wordt ook de input van de Stichting Kennis voor Klimaat betrokken.

De klimaatbufferprojecten uit de tweede tranche (2009–2012) zijn geselecteerd. De projecten uit de eerste tranche zijn in uitvoering.

Niet gerealiseerd

Een voorstel voor de 2e tranche is ingediend en inmiddels zijn de beschikkingen voor gehonoreerde projecten vastgesteld en verzonden. Projecten uit de 1e tranche zijn (grotendeels) in uitvoering.

Beleidsconclusie

Er is een goede start gemaakt met het Deltaprogramma en de bijbehorende deelprogramma‘s. Het eerste Deltaprogramma is gepubliceerd bij de begroting voor 2011. Het speciale programma gericht op realisatie van klimaatbuffers bevindt zich inmiddels in de uitvoeringsfase. Vanuit het Rijk zijn alle opdrachten verstrekt.

Windenergie

Doel

Extra windenergie (2 000 MW) op land, bovenop de 2 000 MW die er nu reeds staat, door het verlenen van vergunningen.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Windenergie

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De AMvB windturbines (waarin de volgende elementen zijn opgenomen: geluid, slagschaduw, veiligheid) is in werking getreden. Deze AMvB volgt de circulaire op die medio 2009 met het oog op tijdelijk beleid is gepubliceerd;

Gerealiseerd

In december 2010 heeft de Tweede Kamer in de nahangprocedure ingestemd met de AMvB. De AMvB is per 1 januari 2011 van kracht geworden.

  

De inspanningen om ruimtelijke knelpunten op te lossen, zoals helpdesk en windteams, worden gecontinueerd en waar nodig geïntensiveerd;

Gerealiseerd

Helpdesk functioneert en windteams worden bij diverse projecten ingezet.

  

Om pijplijnprojecten gerealiseerd te krijgen worden aanvullende regionale bestuurlijke afspraken gemaakt;

Gerealiseerd

In uitvoering: met meerdere regio’s (Kop Noord Holland, Flevoland, Goeree Overflakkee) loopt een traject waarin ruimtelijke visies en ontwerpen worden opgesteld t.b.v. grotere windparken.

Voor windmolenprojecten in Noordoostpolder en Zeewolde zijn samen met EL&I, in het kader van de Elektriciteitswet inpassingsplannen opgesteld.

De nieuwe toetsingsmethodiek radar is in werking getreden;

Niet gerealiseerd

Het doel is deels gerealiseerd (nieuw toetsingsmodel is gereed), en verkeert deels in een afrondende fase (politieke besluitvorming over de norm en het budget voor aanvullende investeringen in radarapparatuur).

Een langetermijnvisie ruimtelijk perspectief windenergie op land is opgesteld en hierover zijn afspraken gemaakt met het IPO en de VNG. Dit wordt een verkenning van twee ruimtelijke inrichtingsmodellen, waarbij een besluit wordt genomen over de aanpak en de verantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen.

Niet gerealiseerd

Het Ruimtelijk Perspectief wind op land is in de vorm van een ambtelijk positionpaper opgesteld maar nog niet politiek bekrachtigd (vanwege de kabinetswisseling). Overleg met IPO en VNG loopt over het vervolgtraject: het opstellen van een rijksstructuurvisie.

Beleidsconclusie

Het beleid om ruimtelijke knelpunten, zoals radar en geluid, op te lossen is gereed of bevindt zich in de afrondende fase. Ondanks de inzet van windteams en het inrichten van een helpdesk vergt het behalen van de rijksdoelstelling (2000 MW vergund erbij eind 2011) nog aandacht. Om de doelstelling beter bereikbaar te maken moet het Rijk, zoals is gebeurd voor windmolenparken in de Noordoostpolder en Zeewolde, zelf Rijksinpassingsplannen maken. Voor het opstellen van deze Rijksinpassingsplannen is een kader nodig in de vorm van een Rijksstructuurvisie.

A4. Biobrandstoffen (nationaal, Europees en mondiaal)

Doel

Het nationale doel is om voor het wegverkeer een verbruik van 4% biobrandstoffen te realiseren, waarmee een reductie van 1,3 Mton CO2 in 2010 wordt bereikt. In Europees verband is het doel dat de indirecte effecten bij de beoordeling van de duurzaamheid van biobrandstoffen worden betrokken.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Biobrandstoffen (nationaal, Europees en mondiaal)

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Het realiseren van de doelstelling van 4% biobrandstoffen voor het wegverkeer door een verplichting dit percentage op de markt te brengen, zoals opgenomen in het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007;

Gerealiseerd

Voor 1 april 2011 moeten de brandstofleveranciers hun biobrandstofboekhouding inleveren en daarmee aantonen dat zij aan hun verplichting hebben voldaan. De afgelopen jaren hebben de betrokken bedrijven aan hun verplichting voldaan. Het is dan ook de verwachting dat dit ook voor 2010 het geval zal zijn. Hierover is zekerheid te geven na ontvangst (voor 1 juli 2011) van alle rapportages over 2010.

Eind 2010 rondt het kabinet de implementatie af van de EU- richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen in de Wet Milieubeheer en uitvoeringsregelingen. Alle vloeibare biobrandstoffen moeten vanaf 2011 voldoen aan de duurzaamheidscriteria om te mogen meetellen als duurzame energie;

Niet gerealiseerd

De Tweede Kamer is in mei 2010 geïnformeerd over de implementatie van de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie en daarmee samenhangend de invulling van de doelstelling voor hernieuwbare energie in het vervoer en de voorgenomen nationale doelstellingen voor de komende jaren (brief van 26 mei 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 30 196, nr. 104 ). In november is de Tweede Kamer opnieuw geïnformeerd over de implementatie van bovenstaande richtlijn (brief van 25 november 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209 nr. 144). In deze brief is aangegeven dat de wet en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen niet per 31 december 2010 geïmplementeerd zijn. Uitgaande van publicatie van de regelgeving in het eerste kwartaal van 2011, zal deze regelgeving met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 in werking treden.

Vooruitlopend op de implementatiedatum van de EU-richtlijn hernieuwbare energie, wordt in 2010 met de bedrijven gekomen tot een certificatienorm voor onafhankelijke audits en wordt een uitvoeringsorganisatie opgedragen om de door de certificeerders aangeleverde informatie te verzamelen, controleren en administreren en daarover te rapporteren;

Niet gerealiseerd

In Nederland is het certificeringschema NTA 8 080 en NTA 8 081 ontwikkeld. NTA 8 080 omvat eisen voor duurzaam geproduceerde biomassa voor energietoepassingen. NTA 8 081 is op basis van NTA 8 080 ontwikkeld en bevat een certificatieschema met eisen die aan auditors worden gesteld. De Nederlandse Emissie autoriteit (NEa) is aangewezen als de uitvoeringsorganisatie biobrandstoffen en belast met de handhaving inzake de geleverde energie uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van vervoer.

In het tweede kwartaal van 2010 zal het kabinet de doelstelling vaststellen voor hernieuwbare energie in de vervoerssector in 2020;

Gerealiseerd

De Tweede Kamer is in het tweede kwartaal van 2010 geïnformeerd over de Nederlandse doelstelling voor 2020 van minimaal 10 procent hernieuwbare energie in het vervoer (brief van 26 mei 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 30 196, nr. 104). Dit is ook middels het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie aan de Europese Commissie gemeld. Hiermee sluit Nederland aan bij de Europese doelstelling van 10% hernieuwbare energie in de vervoersector in 2020 zoals vastgelegd in de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie.

Het kabinet wil de Europese Commissie bewegen om in 2010 met een voorstel te komen om de indirecte verschuiving van landgebruik voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling;

Niet gerealiseerd

De Europese Commissie is in augustus 2010 een consultatie gestart over indirecte verschuiving van landgebruik (ILUC) voor de productie van biobrandstoffen. De Nederlandse inzet, het uitbreiden van de duurzaamheidscriteria op Europees niveau met maatregelen om ILUC te minimaliseren is in oktober 2010 aan de Europese Commissie gemeld. In december 2010 heeft de Europese Commissie een rapport gepubliceerd waarin een viertal beleidsopties worden genoemd die verder uitgewerkt zullen worden in een Impact Assessment. Een voorstel volgt mogelijk in de loop van 2011.

De in het kader van het Global Bio-Energy Partnership opgestelde duurzaamheidscriteria worden geconcretiseerd door er indicatoren aan te koppelen;

Niet gerealiseerd

De indicatoren zullen medio 2011 worden gerealiseerd. Vertraging is opgelopen doordat de onderhandelingen in GBEP in een laat stadium onverwacht moeizaam verliepen.

Het Global Bio-Energy Partnership ontwikkelt in 2010 een vrijwillig afwegingskader, voor nationaal gebruik, om de indirecte effecten van biobrandstoffen vast te stellen.

Niet gerealiseerd

Niet gerealiseerd vanwege de vertraging met de ontwikkeling van de indicatoren. De ontwikkeling van dit vrijwillige afwegingskader voor nationaal gebruik om de indirecte effecten van biobrandstoffen vast te stellen is onderdeel van de werkzaamheden van GBEP voor 2011.

Beleidsconclusie

In 2010 zijn de nationale, Europese en mondiale doelen deels gerealiseerd. Het is te verwachten dat de nationale doelstelling van 2010 gerealiseerd is. Daarnaast zal de nationale regelgeving ter implementatie van de EU-richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen in het eerste kwartaal van 2011 worden gepubliceerd en met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 in werking treden. Over de koers van dit nieuwe beleid is de Tweede Kamer geïnformeerd.

Nederland zet zich in 2011 opnieuw actief in om de Europese Commissie te bewegen om met een voorstel te komen om de indirecte verschuiving van landgebruik voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling. Nederland zal zich ook in het kader van het Global Bio-Energy Partnership inzetten voor de realisatie van duurzaamheidscriteria en indicatoren voor bio-energie.

A5. Verbeteren luchtkwaliteit

Doel

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit biedt zekerheid dat tijdig aan de Europese luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan.

Uiterlijk medio 2011 moeten de normen voor fijn stof worden gehaald. Voor NO2 is dat uiterlijk 2015. Door jaarlijks een monitoring uit te voeren worden knelpunten zichtbaar en kunnen maatregelen worden getroffen om die op tijd weg te nemen.

Doelbereik 2010

Eerste monitoringsronde is uitgevoerd en nieuwe prognoses zijn bepaald voor 2011 (fijn stof) en 2015 (stikstofdioxide).

Uit de prognoses blijkt dat op de meeste plekken in Nederland de normen op tijd zullen worden gehaald. Knelpunten die resteren voor fijn stof worden veroorzaakt door veehouderijen; er is een beperkt aantal extra knelpunten voor stikstofdioxide met name door hogere emissies vrachtverkeer.

Realisatie prestaties Verbeteren luchtkwaliteit

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In september 2010 zal de eerste monitor van het NSL gereed zijn. De uitkomsten van de monitor en eventuele gevolgen worden met de andere NSL-partners besproken. Als uit deze monitor blijkt dat in een regio extra inzet nodig is, zijn de betreffende NSL-partners ervoor verantwoordelijk dat aanvullende maatregelen worden genomen. Met dit NSL geeft het kabinet de zekerheid dat tijdig aan de Europese luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan;

Gerealiseerd

In november is het eerste monitoringsrapport van het NSL naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Uit de prognoses blijkt dat voor fijnstof (PM10) er nog knelpunten resteren in gebieden met veehouderij; en dat er extra knelpunten bij zijn gekomen voor stikstofdioxide (NO2). Om deze knelpunten tijdig weg te nemen is het noodzakelijk vooral op lokaal niveau extra maatregelen te nemen ter uitvoering van het NSL.

Naar verwachting stelt de EU eind 2010 nieuwe emissieplafonds voor, geldend tot 2020, in het kader van het Götenborg-protocol. De inzet van Nederland daarbij is het streven naar ambitieuze, maar haalbare plafonds.

Niet gerealiseerd

In 2010 is er in Europees en VN-verband nog geen voorstel gedaan voor emissieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen geldend vanaf 2020. In december 2010 is met de internationale partners afgesproken dat uiterlijk eind 2011 deze emissieplafonds vastgesteld moeten zijn.

Beleidsconclusie

De monitoring voorziet in het beoogde doel. Prognoses worden geactualiseerd en er worden maatregelen genomen om knelpunten weg te nemen. In de monitoring van 2011 zal opnieuw blijken hoe de stand van zaken is.

B. Ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid)

Doel

Een aanpak ontwikkelen die leidt tot verlaging van de milieudruk binnen (product of materiaal)ketens. Dit kan onder meer door duurzamer produceren, anders ontwerpen, minder (ander) materiaalgebruik of meer of hoogwaardiger hergebruik. Doel is om in tenminste vier ketenprojecten een milieuwinst van 20% te realiseren in de periode tot 2015.

De gestelde doelen van duurzaam inkopen door de rijksoverheid en andere overheden worden gerealiseerd.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid)

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Het kabinet rondt samen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de eerste uitvoeringsfase af van zeven ketenprojecten. Hierbij wordt een milieuwinst geboekt van 20% in tenminste vier van de desbetreffende ketens in de planperiode van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP2, periode 2009–2015);

Gerealiseerd

In het programma ketengericht afvalbeleid zijn in 2010 voor zeven materiaalketens samen met het bedrijfsleven 17 ketenprojecten opgestart. Het betreft de volgende materiaalketens: papier/karton, textiel, PVC, bouw- en sloopafval, aluminium, voedsel en grof huishoudelijk (rest)afval. Milieuanalyses hebben laten zien dat in vier materiaalketens een milieuwinst van 20% in 2015 mogelijk is, mits de resultaten van de ketenprojecten de komende jaren kunnen worden opgeschaald naar de gehele markt.

In een nota aan de Kamer stelt het kabinet lange termijn doelen, prioriteiten en instrumentarium vast voor algemeen materiaal- en productketen beleid. Deze nota is in samenspraak met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties voorbereid;

Niet gerealiseerd

Als eerste stap om te komen tot genoemde nota heeft in het eerste kwartaal van 2010 een verkenning plaatsgevonden onder de maatschappelijke partners – bedrijfsleven, wetenschap en NGO’s – naar hun beelden en wensen ten aanzien van een integraal materiaalketenbeleid. Daaruit kwam naar voren dat het nog veel te vroeg was voor het stellen van doelen en kiezen van prioriteiten. Deze blijken in algemene zin ook niet mogelijk, maar worden pas zinvol per concrete keten. Betrokkenen verwachten eerst en vooral van de overheid een lange-termijnvisie. Er is in 2010 dus geen nota aan de Kamer verzonden. Wel zijn in 2010 andere concrete stappen gezet op het gebied van integraal (materiaal)ketenbeleid:

1. Er is een interdepartementale visie in ontwikkeling, met input van bedrijfsleven, wetenschap en NGO’s op een «duurzaam materialenbeheer»;

 

2. Een tussenevaluatie van het reeds genoemde programma ketengericht afvalbeleid heeft inzicht opgeleverd in het benodigde instrumentarium voor het bewerkstelligen van de nodige systeemveranderingen.

 

3. Er is onderzoek gedaan naar de milieudruk van de belangrijkste grondstoffen die in de Nederlandse economie worden gebruikt, inclusief de milieudruk die daarmee in het buitenland wordt veroorzaakt. Deze informatie is essentieel voor het bepalen van prioriteiten.

 

4. Verder ontwikkelde zich kansen in de Europese arena, waar met actieve inzet van Nederland in december Raadsconclusies zijn aangenomen over «sustainable materials management». Deze zijn sterk in lijn met de Nederlandse ideeën en wensen over deze beleidsontwikkeling.

In 2010 is het denken in ketens onderdeel van het reguliere beleid:

– Voor de helft van de productgroepen voor Duurzaam Inkopen zijn wensen opgenomen die passen bij de ketenbenadering;

– Er vinden tenminste drie leerwerkgroepen plaats met doorlooptijd van een jaar voor koplopers: een leerwerkgroep voor 15 bedrijven gericht op productontwikkeling, en twee leerwerkgroepen voor overheden gericht op gebiedsontwikkeling;

Materiaalketens krijgen een plaats in minimaal vier gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij het Rijk actief betrokken is.

Gerealiseerd

– In het kader van Duurzaam Inkopen zijn voor ongeveer 20 productgroepen ketenelementen (cradle-to-cradle) opgenomen in de vorm van gunningcriteria. In totaal zijn dat rond de 20 productgroepen geworden

– Drie leerwerkgroepen hebben plaatsgevonden:

• Leerwerkgroep leefbaarheid en mobiliteit

• Leerwerkgroep oneindig laagland (gebiedsontwikkeling)

• Leerwerkgroep C2C koplopende bedrijven

In de leerwerkgroep oneindig laagland zijn gebiedsontwikkelingsprojecten betrokken geweest. Hierin is ook het denken in materiaalketens meegenomen. Op deze wijze heeft het zijn effect in tenminste de gebiedsontwikkeling van de Floriade, Almere, Haarlemmermeer en Valkenburg.

De rijksoverheid koopt 100%, gemeenten 75%, provincies en waterschappen 50% duurzaam in. In 2010 wordt opnieuw een Monitor Duurzaam Inkopen uitgevoerd;

Niet gerealiseerd

In 2010 is de monitor voor Duurzaam Inkopen voorbereid. Deze wordt uitgevoerd in het voorjaar 2011. In mei 2011 zullen de resultaten beschikbaar zijn.

In het kader van Duurzaam Inkopen stimuleert het kabinet innovatie via een vijftal concrete, grootschalige innovatieve initiatieven. Deze vijf producten en/of diensten worden in overleg met het bedrijfsleven geselecteerd en in 2010 gestart.

Niet gerealiseerd

Van de vijf projecten zijn er inmiddels vier van start gegaan. Binnen het project Woningen (waarbij het project Scholen meelift) is in het kader van een «blok-voor-blok»-aanpak een aantal pilots in ver gevorderde staat van voorbereiding. Van het project Electrische Auto’s – dat al eerder gestart was – worden binnenkort de eerste aanbestedingen verwacht. Bij het project Rijksgebouwen en kantoorinrichting worden nu geschikte objecten geselecteerd. De Duurzame Weg bevindt zich een voorbereidende fase: hierover vindt met het bedrijfsleven nog overleg plaats over de meest geschikte uitrol van dit initiatief.

Beleidsconclusie

Ten aanzien van «ontwikkeling van markten voor duurzame producten» zijn de meeste prestaties gerealiseerd, dan wel grotendeels gerealiseerd. In het programma ketengericht afvalbeleid zijn in 2010 voor zeven materiaalketens samen met het bedrijfsleven 17 ketenprojecten opgestart. De opschalingsprojecten in het kader van Duurzaam Inkopen liggen vrijwel op schema.

Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

Doel

Met het (ketengericht) afvalbeheerbeleid en productenbeheerbeleid wordt bereikt dat het ontstaan van afvalstoffen wordt verminderd, de milieudruk van afvalverwerking wordt beperkt en de milieubelasting in de gehele keten van grondstof tot afval afneemt. Daarmee wordt de uitputting van energiebronnen en grondstoffen teruggedrongen en worden materiaalketens verduurzaamd.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

Prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Duurzame innovatie in het MKB krijgt een extra impuls via het door VROM samen met Syntens ontwikkelde pilotproject MKB Doe MEE. In dit kader worden in 2010 150 MKB-bedrijven ondersteund bij het onderkennen en realiseren van innovatiekansen met energie en milieu. Door het uitvoeren van dit pilotproject is duurzaamheid een standaard aandachtspunt en competentie geworden voor de MKB-adviseurs van Syntens. Hierdoor kunnen na de pilotfase veel meer MKB-bedrijven op weg worden geholpen naar ontwikkeling en toepassing van duurzame innovaties.

Gerealiseerd

Met het project MKB Doe MEE is in 2010 duurzaamheid geïntegreerd in de innovatieve activiteiten van het MKB. Doelgroep zijn 150 toonaangevende ondernemingen uit de maakindustrie, vooral de metaal- en elektrotechnische, de kunststoffen- en rubber en de grafische industrie. De bedrijven zijn actief gestimuleerd om innovatiekansen op het terrein van energie en milieu concreet op te pakken. Tegelijkertijd heeft de uitvoerder Syntens 2 instrumenten ontwikkeld om in hun dagelijkse adviespraktijk bedrijven te inspireren tot verdere verduurzaming en te ondersteunen bij innovatieve activiteiten. Het project richtte zich op de volgende gebieden: product&dienst, markt&marketing, technologie&ICT en organisatie&processen. De resultaten zijn op 19 mei 2010 tijdens een slotbijeenkomst van het Ei van Columbus overhandigd aan de toenmalige minister van VROM.

In de tweede helft van 2010 wordt een beleidsstandpunt ingenomen over de toekomst van de stortsector in Nederland.

Niet gerealiseerd

Eind 2010 is het onderzoek naar de toekomst van de stortsector afgerond. Het onderzoek heeft de huidige financiële situatie van de sector, de onderliggende oorzaken en de toekomstscenario’s bij ongewijzigd beleid in kaart gebracht. Het kabinet komt met een reactie op dit onderzoek.

Beleidsconclusie

Ten aanzien van «reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer» zijn de meeste prestaties gerealiseerd, dan wel deels gerealiseerd. Zo zijn in het project MKB Doe Mee 150 bedrijven actief gestimuleerd om innovatiekansen op het terrein van energie en milieu concreet op te pakken.

C. Mooi Nederland

Doel

Het ruimtelijk beleid is gericht op een mooi en duurzaam ingericht Nederland dat internationaal kan concurreren. De uitdaging voor ruimtelijke ordening ligt in het bundelen van de ruimtevraag, het beter benutten van bebouwd gebied, het versterken van openheid, het verbeteren van de (dagelijkse) leefomgeving en het klimaatbestendig maken van de ruimte.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Mooi Nederland

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In navolging van de Structuurvisie Randstad 2040 worden in 2010 één of meer lange termijnagenda’s voor Zuid-, Oost- en/of Noord-Nederland opgesteld. De lange termijnagenda's zullen worden gekoppeld aan de Gebiedsagenda’s uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) 2011;

Niet gerealiseerd

In de Bestuurlijke Overleggen MIRT is besloten geen aparte lange termijnvisie te maken voor de gebieden buiten de Randstad. Deze zijn gekoppeld aan de doorkijk in de gebiedsagenda’s. De lange termijnagenda is niet opgesteld in 2010.

  

In 2010 wordt een begin gemaakt met de uitvoering van de Schaalsprong Almere. Op basis van de besluiten in de RAAM brief wordt een rijksstructuurvisie voor het gebied Amsterdam, Almere, Markermeer/IJmeer opgesteld. Gestreefd wordt om over de rijksstructuurvisie een brede maatschappelijke consensus te bereiken;

Gerealiseerd

In 2010 is begonnen met de voorbereidingen op de rijksstructuurvisie voor de drievoudige Schaalsprong van Almere. Daartoe is o.a. een plan van aanpak opgesteld. De concept rijksstructuurvisie, incl. planMER en MKBA, staat gepland voor (eind) 2012.

  

Het kabinet heeft in 2009 ingestemd met de ambities uit het Olympisch Plan 2028. In 2010 worden de plannen in beeld gebracht voor de ontwikkeling van een Olympische Hoofdstructuur, in lijn met de motie van de Tweede Kamerleden Van Heugten (CDA) en Vermeij (PvdA). Met oog op deze hoofdstructuur en de organisatie van de Olympische Spelen zal ook in 2010 een keuze moeten worden gemaakt voor de stad die zich kandidaat gaat stellen;

Niet gerealiseerd

Er is een start gemaakt met het opstellen van een ruimtelijk plan voor de Olympische Hoofdstructuur. Als gevolg van de kabinetswisseling en het regeerakkoord van het kabinet is de besluitvorming uitgesteld.

  

In 2010 wordt de midterm review van de Nota Ruimte uitgevoerd. Deze evaluatie vormt het uitgangspunt om het beleid rondom de ruimtelijke opgaven verder vorm te geven. De consequenties van de economische crisis worden hierbij meegenomen, zodat een scherp beeld van de ruimtelijke opgaven ontstaat. Ook wordt de effectiviteit van de inzet van financiële middelen, de ervaringen met de sturingsfilosofie en met de verdeling van bevoegdheden geëvalueerd;

Gerealiseerd

In 2010 is een midterm review uitgevoerd van het nationaal ruimtelijk beleid. Hierin is terug- en vooruitgekeken en zijn ruimtelijke beleidsonderwerpen geagendeerd.

De midterm review wordt benut bij de actualisatie en decentralisatie van het nationaal ruimtelijk beleid die is aangekondigd in de beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 (IenM/BSK-2010/33455).

  

Ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een samenhangende aanpak van infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen wordt een ruimtelijke investeringsagenda voor de (middel-) lange termijn opgesteld. Hierin worden ruimtelijke opgaven gebiedsgericht in kaart gebracht, wordt de financieringsopgave gedefinieerd en worden voorstellen voor prioritering en dekking gedaan;

Gerealiseerd

Met het MIRTprojectenboek 2011 is in 2010 invulling gegeven aan de Ruimtelijke Investeringsagenda van de fysieke departementen. Het MIRTprojectenboek geeft per gebied een overzicht van de ruimtelijke opgaven en voorgenomen en potentiële investeringen met rijksbetrokkenheid.

  

In 2010 treedt de 1e tranche van de AMvB Ruimte in werking. Hierin zijn de beleidskaders opgenomen voor onder andere bundeling van verstedelijking en economische activiteiten en voor het landschap (waaronder rijksbufferzones, Nationale Landschappen, Ecologische Hoofdstructuur, het kustfundament en de grote rivieren). «Centraal wat moet» is hiermee geregeld;

Niet gerealiseerd

Als gevolg van de kabinetswisseling en het regeerakkoord is de 1e tranche van de AMvB aangehouden. Besloten is de 1e en 2e tranche gezamenlijk op te pakken en qua planning aan te laten sluiten bij de Actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De huidige planning is de AMvB Ruimte (1e en 2e tranche) voor de zomer van 2011 in het kabinet vast te stellen.

  

De 2de tranche van de AMvB Ruimte gaat in 2010 naar de Tweede Kamer. Daarbij wordt de door het kabinet uitgebrachte Structuurvisie Randstad 2 040 betrokken. Het gaat onder meer om de aangescherpte ambitie om compact te bouwen in stedelijk gebied en de daaraan gekoppelde opgaven voor de lange termijn op het gebied van transformatie, herstructurering en duurzame energie;

Niet gerealiseerd

Zie hierboven.

  

De mate van geluidhinder bepaalt in hoge mate hoe we de leefomgeving ervaren. In 2010 wordt het eerste deel van het lopende proces tot herziening van de geluidsregelgeving afgerond. Ook wordt het wetsvoorstel voor geluidsproductieplafonds voor de Rijksinfrastructuur parlementair behandeld, zodat dit in 2011 in werking kan treden. Tegelijkertijd vindt een herijking van de sanering van knelpunten langs de Rijksinfrastructuur plaats. Dat leidt ertoe dat medio 2020 voor alle bestaande knelpunten met een te hoge geluidbelasting een saneringsplan is opgesteld en in uitvoering genomen. Daarnaast wordt in 2010 een wetsvoorstel uitgewerkt voor de overige infrastructuur en industrieel lawaai. Aansluitend op het Innovatieprogramma geluid dat primair op een brongerichte aanpak in de hoofdinfrastructuur was gericht, start in 2010 een Innovatieprogramma geluid stedelijk gebied.

Niet gerealiseerd

De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor geluidsproductieplafonds voor de rijksinfrastructuur heeft nog niet plaatsgevonden, waardoor inwerkingtreding van het nieuwe systeem in 2011 vermoedelijk niet haalbaar zal zijn. Verwacht wordt dat het nieuwe systeem met ingang van 2012 van kracht zal zijn. Dit heeft geen gevolgen voor de te bereiken resultaten. De voorstellen voor de overige infrastructuur en industrielawaai behoeven nog verdere uitwerking; ontwerpregelgeving wordt in 2011 verder voorbereid. Als gevolg van bezuinigingen op subsidies is het vooralsnog noodzakelijk geweest om het innovatieprogramma gericht op bronmaatregelen voor geluid in stedelijk gebied te beëindigen; wel zal brongericht beleid in de nieuwe geluidwetgeving actief gestimuleerd worden.

Beleidsconclusie

Als gevolg van de kabinetswisseling is de besluitvorming van een aantal prestaties die moeten bijdragen aan een mooi en duurzaam ingericht Nederland nog niet gerealiseerd. Voor het merendeel zal de besluitvorming cq. de realisatie van deze prestatie in 2011 plaatsvinden na herrijking op grond van het Regeerakoord.

Bedrijventerreinen

Doel

De doelstellingen voor bedrijventerreinen zijn:

  • Het herstructureren van 1 000 tot 1 500 hectare bedrijventerrein per jaar vanaf 2009. Hiervan wordt 40% gerealiseerd in stedelijk gebied. In de periode tot en met 2013 wordt 6 500 hectare bedrijventerrein geherstructureerd;

  • Zorgvuldige planning van nieuwe bedrijventerreinen door afspraken met provincies over de toepassing van het behoedzame Transatlantic Market-scenario (TM-scenario) als basis voor behoefteramingen. Het TM-scenario wordt niet overschreden;

  • Bevorderen van duurzaam ruimtegebruik op bedrijventerreinen op het gebied van energie (onder andere gebruik van restwarmte, warmte- koudeopslag), hergebruik van materialen, schone en zuinige mobiliteit, en goede inpassing in de omgeving.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties bedrijventerreinen

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Ten minste tien bedrijventerreinenprojecten (voortvloeiend uit het advies van de Taskforce Herstructurering bedrijventerreinen) zijn afgerond. Dit leidt tot herstructurering van 11 hectare bedrijventerreinen;

Niet gerealiseerd

Er zijn 15 projecten opgestart waarvan er 10 zijn afgerond in 2010. De overige 5 pilots zullen voor de zomer van 2011 worden afgerond.

  

Met de provincies is er een akkoord over 12 herstructureringsprogramma’s bedrijventerreinen. De herstructurering van in totaal 6 500 ha bedrijventerreinen tot en met 2013 wordt daarmee in gang gezet;

Gerealiseerd

Alle 12 provincies hebben een provinciale herstructureringsprogramma opgesteld. Hieruit blijkt dat provincies tot en met 2013 ruim 7 300 hectares gaan herstructureren.

  

Rapportage over de doorwerking en handhaving van het bedrijventerreinenbeleid door provincies en gemeenten, mede in relatie tot het TM-scenario;

Niet gerealiseerd

In het Convenant Bedrijventerreinen is afgesproken dat provincies de afspraken en uitgangspunten in het Convenant vertalen in een structuurvisie. De afspraken en uitgangspunten uit dit Convenant worden gemonitord in een jaarlijks gesprek over de realisatie van de ruimtelijke planningsopgave (Artikel 8, lid a).

  

In 2010 is een handreiking duurzaamheid en bedrijventerreinen opgesteld, en zijn concrete doelstellingen geformuleerd.

Niet gerealiseerd

De handreiking energiezuinige bedrijventerreinen is medio 2011 gereed.

Beleidsconclusie

Het halen van de doelstelling om een op de vraag afgestemde aanbod van bedrijventerreinen te bereiken en te bereiken dat in 2013 6 500 ha. bedrijventerreinen zijn geherstructureerd, ligt op koers. Alle 12 provincies hebben een provinciaal herstructureringsprogramma opgesteld. Op basis daarvan zijn de rijksmiddelen voor bedrijventerreinen gedecentraliseerd naar het Provinciefonds. Acht herstructureringsprojecten van nationaal belang hebben een Fes-bijdrage ontvangen van in totaal € 46,2 mln. Er is een Roadmap verzakelijking opgesteld met het IPO en VNG. Daaraan gekoppeld zijn zes pilots geselecteerd om ervaring en kennis op te doen met publiek-private samenwerking bij aanleg, beheer en herstructurering van bedrijventerreinen dat moet leiden tot behoud en groei van de waarde van bedrijventerreinen.

Openheid landschap

Doel

De doelstellingen voor landschap zijn:

  • Inwoners van Nederland zijn meer tevreden over het landschap: in 2020 waarderen ze het landschap met een 8 ten opzichte van een 7,3 nu;

  • In 2010 is de bestaande verhouding tussen bebouwing binnen de steden en dorpen (76%) en in het landelijk gebied (24%) onveranderd gebleven, ten opzichte van 2004 1;

  • Versterken van de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen en Rijksbufferzones door het aankopen, inrichten en beheren van gronden met aandacht voor de recreatieve functie en behoud van groene ruimte in de nabijheid van steden.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties openheid landschap

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In 2010 wordt een tussenmeting gedaan naar de tevredenheid van Nederlanders over het landschap;

Gerealiseerd

Er is een tussenmeting gedaan in kader van Monitor Nota Ruimte: waardering landschap is nu 7,6, die voor Nationale Landschappen 7,9. Bron: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1541-Waardering-landschap-in-de-woonregio.html=12–9.

  

Per aangewezen Rijksbufferzone is een gebiedsontwikkelingsstrategie vastgesteld met een concreet uitvoeringsprogramma;

Niet gerealiseerd

Opstellen gebiedsontwikkelingsstrategie is aan de provincies. Wel zijn in het kader van het MIRT bestuurlijke afspraken tussen rijk en provincies gemaakt over het opstellen van dergelijke gebiedsvisies.

  

Na de midterm review Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) worden afspraken met provincies over financiering en uitvoering van de Rijksbufferzones herijkt; Plan van aanpak voor recreatief groen rond de stad;

Niet gerealiseerd

Als gevolg van de kabinetswisseling zal het overleg met provincies over financiering en uitvoering landschap pas in 2011 worden afgerond. Ministerie EL&I heeft daarin het voortouw. Beleid t.a.v. rijksbufferzones, Nationale Landschappen, groen rond de stad e.d. vormt onderdeel van de actualisatie en decentralisatie van het ruimtelijk beleid (medio 2011).

  

Evaluatie van het beleid voor Nationale Landschappen en besluit over eventuele vervolgacties;

Gerealiseerd

Evaluatie van het beleid voor de Nationale Landschappen is uitgevoerd en aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 253, nr. 26) gestuurd. Beleidsreactie op de uitgevoerde evaluatie zal in 2011 worden gegeven in de context van de actualisatie en decentralisatie van het ruimtelijk beleid.

  

Onomkeerbare afspraken met andere overheden en sectoren over de sanering van 200 hectare kassen in 10 gebiedsprojecten in Nationale Landschappen en Rijksbufferzones;

Niet gerealiseerd

Enkele pilots hebben meer tijd nodig dan eerder was ingeschat.

  

Met het Innovatieprogramma Mooi Nederland is een stimulans van € 13 mln gegeven aan projecten die een voorbeeld zijn voor anderen om bij te dragen aan een Mooi Nederland.

Gerealiseerd

Budget is geheel besteed: tweede ronde voorbeeldprojecten is op 4 november 2010 bekend gemaakt.

Beleidsconclusie

Het merendeel van de opgaven op het vlak van openheid landschap zijn gerealiseerd. Daar waar er nog opgaven resteren, maken deze onderdeel uit van de actualisatie en decentralisatie van het ruimtelijk beleid en zullen andere overheden hiermee aan de slag gaan. Hierbij is het regeerakkoord leidend.

Duurzame gebiedsontwikkeling

Doel

Versnelling van de uitvoering van de Nota Ruimte via de bijbehorende projecten en de realisatie van de Van Heugten-projecten met behoud van zorgvuldigheid. Tevens wordt gewaarborgd dat duurzaamheid volwaardig meeweegt bij besluiten die van invloed zijn op de leefomgeving.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties duurzame gebiedsontwikkeling

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Voor alle 23 projecten van het Nota Ruimtebudget (NRb) is de bijdrage vastgesteld. Door monitoring van de projecten wordt gewaarborgd dat de doelstellingen worden behaald en de voortgang van de uitvoering op peil blijft. Daarnaast draagt het Rijk bij aan een voortvarende uitvoering door middel van het uitvoeren van een kennis- en leertraject;

Gerealiseerd

Voor alle 23 NRb projecten is de rijksbijdrage vastgesteld. Een monitoringssysteem is ontworpen en in praktijk gebracht. Voortgangsresulaten zijn door projecteigenaren (provincies en gemeenten) aangegeven. Er is onderzoek gedaan naar effecten van de crisis op gebiedsontwikkeling. Als vervolg hierop is verkenning gestart naar nieuwe financieringsconstructies en samenwerkingsmodellen publiek-privaat. Door o.a. het organiseren van een projectleidersbijeenkomst en het actualiseren van de reiswijzer gebiedsontwikkeling vindt verspreiding van kennis plaats.

Voor alle versnellingsprojecten uit de motie Van Heugten is besloten over toekenning van de financiële bijdrage;

Niet gerealiseerd

Voor twee projecten is nog niet besloten over toekenning van de financiële bijdrage. Beide gemeenten hebben hun oorspronkelijke ambitie moeten bijstellen, omdat deze in de huidige economische omstandigheden niet haalbaar bleken. Bedoeling is om in 2011 de bijdragen aan de laatste twee projecten te verstrekken.

Besluit over de ruimtelijke keuzes van de alternatieven in de huidige MIRT-verkenningen (Verkenning Antwerpen–Rotterdam, Haaglanden, Rotterdam Vooruit);

Niet gerealiseerd

In het BO MIRT (najaar 2010) is besloten tot continuering van de MIRT verkenningen Rotterdam Vooruit en Haaglanden. Beide zijn grote integrale verkenningen, waarbij de afweging meer tijd kost dan voorzien.

De MIRT Verkenning Antwerpen–Rotterdam (VAR) is in januari 2011 afgerond.

Besluit over de inzet van eventuele sleutelprojecten (via het MIRT) en de wijze waarop het rijk bijdraagt aan ruimtelijke projecten die invulling geven aan de kabinetskeuzes in de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2 040 en de Agenda Landschap. Voor eventuele sleutelprojecten komen in aanmerking projecten of gebieden met een grote nationale betekenis, internationale uitstraling en een integraal karakter;

Niet gerealiseerd

Een besluit over inzet van eventuele Sleutelprojecten is achtereenvolgens voorzien in fase 2 (selectie mogelijke projecten) eind 2010 en in fase 3 (besluit over mogelijke start projecten) medio 2011 van de MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten, zoals opgenomen in het plan van aanpak dat op 28 december 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 089, nr. 68). In de Beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 55) is een concrete, bondige actualisatie van beleid aangekondigd voor de zomer van 2011, evenals een nieuwe lijst van prioritaire MIRT-projecten van nationaal belang. Het aangaan van rijkscommitment voor nieuwe grote regionale projecten van rijksbelang is niet meer aan de orde. De MIRT Verkenning Randstad Sleutelprojecten wordt dan ook beëindigd; fase 3 zal niet worden gestart.

Het Referentiekader voor duurzame gebiedsontwikkeling (DRO) wordt betrokken bij de nadere uitwerking van de gebiedsagenda’s;

Niet gerealiseerd

Het was de bedoeling om het referentiekader DRO (inmiddels uitgewerkt tot een concept-handreiking DRO) toe te passen bij de volgende versie van de gebiedsagenda’s. Mede als gevolg van de kabinetswisseling is besloten om de update van de gebiedsagenda’s uit te stellen. Daarmee is deze actie naar een later tijdstip verschoven.

Beleidsvisie voor de ondergrond gaat naar de Tweede Kamer, evenals wetswijziging voor gebiedsgerichte aanpak van verontreiniging grondwater;

Niet gerealiseerd

De beleidsvisie ondergrond is in april 2010 naar de Tweede Kamer gezonden. De wetswijziging voor gebiedsgerichte aanpak van verontreinigd grondwater is in januari 2011 naar de Tweede Kamer gezonden.

Actieprogramma vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling is in uitvoering;

Gerealiseerd

Het actieprogramma is in 2010 gestart. Hierover is de Tweede Kamer met de Beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 geïnformeerd.

De opvolger van de interim-wet Stad en Milieu, de Wet Gebiedsontwikkeling en Milieu, gaat naar de Kamer;

Niet gerealiseerd

Wel is de werkingsduur van de Interimwet stad en milieubenadering via de Crisis- en herstelwet verlengd tot 1 januari 2014. Ook is in reeds genoemde beleidsbrief een grondige doorlichting en vereenvoudiging van het gehele omgevingsrecht in het vooruitzicht gesteld (2011).

Het Ruimtelijke Ordeningsnetwerk (RO-netwerk) is samen met de gemeenten opgestart.

Gerealiseerd

Het RO-Netwerk is samen met de gemeenten opgestart. Resultaat is terug te vinden op: www.romnetwerk.nl.

Beleidsconclusie

Er is, ondanks het economische klimaat, flinke voortgang geboekt bij het beschikken van projecten, zowel bij Nota ruimtebudget projecten als van Heugten projecten. Tegelijkertijd is ervoor gekozen om niet verder te gaan met een afzonderlijk project Nationale Sleutelprojecten.

Verder is in 2010 hard gewerkt aan het realiseren van een referentiekader voor duurzame ruimtelijke ontwikkeling (DRO). Dit zal begin 2011 uitmonden in een Handreiking DRO. Ook op het gebied van duurzaam beheer ondergrond is een flinke stap gezet met de Beleidsvisie Ondergrond, die in april 2010 naar de Tweede Kamer is gezonden.

In 2010 is het netwerk Ruimtelijke Ordening en Milieu (ROM-netwerk) gerealiseerd, in een gezamenlijke inspanning van VROM en de VNG. Inmiddels zijn hierbij zo goed als alle gemeenten aangesloten. Met dit netwerk kan geleerd worden van de ervaringen van gemeenten op het gebied van RO- en milieuregelgeving.

Tenslotte is in 2010 de Crisis- en Herstelwet in een minimumtijd gerealiseerd. Met deze wet kunnen maatschappelijk belangrijke projecten sneller worden gerealiseerd.

Realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater

Doel:

Realiseren van een duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater door het ruimtelijk ordenen van de ondergrond en het wegnemen dan wel beheersen van verontreinigingen van bodem en grondwater.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater

Prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De beleidsvisies van de bevoegde overheden, waaruit blijkt op welke wijze invulling is gegeven aan de afspraken uit het convenant bodembeleid, zijn beschikbaar;

Niet gerealiseerd

De beleidsvisies met vertaling van de convenantafspraken door het bevoegd gezag zijn in de maak of zijn klaar. Bijvoorbeeld de bodemvisie van de provincie Drenthe is afgerond. Overigens maken niet alle bevoegd gezag gemeenten / provincies Wbb een beleidsvisie. Soms kiest men ook voor een ander document. Het is voor het bevoegd gezag niet altijd gemakkelijk om de gevraagde beleidstransitie vorm te geven.

Een convenant voor projectmatige aanpak van de grootschalige grondwaterverontreiniging in de Rotterdamse haven is afgesloten;

Niet gerealiseerd

In 2011 zal aan de gemeente Rotterdam worden voorgesteld het concept eerst uit te werken in een pilot gebiedsgericht beheer in de Botlek.

Het jaarverslag 2009 over de realisatie van het bodembeleid door de bevoegde gezagen (provincies en gemeenten) is uitgebracht;

Gerealiseerd

Het jaarverslag is per brief van 8 september 2010 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 015, nr. 42).

De aanbevelingen uit het rapport taskforce warmte/koude opslag zijn geïmplementeerd. In dit rapport zijn mogelijkheden opgenomen om de bodem te benutten voor de energiehuishouding.

Gerealiseerd

De aanbevelingen hebben vorm gekregen in een AMvB. Met alle betrokken partijen is overeenstemming bereikt over de strekking van een AMvB Bodemenergie; deze wordt in februari 2011 in procedure gebracht.

Beleidsconclusie

De convenantspartijen IPO, VNG, UvW en Rijk zijn actief bezig om de afspraken op het gebied van ondergrond, gebiedsgericht beheer, spoedlocaties en bodemenergie vorm te geven. De realisering van de afspraken (per 2015) is bij het huidige implementatietempo haalbaar. Om dit te toetsen vindt eind 2011 een midterm- review plaats.

D. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Doel

De administratieve lasten op de terreinen van VROM met tenminste een kwart laten dalen ten opzichte van de administratieve lasten op de peildatum 1 maart 2007, de kwaliteit van de uitvoering verbeteren en in de praktijk gevoelde knelpunten en irritaties van burgers, bedrijven en andere overheden op lossen.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Slimmere regels, beter uitvoering, minder lasten

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Uitvoering van het Werkprogramma Slimmer, Beter, Minder dat op 5 november 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het betreft onder meer het Activiteitenbesluit dat in 2010 verder wordt uitgebreid waardoor minder bedrijven een vergunning nodig hebben. Ook zijn dan Bouwbesluit en Gebruiksbesluit verder gestroomlijnd en voor zover mogelijk aangepast ter uitwerking van het advies van de commissie Dekker. Daarnaast worden in 2010 de resultaten verwacht van een fundamentele verkenning naar meet-, registratie-, rapportage- en keuringsverplichtingen;

Gerealiseerd

Op het beleidsterrein van het voormalige ministerie van VROM/WWI is in de periode 1 maart 2007 tot en met 2010 een reductie van de administratieve lasten bereikt van 32%.

De fundamentele verkenning is afgerond. De resultaten zijn samengevat in een brochure «Minder Regeldruk heeft u ook zelf in de hand» en breed verspreid onder bedrijven en toezichthouders. Algemene conclusie is dat meet-, registratie-, rapportage- en keuringsverplichtingen nuttig zijn. Wel ervaren bedrijven knelpunten in de uitvoering. Van de 46 geïnventariseerde knelpunten is inmiddels de helft opgelost of is een verbetering voor in gang gezet. 12 knelpunten berust op een misverstand. En 7 knelpunten kunnen niet op korte termijn worden opgelost omdat of de Europese regelgeving zich daartegen verzet of omdat het zou leiden tot een ongewenste afname van het beschermingsniveau van het milieu.

Uitvoering van de nadere kabinetsreactie eindbeeld Mans van 19 juni 2009. De belangrijkste mijlpalen van het uitvoeringsprogramma zijn in 2010:

– Bevoegde gezagsinstanties voldoen eind 2010 aan de vastgestelde kwaliteitscriteria voor uitvoerende organisaties teneinde een minimale kwaliteit van de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) te borgen. Voor taken die bij een regionale uitvoeringsorganisatie worden onder gebracht is dit een jaar later;

– De gemeenschappelijke regelingen waarbij de regionale diensten als openbaar lichaam of in een andere vorm worden ingesteld, zijn door de deelnemende gemeenten en provincies getroffen;

– De wettelijke regeling waarmee de kwaliteitseisen en de structuur van regionale uitvoeringsorganisaties wordt geborgd, is in procedure;

– De regelgeving waarmee het interbestuurlijk toezicht sterk wordt versoberd en ondergebracht bij «de naast hogere overheid», is in procedure.

Niet gerealiseerd

– De kwaliteitscriteria zijn medio 2010 definitief vastgesteld. De evaluatietool die overheden moet helpen de criteria toe te passen is de 2e week van januari 2011 opgeleverd. Hierdoor is het tijdspad voor toetsing aangepast. Gemeenten zullen de criteria in 2011 toepassen in de vorm van een zelfevaluatie;

– In maart 2010 heeft de Eerste Kamer een motie aangenomen (Huijbregts-Schiedon 23 maart 2010), waarin een mogelijke wettelijke verplichting voor gemeenten om zich aan te sluiten bij een regionale uitvoeringsdienst, wordt afgewezen. Dit heeft een grote negatieve weerslag gehad op het tot dan toe goed verlopen «bottom up proces». Pas rond de zomer 2010 is dit proces weer op gang gekomen waarbij in veel regio’s de eerder gemaakte regionale afspraken weer ter discussie zijn gesteld. Een later aangenomen motie van de Tweede Kamer heeft dit niet kunnen compenseren (motie Boelhouwer 22 april 2010). Eind 2010 was het totaal beeld van de voornemens per regio nog vrij diffuus;

– Vanwege de motie in de Eerste Kamer is het werk aan de wettelijke regeling opgeschort;

– Het (BZK) wetsvoorstel is in procedure gebracht.

Beleidsconclusie

De ambities ten aanzien van de vermindering van de traditionele regeldruk (administratieve lasten en knelpunten) binnen het domein van het voormalige ministerie van VROM/WWI zijn gerealiseerd.

Bij het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering door toepassing van kwaliteitscriteria en het bundelen van de uitvoering van bepaalde taken op het gebied van vergunningverlening en handhaving is onvoldoende voortgang geboekt. De door de Eerste Kamer aangenomen motie Huijbregts-Schiedon en de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV zijn hieraan debet.

Tabel doelstellingen vorig Kabinet

Tabel doelstellingen vorig Kabinet

Nummer kabinetsdoelstelling/projecten

Omschrijving

Relevant beleidsartikel/OD

Financieel belang 2010: realisatie uitgaven 2010

(x € 1 000)

Relevante eindresultaat in 2010

8

Ambitieuze internationale klimaatdoel-stellingen

In breder verband actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale doelstellingen voor na 2012.

7.2.2.

0 1

In Cancun zijn drie besluiten vastgesteld met nieuwe, mondiale klimaatafspraken, de «Cancun Agreements». Daarmee is een solide basis gelegd om in 2011 verder te werken aan een (kosten-) effectief mondiaal klimaatregime.

Project 4

Schoon & Zuinig

Een energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie naar 20% in 2020 en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in internationaal verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990

3.2.1

17 284

De monitor en tussenbalans Schoon&Zuinig zijn opgemaakt. Wegens het demissionaire kabinet heeft dit niet geleid tot aanvullend beleid.

Het nieuwe kabinet is eind 2010 begonnen met het maken van een Green Deal met betrekking tot energiebesparing, duurzame energie en broeikasgasreductie.

21.

Duurzaamheid als zwaarwegend criterium bij inkopen

De overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopen.

4.2.1.

0 2

In het kader van Duurzaam Inkopen zijn vier grootschalige, innovatieve projecten van start gegaan. De monitor Duurzaam Inkopen is in 2010 voorbereid en wordt in het voorjaar 2011 uitgevoerd.

22.

Stimuleren duurzame consumptie en productie

Het stimuleren van duurzame consumptie en productie.

4.2.1.

02

In het programma ketengericht afvalbeleid zijn in 2010 voor zeven materiaalketens samen met het bedrijfsleven 17 ketenprojecten opgestart.

23.

Locaties bedrijfslocaties

Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties.

2.2.1.

0 3

Alle 12 provincies hebben een provinciaal herstructerings-programma opgesteld. Acht projecten van nationaal belang hebben een bijdrage ontvangen van in totaal € 46,2 mln. Een Roadmap verzakelijking is opgesteld met het IPO en VNG.

24.

Openheid landschap

In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden.

2.2.1.

3 894

Inwoners van Nederland zijn meer tevreden over het landschap. De waardering voor het landschap is nu 7,6, die voor Nationale Landschappen zelfs 7,9.

In het kader van het Innovatieprogramma Mooi Nederland zijn nieuwe voorbeeldprojecten bekend gemaakt.

26.

Klimaatbestendige inrichting Nederland

Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).

10.2.3.

12 926

Besluitvorming over prestaties die moeten bijdragen aan een mooi en duurzaam ingericht Nederland zal in 2011 plaatsvinden.

29.

Ruimtelijke projecten van nationale betekenis

Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

2.2.2.

54 789

In 2010 is een midterm review uitgevoerd van het nationaal ruimtelijk beleid. De uitkomsten worden benut bij de actualisatie en decentralisatie van het nationaal ruimtelijk beleid.

69. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Het oplossen van de tien meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten

91

1 709

De ambities ten aanzien van de vermindering van de traditionele regeldruk (administratieve lasten en knelpunten) binnen het domein van het voormalige ministerie van VROM/WWI zijn gerealiseerd.

Project 9: Urgentieprogramma Randstad

Randstad ontwikkelt zich tot een duurzame en concurrerende Europese regio

2.2.2.

0 4

In 2010 is een begin gemaakt met de Rijksstructuurvisie voor het gebied Amsterdam, Almere, Markermeer/IJmeer.

X Noot
1

Voor dit beleidsdoel zijn geen programmagelden beschikbaar. De inzet bestaat alleen uit apparaatsuitgaven (personeel en materieel).

X Noot
2

Voor dit beleidsdoel zijn geen programmagelden beschikbaar. De inzet bestaat alleen uit apparaatsuitgaven (personeel en materieel).

X Noot
3

De programmamiddelen staan op de begroting van het ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie.

X Noot
4

De projecten voor Randstad Urgent zijn tevens Nota Ruimte projecten en derhalve al meegenomen bij doelstelling 29.

