Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november2011
Bij brief van 16 juni jl.1 heb ik u geïnformeerd over een Hongaars compromisvoorstel, dat gebaseerd was op een voorstel van de Europese Commissie inzake
de mogelijkheden voor lidstaten om de teelt van ggo’s op eigen grondgebied te beperken of verbieden. Conform mijn toezegging
terzake in die brief informeer ik u mede namens de staatssecretaris van EL&I over het rapport over dit voorstel dat het Europees
Parlement (EP) op voordracht van rapporteur Lepage heeft aangenomen. Dit rapport is u door de Voorzitter van het EP toegestuurd
en is tevens te vinden op de website van het EP2.
Zoals bekend zou (aanname van) het voorstel een nieuwe mogelijkheid introduceren voor lidstaten om maatregelen te nemen die
de teelt van op EU niveau veilig bevonden en toegelaten ggo’s op eigen grondgebied beperken of verbieden, op andere gronden
dan risico’s voor mens, dier en milieu. Sinds de verschijning van het voorstel is veel discussie ontstaan over de juridische
houdbaarheid van zulke nationale maatregelen en op welke gronden deze gestoeld zouden kunnen zijn. