32 637 Bedrijfslevenbeleid

35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 417 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 april 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brieven Invest-NL: staatssteungoedkeuring Europese Commissie (Kamerstuk 35 123, nr. 33), Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Kamerstuk 26 485, nr. 313), Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030 (Kamerstuk 34 682, nr. 31), Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven (Kamerstuk 32 637, nr. 388), Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen(IMVO) (Kamerstuk 26 485, nr. 320), Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel (Kamerstuk 29 826, nr. 121), Nederlandse Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) rapport (Kamerstuk 32 852, nr. 110), Start Invest-NL (Kamerstuk 35 123, nrs. 34 en 35), Aanvullende Overeenkomst en investeringsbedragen Invest-NL (Kamerstuk 28 165, nr. 320) en CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers (Kamerstuk 30 573, nr. 179).

De vragen en opmerkingen zijn 2 april 2020 aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 17 april 2020 zijn de vragen, die betrekking hebben op COVID-19, beantwoord (Kamerstukken 32 637 en 35 420, nr. 416). Bij brief van 23 april 2020 zijn de overige vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Diks

De griffier van de commissie, Nava

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

1.

Hoe vaak wordt bijvoorbeeld de IMVO-scanner gebruikt?

Antwoord

Waarschijnlijk verwijst u naar de MVO Risico Checker1. De IMVO Risico Checker is een instrument van MVO Nederland dat wordt ondersteund door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2019 had de MVO Risico Checker 14355 unieke bezoekers. Mocht u de grondstoffenscanner bedoelen, dan kan gemeld worden dat Grondstoffenscanner gemiddeld 1.310 bezoekers per maand heeft.

2.

Op basis waarvan wordt besloten of grondstoffen risico’s hebben voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI)?

3.

Kan de Staatssecretaris hier voorbeelden van geven?

4.

Kan de Staatssecretaris ook toelichten op basis van welke criteria wordt besloten of grondstoffen een risico vormen voor MVI?

5.

Hoe verhouden bijvoorbeeld fossiele grondstoffen zich tot MVI?

Antwoord op vraag 2, 3, 4 en 5

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen richt zich op het benutten van de inkopen van overheden om de vraag naar meer circulaire, duurzame, sociale en innovatieve producten en diensten sterk te vergroten. Hiermee worden nieuwe markten gecreëerd waarin ondernemers beloond worden voor hun duurzame innovaties. De grondstoffenscanner is een online-tool die voor meer dan 80 grondstoffen – die ook in halffabrikaten en eindproducten worden gebruikt- op basis van 11 risicocategorieën een beeld geeft van welke risico’s relevant zijn bij welke grondstoffen. Deze scanner is gericht op het bewust maken van ondernemers voor grondstoffenrisico’s die mogelijk relevant zijn voor hen en reikt handelingsperspectieven aan. Bij MVI, in het bijzonder duurzaam of circulair inkopen, wordt nog niet specifiek gestuurd op specifieke grondstoffenrisico’s of specifieke grondstoffen zoals fossiele grondstoffen, omdat deze per keten en productgroep sterk kunnen variëren. Inmiddels worden wel stappen gemaakt om voor steeds meer materialen en producten zogeheten circulaire productpaspoorten op te stellen. Hiermee kan de samenstelling en herkomst van materialen worden terug herleid. In de toekomst kunnen deze wel benut worden om meer specifieke grondstoffen(risico’s) te adresseren via Maatschappelijk Verantwoord Inkopen.

6.

Kan de Staatssecretaris toelichten dat er bij de naleving van MVO criteria rekening wordt gehouden met de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven?

7.

Kan zij hierbij ook toelichten hoe zij rekening houdt met de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven?

Antwoord op vraag 6 en 7

Zoals aangegeven in de brief van 19 december jl. wordt nu door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) onderzocht hoe een IMVO-kader kan worden gehanteerd bij de EZK-instrumenten. Een van de uitgangspunten is dat de administratieve lasten en de uitvoeringskosten van het stellen van een IMVO-kader, in verhouding zijn met de omvang van de geboden ondersteuning. Hiervoor wordt het «Rijksbrede raamwerk voor uitvoering van subsidies (RUS-USK)» als kader gehanteerd. Daarnaast moeten de administratieve lasten en uitvoeringskosten in verhouding staan tot de effectiviteit van de eventuele IMVO-maatregelen.

8.

Nederlandse bedrijfsleven in internationale vergelijkingen bijzonder maatschappelijk verantwoord opereert op het internationale vlak, mede als gevolg van het succes van de IMVO-convenanten. Deelt de Staatssecretaris deze observatie?

Antwoord

Er nog geen internationaal vergelijkend onderzoek naar IMVO-prestaties door bedrijven. Uit de eerste tussenmeting van de doelstelling van het kabinet, om in 2023 90% van de grote bedrijven de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen te laten onderschrijven, dat op dit moment 35 procent van de grote bedrijven2in Nederland de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft.

9.

Zo ja, hoe beoordeelt zij in dat licht het over de afgelopen jaren gevoerde beleid van IMVO-convenanten?

Antwoord

Op dit moment kan hier geen uitspraak over gedaan worden. Zoals bekend vindt momenteel een evaluatieonderzoek plaats van de IMVO-convenanten

10.

Is zij voornemens om ook in de komende jaren in te zetten op de dialoog met bedrijven en het uitlichten van goede voorbeelden?

Antwoord

Ja.

11.

De leden van de VVD-fractie hebben eveneens enkele vragen over het gebruik van een IMVO-kader bij alle EZK-instrumenten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe in dit verband zij een proportioneel gebruik van dit kader ziet?

Antwoord

De administratieve lasten en uitvoeringskosten dienen in verhouding te staan tot de effectiviteit van de eventuele IMVO-maatregelen. Zie beantwoording vraag 6 en 7.

12.

Is zij voornemens om hierbij rekening te houden met de omvang van de betrokken bedrijven?

Antwoord

Bij de analyse die door RVO.nl wordt uitgevoerd naar hoe een IMVO-kader kan worden toegepast op de EZK-instrumenten is effectiviteit van de maatregelen een van de uitgangspunten. Als hieruit, en vanuit het project «IMVO-maatregelen in perspectief» dat de Minister van BHOS laat verrichten, blijkt dat er een relatie is tussen de omvang van de betrokken bedrijven en de effectiviteit van de maatregelen, dan zal daar vanzelfsprekend rekening mee worden houden.

13.

Deelt zij verder de mening van de voorgenoemde leden dat het voorkomen van afschrikking voor bedrijven als gevolg van een IMVO-kader niet alleen een leidend principe zou moeten zijn bij het beoordelen van verzoeken om gebruik te maken van het EZK-instrumentarium, maar ook leidend zou moeten zijn bij het algehele IMVO-beleid?

Antwoord

Zoals onder meer aangegeven in de brief van 21 februari 20203 is aangegeven dat toekomstig IMVO-beleid zo wordt vormgegeven dat Nederland de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) door bedrijven efficiënt en effectief kan stimuleren, zonder hierbij disproportionele druk op bedrijven en andere actoren te leggen.

Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

14.

Zij vragen wanneer zij de resultaten van het evaluatieonderzoek kunnen verwachten en hoe de Staatssecretaris het verdere proces nu voor zich ziet.

Antwoord

Het evaluatieonderzoek naar de werking van de wet betaaltermijnen grote bedrijven is inmiddels afgerond. Uw Kamer zal op korte termijn het evaluatierapport met een brief ontvangen. In de brief zal onder andere worden aangeven dat het kabinet voornemen is de wettelijke betaaltermijn van 60 dagen binnen het kader van de Wet betaaltermijnen grote bedrijven terug te brengen tot 30 dagen.

Aanvullende Overeenkomst en investeringsbedragen Invest-NL

15.

De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 11 van de aanvullende overeenkomst dat deze kan worden geactualiseerd. Kunnen er andere redenen zijn om de aanvullende overeenkomst en investeringsbedragen betreffende Invest-NL te wijzigen, bijvoorbeeld wanneer er op basis van nieuwe inzichten de huidige investeringsdomeinen aanpassing behoeven? Of wordt in dat geval te zijner tijd een nieuwe aanvullende overeenkomst gesloten?

16.

Welke redenen zouden ertoe kunnen leiden dat er een wijziging van de huidige aanvullende overeenkomst – of een nieuwe aanvullende overeenkomst – nodig is?

Antwoord vraag 15 en 16

In artikel 11 van de aanvullende overeenkomst is bepaald wanneer partijen in overleg moeten treden om te bezien of de overeenkomst, inclusief de bijlage met algemene investeringsdomeinen, gewijzigd moet worden. De redenen die ertoe zouden kunnen leiden tot een wijziging van de aanvullende overeenkomst zijn niet vooraf gespecificeerd. Echter een belangrijke reden voor aanpassing kan inderdaad zijn dat er bijvoorbeeld nieuwe inzichten ontstaan ten aanzien van wat belangrijke investeringsdomeinen zijn. Het wijzigen van de aanvullende overeenkomst en de instemming daarvan door de staat en Invest-NL wordt in afschrift als bijlage aan de overeenkomst gehecht. Er wordt in dat geval dus geen nieuw zelfstandig leesbare overeenkomst opgesteld.

CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers

17.

Hoe trekt het kabinet actief internationale kenniswerkers in de sectoren technologie en ICT?

18.

Waar ligt het aan dat, in vergelijking met de andere landen uit het onderzoek, dat Nederland zo weinig technisch geschoolde kenniswerkers aantrekt?

19.

Wat zijn de lessen die we kunnen leren van andere landen die wel veel van deze kenniswerkers aantrekken? Is de Staatssecretaris bereid deze lessen toe te passen in Nederland?

Antwoord op vraag 17, 18 en 19

Een van de verklaringen dat Nederland er in vergelijking met concurrerende Europese landen beperkt in slaagt buitenlands IT-talent aan te trekken is de beperkte positionering van Nederland als vestigingsland voor internationaal talent. In het WODC-rapport naar de «Aantrekkelijkheid van Nederland voor Kennismigranten» van 15 november 2018 komt naar voren dat buitenlandse kennismigranten in Nederland vooral de kwaliteit van de leefomgeving, manier van leven en de loopbaanmogelijkheden hoog waarderen. Echter, geeft deze groep aan dat dit voorafgaand aan hun keuze beperkt bekend was. Dit impliceert onder andere dat de positionering van Nederland sterker kan. Daarnaast gaat het kabinet na of er naar aanleiding van de CBS-rapportage vervolgonderzoek nodig is.

Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om het vestigingsklimaat voor internationale kenniswerkers te versterken en internationaal te positioneren. Met toegangs-en verblijfsregelingen als de kennismigrantenregeling faciliteert het kabinet werkgevers in Nederland om buitenlands talent van buiten de EER aan te trekken. Voor jonge innovatieve bedrijven, die niet aan de minimumsalarisvereiste van de kennismigrantenregeling kunnen voldoen, werkt het kabinet daarnaast aan de aangekondigde pilot van de verblijfsregeling voor essentieel startup-personeel, zoals aangekondigd in de «Kamerbrief over verblijfsregeling voor essentieel startup personeel van 1 juli 2019».4

Ook werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) in samenwerking met een aantal regio’s en nationale partners, waaronder TechLeap, aan verbeterde informatie voorziening en de ontwikkeling van een «Netherlands Branding»-campagne gericht op internationale kenniswerkers. Deze zullen in de loop van 2020 worden gelanceerd en zijn voornamelijk gericht op het verhogen van het aantal kenniswerkers dat in Nederland wil werken en de vaardigheden heeft om in te spelen op economische kansen en maatschappelijke uitdagingen, waaronder de energietransitie, digitalisering en de ontwikkeling van sleuteltechnologieën.

Het kabinet houdt buitenlandse initiatieven die gericht zijn op het aantrekken en behouden van internationaal talent nauwlettend in de gaten en is bereid best practices toe te passen wanneer deze een waardevolle aanvulling zijn op de huidige inzet. Voor de ontwikkeling van de hierboven genoemde «Netherlands Branding»-campagne en de verbeterde informatievoorziening wordt bijvoorbeeld gekeken naar de succesvolle «Work in Denmark» en «Make it in Germany»-campagnes.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Invest-NL: staatssteungoedkeuring Europese Commissie

20.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie op grond van de Europese staatssteunregels goedkeuring heeft verleend voor de voorgenomen oprichting van en kapitaalstorting in Invest-NL. In dit licht zijn deze leden benieuwd of Invest-NL een rol kan spelen bij het ondersteunen van ondernemingen die als gevolg van de coronacrisis in moeilijkheden zijn geraakt. Ziet de Minister hier mogelijkheden en is hij bereid deze te onderzoeken, bijvoorbeeld onder welke criteria dit wel of niet zou kunnen?

Antwoord

Invest-NL werkt onverminderd door aan de ontwikkel- en investeringsopgaven maar heeft op dit moment veel oog voor de coronacrisis. Zo is intern een speciale Coördinatiegroep Corona in het leven geroepen waarmee aangesloten wordt op alle mogelijke financieringsvragen die corona-crisis gerelateerd zijn. Die vallen in deze periode in de hoogste prioriteitencategorie en worden met spoed behandeld. Specifiek voor mkb financiering is Invest-NL in gesprek met partijen die financiering nodig hebben om het mkb overbruggingskredieten te kunnen leveren. Daarnaast is Invest-NL goed aangesloten bij de Europese maatregelen en hoe deze met financiers en bedrijven naar Nederland gebracht kunnen worden.

21.

Daarnaast merken de leden van de CDA-fractie op dat er in het Noodpakket banen en economie vanwege de coronacrisis geen specifieke regeling voor start- en scale-ups is opgenomen. Deze jonge bedrijven hebben vaak geen bancaire financiering. Zouden de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) hier samen met Invest-NL wellicht een rol kunnen spelen en/of krijgen?

22.

Is de Minister het met deze leden eens dat Invest-NL in cofinanciering met de ROM’s juist nu voor start- en scaleups van betekenis kan zijn?

23.

Is hij bereid dit bij Invest-NL en de ROM’s onder de aandacht te brengen?

Antwoord vraag 21, 22 en 23

In een brief aan uw Kamer d.d. 7 april 2020 heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd voor bedrijven (Kamerstuk 35 420, nr. 16). Een van die maatregelen betreft het toegankelijke maken van overbruggingskredieten maken voor bedrijven die door (extern) eigen vermogen gefinancierd worden (o.a. startups en scale-ups) en dus geen bankrelatie hebben.

De Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zullen op verzoek van het kabinet deze kredieten gaan verstrekken. Het kabinet stelt hiervoor als eerste tranche 100 miljoen euro ter beschikking.

Daarnaast staat vermeld in deze brief dat ook andere partijen dan de overheid werken aan financieringsoplossingen. Zo werken verschillende partijen (de ROM’s, Invest-NL en TechLeap.NL) aan een gezamenlijk programma gericht op de verstrekking van (grotere) overbruggingskrediet in de vorm van (converteerbare) leningen aan innovatieve start- en scaleups.

Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030»

24.

Deze leden zijn benieuwd hoe de naar verwachting groeiende behoeftes aan bedrijventerreinen en werklocaties in de periode 2018–2030 zich verhouden tot de daadwerkelijke beschikbare ruimte hiervoor?

25.

Kan met (de huidige wijze van) ons ruimtegebruik in deze behoeften worden voorzien?

Antwoord op vraag 24 en 25

De beschikbare schaarse ruimte slim moet inderdaad slim worden benut. Deze afweging vindt primair plaats door de provincies. Het rapport doet overigens geen uitspraak over het «hoe»: het is immers aan de provincies en gemeenten zelf om dit af te wegen en te combineren met andere ruimtevragen voor woningbouw, natuur, energievoorziening etc.

De conclusie van het onderzoek -dat er nog een aanzienlijke groei in de vraag naar kantoren en bedrijventerreinen is te verwachten- is op zich wel verrassend. In sommige bedrijfstakken (bv detailhandel in de binnensteden) zal er inderdaad geen grote extra vraag zijn, maar aan de andere kant zal juist door de groei in e-commerce de ruimtebehoefte op bedrijventerreinen voor distributiecentra sterk toenemen. De toename in de vraag betekent overigens niet automatisch dat we moeten «bijbouwen»: een deel van de vraag kan bijv. worden opgevangen door transformatie/herstructurering van bestaande – verouderde of in onbruik geraakte – gebouwen of bedrijventerreinen.

26.

Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie van de leden Amhaouch en Bruins over de verdozing van het landschap5?

Antwoord

Op 23 april jl. heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) namens het kabinet een brief over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 682, nr. 48). De brief licht, mede op basis van ingebrachte zienswijzen op de ontwerpNOVI, een aantal onderwerpen toe waarvoor nieuwe richtinggevende keuzes nodig zijn. Eén van de onderwerpen betreft de vestiging van logistieke functies (o.a. grote distributiecentra), waarop ook de motie van de leden Amhaouch en Bruins betrekking heeft. Deze brief beschrijft dan ook hoe invulling wordt gegeven aan deze moties.

27.

In dit verband willen de leden van de CDA-fractie ook graag van de Minister vernemen hoe het kabinet binnen het vastgestelde acquisitiebeleid ruimte reserveert voor bedrijven die Nederland wil aantrekken.

Antwoord

In het acquisitiebeleid werkt de Netherlands Foreign Investment Agency, uitvoeringsorganisatie van EZK, nauw samen met de verschillende regionale partijen via het Invest in Holland-netwerk. De kracht van dit netwerk is dat Nederland zich hierdoor gecoördineerd en integraal richting potentiële buitenlandse investeerders presenteert. Op die manier wordt de kans dat een bedrijf voor Nederland kiest en binnen Nederland op de juiste plek terecht komt vergroot.

Bij de locatiekeuze van buitenlandse bedrijven speelt ook de beschikbare fysieke ruimte een belangrijke rol. Dit is primair de verantwoordelijkheid van de regionale overheid. Door via Invest in Holland goed samen te werken in acquisitie wordt in zo’n vroeg mogelijk stadium bekeken waar in Nederland de meest geschikte ruimte is voor een potentiële buitenlandse investering. Een voorbeeld van buitenlandse investeringen waar ruimte een grote rol speelt, is de toename van het aantal grote distributiecentra. Gezien de hoeveelheid ruimte die deze distributiecentra nodig hebben, vraagt dit om meer actieve sturing vanuit de overheid. Provincies en Rijk zullen samen de geschikte locaties voor deze centra benoemen en opnemen in de Omgevingsagenda’s. Hierdoor maakt het kabinet het mogelijk dat de Nederlandse logistieke sector goed en efficiënt kan blijven functioneren. Tijdens de huidige uitbraak van de coronavirus zien we duidelijk het belang van deze sector voor Nederland.

Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

28.

Wanneer mogen de leden van de CDA fractie de resultaten van de evaluatie verwachten?

29.

Op welke termijn kan, conform de aangenomen motie van de leden Wörsdörfer en Amhaouch (Kamerstuk 32 637, nr. 363), een betaaltermijn van 30 dagen de wettelijke norm worden?

30.

Wat hen betreft gebeurt dit zo spoedig mogelijk, omdat een snellere betaaltermijn in hun ogen kan bijdragen aan de liquiditeitspositie van (mkb-)ondernemingen die nu zwaar worden getroffen door de coronacrisis. Is de Staatssecretaris dat met de leden van de CDA-fractie eens?

31.

Is zij bereid om haast te maken op dit dossier en een wetswijziging prioritair te verklaren?

Antwoord vraag 28, 29, 30 en 31

Het evaluatieonderzoek naar de werking van de wet betaaltermijnen grote bedrijven is inmiddels afgerond. Uw Kamer zal hier op korte termijn het evaluatierapport met een brief ontvangen. In de brief zal onder andere worden aangeven dat het kabinet, voornemens is de wettelijke betaaltermijn van 60 dagen binnen het kader van de Wet betaaltermijnen grote bedrijven terug te brengen tot 30 dagen. Het kabinet gaat voortvarend aan de slag met het aanpassen van de wet.

32.

Is de Staatssecretaris daarnaast bereid om samen met de Ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te kijken naar mogelijkheden tot het nog sneller betalen van facturen door de overheid aan het bedrijfsleven?

Antwoord

De hele overheid zet zich in om zo snel mogelijk te betalen. Dit is ook de geldende beleidslijn. Anders dan in het bedrijfsleven, spelen bij de overheid geen overwegingen van optimalisatie van de liquiditeitspositie en financieringslasten, die een prikkel kunnen inhouden om betalingen uit te stellen. De overheid doet haar uiterste best om facturen die aan alle vereisten voldoen zo snel mogelijk te betalen. De ervaring leert echter dat voor overheden het uitvoeringsvraagstuk in de praktijk weerbarstig is. Het lukt overheden op dit moment niet allemaal om binnen 30 dagen 90% of 95% van de facturen betaald te hebben.

Tegelijkertijd moet opgemerkt worden dat wanneer facturen door middel van e-facturatie worden ingediend en aan alle vereisten is voldaan, de facturen vrijwel direct betaald worden. Een correct ingediende e-factuur kan binnen enkele dagen worden betaald. De overheid is op verzoek van crediteuren die daar gebruik van maken verplicht om e-facturatie toe te passen. In de relevante Europese gremia zal Nederland er ook voor pleiten dat andere lidstaten eveneens werk maken van tijdig betalen, dat is voor onze exporterende ondernemers van belang.

Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel (Handelingen II 2019/20, nr. 30, item 7)

33.

Wat is de laatste stand van zaken hieromtrent en eventuele ondersteuningsacties van het kabinet.

Antwoord

Zoals in de brief aan de Tweede Kamer6is aangegeven is het aan Tata Steel Europe om met aangepaste plannen over het transformatieprogramma te komen die als basis zullen dienen voor verdere overleg met eerst de Europese Ondernemingsraad en in een later stadium met de leiding van Tata Steel in IJmuiden en de Nederlandse Ondernemingsraad.

De Europese Ondernemingsraad (EOR) van Tata Steel Europe (TSE) heeft op 9 maart 2020 voor de derde keer overleg gevoerd met de Europese leiding (ExCo) van TSE over het transformatieprogramma. Tijdens de twee voorgaande overleggen is door de EOR forse kritiek geuit op de plannen omdat deze niet gedetailleerd genoeg zouden zijn en nog niet per land waren ingevuld.

Bij het overleg op 9 maart heeft ExCo van TSE de volgende toezeggingen gedaan in relatie tot het transformatieprogramma:

  • TSE zal het totaal aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen verlagen tot 1250.

  • TSE zegt ook toe dat er geen werk naar India zal worden verplaatst.

  • De komende maanden zullen per land de verschillende plannen worden voorgelegd aan de medezeggenschap en/of de vakbonden.

  • Over grensoverschrijdende reorganisaties zal nader overleg worden gevoerd met de EOR. De EOR heeft duidelijk gemaakt dat zij tegen eventuele gedwongen ontslagen is.

Op 3 april 2020 hebben de ExCo van Tata Steel in Europa (TSE) en de directie van Tata Steel Nederland (TSN) gezamenlijk bekend gemaakt dat zij besloten hebben om de start van de consultatie over de fte-reducties in het transformatie programma in TSN BV uit te stellen tot na 1 juli 2020. Ook de gesprekken tussen ExCo van TSE en de Europese Ondernemingsraad zijn tot na 1 juli 2020 uitgesteld. Als reden hiervoor is aangegeven de bijzondere situatie waarin het bedrijf zich bevindt als gevolg van de coronacrisis.

Uit deze stand van zaken blijkt dat de verschillende partijen binnen Tata Steel zelf nog volop in overleg zijn met elkaar over het invullen van het transformatieprogramma. Het kabinet beoordeelt dit als positief en houdt de ontwikkelingen uiteraard goed in de gaten. Zoals eerder aangegeven is het kabinet bereid om daar waar mogelijk ondersteuning te bieden om tot een bevredigende oplossing voor Tata Steel Nederland te komen waarbij het behoud van werkgelegenheid prioriteit heeft.

Start Invest-NL

34.

In antwoord op vragen 7, 8 en 9 schrijft de Minister: «In recent overleg heeft Invest-NL mij bovendien bevestigd dat het opzetten of financieren (met marktpartijen) van fondsen van waaruit het mkb ook voor kleinere bedragen wordt gefinancierd, tot de mogelijkheden behoort. Invest-NL heeft mij onlangs aangegeven gesprekken met marktpartijen en fondsen hierover te zijn gestart». Kan de Minister delen wat de uitkomst van deze gesprekken is geweest?

Antwoord

Invest-NL is recent de gesprekken met marktpartijen en fondsen gericht op financiering van het mkb gestart. Door de uitbraak van de coronacrisis, krijgen aanvragen van partijen die ondernemers van overbruggingsfinanciering kunnen voorzien van Invest-NL nu hoge prioriteit. Al deze gesprekken lopen nog.

35.

Worden onder «marktpartijen» ook partijen als provinciale of regionale fondsen op het gebied van energie, innovatie et cetera bedoeld?

36.

Is Invest-NL bereid om in deze fondsen te participeren binnen de criteria die zijn opgezet?

Antwoord op vraag 35 en 36

Invest-NL bekijkt per investering welke bijdrage het levert aan de economische en maatschappelijke doelen, en welke partijen er al zijn om daar ook in te investeren. Om de doelen te bereiken kan het ook investeren in provinciale of regionale fondsen als deze een privaatrechtelijk karakter hebben, maar het samen met deze fondsen investeren in projecten en bedrijven waar onvoldoende marktfinanciering voorhanden is behoort ook tot de mogelijkheid. Daarvoor is een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de 15 Regionale Energiefondsen om ook grotere projecten samen te financieren, en te ondersteunen in business development en kennisuitwisseling.

37.

In antwoord op vragen 11 en 12 schrijft de Minister dat Invest-NL «een professioneel en hoogwaardig management» vereist van het project of bedrijf waarin het investeert. Wat wordt precies verstaan onder «hoogwaardig management»?

Antwoord

Met een hoogwaardig management bedoelt Invest-NL dat er een gekwalificeerd en gemotiveerd managementteam is om het bedrijf of project succesvol te laten zijn.

38.

Kan de Minister nogmaals concreet aangeven welke acties in de afgelopen drie maanden zijn ondernomen

39.

Welke (nieuwe) overeenkomsten met partners zijn gesloten om te expliciteren dat er geen ondergrens van 5 miljoen euro is in de doelstellingen van Invest-NL?

Antwoord vraag 38 en 39

Invest-NL is actief het gesprek gestart met meer dan 20 partijen en fondsen waarvan een groot deel ook in kleinere financieringsbehoeften van het mkb kunnen voorzien. Invest-NL beziet momenteel welke ondersteunende rol Invest-NL hierin kan spelen, gelet ook op het vereiste alleen additioneel aan de bestaande markt te opereren. Voorstellen die de actuele gevolgen van de coronamaatregelen voor ondernemingen bestrijden worden hierin met prioriteit opgepakt.

CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers

40.

Waarin verschilt het Nederlandse vestigingsbeleid en -klimaat nu van dat in andere Europese landen?

41.

Wat maakt dat andere landen succesvoller zijn in het aantrekken en vasthouden van technisch geschoolde kenniswerkers

42.