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetdoel of project. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

1.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

8 488

12 536

18 103

7 314

9 746

7 126

2 620

Uitgaven:

14 706

19 772

19 434

25 092

8 474

7 183

1 291

Programma:

14 706

19 772

19 434

25 092

8 474

7 183

1 291

 

Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren:

14 706

19 772

19 434

25 092

0

0

0

  

FES projecten

5 807

9 200

10 541

8 245

0

0

0

  

Monitoring Nota Ruimte

931

1 057

1 303

0

0

0

0

  

Subsidies algemeen

1 326

891

1 083

0

0

0

0

  

Overige instrumenten algemeen

4 263

6 135

4 092

6 530

0

0

0

  

Interreg

2 379

2 489

2 415

10 317

0

0

0

  

Ruimtelijk Instrumentarium ontwikkelen en beheren

0

0

0

0

8 474

7 183

1 291

Ontvangsten:

5 807

9 200

10 572

9 081

1 613

0

1 613

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 2,6 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd, hetgeen wordt veroorzaakt door de toegekende bijdrage van € 5,0 mln voor een opdracht aan het NWO te Den Haag ten behoeve van het programma 3D (Duurzame Dynamiek in de Delta). Door middel van een herschikking van verplichtingenbudget is hiervoor budgettaire dekking gekomen. Hiertegenover staat een overboeking bij 1e suppletoire begroting 2010 van € 2,1 mln naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de compensatie voor een verhoging van de werklast bij de Raad van State als gevolg van de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (WRO).

1.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Alg.doel/ Op.doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Ex-durante evaluatie

Werking Wet ruimtelijke ordening (WRO)

OD 1.2.1

2009

2010

1

      

Ex-durante evaluatie

Werking Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ((Wkpb)

OD 1.2.1

2009

2010

2

Monitor Nota Ruimte (monitor ex post)

Doelbereiking Nota Ruimte inclusief Randstad 2 040

OD 1.2.1, OD 2.2.1 en OD 2.2.2

2009

2010

3

      

Midterm review Nota Ruimte

Werking Nota Ruimte

OD 1.2.1, OD 2.2.1 en OD 2.2.2

2010

2010

4

X Noot
1

De 1e rapportage van de Ex-durante evaluatie WRO is opgeleverd. In 2011 en 2013 volgen de 2e en de 3e rapportage.

http://www.pbl.nl/nl/publicaties/2010/Ex-durante-evaluatie-Wet-ruimtelijke-ordening-eerste-resultaten

X Noot
2

afgerond: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/03/01/wkpb-een-prima-start-evaluatie-eerste-tranche.html

X Noot
3

afgerond, www.monitornotaruimte.nl

X Noot
4

Midterm Review Nota Ruimte is afgerond, publicatie volgt op korte termijn.

1.3 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

4 974

6 603

1 572

Mutaties Slotwet 2010

4 772

1 871

41

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

9 746

8 474

1 613

Toelichting

Verplichtingen

De overschrijding is toe te schrijven aan de opdracht aan het NWO te Den Haag voor het FES-project 3D (Duurzame Dynamiek in de Delta) van € 5,0 mln.

Uitgaven

In 2010 is meer uitgegeven aan de nieuwe Wet ruimtelijke ordening online (WRO online) omdat een gecalculeerde interdepartementale bijdrage niet is gerealiseerd.

Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

2.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

174 735

197 694

100 750

198 124

70 442

81 367

– 10 925

Uitgaven:

52 462

73 605

196 556

194 338

80 251

293 240

– 212 989

Programma:

52 462

73 605

196 556

194 338

80 251

293 240

– 212 989

 

Behouden en Ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit

50 151

31 298

152 905

151 184

17 552

14 794

2 758

  

FES Projecten gebiedsontwikkeling

0

0

5 641

60 785

0

0

0

  

FES BIRK

21 223

13 305

53 029

25 254

0

0

0

  

FES nieuwe sleutelprojecten

22 300

3 417

76 164

30 897

0

0

0

  

Onderzoek stedelijk gebied

169

82

0

0

0

0

0

  

Subsidies stedelijk gebied

5 120

12 905

11 657

0

0

0

0

  

Overige instrumenten behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit

1 339

1 589

4 584

19 402

0

0

0

  

Mooi Nederland (FES)

0

0

1 830

7 423

13 658

8 908

4 750

  

Bufferzones

0

0

0

7 423

3 346

5 871

– 2 525

  

Overige instrumenten behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit

0

0

0

0

548

15

533

          
 

Integrale ruimtelijke projecten van nationale betekenis:

2 311

42 307

41 651

40 421

59 286

275 535

– 216 249

  

Subsidies landelijk gebied

86

1 266

446

0

0

0

0

  

Overige instrumenten landelijk gebied

845

1 256

1 228

1 207

0

0

0

  

Bufferzones

1 380

5 907

6 099

5 336

0

0

0

  

Projecten gebiedsontwikkeling (FES)

0

0

0

0

50 568

204 547

– 153 979

  

Overige instrumenten gebiedsontwikkeling

0

0

0

0

4 221

37 110

– 32 889

  

Het Waddenfonds

0

33 878

33 878

33 878

4 497

33 878

– 29 381

          
 

Stimuleren architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid

0

0

2 000

2 733

3 413

2 911

502

Ontvangsten:

43 007

16 651

136 649

124 807

65 882

213 513

– 147 631

Toelichting

Algemeen

Voor de projecten die uit het FES-fonds worden gefinancierd is in 2010 het kasritme bijgesteld. Deze bijstelling vloeit o.a. voort uit de in het Regeerakkoord opgenomen maatregel om de belegde ruimte over te hevelen naar het Infrafonds en de departementale begrotingen. Als gevolg hiervan zijn de budgetten van de instrumenten «Mooi Nederland» en «Projecten gebiedsontwikkeling» als volgt aangepast:

Tabel: aanpassing kasritme FES (x € 1 000)

Instrument

verplichtingen

uitgaven

Mooi Nederland (FES)

3 114

2 658

Projecten gebiedsontwikkeling (FES)

32 266

– 158 528

Totaal aanpassing kasritme

35 380

– 155 870

De verlaging van de Projecten gebiedsontwikkeling (FES) wordt deels veroorzaakt door vertraging, latere realisatie van projecten en deels doordat de planvorming bij diverse projecten meer tijd heeft gekost dan verwacht. Een exacte inschatting van tevoren is moeilijk te maken, doordat de gesubsidieerde partij primair verantwoordelijk is voor de sturing en de realisatie van het project. De subsidieontvanger levert jaarlijks een voortgangsrapportage.

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 10,9 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit is met name het gevolg van:

  • De genoemde aanpassing van het kasritme FES-projecten (en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor het verplichtingenbudget) met € 35,4 mln;

  • De verhoging bij 1e suppletoire begroting 2010 van het budget Mooi Nederland met € 7,5 mln in verband met de uitvoering van de 2e tender in het kader van de tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland;

  • De overheveling bij 1e suppletoire begroting 2010 van € 2,3 mln budget Bufferzones naar «de verzameluitkering» (artikel 91) ten behoeve van het beleidsthema sanering verspreid liggend glas;

  • Meer verplichtingenruimte voor de uitvoering amendement Roefs ten behoeve van de herontwikkeling van het Dierenpark Emmen. Vanuit het Nota Ruimte budget is € 8,5 mln naar het onderhavige artikel overgeheveld. De middelen zijn in 2010 via een subsidie aan de gemeente Emmen ter beschikking gesteld;

  • De overheveling van € 25,0 mln naar het Gemeentefonds ten gunste van de uitvoering van de motie Van Heugten – zie voor een toelichting de uitgaven;

  • De overheveling van € 2,5 mln naar het instrument «verzameluitkering» (artikel 91) ten behoeve van de bijdrage 2010 voor Bestaand Rotterdams Gebied (BRG);

  • In 2010 is vanuit dit artikel € 4,5 mln in het Waddenfonds (Hoofdstuk 63) gestort. Met deze storting en eerdere stortingen beschikt het fonds over voldoende middelen om in de liquiditeitsbehoefte te voorzien. De storting en de hiermee samenhangende verlaging van het verplichtingenbudget met € 29,4 mln is bij 1e suppletoire begroting 2010 verantwoord.

Uitgaven

Mooi Nederland (FES)

De totale uitgaven voor Mooi Nederland over 2010 vallen € 4,8 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit is met name het gevolg van de afronding van het project in 2010 waardoor meer uitgaven zijn gedaan dan geraamd.

Bufferzones

Bij de inwerkingtreding van bestuurovereenkomsten tussen het Rijk en de provincies voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) is overeengekomen dat de verschillende rijkssubsidieregelingen samen worden gevoegd. In 2010 is aan het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bijdrage van VROM voor de bufferzones aandeel 2010 ad € 3,3 mln overgemaakt. Het resterende deel van het budget, € 2,3 mln is bij 1e suppletoire begroting 2010 naar het instrument «verzameluitkering» (artikel 91) ten behoeve van het beleidsthema «sanering verspreid liggend glas» overgeheveld.

Projecten gebiedsontwikkeling (FES)

De totale uitgaven over 2010 vallen € 154,0 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit is met name het gevolg van de genoemde neerwaartse aanpassing van het kasritme FES-projecten € 155,9 mln) en ten opzichte van de raming 2e suppletoire begroting 2010 een onderuitputting van € 3.6 mln. Hiertegenover staat dat voor de uitvoering amendement Roefs ten behoeve van de herontwikkeling van het Dierenpark Emmen (zie toelichting verplichtingen) € 8,5 mln aan dit instrument is toegevoegd.

Overige instrumenten gebiedsontwikkeling

De totale uitgaven vallen € 32,9 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Dit komt voornamelijk door:

  • De overheveling van € 25,0 mln naar het Gemeentefonds ten gunste van de uitvoering van de motie Van Heugten. In 2010 hebben vier projecten in dit kader een bijdrage gekregen. Dit zijn de projecten:

    • Ontwikkeling stationsgebied en Poort van Veendam (€ 5,0 mln);

    • Gebiedsontwikkeling Vliegbasis Soesterberg/Masterplan Dorp Soesterberg (€ 10,0 mln);

    • Gebiedsontwikkeling Corridorproject in Noordoostpolder (€ 5,0 mln);

    • Project Oldenzaal-centraal (€ 5,0 mln).

  • De overheveling van € 2,5 mln naar het instrument verzameluitkering (artikel 91) ten behoeve van de bijdrage 2010 voor Bestaand Rotterdams Gebied.

Het Waddenfonds

In 2010 is vanuit dit artikel € 4,5 mln in het Waddenfonds (Hoofdstuk 63) gestort. Met deze storting en eerdere stortingen beschikt het fonds over voldoende middelen om in de liquiditeitsbehoefte te voorzien. De storting en de hiermee samenhangende verlaging van het uitgavenbudget met € 29,4 mln is bij 1e suppletoire begroting 2010 verantwoord.

Ontvangsten

In samenhang met de aanpassing van de betreffende FES-budgetten bij de uitgaven zijn ook de ontvangsten overeenkomstig lager geworden dan geraamd.

2.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Alg.doel/ Op.doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Integrale ruimtelijke projecten van betekenis (was beleidsdoorlichting stedelijk gebied).

OD 2.2.2

2009

2011

1

      

Ex-durante evaluatie

Evaluatie effectiviteit nationale landschappen (incl. snelwegpanorama's)

OD 2.2.1

2009

2010

2 Kamerstukken II 31 253 nr. 26

X Noot
1

Beleidsdoorlichting: is in verband met kabinetswisseleing doorgeschoven naar 2011

X Noot
2

Evaluatie effectiviteit nationale landschappen (incl. snelwegpanorama's) is uitgevoerd en aan de Tweede Kamer aangeboden. http://www.nationalelandschappen.nl/kennisdatabank.php Rapport «Beleidsevaluatie van de Nationale Landschappen» (3702 kB) 09-09-2010 | Bijlage bij Kamerstuk 31 253 nr. 26/ Tweede Kamer

2.3 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

72 973

85 688

69 610

Mutaties Slotwet 2010:

– 2 531

– 5 437

– 3 728

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

70 442

80 251

65 882

Toelichting

Uitgaven

Op dit artikel doet zich een onderuitputting voor van € 5,4 mln, met name door lagere uitgaven door vertragingen, lagere realisatie van projecten en doordat planvorming bij diverse FES-projecten meer tijd heeft gekost dan geraamd. Daarnaast is een onderuitputting bij overige instrumenten gebiedsontwikkeling van € 3,5 mln. Tegenover deze onderuitputtingen staat de overuitputting bij het project FES Mooi Nederland, als gevolg van de afronding van het project zijn de uitgaven in 2010 hoger uitgekomen (€ 2,7 mln) dan geraamd.

Ontvangsten

De lagere ontvangsten hangen samen met de gerealiseerde uitgaven in 2010 van de FES projecten Mooi Nederland, Nieuwe Sleutelprojecten/NSP, FES BIRK en Nota Ruimte.

Artikel 3. Klimaat en Luchtkwaliteit

3.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 3. Klimaat en luchtkwaliteit
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

89 587

49 581

23 573

21 275

125 160

129 253

– 4 093

Uitgaven:

64 080

50 733

59 633

46 584

150 023

191 274

– 41 251

Programma:

64 080

50 733

59 633

46 584

150 023

191 274

– 41 251

 

Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen:

46 045

42 510

55 983

38 620

0

0

0

  

Binnenlandse klimaatinstrumenten

23 516

21 360

15 859

16 420

0

0

0

  

Clean Development Mechanism

22 529

21 150

40 124

22 200

0

0

0

          
 

Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging

5 931

5 311

3 137

5 212

0

0

0

        
 

Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken

12 047

2 824

242

2 752

0

0

0

        
 

Beperken aantasting van de ozonlaag

57

88

271

0

0

0

0

        
 

Voorkomen klimaatverandering

0

0

0

0

17 284

21 065

– 3 781

        
 

Verbeteren luchtkwaliteit

0

0

0

0

47 301

105 258

– 57 957

        
 

Stimuleren van duurzame mobiliteit

0

0

0

0

72 138

39 977

32 161

        
 

Bevorderen duurzame industrie

0

0

0

0

13 300

24 974

– 11 674

Ontvangsten:

9 261

1 382

927

1 163

89 687

124 843

– 35 156

Toelichting

Algemene toelichting: aanpassing FES-budgetten

Voor de projecten die uit het FES-fonds worden gefinancierd is het kasritme bijgesteld. Deze bijstelling vloeit voort uit de in het Regeerakkoord opgenomen maatregel om de belegde ruimte over te hevelen naar het Infrafonds en de departementale begrotingen. Als gevolg hiervan zijn verplichtingen- en uitgavenbudgetten aangepast.

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 4,1 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De verklaring hiervoor is grotendeels als volgt:

  • De neerwaartse aanpassing van het kasritme FES-projecten en de hiermee samenhangende verlaging van het verplichtingenbudet met in totaal € 14,2 mln;

  • Een storting van € 9,0 mln in het Gemeentefonds in verband met de WABO;

  • Een overheveling ten behoeve van de opdrachten aan AgentschapNL voor de jaren 2010 en 2011 van € 16,3 mln naar het artikel 91 «Algemeen». Verantwoording van de apparaatskosten en projectkosten vindt op dat artikel plaats;

  • Tegenover deze neerwaartse bijstellingen van het verplichtingenbudget staat de ophoging in verband met de beëindiging van de Sloopregeling als maatregel uit het aanvullend beleidsakkoord. Voor de resterende verplichtingen en betalingen zijn middelen uit het crisispakket (€ 25,5 mln) versneld naar voren gehaald. Daarnaast is de bijdrage vanuit de autobranche – Autorecycling Nederland (€ 18,3 mln) toegevoegd aan dit artikel.

Uitgaven

Voorkomen klimaatverandering

De uitgaven over 2010 vallen € 3,8 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Dit komt met name door een lagere realisatie van het kasbeslag voor de subsidieregeling overige broeikasgassen en de uitvoeringskosten met betrekking tot de realisatie van de Kyoto-verplichtingen.

Verbeteren Luchtkwaliteit

De uitgaven over 2010 vallen € 58,0 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. De verklaring hiervoor is grotendeels als volgt:

  • De genoemde neerwaartse aanpassing van het kasritme FES-projecten (en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor het verplichtingenbudget) met € 82,8 mln;

  • In verband met een juiste artikelbelasting is € 27,0 mln vanuit het instrument «Stimulering van duurzame mobiliteit» naar het instrument «Verbeteren luchtkwaliteit» overgeheveld;

  • De uitgaven 3e tranche NSL zijn uiteindelijk € 4,4 mln lager uitgekomen dan bij 2e suppletoire begroting 2010 is geraamd. Dit komt door een lagere opdrachtverstrekking aan de betrokken provincies.

Stimulering van duurzame mobiliteit

De uitgaven over 2010 vallen € 32,1 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Naast een aantal overboekingen naar andere artikelen binnen dit begrotingshoofdstuk (per saldo € 8,0 mln) en een overboeking binen dit artikel naar het instrument «Verbeteren luchtkwaliteit» (€ 27,0 mln) wordt de hogere kasrealisatie voornamelijk veroorzaakt door:

  • De ophoging in verband met de aanpassing van het kasritme FES-projecten met € 28,0 mln;

  • In 2010 zijn de laatste betalingen in het kader van de Nationale Sloopregeling gedaan en is de regeling beëindigd. Het betreft de betaling van de resterende middelen uit het crisispakket (€ 28,3 mln) en de bijdrage vanuit de autorbranche – Autorecycling Nederland (€ 18,3 mln).

  • In het kader van FES Luchtkwaliteit Verkeersmaatregelen (roetfilters) is € 2,6 mln meer uitgegeven dan bij 2e suppletoire begroting is geraamd;

  • De overheveling van € 9,0 mln naar het Gemeentefonds in verband met de WABO.

Bevorderen duurzame industrie

De uitgaven over 2010 vallen € 11,7 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. De verklaring hiervoor is de overheveling ten behoeve van de opdrachten aan AgentschapNL (€ 17,6 mln) en het RIVM (€ 2,5 mln) naar artikel 91 «Algemeen». Verantwoording van de apparaatskosten en projectkosten vindt op dat artikel plaats. Daartegenover staat dat de gereserveerde middelen van € 2,4 mln ten behoeve van de Emissieregistratie vanuit artikel 91 «algemeen» naar het onderhavige artikel zijn overgeheveld. Tenslotte is in 2010 meer uitgegeven in het kader van de uitvoering van het crisisbudget ProMT (niet-FES) (€ 3,0 mln).

Ontvangsten

De verklaring voor de lagere ontvangsten is gelegen in de aanpassing van de FES-budgetten waardoor ook de ontvangsten ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn verlaagd.

3.2 Incidentele subsidies

Onderstaand volgt de incidentele subsidie die in 2010 is verleend en die nog niet in de 1e of 2e suppletoire begroting 2010 is verantwoord:

Aan het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten is voor het jaar 2011 een subsidie verstrekt van € 1,6 mln. Deze subsidie is bestemd voor de continuering van het milieuonderzoek van ECN.

Het onderzoek richt zich met name op klimaatverandering, verzuring, luchtkwaliteit (met name fijnstof), technologieverkenning verkeer, industrie en risicobeoordeling van uitloging van stoffen uit afval in de bodem. Via deze subsidie wordt gewaarborgd dat bij het ECN de specifieke kennis op deze terreinen behouden blijft.

3.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Effecten onderzoek ex post

Voorkomen klimaatverandering:

    
 

Herrijking Werkprogramma Schoon en Zuinig

OD 3.2.1

2009

2010

1. Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 77

      
 

Beperken aantasting van de ozonlaag

OD 3.2.1

2010

2010

2. kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr 77

      
 

Evaluatie SLOK-regeling; in lijn met het werkprogrammma «Nieuwe energie voor het klimaat» monitoren partijen in 2010 wat de tussentijdse resultaten zijn van de klimaat (bestuurs-)akkoorden

OD. 3.2.1.

2010

2010

3. EG/1005/2009, herziene Europese ozonverordening

      
 

Stimuleren duurzame mobiliteit

    
 

Evaluatie VERS-regeling binnenvaart

OD 3.2.3

2010

2010

4. Kamerstukken II, 2009–2010,

30 523, nr 40

      

Overig evaluatieonderzoek

Stimulering duurzame mobiliteit

    
 

Monitoring uitvoering subsidieregeling roetfilters

OD 3.2.3

2010

2010

5. Kamerstukken II, 2008–2009,

30 175, nr. 77 en 30 175, nr. 90

      
 

Monitoring uitvoering sloopregeling

OD 3.2.3

2010

2010

6. Kamerstukken II, 2010–2011,

31 305, nr. 188

      
 

Monitoring uitvoering milieuzonedring

OD 3.2.3

2010

2010

7. Kamerstukken II, 2010–2011,

31 305, nr. 188

Toelichting

  • 1. Afgerond, Tweede Kamer geïnformeerd per brief van 29 april 2010;.

  • 2. Afgerond, sinds 2010 is de herziene Europese ozonverordening EG/1005/2009 van kracht, welke in 2011 in nationale regelgeving wordt geïmplementeerd. De herziene ozonverordening is tot stand gekomen in het kader van «better regulation» in de EU en heeft geleid tot eenvoudigere regelgeving. De verordening reguleert de productie, import, export en gebruik van ozonlaagafbrekende stoffen en stelt eisen die tot doel hebben emissies te voorkomen c.q. te verminderen. Met deze regelgeving wordt op effectieve wijze invulling gegeven aan de verplichtingen in het kader van het Montreal Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten;

  • 3. Afgerond, opgenomen in evaluatie klimaatakkoorden gemeenten en provincies. Naar Tweede Kamer op 4 mei 2010;

  • 4. Afgerond, evaluatierapport is door de minister van voormalig V&W aan de Tweede Kamer gezonden bij brief van 22 december 2009;

  • 5. Afgerond, tussenevaluaties zijn bij brieven van 27 februari 2009 en 2 december 2009 naar de Tweede Kamer gezonden;

  • 6. Afgerond, rapport is bij brief van 18 november 2010 naar de Tweede Kamer gezonden;

  • 7. Afgerond, jaarlijkse rapportage is op 18 november 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd.

3.4 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 3. Klimaat en Luchtkwaliteit

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

144 223

151 818

89 834

Mutaties Slotwet 2010

– 19 063

– 1 795

– 147

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

125 160

150 023

89 687

Toelichting

Verplichtingen

Op dit artikel is na de 2e suppletoire begroting 2010 een aantal budgettaire mutaties verwerkt:

  • 1. een budgetoverheveling van € 11,2 mln mln naar het artikel 91 «Algemeen» ivm de opdracht aan het AgentschapNL 2011;

  • 2. diverse interne budgetoverhevelingen, waardoor per saldo € 0,1 mln budget aan dit artikel is toegevoegd.

Met deze budgettaire mutaties is feitelijk sprake van een onderuitputting van € 8,0 mln. De verklaring hiervoor is met name:

  • minder aangegane verplichtingen in het kader van FES Luchtkwaliteit Verkeersmaatregelen (€ 11,3 mln);

  • een onderuitputting op het instrument FES ProMT van € 4,3 mln door een te hoge inschatting van de benodigde middelen met betrekking tot een opdracht aan het RIVM en minder aangegane verplichtingen milieutechnologie;

  • overschrijding op het instrument «Verbeteren luchtkwaliteit» in verband met de laatste toezeggingen ten behoeve van het NSL 3e tranche en een onrechtmatige betaling aan de provincie Zuid-Holland (zie Bedrijfsvoeringparagraaf).

Artikel 4. Duurzaam produceren

4.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 4. Duurzaam produceren
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

59 407

84 002

50 579

102 345

17 556

29 889

– 12 333

Uitgaven:

155 085

154 842

161 219

177 140

145 055

149 515

– 4 460

Programma:

155 085

154 842

161 219

177 140

145 055

149 515

– 4 460

 

Verbeteren van de milieukwaliteit van de Bodem

3 426

2 988

3 182

6 343

0

0

0

        
 

Saneren van verontreinigde bodems

148 214

146 567

139 813

144 242

0

0

0

        
 

Verbeteren van de milieukwaliteit van water

1 495

1 911

2 086

2 350

0

0

0

        
 

Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied:

909

1 229

14 756

22 085

0

0

0

  

Bevorderen via ruimtelijke maatregelen

909

1 229

8 720

11 000

0

0

0

  

Bevorderen via milieumaatregelen

0

0

6 036

11 085

0

0

0

        
 

Bevorderen van duurzame landbouw

1 041

2 147

1 382

2 120

0

0

0

        
 

Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

0

0

0

0

122 773

128 047

– 5 274

        
 

Verbeteren van de milieukwaliteit van de Bodem en Water

0

0

0

0

8 937

6 491

2 446

        
 

Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen

0

0

0

0

13 345

14 977

– 1 632

Ontvangsten:

23 827

20 471

16 172

24 259

3 722

2 661

1 061

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 12,3 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De verklaring hiervoor is grotendeels als volgt:

  • Ten behoeve van de opdrachten aan AgentschapNL en RIVM is in 2010 respectievelijk € 9,9 mln en € 3,6 mln naar artikel 91 «Algemeen» overgeheveld. Verantwoording van de apparaatskosten en projectenkosten van de uitvoeringsorganisaties vindt op dat artikel plaats;

  • De overdracht van de verantwoordelijkheid voor het «Investeringsbudget Landelijk Gebied» van artikel 10 «Leefomgevingskwaliteit» naar dit artikel. De middelen € 3,2 mln zijn bij 2e suppletoire begroting 2010 overgeheveld;

  • Voor het FES-project Luchtwassers is het kasritme en in samenhang hiermee het verplichtingenbudget met € 4,2 mln neerwaarts bijgesteld. Deze bijstelling vloeit voort uit de in het Regeerakkoord opgenomen maatregel om de belegde ruimte over te hevelen naar het Infrafonds en de departementale begrotingen;

  • Het aangaan van de laatste verplichtingen in het kader van de beëindiging van de SMOM (€ 1,2 mln).

Uitgaven

Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval en productenbeheer

De uitgaven over 2010 vallen € 5,2 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. De verklaring hiervoor is grotendeels als volgt:

  • Ten behoeve van de opdrachten aan AgentschapNL in 2010 is bij 1e suppletoire begroting 2010 € 7,7 mln naar artikel 91 «Algemeen» overgeheveld. Verantwoording van de apparaatskosten en projectenkosten van de uitvoeringsorganisaties vindt op dat artikel plaats;

  • Voor de bijdrage aan het onderzoek van duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen voor het project Biodiversiteit is bij 2e suppletoire begroting 2010 € 3,1 mln vanuit het instrument «Stimuleren van duurzame mobiliteit» (art 3 Klimaat en Luchtkwaliteit) naar het onderhavige instrument overgeheveld.

Ontvangsten

In samenhang met de aanpassing van de FES-budgetten zijn bij 2e suppletoire begroting 2010 de ontvangsten met € 4,2 mln verlaagd. In het kader van de fijnstofproblematiek is € 2,3 mln ontvangen. Het betreft het restant van het Fonds LUVO. Bij brief van 15 november 2010 (Kamerstukken II 2010–2011, 30 175, nr 100) heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

4.2 Incidentele subsidies

Onderstaand volgen de incidentele subsidies die in 2010 zijn verleend en die nog niet in de 1e of 2e suppletoire begroting 2010 zijn vermeld.

  • Aan het South Asia Nitrogen Center te India is een subsidie verstrekt van € 55 000,- voor The Fifth international nitrogen conference-N2010.

  • Aan de Landwaard Stichting te Wageningen is een subsidie verstrekt van € 397 440,- voor het project Duurzaam inkopen van regionale producten.

  • Aan de Vrije Universiteit Amsterdam is een subsidie verstrekt van € 36 400,- voor het project Geven in Nederland 2005.

  • Aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten te Den Haag is een bijdrage verstrekt van € 178 500,- voor het project Implementatie aanpak afvalwaterketen VNG & UvW.

  • Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie toegekend van € 256 300,- voor de uitvoering van het werkplan Toetsingscommissie Inkoop Hout 2011.

  • Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie toegekend van € 381 080,- voor de uitvoering van het werkplan Europees Ecolabel 2011.

  • Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie toegekend van € 562 200,- voor de uitvoering van het werkplan Milieukeur 2011.

4.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Effecten onderzoek ex post

Evaluatie van het Impulsprogramma zwerfafval

OD 4.2.1

2010

2010

Kamerstukken II, 2010–2011, 28 694 nr. 87

      

Overig evaluatieonderzoek

Monitoring besluit verpakkingen

OD 4.2.1

2010

2010

Kamerstukken II, 2010–2011, 28 694 nr. 87

 

Monitoring LAP

OD 4.2.1

2010

 

1

X Noot
1

Er is in 2010 geen monitoringsrapportage LAP aan de Tweede Kamer gezonden. Dit komt omdat het geheel herziene tweede Landelijk Afvalbeheerplan 2009 – 2021 pas op 27 november 2009 is vastgesteld door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 872, nr. 49). Het sturen van een monitoringsrapportage in 2010 is dan te prematuur.

4.4 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 4. Duurzaam produceren

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

24 979

144 459

700

Mutaties Slotwet 2010

– 7 423

596

3 022

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

17 556

145 055

3 722

Toelichting

Verplichtingen

Op dit artikel is na de 2e suppletoire begroting 2010 een aantal budgettaire mutaties verwerkt:

  • 1. een budgetoverheveling van € 8,2 mln naar het artikel 91 «Algemeen» in verband met de opdracht aan het AgentschapNL;

  • 2. een budgetoverheveling van € 1,8 mln naar het artikel 91 «Algemeen» in verband met de bijdrage aan het RIVM ten behoeve van het Landelijk Mestmeetnet;

  • 3. een overboeking naar het ministerie van EL&I van € 0,5 mln voor de bijdrage aan de Floriade;

  • 4. een overboeking vanuit het begrotingshoodstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) naar het artikel 4 «Duurzaam Produceren» van € 0,7 mln in verband met de bijdrage NEN normalisatiewerk;

  • 5. diverse kleinere budgetoverhevelingen, per saldo is het verplichtingenbudget met € 0,2 mln verminderd.

Met deze budgettaire mutaties is feitelijk sprake van een overuitputting van € 2,6 mln. De verklaring hiervoor is met name:

  • het vervroegd aangaan van een verplichting met betrekking tot onderzoek milieukwaliteit van Bodem Water en de daarbij behorende uitvoeringskosten (€ 2,3 mln);

  • het aangaan van de laatste verplichtingen in het kader van de beëindiging van de SMOM heeft geleid tot een overuitputting van € 1,2 mln op het instrument «Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen»;

  • hiertegenover staat een onderuitputting op het instrument «Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer» van € 1,0 mln.

Ontvangsten

In het kader van de fijnstofproblematiek is € 2,3 mln ontvangen. Het betreft het restant van het Fonds LUVO.

Artikel 5. Vervallen

5.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 5. Vervallen
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

74 974

281 807

104 302

220 505

0

0

0

Uitgaven:

78 531

258 638

106 100

163 728

0

0

0

Programma:

78 531

258 638

106 100

163 728

0

0

0

 

Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit

0

169

1 305

65 770

0

0

0

        
 

Verminderen van geluidhinder:

32 190

43 502

24 406

29 915

0

0

0

  

Verminderen van geluidhinder

32 190

43 502

24 406

29 871

0

0

0

  

FES Geluidskaarten

0

0

0

44

0

0

0

        
 

Bevorderen van duurzame mobiliteit

1 561

154 761

75 026

62 246

0

0

0

        
 

Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden:

44 780

60 206

5 363

5 797

0

0

0

  

Integratie via ruimtelijke maatregelen

44 780

60 206

3 031

5 505

0

0

0

  

Integratie via milieu maatregelen

0

0

2 332

292

0

0

0

Ontvangsten:

40 015

197 938

77 098

105 058

0

0

0

Artikel 6. Risicobeleid

6.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 6. Risicobeleid
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie  2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

42 072

22 756

88 770

545 249

43 084

18 065

25 019

Uitgaven:

38 998

27 129

92 087

197 767

73 690

42 883

30 807

Programma:

38 998

27 129

92 087

197 767

73 690

42 883

30 807

 

Reductie van milieubelasting door afvalstoffen

21 011

18 715

75 397

185 283

0

0

0

        
 

Veilig gebruik van chemische stoffen

14 970

4 113

9 586

3 249

4 826

3 741

1 085

        
 

Bescherming tegen straling

2 537

2 737

4 251

5 978

3 594

6 055

– 2 461

        
 

Verantwoorde toepassing van ggo's

480

1 564

2 853

3 257

2 504

4 418

– 1 914

        
 

Beheersing van risico's die samenhangen met externe veiligheid

0

0

0

0

62 766

28 669

34 097

Ontvangsten:

1 347

1 950

3 718

3 011

2 451

2 283

168

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 25,0 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Dit komt doordat bij 1e suppletoire begroting 2010 middelen naar voren zijn gehaald om de Saneringregeling asbestwegen 1e fase, die dit jaar is gestart, op te kunnen dragen. Hiermee zijn de voor deze sanering in latere jaren geraamde budgetten al in 2010 (en in 2011) beschikbaar gekomen. Zie de toelichting bij de slotwetmutaties.

Uitgaven

Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid

De totale uitgaven over 2010 vallen € 34,1 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. De verklaring hiervoor is grotendeels als volgt:

  • De aanpassing van de kasprognose uitvoering Saneringsregeling asbestwegen 3e fase. Bij 1e suppletoire begroting 2010 is vanuit de begrotingsjaren 2013 en 2014 kasbudget verschoven naar resp. € 35,0 mln in 2010 en € 30,0 mln naar 2011. De uitvoering ligt hiermee op schema. De planning is erop gericht om de sanering medio 2012 afgerond te hebben.

  • In verband met een juiste artikelbelasting is bij 2e suppletoire begroting 2010 naar het instrument «Bescherming tegen straling» € 4,4 mln overgeheveld. Overheveling was noodzakelijk omdat deze middelen bestemd zijn voor de extra inzet ten behoeve van vergunningverlening kernenergiecentrales.

6.2 Incidentele subsidies

Onderstaand volgen de incidentele subsidies die in 2010 zijn verleend en die nog niet in de 1e of 2e suppletoire begroting 2010 zijn verantwoord (vermelding voor de wettelijke grondslag):

  • Aan het Platform gassingen van containers, dat een initiatief is van een werkgroep van VNO/NCW, is een startsubsidie van € 200 000,- verstrekt. De oprichting van het Platform is een reactie op de intensieve controles van containers in het kader van de actie Tegengas (de uitvoering van de motie Poppe/Beelhouwer);

  • Voor het beheer van het Register risicovolle gevaarlijke stoffen (RRGS) is aan het IPO een subsidie van € 280 334,- verstrekt. Het RRGS is één van de belangrijkste databases voor deze risicokaarten. Het vergaren van gegevens m.b.t. inrichtingen en transportsituaties waarbij gevaarlijke stoffen in het geding zijn, met het doel (een groot deel van) deze gegevens te presenteren in de vorm van zogenaamde provinciale risicokaarten, is een verplichting die de overheid op zich genomen heeft naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de brand in Volendam;

  • Aan de Stichting Consument en Veiligheid is voor de Vuurwerkcampagne 2010/2011 een subsidie van € 175 000,- verstrekt. De letselcijfers als gevolg van het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling staan ieder jaar in de belangstelling van de Tweede Kamer en de media. Een bewustwordingscampagne over de gevaren van/bij het afsteken van vuurwerk draagt bij aan het binnen de perken houden van het aantal letsels rond de jaarwisseling. De campagne wordt bedacht en uitgewerkt door de Stichting Consument en Veiligheid.

6.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

Tussentijdse evaluatie Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid

OD 6.2.1

2010

2010

1

X Noot
1

In 2010 is een beknopte tussentijdse evaluatie van de nationale Aanpak Milieu & Gezondheid gestart. De resultaten inclusief aanpak voor de komende jaren worden verwerkt in een brief aan de Tweede Kamer. Deze brief zal in het 2e kwartaal van 2011 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

6.4 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 6. Risicobeleid

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

48 063

72 719

2 465

Mutaties Slotwet 2010

– 4 979

971

– 14

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

43 084

73 690

2 451

Toelichting

Verplichtingen

Op dit artikel is na de 2e suppletoire begroting 2010 een aantal budgettaire mutaties verwerkt:

  • 1. een budgetoverheveling van € 0,5 mln naar het artikel 91 «Algemeen» in verband met de opdracht aan het AgentschapNL 2011;

  • 2. een budgetoverheveling naar het artikel 91 «Algemeen» van € 1,6 en € 0,9 mln voor respectievelijk RIVM-COGEM 2011 en voor het Meerjaren Activiteiten Programma RIVM 2011–2014;

  • 3. een budgetoverheveling van € 1,2 mln naar het artikel 9 «Handhaving en Toezicht» in verband met het GRS-contract;

  • 4. diverse kleinere budgetoverhevelingen, per saldo is het verplichtingenbudget met € 0,2 mln verminderd.

Met deze budgettaire mutaties is feitelijk sprake van een onderuitputting van € 0,6 mln. De verklaring hiervan is met name:

  • het beperken van verplichtingen op het gebied van gezondheid (€ 1,3 mln);

  • vertragingen in het opstarten van de activiteiten in het kader van de vergunningverlening kernenergiecentrales (€ 2,6 mln).

Hiertegenover staat dat in 2010 schadevergoedingen externe veiligheid (Drechtsteden) zijn toegekend die niet gebudgetteerd zijn (€ 2,8 mln).

Artikel 7. Versterken van het internationale milieubeleid

7.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 7. Versterken van het internationale milieubeleid
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

153 709

87 752

104 072

140 883

8 139

13 603

– 5 464

Uitgaven:

88 853

103 171

108 536

124 646

23 369

74 762

– 51 393

Programma:

88 853

103 171

108 536

124 646

23 369

74 762

– 51 393

 

Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium:

77 731

91 747

97 444

113 769

0

0

0

  

Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen

0

0

3 540

6 971

0

0

0

  

Adequaat generiek milieuinstrumentarium

77 731

91 747

91 105

100 770

0

0

0

  

Adequaat generiek instrumentarium

0

0

2 799

6 028

0

0

0

        
 

Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB

5 747

6 223

5 472

5 504

0

0

0

        
 

Internationaal milieubeleid:

5 375

5 201

5 620

5 373

6 465

5 023

1 442

  

Internationaal VROM (en WWI) beleid (HGIS-deel)

4 643

3 802

4 481

3 206

3 729

3 846

– 117

  

Internationaal VROM (en WWI) beleid (niet HGIS-deel)

732

1 399

1 139

2 167

2 736

1 177

1 559

        
 

Clean Development Mechanism

0

0

0

0

14 232

66 398

– 52 166

        
 

Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken

0

0

0

0

976

1 430

– 454

        
 

Interreg

0

0

0

0

1 696

1 911

– 215

Ontvangsten:

7 039

6 341

7 978

4 408

705

4 938

– 4 233

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 5,5 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Dit komt met name door lagere uitvoeringskosten in het kader van Clean Development Mechanism (CDM) dan geraamd en doordat het meerjarige verplichtingen-kasevenwicht op het INTERREG-budget door eerdere bezuingingen was verstoord. Door niet al het verplichtingenbudget te benutten ontstaat weer evenwicht.

Uitgaven

Clean Development Mechanism

De lagere realisatie van € 52,2 mln is het gevolg van vertragingen in de betalingen aan de projecten CDM (zie toelichting bij Slotwet).

Ontvangsten

Ten behoeve van een juiste artikelbelasting zijn bij 1e suppletoire begroting 2010 de geraamde ontvangsten van € 4,9 mln ten behoeve van FES-ProMT (subsidies milieutechnologie) naar het artikel 3 «Klimaat en Luchtkwaliteit» overgeheveld.

7.2 Incidentele subsidies (vermelding in deze suppletoire begroting voor de wettelijke grondslag)

Onderstaand volgen de incidentele subsidies die in 2010 zijn verleend en die nog niet in de 1e of 2e suppletoire begroting 2010 zijn verantwoord (vermelding voor de wettelijke grondslag):

  • Aan Aedes te Hilversum is een bijdrage verstrekt van € 138 750,- voor technische advisering in 2011 van het Zuid-Afrikaanse ministerie van Wonen;

  • Aan Aedes te Hilversum is een bijdrage verstrekt van € 24 680,- voor technische advisering in 2011 van het Zuid-Afrikaanse ministerie van Wonen voor het Dutch Oversight Committee;

  • Aan de VNG Internationaal te ’s-Gravenhage is een bijdrage verstrekt van € 115 000,- voor technische advisering in 2011 van het Zuid-Afrikaanse ministerie van Wonen;

7.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

CDM: Monitoring CDM hoeveelheid geleverde CERs in kader van de Kyoto doelstelling.

OD 7.2.1

2010

2010

1

X Noot
1

Onderzoek nog niet afgerond

In 2010 is gestart met de aangekondigde beleidsdoorlichting van het Clean Development Mechanism, waarbij tevens het Joint Implementation en de aankoop van Assigned Amount Units worden betrokken. De beleidsdoorlichting is momenteel in de afrondende fase en gereed voor review door een of meerdere externe deskundigen.

7.4 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 7.Versterken van het internationale milieubeleid

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

16 500

81 654

0

Mutaties Slotwet 2010

– 8 361

– 58 285

705

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

8 139

23 369

705

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 8,4 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Dit komt met name door lagere uitvoeringskosten in het kader van Clean Development Mechanism (CDM) dan geraamd en doordat het meerjarige verplichtingen-kasevenwicht op het INTERREG-budget door eerdere bezuingingen was verstoord. Door niet al het verplichtingenbudget te benutten ontstaat weer evenwicht.

Uitgaven

De lagere realisatie bij de uitgaven betreft voornamelijk de onderuitputting bij het Clean Development Mechanism (CDM). Deze wordt veroorzaakt doordat er minder aan gecertificeerde emissiereducties (CERs) zijn geleverd. Dit komt enerzijds door vertraagde verificatie/certificatie van geleverde emissierechten uit met name HFK (gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen)-projecten en anderzijds doordat de projecten zelf door diverse oorzaken minder emissiereducties hebben gerealiseerd. Daarnaast diende alleen BTW te worden afgedragen over CER’s die via de secundaire markt zijn verhandeld. Op deze markt worden CERs aangeboden die niet direct via de primaire markt dat wil zeggen vanuit het CDM-register van de UNFCC zijn verhandeld, maar direct via de bancaire sector in dit geval.

Artikel 8. Vervallen

8.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 8. vervallen
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

140 383

24 430

55 429

60 131

0

0

0

Uitgaven:

44 248

44 679

25 460

104 920

0

0

0

Programma:

44 248

44 679

25 460

104 920

0

0

0

 

Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties:

910

671

1 201

1 166

0

0

0

 

Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties

910

671

1 201

1 166

0

0

0

        
 

Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties

16 296

22 679

2 963

66 184

0

0

0

        
 

Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:

21 536

20 482

16 645

22 771

0

0

0

 

Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:

21 536

20 482

16 645

22 771

0

0

0

        
 

Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken:

5 506

847

4 651

14 799

0

0

0

 

FES Kennis voor Klimaat

0

0

3 200

11 102

0

0

0

 

FES Klimaatbuffers

0

0

0

143

0

0

0

 

Overige instrumenten en milieu en veiligheid

223

669

843

3 554

0

0

0

 

Onderzoek externe veiligheid

93

178

55

0

0

0

0

 

Schadeclaims

5 190

0

553

0

0

0

0

Ontvangsten:

1 370

6

3 244

11 273

0

0

0

Artikel 9. Handhaving en toezicht

9.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 9. Handhaving en toezicht
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

61 044

60 961

62 172

65 301

69 646

57 703

11 943

Uitgaven:

57 479

61 693

63 183

63 549

67 208

57 690

9 518

Programma:

17 801

20 441

21 394

15 356

16 828

19 648

– 2 820

 

Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie

9 410

11 719

1 177

501

802

731

71

        
 

Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte

1 296

1 066

10 131

7 713

8 043

9 386

– 1 343

        
 

Bevorderen samenwerking methodiek en strategie

909

1 578

1 556

1 202

1 290

2 604

– 1 314

        
 

Crisismanagement organiseren

5 774

5 388

7 059

5 687

5 941

5 778

163

        
 

Opsporen en bestrijden van fraude

412

690

1 471

253

752

1 149

– 397

Apparaat art 9 (IG)

39 678

41 252

41 789

48 193

50 380

38 042

12 338

Ontvangsten:

2 214

1 739

1 881

1 602

620

882

– 262

Toelichting

Verplichtingen

Het verschil is circa € 12,0 mln overuitputting. Dit resultaat wordt door een groot aantal mutaties bepaald, waarvan de meeste al zijn toegelicht bij de 1e en 2e suppletoire begroting 2010. De hoofdoorzaken zijn:

  • Meerdere budgetkortingen en generieke omslagen konden in tempo en aard niet adequaat worden gevolgd in verlaging van de uitgavenniveaus. Dit betekende een zeer forse budgetterugval in verband met bijdrage VI ten behoeve van VROM brede budgettaire problematiek;

  • Het later realiseren van de personele taakstelling alsmede hogere huisvesting- en ICT kosten.

Uitgaven

Het verschil van circa € 9,5 mln overuitputting wordt zoals bovenstaand beschreven eveneens door deze mutaties veroorzaakt. Ook hiervoor is reeds een toelichting gegeven bij de 1e en 2e suppletoire begroting 2010. De mutaties per instrument betekenden op het programmabudget een aanzienlijke onderuitputting. Halverwege het jaar is besloten tot bezuinigingen in verband met het voorziene tekort op de apparaatuitgaven.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn lager doordat de inning van legeskosten is vertraagd naar aanleiding van de opheffing van het ministerie van VROM alsmede de fusie tussen de VROM-Inspectie en de Inspectie van Verkeer en Waterstaat.

9.2 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 9. Handhaving en toezicht

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

63 819

63 806

882

Mutaties Slotwet 2010

5 827

3 402

– 262

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

69 646

67 208

620

Toelichting

Het verschil bij de verplichtingen en de uitgaven is ontstaan door onderuitputting bij de programma-uitgaven en overuitputting bij de apparaatskosten. De oorzaken zijn:

  • Hogere kosten van externe inhuur (wel binnen de norm van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties);

  • Hogere loonkosten van eigen personeel (beloningsscheefheid);

  • Een niet gerealiseerde personele taakstelling;

  • Meer huisvesting- en ICT-kosten;

  • De programma-uitgaven zijn lager uitgevallen doordat halverwege het jaar besloten is bezuinigingen door te voeren om het voorziene tekort op de apparaatuitgaven te verkleinen.

Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit

10.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

0

0

0

0

100 818

260 947

– 160 129

Uitgaven:

0

0

0

0

81 008

239 481

– 158 473

Programma:

0

0

0

0

81 008

239 481

– 158 473

 

Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater

0

0

0

0

22 261

183 739

– 161 478

        
 

Tegengaan van geluidhinder

0

0

0

0

26 160

30 346

– 4 186

 

Tegengaan van geluidhinder

0

0

0

0

21 153

27 346

– 6 193

 

Geluidskaarten (FES)

0

0

0

0

5 007

3 000

2 007

        
 

Realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie

0

0

0

0

12 926

21 707

– 8 781

 

Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES)

0

0

0

0

11 753

21 354

– 9 601

 

Overige instrumenten realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie

0

0

0

0

1 173

353

820

        
 

Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling

0

0

0

0

19 661

3 689

15 972

Ontvangsten:

0

0

0

0

18 946

30 565

– 11 619

Toelichting

Algemene toelichting: aanpassing FES-budgetten

Voor de projecten die uit het FES-fonds worden gefinancierd is het kasritme bijgesteld. Deze bijstelling vloeit voort uit de in het Regeerakkoord opgenomen maatregel om de belegde ruimte over te hevelen naar het Infrafonds en de departementale begrotingen. Als gevolg hiervan zijn de budgetten van de instrumenten verlaagd.

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 160,1 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De belangrijkste verschillen betreffen:

  • de overhevelingen van de bodemmiddelen van € 26,2 mln en € 59,2 mln naar respectievelijk het Gemeente- en het Provinciefonds;

  • de overheveling van de bodemmiddelen voor stedelijke vernieuwing van € 19,4 mln naar het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII), instrument Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV);

  • ten behoeve van de opdrachten aan het Agentschap NL is in 2010 € 11,0 mln naar artikel 91 «Algemeen» overgeheveld. Op dit artikel worden alle opdrachten aan het AgentschapNL verantwoord;

  • in 2010 is geen begroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringkredieten MKB waardoor er € 65,3 mln aan verplichtingenruimte niet is gebruikt.

  • tegenover deze verlagingen staat een verhoging van het verplichtingenbudget ten behoeve van de dekking van de meerjarige subsidietoekenning aan de Stichting Bodemsanering NS (2011–2014) van € 18,1 mln. Door middel van een verplichtingenschuif is hiervoor compensatie gekomen.

Uitgaven

Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater

De totale uitgaven 2010 vallen € 161,5 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit komt voornamelijk door:

  • de overhevelingen van de bodemmiddelen van € 33,5 mln en € 65,4 mln naar respectievelijk het Gemeente- en het Provinciefonds;

  • de neerwaartse bijstelling van het kasritme van de FES-projecten bodemsanering met € 5,1 mln;

  • de overheveling van de bodemmiddelen voor stedelijke vernieuwing van € 19,4 mln naar het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII), instrument Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV);

  • de overheveling van de bijdrage in de kosten AgentschapNL in 2010 van € 6,6 mln naar artikel 91 «Algemeen»;

  • de overheveling, in verband met een juiste artikelbelasting, van € 24,7 mln naar het instrument «Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling»;

  • om het jaarlijks specifieke beeld aan te sluiten bij de budgettaire kaders is in 2010 een kasschuif van € 13,3 mln doorgevoerd.

Tegenover deze overhevelingen staan de extra middelen die aan de provincie Noord-Brabant beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van bodemsanering. In de provincie Noord-Brabant is de opgave van de bodemsanering door o.a. het project Cadmium in de Kempen omvangrijk. Het tempo van de uitvoering heeft ertoe geleid dat de provincie in 2010 ca € 24,0 mln aan bodemsanering gaat besteden, die deels uit de reguliere budgetmiddelen kunnen worden gefinancierd maar deels ook niet. VROM heeft op verzoek van de provincie Noord-Brabant in 2010 extra middelen (€ 9,2 mln) toegekend, zodat de provincie de uitvoering van de bodemsanering in de gewenste fasering kan uitvoeren.

Tegengaan van geluidhinder

De totale uitgaven 2010 vallen € 6,2 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit is met name het gevolg van een herschikking van de onderzoeksbudgetten binnen dit artikel.

Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES)

De totale uitgaven 2010 vallen € 9,6 mln lager uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit is met name het gevolg van de actualisatie van de kasraming van de projecten die uit het FES-fonds worden gefinancierd, waardoor de raming neerwaarts is bijgesteld. Daartegenover staat dat als gevolg van een herschikking van de onderzoeksbudgetten ten behoeve van onderzoek windenergie vanuit het instrument «Tegengaan van geluidhinder» € 1,9 mln aan dit instrument toegevoegd.

Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling

De totale uitgaven 2010 vallen € 16,0 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit komt voornamelijk door:

  • de overheveling bij 1e suppletoire begroting 2010, in verband met een juiste artikelbelasting, van € 24,7 mln vanuit het instrument «Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater».

  • als gevolg van een herschikking is bij 1e suppletoire begroting 2010 ten behoeve van de afronding van gebiedsgerichte uitgaven € 2,4 mln vanuit het instrument «Tegengaan van geluidhinder» aan dit instrument toegevoegd.

  • daarnaast is vanuit dit instrument € 10,0 mln uit het Investeringsprogramma Landelijk Gebied (ILG) naar het Meerjaren Programma Bodemsanering overgeheveld.

Ontvangsten

In samenhang met de aanpassing van de FES-budgetten en de uiteindelijke realisatie van de uitgaven zijn de ontvangsten € 11,6 mln lager dan in de oorspronkelijke begroting werd geraamd.

10.2 Incidentele subsidies (vermelding in deze suppletoire begroting voor de wettelijke grondslag)

Onderstaand volgen de incidentele subsidies die in 2010 zijn verleend en die nog niet in de 1e of 2e suppletoire begroting 2010 zijn verantwoord (vermelding voor de wettelijke grondslag):

Aan Staatsbosbeheer te Driebergen is een subsidie voor de aanpak van verontreinigde bodems van Staatsbosbeheer verleend van € 6,6 mln. De subsidiebijdrage is een direct gevolg van de afspraken die in 1998 zijn gemaakt tussen de voormalige departementen LNV en VROM en het Interprovinciaal Overleg (IPO) omtrent de financiering van sanering van beleidsgronden. Elk van de drie partijen betaalt een gelijk deel van de saneringskosten. Ten laste van dit beleidsartikel zijn de bijdragen van I&M (vh VROM) en het IPO verleend.

