31 209
Schoon en zuinig

nr. 77
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2009

Zoals ik u in november 2008 heb toegezegd tijdens het Kamerdebat over «Schoon en Zuinig», ontvangt u hierbij mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, voor Wonen, Wijken en Integratie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en alsmede namens de staatssecretaris van Financiën en van Verkeer en Waterstaat, de «Monitor Schoon en Zuinig, opzet en versie 2008» en ook de «Verkenning Schoon en Zuinig, Stand van Zaken 2009».1 Daarnaast is bij de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat de motie Cramer c.s. (31 700 XII, nr. 34) ingediend. Met de betreffende motie werd verzocht, in geval dat mocht blijken dat de sector verkeer niet op koers zou liggen, voorstellen te doen voor eventuele aanvullende, kosteneffectieve maatregelen. In deze brief wordt apart aandacht besteed aan verkeer en vervoer en daarmee geeft de brief tevens een invulling aan deze motie.

Inleiding

Dit kabinet heeft bij zijn aantreden ambitieuze doelstellingen geformuleerd op het gebied van klimaatbeleid: 30% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990, 20% hernieuwbare energie in 2020 en in de periode 2011 tot 2020 gemiddeld jaarlijks 2% energiebesparing. Voor het halen van deze doelen is het zeer belangrijk de voortgang goed in de gaten te houden. Zeker nu recent in Kopenhagen door wetenschappers is geconcludeerd dat CO2 uitstoot sneller zal moeten worden beteugeld dan tot nu toe werd gedacht. Kijken naar wat er tot nu toe is bereikt (via de Monitor) en voorspellen waar het ingezette beleid toe zal leiden (via de Verkenning) is hier dus een cruciaal onderdeel van. Meten is weten: het samenhangend bouwwerk van Monitor en Verkenning biedt het kabinet de mogelijkheid tijdig bij te sturen als daar aanleiding voor is.

Monitor 2008

Het werkprogramma Schoon en Zuinig bestaat uit vele beleidsacties; subsidies, fiscale maatregelen, regelgeving, afspraken of anderszins die door verschillende departementen worden uitgevoerd. Vanuit mijn coördinerende rol voor Schoon en Zuinig heb ik ECN, SenterNovem, PBL en Ordina opdracht gegeven een Monitor te ontwikkelen om de voortgang van het werkprogramma te volgen en informatie te krijgen over de feitelijke realisatie.

Het monitorrapport geeft niet alleen een beschrijving van de opzet van het systeem, het bevat ook een zo volledig mogelijke eerste invulling op basis van de nu beschikbare gegevens. Het effect op nationaal niveau van het ingezette beleid in 2008, blijkt nu nog niet bepaald te kunnen worden. Er is al wel een aantal indicatoren beschikbaar voor 2008. Deze geven aan dat er substantiële voortgang geboekt is.

De eerstvolgende Monitor zal de Kamer ontvangen bij de Evaluatie van het programma Schoon en Zuinig in het voorjaar 2010. Vanaf 2011 zal jaarlijks rond Prinsjesdag een actuele Monitor naar de Kamer worden gestuurd. De informatie over het voorgaande jaar is dan pas beschikbaar. Hier heb ik echter voor dit jaar niet op willen wachten. Dit betekent wel dat nog niet overal alle informatie over 2008 beschikbaar is.

Doelbereiking 2011

In tabel 1 zijn de door het Kabinet geformuleerde tussendoelen1 voor 2011 weergegeven.

Tabel 1: Kabinetsdoelen 2011 voor Schoon en Zuinig en verwachte realisatie

 Doelstelling kabinet 2011Verwachte resultaten 2011
Broeikasgassenmaximaal 209 Mton CO2eq broeikasgasemissieWordt naar verwachting gehaald
Energiebesparing29–61Pjprim per jaar≥24–54 Pjprim
Duurzame energie4% biobrandstoffen 2285 MW gecommitteerd4% biobrandstoffen indien vergunningverlening succesvol, 3496–3541 MW mogelijk

Voor broeikasgassen is voor 2011 de doelstelling geformuleerd dat de emissie van broeikasgassen niet hoger mag zijn dan in 2007. Het doel van 209 Mton wordt naar verwachting gehaald. Hoewel de effecten van de kredietcrisis en de economische ontwikkelingen op de periode tot 2011 nog niet volledig in beeld zijn te brengen, tonen eerste indicatieve berekeningen dat aan (PBL in voorbereiding).

Voor energiebesparing is een doelstelling geformuleerd van 29 à 61 PJ extra besparing. De Verkenning raamt voor 2011 een besparing van 24 à 54 PJ. Het ziet er derhalve naar uit dat het tussendoel voor 2011 binnen bereik blijft.