Wat kan Nederland van de buitenlandse aanpak leren?

43.

Gelet op het feit dat talent zowel een belangrijke pijler als voorwaarde is voor de Nederlandse groeistrategie op lange termijn, vragen deze leden wat Nederland nog meer kan doen?

44.

Is de Minister bereid om nieuw of aanvullend beleid te ontwikkelen om de behoefte aan kenniswerkers ook naar de toekomst toe veilig te stellen?

Antwoord op vraag 40, 41, 42, 43 en 44

Het Nederlandse vestigingsbeleid-en klimaat voor internationale kenniswerkers verschilt op verschillende onderdelen van die van andere Europese landen. Een voorbeeld is de manier waarop verschillende Europese landen invulling geven aan hun verblijfs-en toegangsregelingen. Ook proberen Europese landen op verschillende manieren buitenlandse kenniswerkers aan zich te binden door in te zetten op positionering van het vestigingsklimaat. Een van de verklaringen dat Nederland er in vergelijking met concurrerende Europese landen beperkt in slaagt buitenlands IT-talent aan te trekken is de beperkte positionering van Nederland als vestigingsland voor internationaal talent. In de branding zijn landen als Denemarken en Duitsland bijvoorbeeld verder dan Nederland. Het kabinet ontwikkelt dan ook naar voorbeeld van de «Work in Denmark» en «Make it in Germany» campagnes een Nederlandse brandingsstrategie.

Het kabinet blijft zich in inzetten om de positionering van Nederland als aantrekkelijk land om te wonen en werken te versterken en blijft nagaan of daar eventueel aanvullende acties voor nodig zijn. Uitdagingen liggen bijvoorbeeld in het vergroten van de blijfkans van internationale studenten in Nederland en het vergroten van de toegang van familieleden van buitenlandse kenniswerkers tot internationaal onderwijs en de Nederlandse arbeidsmarkt.

Overig

45.

De leden van de CDA-fractie merken op dat recent het bedrijf Apollo Vredestein heeft aangekondigd dat in Enschede 750 banen zullen verdwijnen. Tegelijkertijd opent het bedrijf in Hongarije een nieuwe fabriek, waarvoor de Hongaarse overheid bijna 100 miljoen euro subsidie heeft verstrekt die de Europese Commissie niet als staatssteun heeft beschouwd en de facto heeft goedgekeurd. Deze leden maken zich zorgen over de grote negatieve gevolgen van dit massaontslag voor Enschede en de regio Twente. Is de Minister en/of de Staatssecretaris bereid om deze kwestie bij hun Europese collega’s aan de orde te stellen, in het bijzonder de gevolgen en omstandigheden van het staatssteunbesluit en de medeverantwoordelijkheid van de Europese Unie voor het vinden van een oplossing voor Enschede ten behoeve van behoud van werkgelegenheid?

46.

Zo ja, zouden zij de Kamer hierover per brief willen informeren?

Antwoord op vraag 45 en 46

In antwoord op eerdere vragen7, onder andere van leden van de CDA-fractie, heb is aangegeven geen reden te hebben om te twijfelen aan de legitimiteit van de destijds verleende steun. Het kabinet ziet daarom ook geen reden om contact op te nemen met de Europese Commissie of met de Hongaarse overheid over deze kwestie. Voor een uitgebreidere toelichting hierop wordt u naar het antwoord op de gestelde vragen verwezen, waarin deze koers uitgebreid is toegelicht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Start Invest-NL

53.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister naar de contacten en de activiteiten van Invest-NL om start-ups en scale-ups actief te bereiken en bij te dragen aan de investeringsplannen.

Antwoord

Invest-NL is sinds de start actief op de domeinen energietransitie en scale-ups om geschikte partijen te vinden die passen in de doelstellingen. Veel daarvan weten Invest-NL zelf ook te vinden, en er zijn samenwerkingsovereenkomsten met Techleap, RvO.nl en KvK om geschikte partijen naar elkaar door te verwijzen.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

54.

Uit haar brief van 2 juli 2019 blijkt dat EZK diverse middelen inzet om (I)MVO te stimuleren in het bedrijfsleven, te weten de Transparantiebenchmark, Kristalprijs, MVI en de grondstoffenscanner. Uit haar brief van 19 december 2019 blijkt dat de Staatssecretaris onderzoekt hoe (I)MVO-kaders ook kunnen worden toegevoegd aan delen van de 200 EZK-instrumenten en -regelingen. Deze leden vragen hoe de huidige middelen om (I)MVO te stimuleren worden ontvangen door de bedrijven.

Antwoord

Het algemene beeld is dat bedrijven de huidige middelen om IMVO te stimuleren goed ontvangen. Zo blijkt uit een recente enquête dat bedrijven positief aankijken tegen de Grondstoffenscanner. Het zelfde beeld komt naar voren uit gespreken met bedrijven over de Transparantiebenchmark en de Kristalprijs. Bedrijven geven aan dat de benchmark en de prijs hen stimuleren om breed, over niet financiële informatie, te rapporteren. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat de bedrijven positief zijn over Maatschappelijk Verantwoord Inkopen. Wel geven bedrijven aan dat adaptatie en toepassing van MVI nog verbeterd kan worden: bij de meeste inkopen wordt nog geen gebruik gemaakt van MVI. Het kabinet herkent deze signalen en onderneemt actie om de toepassing van MVI te vergroten, onder meer via de Strategische Rijksinkoop Agenda8 en het Plan van Aanpak MVI9.

55.

Kunnen er lessen getrokken worden uit de ervaringen met de huidige instrumenten voor de uitrol van (I)MVO aan andere instrumenten en regelingen?

Antwoord

Ja. Op dit moment is een IMVO kader gesteld aan de internationale programma’s die RVO.nl uitvoert in opdracht van het Ministerie van BZ. De lessen en ervaringen van het IMVO kader voor de internationale programma’s, evenals de resultaten van het project IMVO maatregelen in perspectief, worden meegenomen in de analyse die RVO.nl uitvoert naar de mogelijkheid om een IMVO kader toe te passen op de instrumenten en regelingen van EZK.

Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

56.

De leden van D66 vragen de Staatssecretaris naar de stand van zaken van het evaluatieonderzoek van de Wet betaaltermijnen grote bedrijven?

57.

Wat zijn de implicaties van dit evaluatieonderzoek voor de wetgeving en flankerend beleid?

Antwoord op vraag 56 en 57

Het evaluatieonderzoek naar de werking van de wet betaaltermijnen grote bedrijven is inmiddels afgerond. Het kabinet zal uw Kamer op korte termijn het evaluatierapport met een brief doen toekomen. Zoals in de antwoorden op de vragen 28, 29, 30 en 31 is aangegeven, zal in deze brief o.a. een wetsaanpassing aangekondigd worden. Ook zal ingegaan worden op aanvullende maatregelen en flankerend beleid.

CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers

58.