10.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Tegengaan geluidhinder

OD 10.2.2

2009

opgeschort

 

Het onderzoek is in 2009 gestart. Planning was afronding in 2010. Door de kabinetswisseling is de wetsbehandeling vertraagd en daarom ook het onderzoek opgeschort.

10.4 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

133 717

80 294

18 442

Mutaties Slotwet 2010

– 32 899

714

504

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

100 818

81 008

18 946

Toelichting

Verplichtingen

Op dit artikel is na de 2e suppletoire begroting 2010 een aantal budgettaire mutaties verwerkt:

  • 1. in 2010 is geen beroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringkredieten MKB waardoor € 65,3 mln verplichtingenbudget niet is aangewend;

  • 2. een budgetoverheveling van € 7,5 mln naar het artikel 91 «Algemeen» in verband met de opdracht aan het AgentschapNL;

  • 3. voor de subsidietoekenning aan de Stichting Bodemsanering NS is door middel van een verplichtingenschuif € 18,1 mln aan dit artikel toegevoegd;

  • 4. een administratieve correctie op een overboeking naar het Provinciefonds ten behoeve van de bodemsanering waardoor ten onrechte bij de 2e suppletoire begroting 2010 het verplichtingenbudget met € 6,2 mln is verminderd.

Met deze budgettaire mutaties is feitelijk sprake van een overuitputting van € 15,6 mln. De verklaring hiervan is met name:

  • meer verplichtingen in het kader van de bodemsanering dan geraamd (€ 5,5 mln). Dit wordt in latere jaren gecompenseerd;

  • in verband met de afrondende vastleggingen van de toegekende projecten in het kader van de Bedrijvenregeling bleek € 8,5 mln meer nodig te zijn dan geraamd. Dit wordt binnen het artikel in latere jaren gecompenseerd;

  • meer toekenningen in het kader van de Subsidieregeling gebiedsgericht milieubeleid dan geraamd (€ 2,2 mln).

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 91. Algemeen

Op dit artikel worden alle uitgaven opgenomen die niet specifiek aan een van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsartikelen zijn toe te rekenen. Het betreft hier enkele niet nader toe te wijzen programmabudgetten en apparaatsuitgaven van de VROM- en WWI begrotingen.

91.1 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 91. Algemeen
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

377 320

392 357

392 357

400 213

482 902

351 168

131 734

Uitgaven:

363 330

373 558

383 868

396 920

481 466

356 338

125 128

Programma:

15 508

23 943

30 398

36 943

47 604

50 045

– 2 441

 

Communicatie-instrumenten

6 612

7 577

7 475

8 457

8 291

5 709

2 582

 

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB)

4 782

5 063

5 117

5 358

5 425

5 425

0

 

Overige vastgoedinformatievoorziening

2 966

8 390

13 276

21 399

24 062

38 911

– 14 849

 

Ruimtelijk Planbureau

1 148

1 192

1 098

0

0

0

0

 

Programma / onderzoek Milieu en Natuur Planbureau (MNP)

0

0

0

0

0

0

0

 

Programma / onderzoek Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)

0

1 721

3 432

1 332

0

0

0

 

Programmauitgaven Juridsiche Zaken

0

0

0

0

1 709

0

1 709

 

Verzameluitkering

0

0

0

397

8 117

0

8 117

Apparaat:

347 822

349 615

353 470

359 977

433 862

306 293

127 569

 

Beleidsartikelen XI-VROM

42 937

44 810

47 482

52 349

49 264

35 432

13 832

 

Apparaat artikel 1 (DGR)

8 375

9 758

10 239

8 774

0

0

0

 

Apparaat artikel 2 (DGR)

2 332

1 060

3 229

6 910

0

0

0

 

Apparaat artikel 3 (DGM)

4 523

5 054

6 527

8 143

0

0

0

 

Apparaat artikel 4 (DGM)

4 697

4 653

6 226

6 480

0

0

0

 

Apparaat artikel 5 (DGM)

4 368

4 604

1 141

0

0

0

0

 

Apparaat artikel 6 (DGM)

5 134

5 262

6 499

7 372

0

0

0

 

Apparaat artikel 7 (DGM)

5 025

5 432

1 315

0

0

0

0

 

Apparaat artikel 7 Internationale Zaken (IZ)

4 783

5 242

6 000

7 497

0

0

0

 

Apparaat artikel 8 (DGR)

675

591

5 308

7 173

0

0

0

 

Apparaat artikel 8 (DGM)

3 025

3 154

998

0

0

0

0

 

Apparaat beleidsartikelen XI-VROM

0

0

0

0

49 264

35 432

13 832

        
 

Beleidsartkelen XVIII-WWI

47 762

45 024

45 852

46 194

26 686

21 151

5 535

 

Apparaat artikel 1 (DGWWI)

0

0

4 160

3 327

0

0

0

 

Apparaat artikel 2 (DGWWI)

8 295

9 127

5 155

6 418

0

0

0

 

Apparaat artikel 3 (DGWWI)

13 973

13 507

18 294

23 240

0

0

0

 

Uitvoering huursubsidie

21 315

14 219

3 887

2 162

0

0

0

 

Apparaat artikel 4 (DGWWI)

0

3 642

9 519

6 440

0

0

0

 

Apparaat artikel 5 (DGWWI)

4 179

4 529

4 837

4 607

0

0

0

 

Apparaat beleidsartikelen WWI

0

0

0

0

26 686

21 151

5 535

        
 

Departementsleiding, control, expertdiensten en overige staf:

63 866

67 876

43 443

42 071

0

0

0

 

Apparaat projecten VROM

0

257

302

0

0

0

0

 

Apparaat DGWWI

2 852

5 472

877

364

0

0

0

 

Apparaat DGR

6 572

5 336

1 009

4

0

0

0

 

Apparaat DGM

2 358

2 112

1 509

0

0

0

0

 

Apparaat departementsleiding, control en overig staf

14 325

14 834

0

0

0

0

0

 

Apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB)

5 563

5 579

4 881

0

0

0

0

 

Apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP)

32 196

34 286

34 865

0

0

0

0

 

Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)

0

0

0

41 703

0

0

0

        
 

Planbureau en Raden:

6 661

7 491

6 797

6 093

41 158

37 397

3 761

 

VROM-Raad

1 835

2 077

1 672

1 655

442

2 082

– 1 640

 

Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO)

1 390

1 532

1 209

1 272

275

520

– 245

 

Waddenadviesraad (WAR)

605

592

646

657

661

724

– 63

 

Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)

1 014

1 082

980

837

786

0

786

 

Technische Commissie Bodembescherming (TCB)

619

574

644

676

633

632

1

 

Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf (GOB)

1 198

1 634

1 646

996

0

0

0

 

Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)

0

0

0

0

38 361

33 439

4 922

         
 

Postactieven:

10 038

10 032

9 770

8 913

7 823

10 369

– 2 546

 

Postactieven DGWWI

2 456

2 317

0

0

0

0

0

 

Postactieven DGR

577

584

0

0

0

0

0

 

Postactieven DGM

1 577

1 543

0

0

0

0

0

 

Postactieven Inspectie

1 548

1 594

0

0

0

0

0

 

Postactieven RPB

64

76

0

0

0

0

0

 

Postactieven GD/CSt

3 816

3 918

9 770

8 913

0

0

0

 

Postactieven VROM &WWI

0

0

0

0

7 823

10 369

– 2 546

        
 

Gemeenschappelijke voorzieningen:

176 558

174 382

200 126

204 357

194 885

168 684

26 201

 

Gemeenschappelijke voorzieningen

151 497

149 051

175 242

178 712

169 610

143 765

25 845

 

Huurbijdrage aan RGD

25 061

25 331

24 884

25 645

25 275

24 919

356

        
 

Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties

0

0

0

0

114 046

33 260

80 786

 

Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties

0

0

0

0

114 046

33 260

80 786

        
 

Taakstellingen

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksbrede taakstelling apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten:

57 798

47 748

198 345

44 962

224 527

32 779

191 748

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 131,7 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De verklaring hiervoor is met name gelegen in de vastlegging van de opdrachten aan het RIVM en het AgentschapNL. De opdrachtverlening aan deze uitvoeringsorganisaties wordt binnen VROM en WWI centraal gecoördineerd door de Centraal Opdrachtgever. Doel hiervan is het verbeteren van overzicht op de totale opdracht, kwaliteitsverbetering van het hele opdrachtproces en terugdringen van de administratieve lasten. Als onderdeel hiervan zijn de benodigde budgetten voor bekostiging van deze externe uitvoeringsorganisatie op één plaats in de begroting gezet. Daanaast wordt de hogere verplichtingenrealisatie verklaard door hetgeen bij de uitgaven nader is toegelicht.

Uitgaven

91.2 Programma
91.2.1 VROM brede Communicatie instrumenten (€ 2,6 mln)

In 2010 zijn vanuit andere begrotingsartikelen voor o.a. de bijdrage aan Milieu Centraal 2011 € 1,2 mln extra middelen aan dit instrument toegevoegd. Daarnaast bleek een deel van van het communicatiebudget ten onrechte geboekt te zijn op het instrument bekostiging externe uitvoeringsorganisatie. Bij 1e suppletoire begroting 2010 is dit bedrag overgeboekt (€ 3,4 mln). Hiermee kwam het budget voor de VROM brede Communicatie instrumenten uit op € 10,3 mln. Ten opzichte hiervan en de realisatie is sprake van een onderuitputting van € 2,0 mln. Dit wordt verklaard doordat als gevolg van de kabinetswisseling en de besluitvorming over de departementale herindeling geplande communicatieactiviteiten niet zijn uitgevoerd.

91.2.2 Overige vastgoedinformatievoorziening (– € 14,8 mln)

In verband met een vertraging bij het project Basisregistratie Grootschalige Topografie zijn de verplichtingen en uitgaven in 2010 lager dan bij de vastgestelde begroting 2010 geraamd. Ook heeft de lagere uitgavenrealisatie te maken met de wijziging van de verantwoording materiële uitgaven en de kosten van externen. Deze worden niet op dit programmainstrument verantwoord maar op de instrumenten voor de apparaatskosten.

91.2.3 Verzameluitkering

De navolgende budgetten (x 1 000) op de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn in de verzameluitkering opgenomen en overgedragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

  • beleidsthema sanering verspreid liggende kassen (€ 2 290);

  • bijdrage 2010 voor Bestaand Rotterdams Gebied (€ 2 500);

  • bijdrage zwerf- en huishoudelijk afval (€ 2 299)

    Deze bijdrage wordt gecompenseerd uit de extra ontvangsten van het restant van het Fonds LUVO (zie artikel 4 «Duurzaam produceren»);

  • bijdrage CETSI (€ 800);

  • bijdrage Stuurgroep windenergie (€ 138);

  • subsidiebijdrage geluidmetingen gemeente Brunssum (€ 40);

  • subsidie Windplan Wieringermeer (€ 50)

De uitkering aan de medeoverheden vindt plaats door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

91.3 Apparaat

Beleidsartikelen XI-VROM, Beleidsartikelen XVIII-WWI en Apparaat Planbureau voor de Leefomgeving

De uitgaven 2010 vallen in totaal € 24,3 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit komt met name doordat de gemiddelde loonkosten bij VROM/WWI hoger zijn dan het Rijksgemiddelde. Enerzijds omdat bij VROM/WWI relatief veel personeel aan het einde van hun schaal zit (vergrijzing en ontgroening), terwijl in de budgettering het midden van de schaal als norm is gehanteerd. Anderzijds omdat er, als gevolg van reorganisaties, relatief veel personeel in een hogere schaal zit dan voor de functie is voorgeschreven. Voorts kent VROM/WWI een gering financieel besparingsverlies met betrekking tot de realisatie van de personele taakstelling Programma Vernieuwing Rijksdienst (2007–2011). Op basis van het geraamde natuurlijke verloop heeft VROM/WWI gekozen voor een sneller implementatietijdpad van de taakstelling dan Programma Vernieuwing Rijksdienst. Als gevolg van de slechte arbeidsmarkt valt het natuurlijke verloop tegen, waardoor het snellere implementatietijdpad niet is gehaald en het tijdpad van Programma Vernieuwing Rijksdienst realistischer blijkt te zijn. Dit heeft als gevolg dat VROM/WWI met een incidenteel budgettair tekort is geconfronteerd. Binnen de begroting van VROM/WWI is dit gecompenseerd.

Gemeenschappelijke voorzieningen

De realisatie is ten opzichte van de vastgestelde begroting 2010 € 26,2 mln hoger. Voor een belangrijk deel wordt dit verklaard door de VROM-brede heroriëntering op de bedrijfsvoering waarbij naast de materiële uitgaven ook de personele uitgaven op het niveau van de organisatieonderdelen zijn herzien (zie hiervoor). Ten tijde van de Ontwerpbegroting 2010 zijn personele uitgaven op het instrument «Nominaal en onvoorzien» geplaatst. Deze zijn bij 2e suppletoire begroting 2010 (€ 10,0 mln) op basis van het vermoedelijk beloop van de personele uitgaven van de organisatieonderdelen over de verschillende instrumenten verdeeld. Daarnaast zijn vanuit de specifieke onderuitputting binnen de VROM en WWI-begroting middelen beschikbaar gesteld die verband houden met de stevige transitieopgave als gevolg van departementale herverkavelingen naar aanleiding van het Regeerakkoord. Tenslotte wordt de hogere realisatie verklaard door de middelen voor de materiële uitgaven en kosten voor inhuur exteren die vanuit het programma overige vastgoedinformatie naar dit programma zijn overgeheveld.

Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties

De overuitputting bij de uitgaven ad. € 80,8 mln wordt verklaard door:

  • een groot aantal overboekingen vanuit andere artikelen ten behoeve van de betalingen aan het RIVM (onderzoek) – € 12,3 mln en het AgentschapNL – € 59,9 mln;

  • de bijdragen van de portefeuilles WWI, Milieu en Ruimte aan incidentele en structurele kosten van de WABO van in totaal € 8,6 mln.

Ontvangsten

Afdracht Agentschap

In de afgelopen jaren (voor 2010) zijn uitgaven voor investeringen in en onderhoud en beheer aan huisvesting van Hoge Colleges van Staat, het ministerie van AZ en het Koninklijk Huis rechtstreeks ten laste van de begrotingen van VROM en WWI geboekt. Vanaf 2010 wordt gebruik gemaakt van de systematiek die gangbaar is binnen het huisvestingstelsel: voor investeringen en onderhoud wordt door de Rgd een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën en ten laste van de begroting voor WWI worden gebruiksvergoedingen geboekt die aan de Rgd worden betaald ter dekking van rente en aflossing van de lening en apparaatskosten van de Rgd.

Om te zorgen dat huisvestingsprojecten die in 2009 of eerder al in uitvoering waren genomen, maar nog niet volledig afgerond voor 1 januari 2010, voor de volledige waarde geactiveerd zouden worden en niet alleen het deel dat na 1 januari 2010 is uitgevoerd, is een conversielening afgesloten met het ministerie van Financiën. De Rijksgebouwendienst heeft op die manier eenmalig € 157,0 mln via de leenfaciliteit ontvangen.

Volgens de gangbare procedure van het ministerie van Financiën bij dergelijke conversieleningen wordt met het bedrag van de lening betaald voor de waarde van de onderliggende activa aan het ministerie van Financiën. De afdracht door de batenlastendienst verloopt via het moederdepartement aan het ministerie van Financiën. In dit geval is het bedrag teruggestort naar het moederdepartement (VROM) en daar in zijn geheel verantwoord bij artikel 91 van de VROM begroting op het daartoe bestemde instrument «Afdracht agentschap». De lening en terugbetaling is bij de 2e suppletoire begroting 2010 geregeld.

91.4 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 91. Algemeen

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

394 379

494 368

223 550

Mutaties Slotwet 2010

88 523

– 12 902

977

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

482 902

481 466

224 527

Toelichting

Verplichtingen

Op dit artikel is na de 2e suppletoire begroting 2010 een aantal budgettaire mutaties verwerkt, waarvan de omvangrijkste zijn:

  • 1. de overhevelingen vanuit diverse artikelen voor de opdrachtverlening AgentschapNL 2011 naar dit artikel (€ 26,9 mln);

  • 2. een verplichtingenschuif van € 78,0 mln in verband met de dekking voor de meerjarige opdracht aan het RIVM 2011–2014.

Met deze overhevelingen en nog enkele kleinere budgetmutaties is feitelijk sprake van een onderuitputting van het verplichtingenbudget van € 16,0 mln.

Uitgaven

Ook op het uitgavenbudget is na de 2e suppletoire begroting 2010 een aantal mutaties verwerkt. In totaal gaat het om een ophoging van het budget met € 2,7 mln. Hiermee komt de onderuitputting uit op € 15,6 mln.

Toelichting op de onderuitputting

De onderuitputting van het verplichtingen- als het uitgavenbudget wordt met name verklaard door:

  • een onderuitputting op het instrument «Gemeenschappelijke voorzieningen»: minder uitgaven in het kader van Sociaal Flankerend beleid (€ 7,1 mln), lager uitgaven ICT-beheer, lagere personeelskosten vanwege terughoudend vacaturebeleid en vertraging in de uitvoering bij onder meer Bestuursondersteuning en Communicatie (€ 4,2 mln);

  • een onderuitputting op het instrument «post-actieven» van € 1,7 mln, hetgeen komt doordat met een aantal medewerkers later dan gepland afspraken zijn gemaakt. De uitkeringen volgen in 2011.

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

92.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 92. Nominaal en onvoorzien
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

0

0

0

0

0

– 3 009

3 009

Uitgaven:

0

0

0

0

0

– 3 249

3 249

Programma:

0

0

0

0

0

– 3 249

3 249

 

Loonbijstelling:

0

0

0

0

0

0

0

 

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

        
 

Prijsbijstelling:

0

0

0

0

0

2 296

– 2 296

 

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

2 296

– 2 296

        
 

Onvoorzien:

0

0

0

0

0

172

– 172

 

Onvoorzien

0

0

0

0

0

172

– 172

        
 

Nog te verdelen:

0

0

0

0

0

– 5 717

5 717

 

Nog nader te verdelen taakstellingen

0

0

0

0

0

– 2 740

2 740

 

Nog nader te verdelen overig

0

0

0

0

0

– 2 977

2 977

 

Generale Kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

 

Besparingsverliezen taakstelling

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Dit artikel is een administratief artikel hetgeen betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van dit artikel worden gedaan.

92.2 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

0

0

0

Mutaties Slotwet 2010

0

0

0

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

0

0

0

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van VROM (XI). De bedrijfsvoeringparagraaf heeft in overeenstemming met de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Conform de Rijksbegrotingvoorschriften wordt in deze paragraaf verantwoording afgelegd over achtereenvolgens de totstandkoming beleidsinformatie, de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, het financieel en materieel beheer en de overige aspecten in de bedrijfsvoering. De opmerkelijke zaken in de bedrijfsvoering voor wat betreft het financieel beheer en de overige aspecten hebben zowel betrekking op begrotingshoofdstuk XI (VROM) als begrotinghoofdstuk XVIII (WWI). De informatie opgenomen in deze bedrijfsvoeringparagraaf is tot stand gekomen vanuit het departementale Managementcontrolsysteem.

Het departementale Managementcontrolsysteem van VROM heeft naar behoren gefunctioneerd. Belangrijk hierbij zijn geweest de dashboards managementinformatie. Deze dashboards zijn succesvol door VROM gebruikt voor sturing en verantwoording voor alle managementlagen.

Deze bedrijfsvoeringsparagraaf is opgesteld door VROM. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van de ontvangen controlebevindingen van de Rijksauditdienst. Een speciaal daartoe eenmalig ingericht Audit Committee heeft een advies uitgebracht aan de bewindspersoon om in overeenstemming met de regelgeving al dan niet ingebrachte bevindingen in deze paragraaf op te nemen. Bij de advisering is gebruikt gemaakt van scores op de criteria zoals vastgesteld door het voormalige Audit Committee van VROM: financieel belang, belang voor de burger, (kans op) tolerantieoverschrijding en rechtmatigheid en imago/publicitair risico.

Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen is besloten tot een departementale herindeling. De ontvlechting van VROM is in een periode van ongeveer 3 maanden gerealiseerd, resulterend in het tekenen van de overdrachtsprotocollen door de 3 ontvangende Secretarissen-generaal. De budgetten en de financiële administraties zijn, evenals de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (AR) en de Rijksauditdienst (RAD), overgedragen naar de betreffende ministeries. De overdracht is gebeurd op een dusdanige transparante wijze dat de betrokken Auditdiensten en de Algemene Rekenkamer in het kader van het onderzoek 2011 van de jaarverslagen van de ministeries van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen vaststellen of de overdracht van die saldibalansposten op een juiste wijze is uitgevoerd.

Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingvoorschriften 2011 van het ministerie van Financiën.

De Algemene Rekenkamer heeft over het boekjaar 2009 geoordeeld dat er ten opzichte van het jaar ervoor, een betere aansluiting gemaakt is tussen de doelen van het VROM beleid, de geleverde prestaties en de ingezette middelen. De ingezette verslagleggingslijn is daarom gecontinueerd in 2010. Dat betekent dat in het begrotingshoofdstuk VROM – mede als gevolg van de deelname aan het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting» – alle kabinetsprioriteiten uit de begroting beleidsmatig worden toegelicht. Ook de operationele doelstellingen «Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen», «Realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater» en «Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer» worden, vanwege hun relatief grote financiële belang, beleidsmatig toegelicht. De rapportagewijziging zoals bedoeld in het experiment is erop gericht om de politieke discussie meer op de hoofdlijnen (beleidsprioriteiten) te voeren. Naast de verslaggeving over de beleidsprioriteiten van het vorige kabinet zal door het huidige kabinet worden gerapporteerd per separate brief over de stand van zaken van hervormingen dan wel stelselwijzigingen uit het Regeerakkoord.

Naar aanleiding van de opmerking van de Algemene Rekenkamer, dat niet altijd in de opgenomen beleidsconclusies in het Jaarverslag 2009 is aangegeven of er een reden is om het beleid voort te zetten dan wel aan te passen is daar extra aandacht aan besteed. Hierbij is er rekening mee gehouden dat er een nieuw kabinet is aangetreden, terwijl de doelstellingen in de begroting 2010 de doelstellingen van het vorige kabinet waren.

Nederlandse Emissie autoriteit

Over de totstandkoming van beleidsinformatie zijn er geen bijzonderheden te melden.

Waddenfonds

Over de totstandkoming van beleidsinformatie zijn er geen bijzonderheden te melden.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt conform de Rijksbegrotingvoorschriften comptabele rechtmatigheid verstaan. Dit houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

In dit onderdeel wordt gerapporteerd als de overeengekomen tolerantiegrenzen voor zowel fouten als onzekerheden die betrekking hebben op de rechtmatigheid en de getrouwheid uit de Rijksbegrotingvoorschriften worden overschreden.

Europese aanbestedingen

Het Audit Committee VROM van 6 maart 2009 heeft besloten dat afwijkingen van Europese Aanbestedingen door de Portefeuillehouders van het kerndepartement vooraf worden voorgelegd aan de Bestuursraad (BR). Nagenoeg alle afwijkingen van Europese aanbestedingen zijn in 2010 vooraf door de BR beoordeeld en goedgekeurd. Hierbij heeft het management bewust de keuze voor het niet Europees aanbesteden gemaakt.

Voor begrotingshoofdstuk XI (VROM) is er in 2010 in 9 gevallen voor een totaal bedrag van € 1 632 901 niet Europees aanbesteed. Dit totaalbedrag is het bedrag dat verplicht is in het boekjaar 2010 (De totale verplichtingen kunnen door de jaargrensoverschrijding hoger zijn). De tolerantiegrenzen zijn hiermee niet overschreden.

Artikel 2 Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid: € 181 611

Er is voor € 31 404 niet Europees aanbesteed voor de reiswijzer gebiedsontwikkeling 2009.

Voor onderzoek verkenning perspectief windenergie is er voor € 30 940 niet Europees aanbesteed. En voor procesinhoudelijke ondersteuning van MIRT-VAR 2010 is voor € 119 267 niet Europees aanbesteed. In de bovenstaande 3 gevallen is sprake van een vervolgopdracht.

Artikel 3 Klimaat en Luchtkwaliteit:€ 604 105

In het kader van de ontwikkeling van de monitoringstool NSL is een bedrag van € 382 592 niet Europees aanbesteed. Deze opdracht is een vervolg op de melding in de bedrijfsvoeringparagraaf van vorig jaar.

Voor steekproefcontrole vrachtauto’s is een bedrag van € 221 513 niet Europees aanbesteed.

Artikel 91 Algemeen: € 847 185

Er is voor de inhuur ondersteuning projectdirectie omgevingsvergunning voor 2 opdrachten niet Europees aanbesteed. Het gaat om een bedrag van € 60 214 en een bedrag van € 49 766.

Voor de inhuur van een externe voor de wijkenaanpak op Curaçao is niet Europees aanbesteed € 585 480. Bij deze 3 opdrachten gaat het om een vervolgopdracht.

Er is voor een bedrag van € 151 725 niet Europees aanbesteed in het kader van het toekomsttraject Krimp.

Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

Artikel 3 Klimaat en Luchtkwaliteit:

In 2010 is in het kader van Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit een bedrag van ca. € 4,1 mln ten onrechte niet uitbetaald aan de Provincie Zuid-Holland, maar aan een derde. De terugvordering is ingesteld, maar tot op dit moment nog niet voltooid.

VROM heeft naar aanleiding hiervan onderzoek gedaan naar mogelijke vergelijkbare onvolkomenheden in het verleden. Hieruit is gebleken dat dit een incident betrof. Om vergelijkbare onvolkomenheden in de toekomst te voorkomen, behandelt het Ministerie van Infrastructuur en Milieu crediteurenmutaties centraal en stemt deze af met de financiële administratie van de crediteuren.

Bodemsanering

Artikel 10 Leefomgevingskwaliteit

Bij de verantwoording over de programmaperiode 2005–2009 heeft een aantal bevoegde overheden verzuimd om de prestaties bodemsanering op correcte wijze via de voorgeschreven sisa-procedure te laten verlopen. Het gaat om € 33 mln. Daardoor is sprake van onzekerheid over de rechtmatigheid. De betreffende overheden zullen worden aangeschreven om alsnog deze verantwoordingsinformatie te verkrijgen en indien van toepassing opnieuw vast te stellen.