In de brief van de Minister van Economische Zaken van 20 februari jl. waarmee de Kamer werd geïnformeerd over de openstelling van de SDE 2009 is een bijlage 2 opgenomen waarin is aangegeven hoeveel MW duurzame energie er in totaal in deze kabinetsperiode (2008–2011) vanuit de SDE zal worden gecommitteerd en hoe dit totaal is verdeeld over de verschillende categorieën. Het gaat daarbij om in totaal 2996–3041 MW, waarbij wind op land met 2050 MW en wind op zee met 450 MW een belangrijk aandeel voor hun rekening nemen. Recent heeft het kabinet besloten om de doelstelling voor wind op zee te verhogen van 450 MW naar 950 MW, waardoor het totaal te committeren vermogen uitkomt op 3496–3541 MW.

Behalve het 2011 nationale tussendoel voor duurzame energie is ook de Europese duurzame elektriciteitsdoelstelling van belang. De Verkenning raamt voor 2010 een aandeel van 9,1%1, daar waar het doel 9% is.

Verkenning 2020

De doelen voor 2020 zijn ambitieus. Om te kunnen beoordelen of de beleidsinzet met het oog op de realisatie van die doelen voldoende effectief is, is alleen een Monitor niet genoeg. Er zijn ramingen nodig die naar de toekomst kijken. Daarom heb ik ECN en PBL gevraagd een Verkenning voor 2011 en 2020 te verrichten. De effecten van het aanvullend beleidsakkoord zijn hierin verwerkt. Alleen het effect van de extra gelden voor duurzaam ondernemen, duurzame agrarische sector en onderhoud en bouw van jeugdzorginstellingen en scholen is nog niet meegenomen.

De onzekerheden richting 2020 zijn natuurlijk nog groot. De Verkenning werkt daarom met een onder- en een bovenmarge. Twee belangrijke elementen van onzekerheid zijn de verwachte CO2 prijs vanaf 2013 (variërend tussen de 20 en 50 euro per ton) en de economische groei (variërend tussen gemiddeld 1% per jaar tot 2,9% per jaar tot 2020). Deze onzekerheden resulteren in een grote bandbreedte. Zo varieert de broeikasgasemissie in 2020 zonder het beleid van Schoon en Zuinig tussen de 225 en 262 Mton CO2eq, een bandbreedte van maar liefst 37 Mton CO2eq.

Broeikasgasreductie

Het beeld bij het beleid gericht op de reductie van broeikasgassen voor de sectoren die niet onder emissiehandel vallen varieert tussen het halen van de doelstelling tot een tekort van 17 Mton. Aanvullend beleid kan dus nodig zijn en wordt daarom voorbereid.

De sectoren die onder emissiehandel vallen liggen op schema. Indien Kopenhagen niet succesvol is, is er een tekort. Voor de sectoren die wel onder emissiehandel vallen is er immers een Europese reductiedoelstelling van 21 procent ten opzichte van 2005. Dit is minder stringent dan de 30% ambitie van Schoon en Zuinig ten opzichte van 1990. Het kabinet zet zich in om in Kopenhagen in december vergaande mondiale afspraken te maken als opvolger van het Kyoto protocol. Afhankelijk daarvan zal de EU daarna kunnen besluiten haar doelstelling voor de ETS sectoren aan te passen richting 30% reductie ten opzichte van 1990.

Het kabinet constateert dat er voor de sectoren die niet onder emissiehandel vallen een verbetering is ten opzichte van de Beoordeling van Schoon en Zuinig uit 2007. Dit laat onverlet dat aanvullend beleid wordt ontwikkeld en waar nodig wordt verwerkt in de Evaluatie in voorjaar 2010.

In tabel 2. zijn de emissies en beleidsresultaten per sector voor het niet ETS deel aangegeven.

Tabel 2: Emissiedoelen niet – ETS sectoren uit werkprogramma Schoon en Zuinig in relatie tot resultaten Verkenning

 Emissiedoelen uit het werkprogramma Schoon en Zuinig in Mton CO2eqResultaten 2020 Verkenning in Mton CO2eq
Gebouwde omgeving15 à 2020 à 25
Verkeer30 à 3427 à 37
Landbouw5 à 65 à 71
Overige gassen25 à 2722 à 35

1 Dit is exclusief de CO2 emissies van de WKK»s. Deze emissies worden door ECN/PBL toegerekend aan landbouw, maar dit geeft een vertekend beeld van de inspanningen in de sector. In de evaluatie 2010 wordt kabinetsbreed een oplossing gepresenteerd.

Energiebesparing

Het besparingstempo varieert volgens de geactualiseerde Verkenning tussen de 1,4 en 1,8% per jaar. De additionele besparing die ontstaat door een hogere elektriciteitsprijs (financiering van de SDE via een opslag op de elektriciteitsprijs, waartoe in het aanvullend akkoord besloten is), leidt tot een additionele besparing, maar de Verkenning geeft aan dat dit naar verwachting beperkte effecten zal hebben. De Verkenning geeft ook aan dat het voornemen om in de gebouwde omgeving besparingen desnoods met verplichtende maatregelen af te dwingen, vooralsnog niet concreet genoeg is om hier effecten aan toe te kennen.