De leden van D66 vragen de Staatssecretaris in welke sectoren de huidige internationale kennismigranten werkzaam zijn

59.

Tevens vragen zij of de genoemde toegangs- en verblijfsregelingen afdoende zijn om kenniswerkers van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) aan te trekken of dat uitbreiding – inclusief evaluatie van de voor- en nadelen van uitbreiding noodzakelijk zijn.

Antwoord op vraag 58 en 59

Uit de rapportage van het CBS blijkt dat 33% van de groep buitenlandse kenniswerkers in Nederland werkzaam is in de sector «quartaire sector, cultuur, recreatie en overige diensten» en 27% in de «dienstverlening». Slechts 10% is actief in de sector «nijverheid».

Het kabinet vindt, met in achtneming van de ontwikkeling van de nieuwe verblijfsregeling voor essentieel personeel voor startups, het huidige palet aan toegangs-en verblijfsregelingen afdoende en acht het voor nu niet nodig om deze uit te breiden. De tegenvallende resultaten uit de CBS-rapportage zijn niet het directe gevolg van de werking van de toegangs-en verblijfsregelingen. Winst valt te behalen bij verbetering van de positionering van Nederland als vestigingsland voor internationaal talent.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

86.

De helft van de onderzochte bedrijven deed helemaal niets aan hun maatschappelijke verslaggeving. Wat vindt de Staatssecretaris van deze scores?

Antwoord

Het kabinet maakt met de Transparantiebenchmark de transparantie van MVO-verslaglegging onder de circa 500 grootste bedrijven inzichtelijk. Het klopt dat ongeveer de helft van de bedrijven geen punten behaalden in de Transparantiebenchmark en er geen openbare informatie is gevonden betreffende maatschappelijke verslaglegging. Het is belangrijk dat Nederlandse bedrijven transparant zijn over hun activiteiten en beleid op maatschappelijk vlak en hier aandacht aan geven in het kader van hun jaarverslaglegging. Vanaf 2018 is een deel van de grote bedrijven10 vanuit de EU richtlijn Niet-Financiële Informatie verplicht om niet-financiële informatie op te nemen in het jaarverslag. De EU werkt momenteel aan de aanpassing van deze richtlijn Niet-Financiële Informatie. De Europese Commissie komt hiervoor in het vierde kwartaal van 2020 met een voorstel. We verwachten dat met een verduidelijking van de richtlijn bedrijven steeds meer aandacht zullen geven aan de niet-financiële aspecten van de bedrijfsvoering in hun verslaggeving.

87.

Het beleidsdoel is dat 90 procent van de grote bedrijven in 2023 deze richtlijnen onderschrijft. Wat kan het ministerie doen om er voor te zorgen dat dit doel behaald wordt?

Antwoord

Zoals in de Kamerbrieven van juli en december 201911 beschreven onderneemt EZK verschillende maatregelen om IMVO onder bedrijven te stimuleren en daarmee bij te dragen aan de kabinetsdoelstelling dat 90% van de grote bedrijven de OESO richtlijnen onderschrijft in 2023.

88.

Deze leden zijn blij dat de Staatssecretaris MVO-voorwaarden invoert bij innovatiemissies. Kan de Staatssecretaris een tijdslijn schetsen voor de invoering van vergelijkbare voorwaarden bij andere EZK-instrumenten?

89.

In hoeverre is het voor een deel van de regelingen mogelijk om dit vanaf 2021 te doen?

90.

Gezien de blijvend slechte resultaten in de Transparantiebenchmark, kan de Staatssecretaris toezeggen dat het onderschrijven van de OESO-richtlijnen een voorwaarde wordt voor het ontvangen van financiering?

Antwoord op vraag 88, 89 en 90

Zoals in de brief van december jl. beschreven heb heeft RVO.nl de opdracht gekregen om te onderzoeken hoe een IMVO-kader kan worden gehanteerd bij de EZK-instrumenten. Op basis van de resultaten hiervan zal worden bezien hoe een IMVO-kader kan worden toegepast op het EZK-instrumentarium. Uit deze resultaten zal ook blijven of, en zo ja waar en hoe, het naleven van de OESO-richtlijnen als voorwaarde kan worden gesteld voor het ontvangen van financiering. Voor de zomer zal RVO.nl met een aanbeveling komen voor de eerste selectie van instrumenten. Uw Kamer zal hier te zijner tijd nader geïnformeerd worden over wanneer en hoe een IMVO-kader voor de eerste EZK-regelingen naar verwachting geïmplementeerd kan worden.

Start Invest-NL

91.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat Invest-NL sinds januari in werking is, maar de uitvoering van de motie van de leden Moorlag en Van der Lee over het borgen van het publiek belang (Kamerstuk 35 123, nr. 25) lijkt op zich te laten wachten. Het MVO-beleid van Invest-NL refereert niet aan de MVO-normen waarvan de overheid verwacht dat bedrijven ze naleven, de OESO-richtlijnen. Kan de Minister bevestigen dat Invest-NL de OESO-richtlijnen naleeft?

Antwoord

Ja. Invest-NL heeft op de website een uitgebreid MVO-beleid gepubliceerd waaraan het zich houdt. Ook de OESO-richtlijnen zijn hier onderdeel van.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

106.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de ontwikkelingen rond het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en of de gekozen strategie niet veel te vrijblijvend is. Zij vragen of het uitreiken van een prijs, hoewel sympathiek, een effectieve manier is om serieuze zaken als mensenrechten te waarborgen binnen het (I)MVO. Kan de Staatssecretaris aangeven welke middelen en instrumenten zij bereid is in te zetten om er voor te zorgen dat bedrijven zich nationaal en internationaal houden aan de OESO richtlijnen?

Antwoord

Het kabinet wil dat bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat betekent onder andere dat ze mensenrechten waarborgen in hun bedrijfsvoering en ook dat ze zaken doen in bijvoorbeeld hun leveranciersketen met bedrijven die de mensenrechten waarborgen. De Kristalprijs is onderdeel van het kabinetsbeleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Op dit moment wordt het wordt het project «IMVO maatregelen in perspectief» uitgevoerd door onze collega van BHOS. Doel van het project is effectiviteit van het huidige beleid evalueren en aan de hand van de uitkomsten en andere aanbevelingen en lessen, bepalen of vernieuwing van /aanvulling op het huidige IMVO-beleid nodig is. Het beoogde eindresultaat van dit project is een voorstel op hoofdlijnen van toekomstig IMVO-beleid waarmee Nederland de naleving van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) door bedrijven efficiënt en effectief kan stimuleren en zo nodig afdwingen, zonder hierbij disproportionele druk op bedrijven en andere actoren te leggen.

107.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over de invoering van een grondstoffenscanner. Is de Staatssecretaris bereid om, in het kader van de transparantie, jaarlijks een lijst te publiceren van de gescande grondstoffen en bedrijven die willens en wetens gebruik blijven maken van grondstoffen die in het kader van het maatschappelijk verantwoord ondernemen ongewenst zijn?

Antwoord

Naast de al bestaande IMVO-maatregelen zoals beschreven in de brieven uit juli12 en december 201913, is RVO.nl de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe een IMVO-kader kan worden toegepast op bij de EZK-instrumenten. Hier worden ook de resultaten van het project IMVO-maatregelen in perspectief in meegenomen. Op basis van de resultaten van het RVO.nl wordt bezien hoe IMVO kan worden geïntegreerd in elk EZK-instrument.

Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030

108.

De leden van de SP-fractie verzoeken de Minister om in dit verband een overzicht aan te leveren van de huidige leegstand op bedrijventerreinen en kantoorlocaties in verhouding met de in dit rapport aangegeven benodigde ruimte tot 2030

Antwoord

Zoals de leden met instemming aangeven zal een belangrijk deel van de invulling van de ruimtebehoefte plaats moeten vinden via het uitgangspunt van kwalitatieve uitbreiding: hierbij moet gedacht worden aan transformatie/herstructurering van bestaande – verouderde of in onbruik geraakte – gebouwen of bedrijventerreinen. Het is daarbij aan provincies en gemeenten zelf om dit af te wegen en te combineren met andere ruimtevragen voor woningbouw, natuur, energievoorziening, etc.

De Stec Groep (okt. 2019) geeft aan dat grootschalige nieuwbouw niet geleid heeft tot een hogere leegstand. De leegstand is zelfs afgenomen en uit recent onderzoek van Dynamis blijkt dat een groot deel van de structureel leegstaande panden ook opnieuw ingevuld wordt, dan wel voor alternatieve functies aangewend wordt.

109.

Kan de Minister aangeven op welke wijze dit rapport in lijn is met de ladder voor duurzame verstedelijking?

110.

Kan de Minister aangeven op welke wijze hij de kwaliteit van toekomstige bedrijventerreinen en kantoorlocaties gaat borgen?

Antwoord vraag 109 en 110

Het rapport geeft, op basis van groeiverwachtingen van achttien bedrijfstakken, een behoefteraming weer van bedrijfsterreinen en kantoren tot 2030. De resultaten zijn als kwantitatieve onderbouwing gebruikt voor de beleidsuitgangspunten van de NOVI. De inzet is om zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden tot herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen en de (her)ontwikkeling van kantoren binnen bestaand bebouwd gebied. Dat is ook in lijn met de ladder voor duurzame verstedelijking: de ladder is gericht op een transparante besluitvorming door provincies en gemeenten om te komen tot een zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik.

Tekorten én overschotten aan bedrijventerreinen en kantoren zijn voor een groot deel te voorkomen. Een zorgvuldige raming van ruimtebehoefte en gewenste kwaliteit en aanbod op regionaal niveau (incl. herontwikkelingsmogelijkheden van bestaande terreinen en gebouwen) is daarbij van groot belang voor een efficiënt ruimtegebruik. In het kader van het programma Verstedelijking en Wonen zullen de overheden gezamenlijk uitgangspunten vaststellen voor het bepalen van de behoefte.

Voor grootschalige bedrijventerreinen in de logistieke infrastructuur (die niet inpasbaar zijn in bestaand bebouwd gebied) zetten Rijk, provincies en gemeentes in op actieve clustering langs de (inter)nationale corridors, op logistieke knooppunten langs deze corridors. Dit beperkt de impact van verspreide locaties op het landschap en extra mobiliteit, en versterkt het logistieke systeem en onze economie. Rijk en regio maken over nieuwe locaties afspraken in de Omgevingsagenda’s.

111.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie de Minister of de binnen de omgevingswet gestelde regels afdoende zijn om de ambities rond milieudoelen, klimaatneutraliteit en meervoudig ruimtegebruik te realiseren.

Antwoord

Eerstverantwoordelijke voor de Omgevingswet is de Minister van BZK. Het stelsel van de Omgevingswet bevat belangrijke instrumenten die een rol kunnen spelen op het gebied van klimaatverandering, beschermen van het milieu of meervoudig ruimtegebruik. Denk aan CO2-reducerende regels voor bedrijven (emissie-eisen) of bouwwerken (energieprestatie) en klimaatadaptatie in het kader van waterbeheer. Gemeenten kunnen in hun omgevingsplannen bijvoorbeeld de ruimtelijke kant van de energietransitie invullen in een bepaald gebied met meervoudig ruimtegebruik, zoals de inpassing van windturbines en zonneweiden. Rijk, provincies en waterschappen kunnen met het projectbesluit projecten realiseren met betrekking tot energietransitie, klimaat(adaptatie) en windparken.

De Omgevingswet is toekomstbestendig: hij biedt een breed inzetbare «gereedschapskist» met instrumenten. Dit neemt niet weg dat in het Klimaatakkoord een grote hoeveelheid maatregelen is voorgesteld, deels op het terrein van de fysieke leefomgeving en de Omgevingswet, deels daarbuiten op bijvoorbeeld het terrein van de Warmtewet, de Gaswet en de Elektriciteitswet.

Wijzigingen van wet- en regelgeving die volgen uit het Klimaatakkoord of andere nieuwe beleidswensen worden via nog op te stellen wijzigingsregelgeving doorgevoerd in het stelsel van de Omgevingswet. Uiteraard wordt uw parlement door de Minister van BZK bij deze wijzigingsregelgeving betrokken.

Evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

112.

Action heeft aangekondigd betalingstermijnen aan leveranciers op te schorten naar 90 dagen, ondanks het feit dat 60 dagen het wettelijk maximum is. Dit lijkt sterk op misbruik van de machtspositie, zeker gezien de enorme dividenden die het bedrijf afgelopen jaren heeft uitgekeerd. De leden van de SP-fractie zouden de Staatssecretaris willen vragen zich tegen dit soort praktijken uit te spreken.

113.

Deze leden zien hier een breder probleem: zelfs met een wettelijke termijn is het heel lastig voor bedrijven die in een afhankelijkheidspositie zitten om naar de rechter te stappen. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke overige mogelijkheid zij ziet om bedrijven die structureel betalingstermijnen overschrijden aan te pakken, al is het maar door middel van «naming and shaming».

Antwoord op vraag 112 en 113

Het is ontoelaatbaar dat – zeker in deze huidige economische situatie – ondernemingen eenzijdig betaaltermijnen opschorten. Wanneer mijn ministerie signalen over dergelijke praktijken binnenkrijgt, neemt ze contact op met de betreffende bedrijven. Zo is dit bij enkele grote ondernemingen, die de betaaltermijnen naar aanleiding van de economische situatie als gevolg van het coronavirus wilden oprekken, reeds gebeurd. Het Ministerie van EZK heeft de betreffende ondernemingen aangesproken. Deze ondernemingen hebben toegezegd zich te houden aan de wettelijke betaaltermijnen. Er wordt een vinger aan de pols gehouden en zal in het geval van nieuwe signalen van dergelijke praktijken bedrijven hier op aanspreken.