De Rijksauditdienst heeft onder andere met behulp van mathematische steekproeven becijferd dat de rapporteringstolerantie voor het begrotingshoofdstuk VROM (€ 15 mln) is overschreden met € 3,8 mln. De becijferingen van de onrechtmatigheid van de Rijksauditdienst zijn als volgt:

Artikel 3 Klimaat en Luchtkwaliteit: onrechtmatige betaling € 4,1 mln

Artikel 10 Leefomgevingskwaliteit € 3,1 mln

Artikel 91 Algemeen € 11,6 mln

De becijferingen m.b.t. artikel 10 en 91 zijn gebaseerd op een mathematische steekproef waarbij met 95% zekerheid de meest waarschijnlijke fout is berekend.

Er is eveneens op basis van een mathematische steekproef becijferd dat de rapporteringstolerantie op artikelniveau (€ 7,3 mln) is overschreden in verband met onzekerheden (€ 8,1 mln) in de uitgaven op artikel 6 «Risicobeleid».

Nederlandse Emissie autoriteit

Over de comptabele rechtmatigheid zijn er geen bijzonderheden te melden.

Waddenfonds

Over de comptabele rechtmatigheid zijn er geen bijzonderheden te melden.

Financieel en materieel beheer

Verbeterplan Financiële functie en jaarverantwoording

De Tweede Kamer is met de brief van 4 december 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XI, nr. 21) geïnformeerd over het verbeterplan financiële functie. De maatregelen uit het verbeterplan zijn allemaal ingevoerd. De verbeteringen zijn in de praktijk zichtbaar, de kwaliteit van de financiële functie van VROM is in 2010 verbeterd. Dit is ook zichtbaar in de indicatoren van het verbeterplan.

Saldibalans

De Algemene Rekenkamer heeft in 2009 een tekortkoming in de totstandkoming van de saldibalans geconstateerd. In 2010 heeft de totstandkoming van de saldibalans veel aandacht gekregen. Uitgangspunt hierbij was het beter controleerbaar maken van de toelichtingen op de saldibalansposten.

NSL

De Algemene Rekenkamer heeft in 2009 een onvolkomenheid in het financieel beheer van de lokale maatregelen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geconstateerd.

In de subsidieregeling was de verantwoording op maatregelniveau opgenomen, terwijl het de bedoeling was dit op programmaniveau te regelen. Bovendien waren er opmerkingen over de manier waarop de andere overheden over deze manier van verantwoording waren ingelicht. Dat zou aan de hand van ondermeer een beslisboom alsnog helder aan de andere overheden worden gecommuniceerd.

De Tweede Kamer is reeds geïnformeerd over de inhoudelijke en financiële wijze van verantwoorden (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XI, nr. 17).

Om de geconstateerde onvolkomenheid op te lossen is in 2010 een aanvang gemaakt met het aanpassen van de regeling en zullen in het eerste kwartaal van 2011 de andere overheden conform de afspraken met de Algemene Rekenkamer worden geïnformeerd (inclusief een beslisboom) over hoe niet bestede subsidies zullen worden afgerekend.

Noordelijke IJ-oevers

In 2009 heeft de Rijksauditdienst geconstateerd dat de garantiestelling van de gemeente Amsterdam ontbrak. Overeenkomstig de toezegging in de bedrijfsvoeringparagraaf 2009 zijn in het verslagjaar beschikkingen in het kader van de Nota Ruimte gerepareerd. Bovendien is alsnog de financiële garantstelling opgevraagd van Amsterdam voor de Noordelijke IJ-oevers. Deze garantstelling is mede door de heroverweging na de bouwstop nog niet ontvangen waardoor er geen voorschotbetalingen zijn verricht. Wel heeft Amsterdam inmiddels aangegeven door te willen gaan met het project. Bovendien hebben zij onderhands toegezegd de garantiestelling te zullen verstrekken.

Verplichtingenbeheer

De in 2009 ingezette lijn voor de verbetering van het verplichtingenbeheer binnen VROM/WWI is in 2010 voortgezet. De verbetering is vooral gevonden in de strikte naleving van de geldende afspraken (eenduidige definitie van de einddatum) en het beter monitoren van het tijdig afsluiten van zaken in de administratie.

Budgetbeheer

Aan de budgettaire problematiek met betrekking tot de P-taakstelling, de taakstelling externen en additionele kosten voor ICT projecten is extra aandacht besteed in het verslagjaar door de investeringsstop voor ICT projecten, beter budgetteren en extra inzet van controle capaciteit. Ook is er naar aanleiding van de forse overschrijding van de apparaatskosten in 2009, veel aandacht geweest om deze kosten te beheersen. Er zijn verschillende versoberingsmaatregelen ingevoerd. Zo zijn de vergaderservices tot een minimum teruggebracht, er is bezuinigd op de catering, het bestellen van kantoorartikelen is beperkt en in 2010 zijn er geen verhuizingen en verbouwingen meer geweest. Uitzonderingen op deze maatregelen waren alleen mogelijk met goedkeuring van de pSG.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Personele Taakstelling

Eind 2010 heeft VROM de personele taakstelling van het kabinet Balkenende IV gehaald. Ultimo 2010 mocht VROM 5235 fte groot zijn, de bezetting was 5215.

Taakstelling externen

In 2010 is het bedrag uitgegeven aan externe inhuur teruggebracht van € 64,0 mln naar € 58,9 mln. Daarmee wordt de norm voor VROM/WWI van 14,4% van de totale personele uitgaven met circa 11,8 mln (3,6%) overschreden. In de bijlage «Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel» bij het jaarverslag worden de oorzaken toegelicht: o.a. extra ICT-inhuur voor beleidsprojecten Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en Basisregistratie Adressen en Gebouwen, de transitie en grote projecten bij de NEa. Daarnaast zijn bij de NEa en de Dienst van de Huurcommissie nog niet alle vaste formatieplaatsen met vaste medewerkers ingevuld. De ontwikkelingen op de uitgaven inhuur externen en het realiseren van de Rijks-brede norm als gevolg van de departementale herverkaveling bij de departementen BZK, I&M en ELI in 2011 worden gemonitord.

Betaalgedrag

In 2010 is het betaalgedrag van het kerndepartement verbeterd van 73% tijdige betaling in 2009 naar 88% tijdige betaling in 2010. Hiermee is de rijksbrede norm van 90% tijdig betaalde facturen nagenoeg gehaald. De aangepaste betaalprocedures kunnen bij de strikte interpretatie in strijd zijn met artikel 4 lid 2 van het vigerende Besluit kasbeheer 1998. De betrokken bepaling luidt: «Met betrekking tot te verrichten betalingen draagt de ordonnateur zorg voor een deugdelijke verificatie van de betalingsnoodzaak». De aangepaste procedures waren zo vorm gegeven dat de ordonnateur de betalingsnoodzaak verifieerde aan de hand van de gesloten overeenkomst tot 80% van het overeengekomen bedrag met de mogelijkheid voor de budgethouder om te interveniëren bij de betalingen onder de 80% en bij de eindbetaling te besluiten om vorderingen in te stellen.

De aangepaste procedure heeft tot gevolg dat er tijdiger is betaald en er zijn weinig vorderingen ingesteld als gevolg van de aangepaste procedures. Bij het ontwerp van de procedures is voortgeborduurd op de risicobenadering zoals vastgelegd in de Regeling verlening voorschotten 2007.

Duurzaam inkopen

Uit het onderzoek Duurzaam Inkopen dat is uitgevoerd door de Rijksauditdienst is gebleken dat met uitzondering van de Nederlandse Emissieautoriteit door de VROM-onderdelen maatregelen ingevoerd zijn ter realisatie van de doelstelling 100% duurzaam inkopen. Dat wil zeggen dat in principe de vastgestelde duurzaamheidseisen bij de inkoop worden toegepast en dat indien er goede redenen zijn de duurzaamheidseisen niet toe te passen daarvan verantwoording zal plaatsvinden.

Integriteit

Sinds 2009 is er sprake van een overheidsbrede systematiek voor het melden van integriteitschendingen.

In het verslagjaar 2010 zijn er 22 meldingen van vermoedens van integriteitschendingen die hebben geleid tot 11 daadwerkelijk geconstateerde gevallen. Deze 11 geconstateerde integriteitschendingen hadden betrekking op verschillende types overtredingen. In 3 van de 11 gevallen is er aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. En in 2 van de 11 gevallen heeft dit geleid tot strafontslag. In de resterende 6 gevallen heeft een andere afdoening (waarschuwingsbrief, coaching ed) of geen afdoening plaatsgevonden.

Deze aantallen zijn ook te vinden in het Sociaal jaarverslag Rijk 2010.

Op basis van de gemelde diefstal- en/of fraudegevallen is het risico dat de departementale jaarrekening materieel afwijkt gering.

SV2

Begin 2010 is gestart met het project om het oude financiële systeem (SBB) van VROM te vervangen door een nieuw systeem (SV2). Hierbij is aansluiting gezocht met het financiële systeem van VenW. Na het regeerakkoord is het WWI-deel uit het SV2-project gehaald en is voor dat deel een project gestart om naar het financiële systeem van BZK te migreren. Beide migraties zijn tijdig afgerond.

4-FM

In april 2010 is het gezamenlijk facilitair bedrijf 4FM voor de ministerie van VROM, VenW, SZW en BZK van start gegaan.

Huisvesting

De Programmadirectie Opdrachtgeverschap Rijkskantoren (voorheen: Programmadirectie Nieuwe Huisvesting) heeft diverse projecten onder zich, waaronder de vernieuwing van het pand Rijnstraat 8 (Den Haag). In dit pand zal te zijner tijd onder andere het ministerie van I&M worden gehuisvest.

ICT

Eind 2009 had VROM door de inzet van het instrument «Third Party Mededeling» (TPM) een volledig beeld van de kwaliteit van de uitvoering van de beheersprocessen door de externe ICT-dienstverlener. Daarom is in overleg met de RAD besloten om in 2010 geen nieuwe TPM uit te voeren, maar verder te gaan met de verbeterpunten die voortkwamen uit de TPM 2009. Op basis van een risico-inschatting worden nu specifieke audits uitgevoerd op het wijzigingenbeheer en de logische toegangsbeveiliging. De resultaten hiervan komen begin 2011 beschikbaar.

Voor wat betreft de informatiebeveiligingsaspecten van het ICT-beheer baseert VROM haar control op de uitkomsten van de specifieke audits op het wijzigingenbeheer, de logische toegangsbeveiliging, de penetratietest, extra regie op de SLA rapportages en de audits van de financiële systemen.

Informatiebeveiliging (IB) en Wet Bescherming persoonsgegevens (WBp) VROM

De directies hebben aangeven in-control te zijn. Conformeren aan IB en WBp regelgeving is een lijnverantwoordelijkheid binnen VROM. Afgelopen jaren is er een grote inspanning verricht om de lijnmanagers hierin te ondersteunen en in opzet en werking te voldoen aan het geformuleerde interne beleid. Ook op het gebied van bewustwording zijn in 2010 vele initiatieven genomen. Bij alle diensten zijn bijvoorbeeld bewustwordingssessies georganiseerd om te bewerkstelligen dat informatiebeveiliging en WBp onderdeel gaan uitmaken van de reguliere werkprocessen.

De wijze waarop bij VROM werd omgegaan met informatiebeveiliging en WBp is momenteel onderwerp van een RAD onderzoek. De resultaten hiervan worden ter lering meegenomen in de vorming van de nieuwe organisatie bij I&M.

C. JAARREKENING

De verantwoordingsstaat 2010 van het Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)

bedragen (x € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2) – (1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

 

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

Totaal

 

1 409 117

412 464

 

1 110 544

408 153

 

– 298 573

– 4 311

           
 

Beleidsartikelen

 

1 056 028

379 685

 

629 078

183 626

 

– 426 950

– 196 059

01

Optimalisering van de ruimtelijke afweging

7 126

7 183

0

9 746

8 474

1 613

+2 620

+1 291

+1 613

02

Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

81 367

293 240

213 513

70 442

80 251

65 882

– 10 925

– 212 989

– 147 631

03

Klimaat en luchtkwaliteit

129 253

191 274

124 843

125 160

150 023

89 687

– 4 093

– 41 251

– 35 156

04

Duurzaam produceren

29 889

149 515

2 661

17 556

145 055

3 722

– 12 333

– 4 460

+1 061

05

Vervallen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

06

Risicobeleid

18 065

42 883

2 283

43 084

73 690

2 451

+25 019

+30 807

+168

07

Versterken van het internationale milieubeleid

13 603

74 762

4 938

8 139

23 369

705

– 5 464

– 51 393

– 4 233

08

Vervallen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

09

Handhaving en toezicht

57 703

57 690

882

69 646

67 208

620

+11 943

+9 518

– 262

10

Leefomgevingskwaliteit

260 947

239 481

30 565

100 818

81 008

18 946

– 160 129

– 158 473

– 11 619

           
 

Niet– beleidsartikelen

 

353 089

32 779

 

481 466

224 527

 

+128 377

+191 748

91

Algemeen

351 168

356 338

32 779

482 902

481 466

224 527

+131 734

+125 128

+191 748

92

Nominaal en onvoorzien

– 3 009

– 3 249

0

0

0

0

+3 009

+3 249

0

DE SALDIBALANS VAN 2010

De saldibalans van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) per 31 december 2010 (x € 1 000)
 

31-12-2010

31-12-2009

 

31-12-2010

31-12-2009

1. Uitgaven ten laste van de begroting

  

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

  

– Begroting 2009

0

1 487 256

– Begroting 2009

0

329 624

– Begroting 2010

1 110 546

0

– Begroting 2010

408 154

0

      

3. Liquide middelen

7

8

4a. Rekening-courant RHB

697 468

1 146 238

      

4. Rekening-courant RHB

0

0

4b. Rekening-courant fonds LUVO (DGM)

0

2 366

      

5. Uitgaven buiten begrotingsverband

10 620

1 703

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

15 551

10 769

      

7. Openstaande rechten

0

0

7a. Tegenrekening openstaande rechten

0

0

      

8. Extra-comptabele vorderingen

35 100

57 990

8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

35 100

57 990

      

9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden

7 985

3 236

9. Extra-comptabele schulden

7 985

3 236

      

10. Voorschotten

2 391 263

2 656 914

10a. Tegenrekening voorschotten

2 391 263

2656 914

      

11a. Tegenrekening garantieverplichtingen

63 191

60 017

11. Garantieverplichtingen

63 191

60 017

      

12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

1 628 059

1 857 664

12. Openstaande verplichtingen

1 628 059

1 857 664

      

13. Deelnemingen

0

0

13a. Deelnemingen

0

0

Totaal-generaal

5 246 771

6 124 788

Totaal-generaal

5 264 771

6 124 788

De toelichting op de saldibalans (x 1 000)

Ad 1. en 2. Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting resp. € 1 110 546 en € 408 154

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Staten-Generaal zijn goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen € 7

De rekening liquide middelen is samengesteld uit de kassaldi van de kasbeheerders en de aan de kasvoorschothouders verstrekte gelden.

Ad 4a. Rekening-courant RHB € 697 468

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de verhouding met de Rijksschatkist geadministreerd. Opgenomen is het bedrag in overeenstemming met het laatst verstuurde saldobiljet van de RHB.

Ad 4b. Rekening-courant fonds LUVO (DGM) € 0

Bij Koninklijk Besluit van 21 januari 2009 is het Fonds Luchtverontreiniging ontbonden. Na goedkeuring van het laatste jaarverslag en de jaarrekening door de Rijksauditdienst heeft het ministerie van Financiën het vermogen van het Fonds dat was gestald bij dit ministerie overgeboekt naar het begrotingshoofdstuk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI art. 4). Bij brief van 15 november 2010 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2010–2011, 30 175, nr. 100).

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband € 10 620

Het bedrag van € 10 620 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

Opbouw van de uitgaven buiten begrotingsverband (x € 1 000)

Te verrekenen met lagere overheden/overige derden

10 620

Totaal

10 620

Toelichting

In de stand van uitgaven buiten begrotingsverband is bij het onderdeel te verekenen met lagere overheden/overige derden € 7,1 mln opgenomen. Het betreft een vordering op het Europese fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) bijdragen van het Interreg 2C IRMA-programma. Dit programma is nog niet afgesloten omdat de Europese Commissie een deel van de subsidie wil terugeisen van deelnemende EU-landen. Daarnaast is een bedrag van € 1,4 mln buiten begrotingsverband geboekt in verband met te verrekenen uitgaven met de Dienst van de Huurcommissie voor een ICT-project.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband € 15 551

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen die aan derden worden betaald (in totaal een bedrag van € 13,7 mln). Het bedrag heeft betrekking op inhoudingen op het salaris, die aan derden dienen te worden afgedragen, zoals onder andere loonheffing, pensioenpremies, WAO-premies en Zorgverzekeringswet. Daarnaast betreft het voor een bedrag van € 0,9 mln aan ontvangsten die nog verrekend dienen te worden met andere departementen en ontvangsten van Stralingsbescherming/deposito’s en deposito’s EVOA van respectievelijk € 85 010 en € 861 964,63. Tot slot heeft de VROM Inspectie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2009 een bijdrage van € 0,85 mln ontvangen voor het realiseren van een tijdelijke waterzuivering in Bonaire. In 2010 is in dit verband € 0,4 mln betaald.

Bankgaranties/borgstellingen

Naast door VROM afgegeven garanties worden ook borgstellingen ontvangen voor onderwerpen waar, door derden, garanties/zekerheden moeten worden afgegeven jegens VROM. In totaal is per 31 december 2010 € 118,8 mln aan bankgaranties/borgstellingen ontvangen. Deze zijn ontvangen in het kader van de uitvoering van een drietal besluiten.

EVOA-regeling

Het bedrag van de bankgaranties voor afvalstoffen in het kader van de EVOA-regeling is per 31 december 2010 € 114,4 mln.

Radioactief besmet schroot

Onderdeel van het Besluit detectie besmet schroot is een borgstellingsregeling. Het besluit strekt tot het verplicht stellen van het gebruik van apparatuur voor de detectie van radioactief besmet metaalschroot door bedrijven. Doel van deze verplichting is het voorkomen van incidenten in Nederland door radioactiviteit in schroot en de daaruit voorkomende stralingsbelasting zoveel mogelijk te beperken. Om te verzekeren dat bedrijven de kosten van de verwijdering van radioactief besmet schroot kunnen betalen, is de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid opgenomen in het besluit. Per 31 december 2010 zijn hiervoor voor een totaalbedrag van € 3,3 mln aan bankgaranties en overige borgstellingen in bewaring gegeven.

Stralingsbescherming

Per 31 december 2010 omvatte het bedrag aan borgstellingen in het kader van de uitvoering van het Besluit stralingsbescherming een bedrag van € 1,1 mln.

Bankgaranties en borgstellingen maken geen onderdeel uit van de saldibalans.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen € 35 100

Ad 8a. Tegenrekening Extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2010 wordt hieronder gespecificeerd:

Verloop van de vorderingen in 2010 in EUR x 1 000

Stand vorderingen per 31-12-2009

 

57 990

Bij: In 2010 ontstane vorderingen

 

394 758

    

Af:

Ontvangen / verrekend

407 045

 
 

Ingetrokken

3 692

 
 

Definitief buiten invorderingstelling c.q. kwijtschelding

6 911

– 417 648

Stand vorderingen per 31-12-2010

 

35 100

Vorderingen op artikelniveau en ouderdom per 31-12-2010 in € 1.000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Optimalisering van de ruimtelijke omgeving

0

0

11

11

02

Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

0

0

819

819

03

Klimaatverandering en lichtkwaliteit

141

161

4 517

4 819

04

Duurzaam Produceren

0

5

26

31

06

Verminderen van risico's van stoffen, straling & GGOs

18 231

0

78

18 309

07

Versterken van het internationale milieubeleid

0

0

26

26

09

Handhaving en toezicht

574

77

155

806

10

Leefomgevingskwaliteit

2 363

0

504

2 867

91

Algemeen

16

2 088

5 308

7 412

Totaal generaal

21 325

2 331

11 444

35 100

Toelichting op de omvangrijke vorderingen

Artikel 3

In 2010 is in verband met een onrechtmatige betaling in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) een vordering van € 4,1 mln ingesteld (zie de Bedrijfsvoeringsparagraaf).

Artikel 6

De omvang van het vorderingensaldo bestaat voornamelijk uit een verstrekte achtergestelde lening van € 18,2 mln aan de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA). Aan de achtergestelde lening is de voorwaarde verbonden dat deze lening in 2016 opgeëist kan worden, tenzij een andere wijze van afwikkelen wordt overeengekomen.

Artikel 9

De stand openstaande vorderingen is in 2010 gedaald van € 1,0 mln naar € 0,8 mln. Voor het overgrote deel betreft dit vorderingen handhavingszaken (€ 0,7 mln) en voor een klein deel vorderingen in verband met detacheringsovereenkomsten (€ 0,1 mln). In 2010 is een bedrag van in totaal € 1,2 mln aan vorderingen ontvangen.

Artikel 10

De omvang van het vorderingensaldo betreft o.a. de afrekening met het Bureau Sanering Verkeerslawaai (€ 0,8 mln) en een vordering die voortkomt uit het kostenverhaal bodemsanering (€ 1,6 mln). De afwikkeling van deze laatste vordering is uitbesteed aan het AgentschapNL met betrokkenheid van de Landsadvocaat.

Artikel 91

De omvang van de vorderingen betreft o.a. een vordering op het Kadaster voor de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (€ 1,0 mln), een vordering op het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de doorberekening kosten 4FM (€ 1,8 mln) en enkele verrekeningen met de Rijksgebouwendienst (€ 1,3 mln). Deze vorderingen zijn in 2010 ingesteld en zullen in 2011 worden geïnd.

Ad 9. Extra-comptabele schulden € 7 985

Ad 9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden

Het saldo is bepaald aan de hand van de openstaande facturen met een factuurdatum tot en met 31 december 2010 en geregistreerd tot en met 14 januari 2011.

Ad 10 Voorschotten € 2 391 263

Ad 10a. Tegenrekening Voorschotten

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten in 2010 in EUR x 1000

Stand voorschotten per 31-12-2009

2 656 914

Af: Overgedragen voorschotten aan begrotingshoofdstuk XVIII

– 131

Stand voorschotten per 01-01-2010

2 656 783

Bij: In 2010 verleende voorschotten

620 350

Af: Afgerekende voorschotten

– 885 870

Stand voorschotten per 31-12-2010

2 391 263

Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom
per 31-12-2010 in EUR x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Optimalisering van de ruimtelijke omgeving

125

524

1 411

2 060

02

Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

457 226

137 120

68 541

662 887

03

Klimaatverandering en luchtkwaliteit

100 477

78 910

67 862

247 249

04

Duurzaam Produceren

17 725

179 505

132 080

329 310

06

Verminderen van risico's van stoffen, straling & GGOs

103 970

96 432

66 371

266 773

07

Versterken van het internationale milieubeleid

109 096

25 476

17 069

151 641

09

Handhaving en toezicht

3

28

9 137

9 168

10

Leefomgevingskwaliteit

349 649

121 323

67 821

538 793

91

Algemeen

9 397

23 290

139 197

171 884

Totaal binnen begrotingsverband

1 147 667

662 608

569 489

2 379 764

Departementen

951

912

1 407

3 270

Derden

2 543

3 153

2 533

8 229

Totaal buiten begrotingsverband

3 494

4 065

3 940

11 499

Totaal-generaal

1 151 161

666 673

573 429

2 391 263

Toelichting

Het saldo voorschotten tot en met 31 december 2010 is gedaald met € 265,6 mln van € 2 656,9 mln (ultimo 2009) tot € 2 391,3 mln (ultimo 2010). De grootste nog openstaande voorschotten per artikel worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 1

De stand van de voorschotten is eind 2010 € 2,1 mln. De voorschotten hebben betrekking op een aantal opdrachten en een aantal subsidietoekenningen. Deze voorschotten worden na afronding van de werkzaamheden en na ontvangst van de financiële eindverantwoording afgewikkeld.

Artikel 2

Het totaal van de voorschotten wordt met name verklaard door:

  • voorschotten bufferzones van € 134,2 mln;

  • voorschotten voor de projecten gebiedsontwikkeling (FES) van € 449,6 mln. Het betreffen projecten op grond van het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), het Programma Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) en het Programma Nota Ruimtebudget;

De projecten zijn volop in uitvoering en de afwikkeling van de voorschotten vindt na afronding en verantwoording plaats. Overige voorschotten hebben betrekking op diverse incidentele bijdragen en onderzoeken.

Artikel 3

De stand van voorschotten is eind 2010 € 247,2 mln. Deze stand wordt voor een belangrijk deel verklaard door de betaalde subsidies in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor de verbetering lokale luchtkwaliteit is in 2010 voor de 3e tranche Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) € 43,2 mln betaald. Eerder waren al voor de 1e en 2e en 3e tranche NSL € 154,1 mln toegezegd en betaald.

Andere grote voorschotten betreffen de betalingen aan de Nederlandse Emissie autoriteit (NEa) voor de uitvoering van haar werkzaamheden in 2009 en 2010 (€ 12,3 mln) en de nog niet afgewikkelde subsidies die in het kader van het Programma Milieutechnologie (PROMT) vanaf 2006 zijn toegekend en betaald (€ 12,4 mln).

Artikel 4

De stand van de voorschotten is eind 2010 € 329,3 mln. Deze stand wordt voor een belangrijk deel verklaard door het voorschot voor de aanpak van verpakkings- en zwerfafval ter hoogte van € 294,7 mln aan het Afvalfonds. Dit voorschot wordt in 2013 afgewikkeld. Daarnaast wordt de stand van de voorschotten verklaard door de subsidies (in totaal € 19,39 mln) die in het kader van de Subsidieregeling maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM) de afgelopen jaren zijn toegekend en betaald en het voorschot ten behoeve van rijksbijdrage voor de verwijdering van olie- en vethoudende scheepsafvalastoffen door binnenvaart (€ 2,5 mln).