Duurzame energie

In de notitie «Tussenstand van een aantal onderdelen uit het werkprogramma Schoon en Zuinig» (PBL/ECN, november 2008) staat aangegeven: «de duurzame energieproductie bereikt een niveau van 7% in 2020 met een bandbreedte van 5%-9%...». Ook PriceWaterhouseCoopers heeft in haar rapport «Crisis or not, renewable energy is hot» aangegeven dat extra inspanningen nodig zouden zijn. Het kabinet heeft ondertussen aanvullende maatregelen genomen. In het aanvullend beleidskader is afgesproken dat om de schone en zuinige energievoorziening voor de toekomst veilig te stellen de SDE in zijn huidige vorm zal blijven bestaan maar dat deze ruimer en robuuster wordt gefinancierd door een opslag op het elektriciteitstarief. Zo wordt langjarige zekerheid gegeven over de beschikbaarheid van voldoende middelen om de ambitie van 20% duurzame energie in 2020 te realiseren. Bij de uiteindelijke vormgeving zullen de koopkrachteffecten en de budgettaire beheersbaarheid worden meegewogen.

ECN en PBL gaan in hun berekeningen bij de hoge inschatting uit van een voldoende financiering voor 35% duurzame elektriciteit. Voor het realiseren van de 20% doelstelling is echter een grotere inspanning nodig dan die door ECN en PBL verondersteld is, bijvoorbeeld bij groen gas, duurzame warmte en/of een hoger percentage duurzame elektriciteit.

Stand van zaken voor de sector verkeer en vervoer in 2020

De nu beschikbare resultaten uit de Verkenning en Monitor Schoon en Zuinig tonen aan dat de sector verkeer en vervoer bij volledige uitvoering van het maatregelenpakket op koers ligt om de CO2-doelen van 2020 te halen. ECN/PBL constateren dat de verwachte CO2 uitstoot in 2020 een bandbreedte kent van 27–37 Mton, waar de doelstelling van het Schoon en Zuinig werkpakket 30–34 Mton was. Het effect van het maatregelpakket ligt wat lager dan 1,5 jaar geleden, maar het pakket is door onder andere Europese besluitvorming (bijv. de vaststelling van CO2 emissienormen voor personenauto’s) een stuk concreter geworden. Bij het bepalen van het reductiepotentieel van het maatregelpakket is met name de onderkant van de bandbreedte aanzienlijk harder geworden.Uit de nieuwe referentieraming blijkt opnieuw, dat de sector verkeer en vervoer gevoelig reageert op variaties in economische groeiverwachting. ECN/PBL hebben de effecten van de (ten opzichte van de in Voortgangsrapportage 1, d.d. 30 juni 2008) mogelijke gewijzigde uitrol van de kilometerbeprijzing niet meer integraal in de Verkenning kunnen verwerken.

Vanuit de sector zijn en worden – aanvullend op het werkprogramma Schoon en Zuinig – tal van maatregelen genomen in het teken van duurzame mobiliteit. Hiermee wordt intensief verder gewerkt door bedrijfsleven en overheid aan het robuuster maken van de inzet van de sector verkeer en vervoer. Met het sectorakkoord Duurzaamheid in Beweging zijn kansrijke initiatieven door de sector in gang gezet. Ik verwijs in dit verband naar hoofdstuk 6 van de bij deze brief gevoegde Monitor Schoon en Zuinig. Nog voor de zomer worden deze initiatieven per deelsector nader uitgewerkt en in afspraken vastgelegd.

Voorts wordt fors ingezet op het elektrisch rijden. Het kabinet heeft hiervoor het initiatief genomen om samen met de sector en de medeoverheden een ambitieus plan van aanpak op te stellen, dat nog voor de zomer wordt gepresenteerd. De introductie van elektrisch rijden zal een positieve bijdrage leveren aan de reductie van CO2-uitstoot door het verkeer.

De sector verkeer en vervoer is daarmee volop in beweging om de klimaatdoelstellingen ook daadwerkelijk te realiseren.

Vervolg

Het kabinet gaat met de conclusies van de Verkenning actief aan de slag. In de komende periode zal hard gewerkt worden aan de uitvoering van het werkprogramma en het verder invullen hiervan om te zorgen dat de marges die ECN/PBL toekennen aan de beleidseffecten substantieel kleiner zullen zijn ten tijde van de Evaluatie. Hiernaast bereidt het kabinet aanvullend en/of alternatief beleid voor, zodat indien het kabinet daartoe besluit, bij de Evaluatie in voorjaar 2010 direct deze maatregelen kunnen worden genomen.

Uitgangspunt is en blijft het realiseren van de kabinetsambities op het terrein van de reductie van broeikasgassen, de hoogte van de energiebesparing en het aandeel duurzame energie in 2020.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zie voor wat betreft energiebesparing en duurzame energie Kamerstukken II, 31 209, nr. 5, november 2007 en voor broeikasgassen Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, aanhangsel van de handelingen, nr. 1119.

XNoot
1

Dit is het netto aandeel terwijl de Europese doelstelling het bruto aandeel betreft. In 2007 was het bruto aandeel 0,2 procentpunt hoger dan het netto aandeel. Bij een hoger aandeel zal dit verschil nog iets groter zijn.

Naar boven