Overigens heeft Action laten weten dat ze voor alle leveringen de origineel afgesproken termijnen zal blijven hanteren. De eerder door Action aangekondigde opschorting van de betaaltermijnen heeft ze ingetrokken, zie ook het bericht in de Telegraaf.14

Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel

114.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het initiatief dat de Minister heeft genomen richting Tata-Steel en zijn benieuwd naar de voortgang van deze ontwikkeling en verzoeken de Minister de Kamer zo spoedig mogelijk hierover te informeren.

Antwoord

Zoals eerder aangegeven in de brief15 is er intensief contact tussen Tata Steel Nederland en het Ministerie van EZK op alle relevante niveaus over de ontwikkelingen bij Tata Steel. Het kabinet heeft alle hulp en medewerking toegezegd en heeft ook de bereidheid om in actie te komen richting Tata Steel Europe of Tata India.

In bovengenoemde brief is ook aangegeven dat de directie van Tata Steel Europe bezig was met het aanpassen van het transformatieplan dat vervolgens met de Europese Ondernemingsraad besproken zou worden.

De Europese Ondernemingsraad (EOR) van Tata Steel Europe (TSE) heeft op 9 maart 2020 voor de derde keer overleg gevoerd met de Europese leiding (ExCo) van TSE over het transformatieprogramma. Tijdens de twee voorgaande overleggen is door de EOR steeds forse kritiek geuit op de plannen omdat deze niet gedetailleerd genoeg zouden zijn en nog niet per land waren ingevuld.

Tijdens het overleg op 9 maart heeft ExCo van TSE de volgende toezeggingen gedaan in relatie tot het transformatieprogramma:

  • TSE zal het totaal aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen verlagen tot 1250.

  • TSE zegt ook toe dat er geen werk naar India zal worden verplaatst.

  • De komende maanden zullen per land de verschillende plannen worden voorgelegd aan de medezeggenschap en/of de vakbonden.

  • Over grensoverschrijdende reorganisaties zal nader overleg worden gevoerd met de EOR. De EOR heeft duidelijk gemaakt dat zij tegen eventuele gedwongen ontslagen is.

Op 3 april 2020 hebben de ExCo van Tata Steel in Europa (TSE) en de directie van Tata Steel Nederland (TSN) gezamenlijk bekend gemaakt dat zij besloten hebben om de start van de consultatie over de fte-reducties in het transformatie programma in TSN BV uit te stellen tot na 1 juli 2020. Ook de gesprekken tussen ExCo van TSE en de Europese Ondernemingsraad zijn tot na 1 juli 2020 uitgesteld. Als reden hiervoor is aangegeven de bijzondere situatie waarin het bedrijf zich bevindt als gevolg van de coronacrisis

Uit deze stand van zaken blijkt dat de verschillende partijen binnen Tata Steel zelf nog volop in overleg zijn met elkaar over het invullen van het transformatieprogramma. Het kabinet beoordeelt dit als positief en houdt de ontwikkelingen uiteraard goed in de gaten. Zoals eerder aangegeven is het kabinet bereid om daar waar mogelijk ondersteuning te bieden om tot een bevredigende oplossing voor Tata Steel Nederland te komen waarbij het behoud van werkgelegenheid prioriteit heeft.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Start Invest-NL

152.

Zo lezen deze leden in de antwoorden op de schriftelijke vragen van dat er geen sprake is van een ondergrens van 5 miljoen euro ivoor bedrijven die financiering zoeken bij Invest-NL en dat ook het opzetten van MKB-fondsen tot de mogelijkheden behoort. Tegelijkertijd lezen deze leden dat Invest-NL bij aanvang de focus op energietransitie en doorgroei van scale-ups zal leggen. Betekent dit dat mkb-bedrijven die op de reguliere markt geen financiering kunnen krijgen en zich daarvoor tot Invest-NL richten daar aanvankelijk alleen voor in aanmerking komen als zij financiering zoeken in het kader van de energietransitie of als zij een doorgroeiende scale-up zijn?

Antwoord

Nee. De focus van Invest-NL op energietransitie en scale-ups betekent dat het actief zoekt naar projecten en bedrijven binnen deze domeinen en daar allereerst expertise in opbouwt. Invest-NL kan daarbuiten ook partijen ondersteunen, maar deze moeten dan wel voldoende passen in de doelen en criteria die het hanteert.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

153.

De leden van de PvdA fractie vragen of het beschikbaar stellen van een online folder het doel van IMVO daadwerkelijk gaan stimuleren. Waarom wordt niet bij ieder EZK-instrument als voorwaarde gesteld dat een onderneming daarvan alleen gebruikt mag maken als die onderneming de OESO-richtlijnen onderschrijft, in de praktijk hanteert en daar verifieerbaar rekenschap van aflegt?

Antwoord

Zoals in de brief van december jl. beschreven16, heeft RVO.nl de opdracht gekregen om te onderzoeken hoe een IMVO-kader kan worden gehanteerd bij de EZK-instrumenten. Op basis van de resultaten hiervan wordt bezien op welke wijze IMVO kan worden geïntegreerd in elk EZK-instrument.

154.

De leden van de PvdA-fractie zijn echter van mening dat de OESO-richtlijnen minimumeisen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen stellen en niet gerelativeerd mogen worden. Bovendien zouden zij niet graag zien dat een Nederlandse onderneming door zich niet aan de OESO-richtlijnen te houden een oneerlijk en maatschappelijk ongewenst concurrentievoordeel zou hebben ten opzichte van ondernemingen die zich wel aan de OESO-richtlijnen houden. Kunt u hier nader op ingaan?

Antwoord

Het kabinet verwacht van alle bedrijven in Nederland dat zij Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen naleven. Zoals in eerdere brieven en het antwoord hierboven aangegeven wordt door RVO.nl onderzocht hoe een IMVO-kader kan worden toegepast op de EZK-instrumenten.


X Noot
2

Grote bedrijven zijn bedrijven met meer dan 500 medewerkers en meer dan 40 miljoen euro omzet of meer dan 20 miljoen euro aan activa.

X Noot
3

Kamerstuk 26 485, nr. 323.

X Noot
4

Kamerstuk 30 573, nr. 174.

X Noot
5

Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 43.

X Noot
6

Kamerstuk 29 826, nr. 121.

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2327.

X Noot
8

Kamerstuk 30 196, nr. 679.

X Noot
9

Kamerstuk 26 485, nr. 315.

X Noot
10

Grote bedrijven zijn bedrijven met meer dan 500 medewerkers en meer dan 40 miljoen euro omzet of meer dan 20 miljoen euro aan activa.

X Noot
11

Kamerstukken 26 485, nrs. 313 en 320.

X Noot
12

Kamerstuk 26 485, nr. 313.

X Noot
13

Kamerstuk 26 485, nr. 320.

X Noot
15

Kamerstuk 29 826, nr. 121.

X Noot
16

Kamerstuk 26 485, nr. 320.

Naar boven