Artikel 6

De stand van de openstaande voorschotten is eind 2010 € 266,8 mln. Deze stand wordt met name verklaard door de voorschotten vanwege de uitvoering van de saneringregeling asbestwegen 2e fase in de provincies Overijssel (€ 31,5 mln) en Gelderland (€ 5,6 mln) zijn toegekend. Een tweede omvangrijk deel van de voorschottenstand wordt verklaard door de uitgaven (€ 93,7 mln) die door middel van programmafinanciering (subsidieregeling Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden) aan de provinciën zijn toegekend. Verder zijn op het beleidsterrein Verantwoorde Toepassing van Genetisch Gemodificeerde Organismen voorschotten verstrekt voor de uitvoering van het Ecologisch Onderzoekprogramma Biotechnologie ter grootte van € 8,5 mln.

Overige grote voorschotten op dit artikel zijn de subsidie spoorzone Drechtsteden (€ 15,4 mln), een schadevergoeding Yara Sluiskil (€ 13,1 mln), de schadevergoeding naar aanleiding van het Ammoniak-convenant (€ 48,0 mln) en de financiële tegemoetkomingen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van asbest (TNS-regeling).

Artikel 7

De stand van de voorschotten is eind 2010 € 151,6 mln. Deze stand wordt met name verklaard door € 144,8 mln aan voorschotten in het kader van het Clean Development Mechanism (CDM). Deze voorschotten kunnen gezien de looptijd van de individuele CDM-projecten veelal pas in latere jaren worden afgewikkeld. Daarnaast worden de voorschotten verklaard door de voorschotten met betrekking tot het programma Interreg van € 3,1 mln en nog niet afgewikkelde bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

Artikel 9

De stand van de voorschotten is eind 2010 € 9,2 mln. Deze stand wordt met name verklaard door € 7,9 mln aan verleende voorschotten aan het RIVM voor de uitvoering van het Meerjaren Activiteiten Programma 2010.

Artikel 10

De stand van de voorschotten is eind 2010 € 538,8 mln. Deze voorschotten hebben voor een belangrijk deel betrekking op uitvoering bodemsanering. De toekenning van subsidiebudgetten op grond van de Wet bodembescherming vindt plaats voor een periode van vijf jaar op grond van door de bevoegd gezagen ingediende programma’s. Daarna vindt op basis van op basis van de financiële verantwoordingen over de gehele periode afrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Er wordt dus niet tussentijds afgerekend. In 2010 is een groot deel afgerekend, het restant is doorgeschoven naar een later tijdstip. Daarnaast staan voorschotten open in het kader van de uitvoering sanering verkeerslawaai (€ 56,2 mln), de FES-subsidies in het kader van kennis, onderzoek en projecten klimaat (€ 56,9 mln) en de Geluidskaarten (€ 4,9 mln).

Artikel 91

De stand aan openstaande voorschotten is eind 2010 € 171,8 mln. Deze voorschotten hebben o.a. betrekking op nog niet afgerekende vergoedingen aan het RIVM (€ 28,1 mln), apparaatskosten Agentschap NL (€ 54,0 mln), en het AgentschapNL/Infomil (€ 2,4 mln), de kosten voor de vastgoedinformatievoorzieningen (€ 24,3 mln), enkele nog niet afgerekende subsidies (€ 5,5 mln) en de doorberekening van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de kosten 4FM (facility management) (€ 9,1 mln).

Ad 11. Garantieverplichtingen € 63 191

Ad 11a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Dit betreft de garantieverplichtingen die door VROM zijn aangegaan.

De per 31 december 2010 nog lopende garanties (x € 1 000)

Artikel

Omschrijving soort regeling

Maximaal garantiebedrag

Stand per

31-12-2010

A.

100% deelname van het Rijk

  
 

Niet van toepassing

  

B.

Specifieke garanties

  

1. 04

Garantieregeling m.b.t. bodemsaneringkredieten

Volgens borgstellingovereenkomst

Max. € 65,3 mln

644

2. 06

College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB)

P.M.

0

3. 06

Garanties HABOG participanten COVRA

Geldelijke aansprakelijkheid voor onvoorziene Rijksbesluitvorming na 2014 P.M.

0

4. 91

Garantie Kadaster

Maximaal € 60 mln

60 000

5. 02

Garantiestelling Dienst Zuid-As Amsterdam

Maximaal 2,547 mln

2 547

Totaal

63 191

Toelichting

1. Garantieregeling met betrekking tot bodemsaneringkredieten

De garanties betreffen een regeling met betrekking tot kredieten ten behoeve van de bodemsanering van bedrijfsterreinen, te weten het Besluit Borgstelling Midden en Klein Bedrijfskredieten (MKB). Het maximaal beschikbare bedrag voor 2010 bedroeg € 65,3 mln. in 2010 is aan circa € 0,6 mln aan garanties verleend.

2. College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB)

De geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van het CTGB geldt voor eventuele schadeclaims van derden. Deze garantstelling is pro memorie opgenomen. Er is momenteel geen aanleiding te veronderstellen dat het Rijk hierbij financiële risico’s loopt. Er is in 2008 een schadeclaim ontvangen, waarbij de inzet is een rechterlijke procedure te voorkomen en onderling tot een vergelijk te komen. Het CTGB is voor deze schadeclaim niet verzekerd en mag daarvoor ook geen voorzieningen treffen. Een eventuele uitkering wordt gedragen door vier departementen. Het financieel risico voor VROM is van een dermate omvang dat deze binnen de begroting kan worden opgelost.

3. Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA)

De producenten van hoog radioactief afval zullen gezamenlijk een opslagfaciliteit voor hoog radioactief afval, het HABOG opzetten en deze overdragen aan de COVRA. De totale kosten voor het HABOG bedragen € 97,0 mln. De HABOG-participanten hebben dit zelf gefinancierd.

Om de participanten te vrijwaren van onvoorziene financiële consequenties, voor zover die althans het gevolg zijn van onvoorziene Rijksbesluitvorming na 2014 met betrekking tot de passieve exploitatiefase respectievelijk de eindbergingsfase, is in de overeenkomst tussen de HABOG participanten vastgelegd dat de Staat zich hiervoor garant stelt. Aan de geldelijke aansprakelijkheid van de Staat kan daarom geen bedrag worden gekoppeld.

4. Garantie Kadaster

Door de sterke daling van de vastgoedmarkt werd het Kadaster in 2009 geconfronteerd met liquiditeitsproblemen. Het Rijk heeft daarop een krediet beschikbaar gesteld van maximaal € 60,0 mln. Hiervan heeft € 35,0 mln een looptijd tot eind 2011. Eind 2010 was het beroep op dit krediet € 0,0 mln.

5. Garantiestelling Dienst Zuid-As Amsterdam

In 2010 zijn de gemeente Amsterdam en het Rijk overeengekomen dat voor het geval besloten wordt niet tot dokontwikkeling over te gaan, een deel van de door de gemeente Amsterdam in de periode 2009 gemaakte Dokkosten tot een maximum van € 2,5 mln wordt vergoed.

Ad 12. Openstaande verplichtingen € 1 628 059

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Verloop van de verplichtingen in 2010 (x € 1 000)

Stand verplichtingen per 31-12-2009

1 857 664

administratieve correctie i.v.m. te lage stand in de saldibalans 2009

7 227

Stand verplichtingen per 01-01-2010

1 864 891

Bij:

aangegane verplichtingen/verhogingen

927 489

Af:

betalingen

– 1 110 546

 

verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren

– 53 775

Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2010

1 628 059

Verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2010
in € x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Optimalisering van de ruimtelijke omgeving

715

124

5 749

6 588

02

Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

283 448

105 954

42 964

432 366

03

Klimaatverandering en luchtkwaliteit

7 733

37 652

20 036

65 421

04

Duurzaam Produceren

6 209

235 851

9 472

251 532

06

Verminderen van risico's van stoffen, straling & GGOs

26 485

13 502

18 257

58 244

07

Versterken van het internationale milieubeleid

304 387

1 272

3 074

308 733

09

Handhaving en toezicht

651

604

13 683

14 938

10

Leefomgevingskwaliteit

99 769

63 000

62 496

225 265

91

Algemeen

70 140

122 351

68 929

261 420

Totaal binnen begrotingsverband

799 537

580 310

244 660

1 624 507

Departementen

1 528

50

1 160

2 738

Derden

256

43

515

814

Totaal buiten begrotingsverband

1 784

93

1 675

3 552

Totaal generaal

801 321

580 403

246 335

1 628 059

Toelichting

In algemene zin wordt de stand van de openstaande verplichtingen beïnvloed door het feit dat voor de uitvoering van (subsidie) regelingen veel gebruik gemaakt wordt van uitvoeringsorganisaties zoals het AgentschapNL en het RIVM. De opdrachtverlening aan deze organisaties vindt meestal plaats voor een langere periode. De stand van de openstaande verplichtingen is hierdoor hoger dan bij jaargebonden opdrachtverstrekking.

De negatieve bijstellingen (intrekkingen) op verplichtingen die voor 1 januari 2010 zijn aangegaan, bedragen € 53,8 mln. Deze hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingenruimte in verband met definitief vastgestelde opdrachten, subsidies en bijdragen. Een belangrijk deel van de intrekkingen heeft betrekking op de regelingen die door onder andere Agentschap NL en het Bureau Sanering Verkeerslawaai worden uitgevoerd. De verlagingen/intrekkingen betreffen onder andere:

  • Subsidieregeling NIRIS – € 3,2 mln;

  • Beheer regeling BIRK – € 2,8 mln;

  • Sanering Wegverkeerslawaai – € 2,2 mln;

  • Besluitvorming over aanpassing Zuidas Amsterdam – € 8,3 mln.

NEDERLANSE EMISSIE AUTORITEIT (NEa) 2010

De Nederlandse Emissieautoriteit heeft één opdrachtgever, de directie Klimaat en Luchtkwaliteit (K&L), onderdeel van het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De eigenaar van de Nederlandse Emissieautoriteit is de plaatsvervangende Secretaris-Generaal van het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Naast de reguliere werkzaamheden in 2010 zijn de projecten «Update NOx» en «NOx opt-out» uitgevoerd. Verder heeft de NEa in de loop van 2010 nog een extra opdracht gekregen van de Projectdirectie Biobrandstoffen van het voormalige ministerie van VROM om toezicht te gaan houden op de naleving van de wetgeving op het gebied van biobrandstoffen en extra opdrachten ontvangen voor fraudebestrijding bij de registratie van emissiehandel en voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de allocatie van gratis emissierechten voor de periode 2012–2020 (allocatie fase 3).

Door deze aanvullende opdrachten en nieuwe taken is de werklast in 2010 verder toegenomen. In 2010 is een deel van de nieuwe formatieplaatsen, na aanpassing van het organisatie- en formatierapport van de NEa medio 2010, ingevuld. Mede hierdoor wordt getracht vanaf 2011 de inhuur binnen de NEa te beperken. Van het project Proces Automatisering NEa (PAN) is in 2010 de bouwfase gestart, die zal doorlopen tot in 2011.

Het streven was erop gericht de NEa in het 1e kwartaal van 2010 tot zelfstandig bestuursorgaan om te vormen. Als gevolg van de Kabinetscrisis in februari 2010 zijn die voorbereidingen stil komen te liggen nadat de Tweede Kamer de brief van de voormalige minister van VROM, waarin gemeld werd dat ze er naar streefde het zbo-schap uiterlijk op 1 april 2010 te effectueren, controversieel had verklaard. De huidige verwachting is dat de NEa in de loop van 2011 alsnog tot een zelfstandig bestuursorgaan zal zijn omgevormd.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2010

Omschrijving generieke deel

Prestatie 2007

Prestatie 2008

Prestatie 2009

Prestatie 2010

Begroting 2010

Kostprijzen per product in €:

     

Audits

7 532

6 535

6 223

7 957

7 957

Ad hoc onderzoeken

4 445

6 667

5 728

7 078

7 078

Diepte- en/of thema onderzoeken 1

39 214

37 599

– 

– 

– 

Vergunningsaanvragen

12 246

11 288

4 894

4 029

4 029

Onderhoud dossier

1 827

1 609

1 026

852

852

Helpdesk en registeradministratie

1 001

901

923

924

924

      

Tarieven in €:

     

Laag

75

75

84

107

<80

Midden

120

131

127

136

<128

Hoog

142

144

149

139

<150

      

Omzet per productgroep (x € 1 000):

     

Reguliere producten en diensten:

     

Vergunningsaanvragen

367

339

127

117

413

Onderhoud dossier

554

673

482

399

856

Audits

813

562

517

923

622

Ad-hoconderzoeken

276

520

471

630

575

Diepte- en themaonderzoeken

157

150

307

94

166

Handhaving

133

169

154

217

186

Bezwaren en beroepen

31

47

166

94

47

Helpdesk en registeradministratie

626

730

878

905

890

Registeronderhoud EU/UN

784

999

950

769

1 331

Opstart Kyoto

269

    

Advisering en beleidsafstemming

298

183

186

203

393

Voorbereiding uitvoering nieuwe regelgeving

   

325

 

Afsluiten handelsjaar

   

180

 

Toewijzing rechten nieuwkomers

   

158

 

Overige producten en diensten

214

215

351

311

111

      

Projecten:

     

ToVer CO2

1 504

26

   

ToVer NOx

 

864

   

Compliance Forum

  

98

  

Luchtvaart

  

323

  

Nieuwkomers

  

98

  

Update NOx

  

228

1 019

670

NOx opt out/Project NOx opt-out

  

13

26

 

Allocatie fase 3

   

119

 

Biobrandstoffen

   

284

 

Totaal omzet

6 026

5 477

5 349

6 773

6 260

      

FTE – totaal (excl externe inhuur)

26,37

25,53

27

35,84

31,8

      

Saldo van baten en lasten (%)

8,35%

7,27%

– 5,92%

6,42%

0%

      

Kwaliteitsindicatoren:

     

Validatie en Vergunningverlening: % vergunningen verleend binnen wettelijke termijn

64%

86%

95%

97%

>99%

Validatie en Vergunningverlening: % meldingen afgehandeld binnen wettelijke termijn

60%

82%

97%

88%

>99%

Validatie en Vergunningverlening: aantal dossiers van bedrijven in onderhoud

295

416

474

468

465

Registratie Emissiehandel: register CO2 online

100%

91%

98%

99,5%

>99%

Registratie Emissiehandel: register NOx online

100%

99%

100%

99,7%

>99%

Klanttevredenheid: tevreden stakeholders

– 

– 

– 

69%

>65%

Klanttevredenheid: ontevreden stakeholders

– 

– 

– 

8%

<10%

Algemeen: aantal gegronde klachten over uitoefening taken NEa

0

0

0

0

0

Algemeen: aantal ongegronde klachten over uitoefening taken NEa

0

0

0

0

0

Algemeen: % klachten afgerondbinnen wettelijke termijn

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Directe uren primair proces

50%

56%

57%

63%

>65%

X Noot
1

Met ingang van 2009 worden de diepte- en thema onderzoeken niet meer tegen een vooraf vastgestelde kostprijs, maar tegen werkelijke kosten afgerekend.

In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de NEa op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel binnen Nederland vervult. De doelmatigheidsindicatoren in de bovenstaande tabel laten in een aantal gevallen verbeteringen ten opzichte van 2009 zien. De tarieven echter zijn ten opzichte van 2009 gestegen. In de loop van 2010 is het nieuwe O&F rapport van kracht geworden en is begonnen met werven van vaste medewerkers. De tarieven zullen in 2011 dan ook een sterk dalende trend laten zien.

De begrote en geraliseerde omzet per product kan behoorlijk verschillen. Dit is het gevolg van het tijdsverschil tussen begroting en opdrachtverstrekking. Bij het opstellen van de NEa begroting (april) is bij de opdrachtgever nog niet bekend welke producten en diensten zij van de NEa wil afnemen (opdrachtverstrekking in december).

De stijging van de kostprijs van audits en ad hoc onderzoeken komt voort uit het meetellen van de voorbereidingsuren op een onderzoek, deze uren werden in voorgaande jaren ten onrechte niet meegerekend in de kostprijs. Door dit vanaf 2010 wel te doen ontstaat een veel beter zicht in de werkelijke kosten van deze onderzoeken.

De daling van de kostprijzen van de producten «Vergunningsaanvragen» en «Onderhoud dossier» is een gevolg van het project «verbeteringen en werkprocessen meldingen en vergunningen» dat vanaf 2008 en 2009 is doorgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat de werkprocessen bij vergunningverlening en de afhandeling van meldingen efficiënter wordt uitgevoerd.

De daling van het percentage voor vergunningen ten opzichte van de begroting is het gevolg van één te laat afgehandelde aanvraag. De afhandeling van deze aanvraag was afhankelijk van de beantwoording van meerdere gecompliceerde monitoringsvraagstukken.

De daling van het percentage voor de meldingen ten opzichte van de begroting is voor een belangrijk deel veroorzaakt door een administratieve fout. Zestien gelijkluidende meldingen met betrekking tot zestien vestigingen van een bedrijfsketen zijn wel binnen de termijn behandeld, maar de afsluitende brief is in eerste instantie niet verzonden.

Algemene grondslagen voor de waardering

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV), de Regeling departementale begrotingsadministratie (RDB) en de Regeling Baten-lastendiensten 2011.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2010 inzake baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit van het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)\
(x € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2) – (1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Nederlandse Emissieautoriteit

   
    

Totale baten

6 279

6 780

501

Totale lasten

6 279

6 345

66

Saldo van baten en lasten

0

435

435

    

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

41

1 206

1 165

Resultaat

De NEa heeft 2010 afgesloten met een positief resultaat van € 0,4 mln. Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is het resultaat opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • meer opbrengsten opdrachtgever (€ 0,5 mln)

  • lagere personele kosten (€ 0,2 mln)

  • hogere materiële kosten (€ 0,3 mln)

In de toelichting op de begrotings- en realisatiecijfers wordt het resultaat nader verklaard. Voor de opdrachten van de komende jaren zal de de NEa haar tarieven en kostprijzen nog verder aanscherpen waardoor de resultaten de komende jaren op nihil moeten uitkomen.

Balans van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit per 31 december 2010 (voor verwerking van het resultaat)
Balans per 31 december 2010 (x € 1 000)
 

31 december 2010

31 december 2009

ACTIVA

  
   

Vaste activa

  

Immateriële vaste activa

1 155

138

Materiële vaste activa:

  

Inventaris

14

28

 

1 169

166

Vlottende activa

  

Voorraden

9

8

Overlopende activa

1

1

 

10

9

   

Liquide middelen

1 353

1 193

   

TOTAAL ACTIVA

2 532

1 368

   

PASSIVA

  
   

Eigen vermogen

  

Exploitatiereserve

237

554

Onverdeeld resultaat

435

– 317

 

672

237

Kortlopende schulden

  

Crediteuren

315

309

Overige schulden en overlopende passiva

1 545

822

 

1 860

1 131

   

TOTAAL PASSIVA

2 532

1 368

Immateriële vaste activa

De waardering van de immateriële vaste activa wordt bepaald door de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. Voor deze posten wordt een lineaire afschrijvingstermijn van vijf jaar aangehouden. De restwaarde van de immateriële activa wordt geschat op nihil. Deze post bestaat uit softwaresystemen die de NEa zelf heeft ontwikkeld en die ondersteunend zijn aan het primaire proces van de NEa. Deze software is in 2010 geheel afgeschreven. De software was gefinancierd middels de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. De lening is in 2010 afgelost.

In 2009 en 2010 is aan een database gewerkt voor informatiegestuurd toezicht (IGT). Deze database zal begin 2011 in gebruik worden genomen en uiteindelijk worden geïntegreerd in PAN. In 2010 is gestart met de bouw van het PAN systeem. Dit is een nieuw informatiesysteem dat het oude informatiesysteem moet gaan vervangen. PAN zal in de loop van 2011 in gebruik worden genomen.

Op het moment van ingebruikname zal voor de financiering een beroep worden gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen (€ 671 754) bestaat uit het saldo van de exploitatiereserve en het saldo van het onverdeelde resultaat.

In de Regeling baten-lastendiensten 2011 (die terugwerkt tot 1 januari 2010) is opgenomen dat er geen wettelijke reserve meer is toegestaan. Conform de verslaggevingsregels is deze reserve (€ 126 000) per 31 december 2009 toegevoegd aan de exploitatiereserve, hierdoor komt de beginstand per 1 januari 2010 op € 554 000.

Het onverdeelde resultaat over 2009 is toegevoegd aan de exploitatiereserve.

In de Regeling baten-lastendiensten 2011 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar. Het maximale eigen vermogen in 2010 bedraagt

€ 294 529,-. Met de eigenaar zullen afspraken worden gemaakt over de bestemming van het overschot van € 377 225,-.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bestaan enerzijds uit crediteuren, nog te ontvangen facturen, nog te betalen bedragen en overige schulden (totaal € 0,8 mln). Deze posten betreffen voornamelijk facturen voor ingehuurd personeel en onderhoud ICT.

En anderzijds uit het bedrag dat met de opdrachtgever afgerekend moet worden over 2010 (€ 1,0 mln).

Het restant van de lening bij het ministerie van Financiën (€ 0,1 mln) per 31 december 2009 is in 2010 afgelost.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

De huisvesting van de NEa maakt onderdeel uit van de leveringsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Dienst van het voormalige ministerie van VROM. Ten behoeve van de NEa is een onderverhuurovereenkomst getekend tussen het voormalige ministerie van LNV/VWA en het voormalige ministerie van VROM. Deze overeenkomst is per 1 augustus 2005 aangegaan voor een periode van 36 maanden. Na afloop van deze periode wordt de overeenkomst telkenmale stilzwijgend verlengd voor de duur van 1 jaar. De gebruiksvergoeding bedroeg in 2010 € 305 506,- per jaar, inclusief de facilitaire voorzieningen en het inbouwpakket. De gebruiksvergoeding wordt jaarlijks per 1 januari aangepast, conform de Consumentenprijsindex.

Met CapGemini (voorheen Getronics PinkRoccade) is op 18 april 2006 een tweejarig contract afgesloten, met als ingangsdatum 1 mei 2006, voor applicatie- en technisch beheer van de NEa systemen. Het contract kan jaarlijks stilzwijgend worden verlengd met een jaar. Het huidige contract loopt tot 1 mei 2011. De kosten bedragen € 331 861,- per 12 maanden. Het contract is jaarlijks opzegbaar.

Met DECC (Department of Energy and Climate Change) is een overeenkomst aangegaan die de service van het GRETA-systeem regelt. Voor deze service worden 73 090,- Britse ponden per jaar berekend.

De NEa ziet uit doelmatigheidsoverwegingen af van de vorming van een voorziening voor jubileumuitkeringen.

x € 1 000

(1)

(2)

(3)=(2) – (1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengsten moederdepartement

6 260

6 773

513

5 349

Opbrengsten derden

0

4

4

 

Rentebaten

19

0

– 19

2

Bijzondere baten

0

3

3

0

Totaal baten

6 279

6 780

501

5 351

     

Lasten

    

Apparaatskosten:

    

– personele kosten

4 740

4 503

– 237

3 704

– materiële kosten

1 461

1 761

300

1 692

Rentelasten

2

4

2

8

Afschrijvingskosten:

    

– materieel

13

14

1

13

– immaterieel

63

63

0

251

Totaal lasten

6 279

6 345

66

5 668

Saldo van baten en lasten

0

435

435

– 317

Toelichting op de begrotings- en realisatiecijfers

Opbrengsten moederdepartement

In het «Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2010» staat de omzet per productgroep vermeld. De uiteindelijke realisatie over 2010 was € 0,5 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit komt met name door aanvullende opdrachten die in de loop van 2010 zijn verkregen, waardoor uiteindelijk meer producten en diensten zijn geleverd dan oorspronkelijk begroot.

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden bestaat uit ontvangsten voor uitlening van een NEa medewerker aan het Nederlands Normalisatie Instituut voor zijn bijdrage aan een NEN-norm.

Apparaatskosten

De personele kosten komen in totaal € 0,2 mln lager uit dan oorspronkelijk begroot. Dit komt onder andere doordat in de begroting rekening is gehouden met het aantreden van het bestuur van de ZBO in 2010, maar de ZBO vorming heeft nog niet plaatsgevonden.

De materiële kosten zijn € 0,3 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:

  • de VROM brede kosten zijn € 0,1 mln hoger dan oorspronkelijk begroot;

  • de kosten voor de aanvullende opdrachten (onderdeel van de overige materiële kosten) zijn € 0,1 mln hoger dan oorspronkelijk begroot, deze kosten waren niet in de oorspronkelijke begroting opgenomen;

  • de organisatie- en ontwikkelingskosten zijn € 0,1 mln hoger dan oorspronkelijk begroot, deze kosten betreffen de begeleiding en opzet van het nieuwe O&F rapport.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2010
x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2) – (1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

 

Rekening-courant RHB 1 januari 2010

1 920

1 193

– 727

2.

 

Totaal operationele kasstroom

76

1 366

1 290

 

3a -/-

Totaal investeringen

0

– 1 080

– 1 080

 

3b +/+

Totaal boekwaarde

0

0

0

  

desinvesteringen

   

3.

 

Totaal investeringskasstroom

0

– 1 080

– 1 080

 

4a -/-

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

 

4b +/+

Eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

 

4c -/-

Aflossingen op leningen

– 41

– 126

– 85

 

4d +/+

Beroep op leenfaciliteit

0

0

0

4.

 

Totaal financieringskasstroom

– 41

– 126

– 85

5.

 

Rekening courant RHB 31 december 2010

1 955

1 353

– 602

  

(=1+2+3+4)

   
  

(maximale roodstand 0,5 mln euro)

   

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

Investeringskasstroom

Onder de investeringskasstroom vallen de investeringen in immateriële vaste activa (€ 1,1 mln), te weten IGT en PAN.

Financieringskasstroom

Dit betreft de aflossing op de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: WADDENFONDS

Beleidsartikelen

Artikel 1. Waddenfonds
1.1 Algemene beleidsdoelstelling

De doelen van het Waddenfonds zijn als volgt in vier operationele doelen vertaald:

  • 1. het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;

  • 2. het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • 3. een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

  • 4. het ontwikkelen van duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Deze doelen gelden voor het waddengebied als geheel: door middel van subsidies uit het Waddenfonds voor investeringen wordt aan deze doelen bijgedragen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Om de doelbereiking en de maatschappelijke effecten van de bestedingen uit het Waddenfonds kwantitatief zichtbaar te kunnen maken, zijn in de begroting van het Waddenfonds 2010 effectindicatoren opgenomen. Omdat gebleken is dat het eerste Uitvoeringsplan Waddenfonds uit 2006 onvoldoende inhoudelijke sturing en samenhang gaf om te komen tot projecten die fundamenteel bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds, is er een nieuw Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010– 2014 opgesteld dat meer inhoudelijk richting geeft zodat eventuele versnippering van in te zetten middelen wordt voorkomen. Tevens zijn in dit plan de doelen voorzien van gekwantificeerde indicatoren, die ook zullen worden opgenomen in de begroting van het Waddenfonds. Projectvoorstellen die niet passen binnen dit uitvoeringsplan, zullen niet worden gehonoreerd. Het nieuwe Uitvoeringsplan is opgesteld door het Regionaal College Waddengebied en in januari 2010 door de toenmalige minister van VROM goedgekeurd.

Dit beleidsverslag beperkt zich tot een kwalitatieve beschrijving van hoe de gehonoreerde projecten bijdragen aan de vier operationele doelen en de daarbij benoemde prestaties.

Externe factoren

Het succes van een subsidieregeling wordt in belangrijke mate bepaald door de hoeveelheid en kwaliteit van de ingediende projectvoorstellen. Met 106 aanvragen uit de 1e tender, 77 aanvragen uit de 2e tender en 102 aanvragen uit de 3e tender die het totale beschikbare budget verre overstijgen en gegeven het feit dat de subsidieregeling bij de eerste twee tenders slechts gedeeltelijk van kracht was, zal deze succesfactor naar verwachting voor het Waddenfonds positief uitpakken.

Een andere succesfactor is het draagvlak in de regio. Hierin wordt voorzien doordat het Uitvoeringsplan Waddenfonds in het Regionaal College Waddengebied wordt opgesteld en doordat draagvlak in de regio als één van de toetsingscriteria van de regeling geldt. Daarnaast zal een commissie, bestaande uit regionale vertegenwoordigers, zich mogen uitspreken over het voorgenomen besluit van de minister omtrent de te honoreren projecten uit het Waddenfonds.

Tendersysteem

De selectie van investeringsvoorstellen voor subsidie uit het Waddenfonds verlopen via een zogenaamd tendersysteem: gedurende een bepaalde periode in het jaar kunnen projectvoorstellen worden ingediend, die door een onafhankelijke commissie worden beoordeeld. Van te voren is bekend gemaakt hoeveel financiële middelen er voor de tender beschikbaar zijn. Middels dit systeem worden alleen de allerbeste projectvoorstellen gehonoreerd.

3e Tender 2010

In het voorjaar van 2010 is de derde tender van het Waddenfonds opengesteld. Deze tender kon volledig worden opengesteld: dit betekent dat niet alleen lagere overheden, niet-gouvernementele organisaties, particulieren, (kleine en middelgrote) landbouw ondernemingen en de visserijsector projectvoorstellen konden indienen, maar ook subsidie kon worden aangevraagd voor milieubescherming en onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Vanaf de tweede tender kunnen ook projectvoorstellen worden ingediend, die vallen onder de de-minimissteun. Dit laatste houdt in dat afhankelijk van de sector per bedrijf een beperkt bedrag subsidie kan worden ontvangen.

Bij de 3e tender zijn in totaal 102 projectvoorstellen ingediend waarvan er 60 ontvankelijk zijn verklaard. Van deze projecten zijn er op 17 december 2010 18 projecten gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 36,7 mln. Besloten is om het oorspronkelijk beschikbaar gestelde tenderbedrag van € 33,0 mln op te hogen, teneinde meer projecten mogelijk de maken (Stcrt. 2010 nr. 20990, 24 december 2010). Deze ophoging van € 3,7 mln is mogelijk omdat niet in alle jaren het beschikbare tenderbedrag volledig is gebruikt.

Afgesproken is dat aan het einde van de fondsperiode (2026) de investeringen uit het Waddenfonds gelijkelijk verdeeld zullen zijn over ecologie en economie. Van het gehonoreerde bedrag bij de 3e tender komt € 13,9 mln ten goede aan ecologie en € 22,8 mln ten goede aan economie. Over de afgelopen drie tenders is er 57% naar ecologie en 43% naar economie gegaan, zodat bijsturing vooralsnog niet actueel is.

Tot nu toe zijn er drie tenders van het Waddenfonds opengesteld. In het totaal zijn er 285 projectvoorstellen ingediend, waarvan er 53 zijn gehonoreerd. Het totaal aan subsidies bedraagt € 105 mln. De totale projectkosten van de gehonoreerde projecten bedraagt € 180,1 mln, zodat geconcludeerd mag worden dat het beoogde vliegwieleffect werkt. Van iedere euro die via het Waddenfonds geïnvesteerd wordt, is 42 eurocent afkomstig van derden.

Realisatie meetbare gegevens bij algemene doelstelling

In de begroting 2010 is de meetbaarheid en daarmee de afrekenbaarheid van de begroting van het Waddenfonds vergroot:

  • Er zijn indicatoren ontwikkeld waarmee de doelen van de PKB-Waddenzee kunnen worden gemonitoord;

  • De gekwantificeerde doelen uit het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2010–2014 zijn opgenomen in de begroting 2011 van het Waddenfonds;

  • Bij de beleidsevaluatie (eens in de vier jaar) zal zichtbaar worden gemaakt in hoeverre de gehonoreerde projecten hebben bijgedragen aan de vier doelstellingen van het Waddenfonds.

Bij de operationele doelstellingen is de mate van doelbereiking dan ook niet opgenomen. Wel is bij de verantwoording over de operationele doestellingen weergegeven welke in de 3e tender 2010 gehonoreerde projecten daartoe bijdragen.

1.4 Budgettaire gevolgen van het beleid
Artikel 1. Waddenfonds
(x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

0

2 275

41 079

29 245

36 993

40 478

– 3 485

Uitgaven:

0

146

4 453

14 267

6 256

40 478

– 34 222

Programma:

0

0

2 760

13 220

5 216

39 600

– 34 384

 

Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad

0

0

0

685

3 733

17 820

– 14 087

         
 

Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee

0

0

0

0

0

2 376

– 2 376

         
 

Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding

0

0

2 400

11 195

483

17 820

– 17 337

         
 

Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied

0

0

360

1 340

1 000

1 584

– 584

Apparaat:

0

146

1 693

1 047

1 040

878

162

 

Beheers- en uitvoeringskosten

0

146

1 693

1 047

1 040

878

162

Ontvangsten:

0

33 878

33 878

33 878

4 497

33 878

– 29 381

Toelichting

Verplichtingen

Bij de 3e tender zijn in totaal 102 projectvoorstellen ingediend waarvan er 60 ontvankelijk zijn verklaard. Van deze projecten zijn er op 17 december 2010 door de minister van Infrastructuur en Milieu 18 projecten gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 36,7 mln. De verdeling naar operationeel doel is:

  • € 19,7 mln Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad;

  • € 17,0 mln Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding;

  • € 0,0 mln Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied.

Uitgaven

In opdracht van het ministerie van Milieu en Infrastructuur voert de Dienst Landelijk Gebied (DLG) van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het Waddenfonds uit. In 2010 heeft DLG voor een totaalbedrag van € 5,2 mln aan voorschotverzoeken op projecten gehonoreerd. Overeenkomstig de fondssystematiek wordt het niet aangewende deel van het uitgavenbudget naar latere jaren overgeheveld.

Ontvangsten

In 2010 is vanuit het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) artikel 2 «Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid» € 4,5 mln naar het Waddenfonds overgedragen.

Vermogen van het Waddenfonds

De opbouw van het fondsvermogen per 31 december 2010 kan als volgt worden weergegeven:

Bedragen x € 1 000

Cumulatieve ontvangsten Waddenfonds (2006–2010)

106 131

Af: Cumulatieve uitgaven Waddenfonds (2006–2010)

-/- 25 122

Saldo ontvangsten en uitgaven

81 009

  

Saldo ontvangsten en uitgaven

81 009

Af: Openstaande verplichtingen

83 930

Fondsvermogen per 31 december 2010

-/- 2 921

In de Wet op het Waddenfonds is in artikel 3 lid 2 bepaald dat ontvangsten Waddenfonds vanuit de begroting van het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot een bedrag van € 677,6 mln. Het recht op de nog te ontvangen bedragen voor het Waddenfonds kan als volgt worden weergegeven:

Bedragen x € 1 000

Wet op het Waddenfonds (art 3 lid 2)

(excl. efficiencykorting Regeerakkoord)

677 600

Àf: cumulatieve ontvangsten Waddenfonds (2006–2010)

-/- 106 131

Recht op te ontvangen bedragen

571 469

1.3 Operationele doelstelling
1.3.1 Vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied

Instrumenten

  • PKB Waddenzee; de planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

  • (Investerings)subsidies; om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door het rijk investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

  • AMvB Ruimte; hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling.

De gehonoreerde projecten uit de 3e tender die bijdragen aan deze operationele doelstelling:

  • Wadden Sea Long-Term Ecosystem Research (WaLTER). De ontwikkeling van een geïntegreerd monitoringsplan voor de Waddenzee.

  • Ruim baan voor vissen in het waddengebied. Maatregelen en innovatieve oplossingen voor de migratie van vis tussen Waddenzee en watersystemen op het vaste land.

  • Van Polder naar Kwelder: 10 jaar ontwikkeling. Evaluatie van het bestaande verkwelderingsexperiment in Noarderleegh.

  • Metawad-1: hoe habitatherstel trekkende wadvogels beïnvloedt. Onderzoek naar de effecten op trekkende wadvogels van veranderingen van habitats in de Waddenzee.

  • Stelling Den Helder, Poort naar de Waddenzee. Subsidie voor o.a. herstel en behoud van drie forten als onderdeel van het weer herkenbaar maken van Den Helder als vestingstad.

  • Herplant van iepen in de waddenregio. Versterken en herstellen van karakteristieke (iepen)beplantingen.

  • Een sterk staaltje naar het Wad. Vervanging van de stalen vijzel van poldermolen de Goliath, waardoor deze weer kan malen.

Zie voor een uitgebreidere beschrijving van deze projecten: www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/12/17/zoden-aan-de-dijk.html.

1.3.2. Verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee

Instrumenten

  • PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

  • (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

  • AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

Er zijn bij de 3e tender geen projecten gehonoreerd die bijdragen aan deze operationele doelstelling.

1.3.3. Bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden

Instrumenten

  • PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

  • (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

  • AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 3e tender die bijdragen aan deze operationele doelstelling:

  • Biogasleiding Noordoost Friesland. Subsidie voor aanleg biogasleiding in Noordoost Friesland.

  • Energie Transitiepark Eemsdelta fase 1. Pilot testen algenkweeksysteem.

  • Boerderijen aan de Waddenkust. Subsidie voor instandhouding en herstel van cultuurhistorisch karakteristieke boerderijen en boerderij-erven.

  • Herplant van iepen in de waddenregio. Versterken en herstellen van karakteristieke (iepen)beplantingen.

  • Opwaardering landschappelijke waarden wierde Weiwerd. Opwaardering van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de wierde Weiwerd.

  • Een sterk staaltje naar het Wad. Vervanging van de stalen vijzel van poldermolen de Goliath, waardoor deze weer kan malen.

  • Nieuwland, jeugdherberg wordt gastenverblijf. Herbestemming voormalige jeugdherberg tot toeristisch gastenverblijf.

  • Vissers van de Wadden. Flexibilisering van het kleine kustvisserijbedrijf met als doel het beter samengaan van visserij en natuurbeheer in de Waddenzee.

  • Kiek over Diek. Aanleg doorgaande fietsroute langs en over de gehele Groningse waddenzeedijk.

  • De Nollen: symbiose van natuur, cultuur en ecologie. Subsidie voor de bouw van tentoonstellingsruimten, gastverblijven, een beheerderwoning en de inrichting van het overgangsgebied van de Stichting de Nollen naar het gebied van Noord-Holland.

  • Kweldercentrum Noarderleech. Realisatie kweldercentrum Noarderleech, een ontmoetings- en informatiecentrum.

  • Ecomare – de westelijke waddenpoort. Het op een hoger plan tillen van Ecomare op het gebied van educatie en voorlichting.

  • Zilt perspectief. Onderzoek naar de gevolgen van de verzilting en de mogelijkheden van de landbouw om daarbij aan te sluiten.

Zie voor een uitgebreidere beschrijving van deze projecten: www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/12/17/zoden-aan-de-dijk.html.

1.3.4. Het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied

Instrumenten

  • PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

  • (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

  • AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

Er zijn bij de 3e tender geen projecten gehonoreerd die bijdragen aan deze operationele doelstelling.

1.4 Overzicht beleidsonderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Quality StatusReport

vervolgmeting

01

2008

2010

http://www.waddensea-secretariat.org/ QSR-2009/index.htm

1.5 Slotwet
(Bedragen x € 1 000)

Artikel 1. Waddenfonds

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

43 164

34 065

4 497

Mutaties Slotwet 2010

– 6 171

– 27 809

0

Stand Slotwet 2010 (Realisatie)

36 993

6 256

4 497

Toelichting

Verplichtingen

De onderuitputting van het verplichtingenbudget wordt met name veroorzaakt doordat bij 2e suppletoire begroting 2010 de niet aangewende middelen 2009 in z’n geheel naar dit begrotingsjaar zijn doorgeschoven. Gelet op de verplichtingen 3e tender en de uitvoeringskosten had een deel ook naar latere jaren moeten worden doorgeschoven.

Uitgaven

In opdracht van het ministerie van Milieu en Infrastructuur voert de Dienst Landelijk Gebied (DLG) van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het Waddenfonds uit. In 2010 heeft DLG voor een totaalbedrag van € 5,2 mln aan voorschotverzoeken gehonoreerd. Overeenkomstig de fondssystematiek wordt het niet aangewende deel van het uitgavenbudget, € 27,8 mln naar latere jaren overgeheveld.

2. Jaarrekening
De verantwoordingsstaat 2010 van het Waddenfonds
bedragen (x € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2) – (1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

  

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

Beleidsartikelen

         

01

Waddenfonds

40 478

40 478

33 878

36 993

6 256

4 497

– 3 485

– 34 222

– 29 381

 

Sub-totaal

 

40 478

33 878

 

6 256

4 497

 

– 34 222

– 29 381

           

07

cumulatief voordelig eindsaldo 2009

 

0

0

 

82 768

82 768

 

+82 768

+82 768

 

Sub-totaal

 

40 478

33 878

 

89 024

87 265

 

+48 546

+53 387

          

08

Nadelig eindsaldo 2010

    

0

1 759

0

0

+1 759

05

Totaal

 

40 478

33 878

 

89 024

89 024

 

+48 546

+55 146

De Saldibalans van het Waddenfonds per 31 december 2010 (x € 1000)
 

31-12-2010

31-12-2009

 

31-12-2010

31-12-2009

1. Uitgaven ten laste van de begroting

  

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

  
   

– Begroting 2008

 

63 157

– Begroting 2009

 

14 267

– Begroting 2009

82 7681

33 878

– Begroting 2010

6 256

 

– Begroting 2010

4 497

 
      

3. Liquide middelen

0

0

   
      

4. Rekening-courant RHB

81 009

82 768

4. Rekening-courant RHB

0

0

      

5. Uitgaven buiten begrotingsverband

0

0

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

0

0

      

7. Openstaande rechten

0

0

7a. Tegenrekening openstaande rechten

0

0

      

8. Extra-comptabele vorderingen

0

0

8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

0

0

      

9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

0

9. Extra-comptabele schulden

0

0

      

10. Voorschotten

21 316

17 327

10a. Tegenrekening voorschotten

21 316

17 327

      

11a. Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

11. Garantieverplichtingen

0

0

      

12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

83 930

53 733

12. Openstaande verplichtingen

83 930

53 733

      

13. Deelnemingen

0

0

13a. Tegenrekening deelnemingen

0

0

Totaal-generaal

192 511

168 095

Totaal-generaal

192 511

168 095

X Noot
1

Saldering cumulatieve ontvangsten en cumulatieve uitgaven door toevoeging van het saldo aan de ontvangsten van het lopende jaar.

Toelichting

Ad 1. en 2. Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting resp. € 6 256 en € 87 265

Bij de begrotingsuitgaven en –ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Staten-Generaal zijn goedgekeurd.

Ad 4. Rekening-courant RHB € 81 009

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de verhouding met de Rijksschatkist geadministreerd. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatst verstuurde saldobiljet van de RHB.

ad 10. Voorschotten € 21 316

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten in 2010 in EUR x 1 000

Stand voorschotten per 31-12-2009

17 327

Bij:

In 2010 verleende voorschotten

6 001

Af:

Afgerekende voorschotten

– 2 012

Stand voorschotten per 31-12-2010

21 316

Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2010 in EUR x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Waddenfonds

2 533

12 782

5 388

20 703

Totaal binnen begrotingsverband

2 533

12 782

6 001

21 316

Departementen

0

0

0

0

VROM-diensten

0

0

0

0

Derden

0

0

0

0

Totaal buiten begrotingsverband

0

0

0

0

Totaal-generaal

2 533

12 782

6 001

21 316

Ad 12. Openstaande verplichtingen € 83 930

Verloop van de verplichtingen in 2010 in EUR x 1 000

Stand verplichtingen per 31-12-2009

 

53 733

Bij:

Aangegane verplichtingen/verhogingen

 

36 993

Af:

Betalingen

6 256

 
 

Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren

540

– 6 796

Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2010

 

83 930

Verplichtingen binnen begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2010
in EUR x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Waddenfonds

23 276

24 242

36 412

83 930

Totaal binnen begrotingsverband

23 276

24 242

36 412

83 930

Departementen

0

0

0

0

VROM-diensten

0

0

0

0

Derden

0

0

0

0

Totaal buiten begrotingsverband

0

0

0

0

Totaal generaal

23 276

24 242

36 412

83 930

BIJLAGE 2: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S / RWT’S

Hieronder volgt een overzicht van de ZBO’s en RWT’s per 31 december 2010. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen van VROM deze organisaties een bijdrage hebben geleverd.

bedragen x € 1 000

Naam organisatie

RWT

ZBO

Wettelijke Taak

Begrotingsartikel

Raming

Realisatie

URL

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers

X

X

Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden

Artikel 91 Algemeen

16 500

16 500

www.kadaster.nl

        

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland

Artikel 6 Risicobeleid

431

431

www.ctb-wageningen.nl

        

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

Artikel 91 Algemeen

5 709

5 358

www.stab.nl

        

Stichting Bureau Architecten Register

X

X

Beheren van het architectenregister

Artikel 2 Realisatie Nationaal Ruimtelijk beleid; O.D. Stimuleren van architectonische kwaliteit m.b.t. het interdepartementale architectuurbeleid

475

373

www.architectenregister.nl

In de begroting 2010 was aangekondigd dat Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) de status van ZBO zonder rechtspersoonlijkheid zal krijgen. In de brief van de 25 januari 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 28 737, nr 19) is dit voornemen door de toenamalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bevestigd. Deze brief is in verband met de kabinetswisseling als controversieel onderwerp door de Tweede Kamer aangemerkt (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 333, nr. 64).

BIJLAGE 3: INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (INHUUR EXTERNEN)

Tabel: uitgaven voor inhuur externen 2010 (bedragen x € 1 000)
 

VROM

Kern

Rgd

Nea

Dienst van de Huurcommissie

Programma- en apparaatskosten

     

1. Interim-management

1 431

335

1 080

 

16

2. Organisatie- en Formatieadvies

2 028

1 448

556

24

 

3. Beleidsadvies

9 394

8 410

984

  

4. Communicatieadvisering

716

644

 

72

 

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

13 569

10 837

2 620

96

16

      

5. Juridisch Advies

964

626

284

54

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

13 660

10 677

1 785

1 176

42

7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie

3 614

2 726

841

47

 

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

18 258

14 029

2 910

1 277

42

      

Uitzendkrachten (formatie & piek)

27 116

12 699

3 999

1 818

8 600

Ondersteuning bedrijfsvoering

27 116

12 669

3 999

1 818

8 600

      

Totaal uitgaven inhuur externen (A)

58 943

37 565

9 529

3 191

8 658

Totaal uitgaven ambtelijk personeel (B)

257 630

178 768

70 085

2 426

6 351

Percentage inhuur externen (A)/ (A+B)x 100%

18,6%

17,4%

12,0 %

56,8%

57,7%

Toelichting

In de brief van 24 juni 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 701, nr. 21) wordt inzicht gegeven in het nieuwe sturingsinstrument voor externe inhuur. Kern daarvan is een norm voor externe inhuur van 13 % van de totale personele kosten. Overschrijding van deze norm vraagt om een verantwoording door de betreffende minister («comply or explain»). Er kunnen immers plausibele verklaringen ten grondslag liggen aan de overschrijding. Verantwoording over deze overschrijding zal plaatsvinden in het jaarverslag.

In de brief wordt ook aangegeven dat met name ministeries die in 2008 meer hebben uitgegeven aan externe inhuur dan de norm van 13 % in 3 jaar naar die «comply or explain» norm toegroeien. De uitgaven voor inhuur in 2008 bedroegen 17,2 % van de totale personele uitgaven. Voor 2009 en 2010 gelden dan ook normpercentages van respectievelijk 15,8 % en 14,4% van de totale personele uitgaven.

In 2010 is door het ministerie, inclusief de onder het ministerie ressorterende Baten/Lasten-diensten € 58,9 mln uitgegeven aan inhuur. Dit komt neer op een percentage van 18,6 %, waarmee de normpercentage van 14,4 % niet is gerealiseerd. Dit is terug te voeren op een beperkt aantal concrete posten.

Kerndepartement

Inhuur bij directie informatievoorziening

vhVROM heeft hoge uitgaven voor inhuur van ICT-ondersteuning. De ICT-kolom heeft sinds 2006 sterk geanticipeerd op de bezuinigingen, de leegloop was beduidend groter dan de taakstelling. Omdat het werk toch moest plaatsvinden is er zolang dat nodig was capaciteit ingehuurd. De inhuur heeft niet plaatsgevonden om zo de effecten van de personele taakstelling weg te nemen. Voor een ander deel betrof het uitgaven die samenhangen met omvangrijke en tijdelijke ICT-projecten, zoals het project Basisregistratie Adressen en gebouwen (BAG) en het project Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Voor deze projecten is er onvoldoende capaciteit en specifieke deskundigheid binnen VROM/WWI beschikbaar. Het gaat om tijdelijke projecten die inmiddels zijn dan wel op korte termijn worden afgerond.

Transitie-uitgaven

Als gevolg van departementale herverkavelingen naar aanleiding van het Regeerakkoord stond VROM/WWI voor een stevige transitieopgave. Met name op het terrein van «accountancy, financiën en administratieve organisatie» bleek het noodzakelijk om voor de laatste maanden van 2010, de periode waarin altijd sprake is van een piekbelasting, extra capaciteit in te huren. Mede hierdoor is VROM/WWI in staat geweest om tijdig de budgetten en de financiële administratie naar de departementen BZK, I&M en EL&I over te dragen en daarnaast de medewerkers op te leiden voor hun nieuwe werkomgeving. De tijdelijke contracten worden in het eerste kwartaal 2011 beëindigd.

Baten/Lasten-diensten

Rijksgebouwendienst:

De Rijksgebouwendienst (Rgd) is een dienstonderdeel dat voor alle departementen werkt. Extra opdrachten vanuit de departementen leiden veelal tot extra inhuur, waarop vanuit VROM/WWI slechts in beperkte mate gestuurd kan worden. Binnen de Rgd waren in 2010 tal van diverse (grotere) projecten gestart en in uitvoering die gepaard gingen met meerkosten van de inhuur. De inzet van externe capaciteit voor het primaire proces van de Rgd (bouwkundigen etc.) is niet opgenomen in deze tabel. Dit is in lijn met de voorschriften en de gebruikelijke wijze van rapportage. Het gaat om een bedrag van € 24,9 mln.

NEa

De inhuur wordt met name veroorzaakt door diverse grote projecten in 2010. Als deze project inhuur buiten beschouwing wordt gelaten dan is het percentage 30%. Dit percentage is nog aan de hoge kant, maar in 2010 is het nieuwe Organisatie- en Formatierapport van kracht geworden en is begonnen met werven van nieuwe vaste medewerkers. In 2011 zal de externe inhuur daardoor dalen.

De Dienst van de Huurcommissie

De Dienst van de Huurcommissie heeft ingehuurd op formatieplaatsen en ten behoeve van het project Innovatie om de invoering van het nieuwe bedrijfssoftwarepakket Themis te faciliteren en begeleiden. Deze inhuur is allemaal als uitzendkracht vastgelegd. De inhuur bedroeg 57,7% van de totale personele kosten.

De Dienst van de Huurcommissie heeft gekozen voor een flexibele formatie. Hierdoor is het mogelijk om sneller te anticiperen op een afwijkend aanbod van de werkvoorraad. Omdat de Dienst van de Huurcommissie nu nog in de opbouwfase van de organisatie zit, is er ook nog sprake van bovenmatige inhuur, vanwege het nog niet ingevuld zijn met vast personeel van alle daarvoor beoogde formatieplaatsen. Daarnaast bestond het project Innovatie uit externe inhuur, vanwege de specifieke ICT-kennis die daarvoor nodig was/is.

BIJLAGE 4: PUBLICATIE PERSONELE TOPINKOMENS

Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2010 vastgesteld op € 193 000,-. (was in 2009 € 188 000,-).Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro's

Functie

Belastbaar jaarloon 2009

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009

Totaal 2009

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioen afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Ontslagvergoeding

Totaal 2010

Motivering

Opmerkingen

Directeur VROM

119 113

28 743

147 874

180 440

18 094

198 534

1

1

Medewerker VROM

55 630

12 308

67 938

58 390

114 699

96 801

269 890

2

2

Toelichting

Ad 1 De directeur was «remplacant» binnen een portefeuille waarop overtolligheid dreigde. Het bevoegd gezag heeft met betrokkene hiertoe een regeling afgesproken die leidt van werk tot werk.

Aan betrokkene is bij ontslag op 15 augustus 2010 analoog aan voorziening 25 uit het Sociaal Flankerend Beleidkader 2008–2012 een stimuleringspremie toegekend van 9 maandsalarissen, aangevuld met een uitkering van 3 maandsalarissen. Deze eenmalige betaling is door vmVROM is uitgekeerd via het salaris.

Ad 2 De medewerker heeft een (bedreigde) functie binnen een directie waarop overtolligheid dreigde. Het bevoegd gezag heeft met betrokkene hiertoe een regeling afgesproken die leidt van werk tot werk. De regeling voorziet in een compensatie van pensioentekort en een ontslagvergoeding van 19 maandsalarissen.


X Noot
1

Monitor Nota Ruimte.

Naar boven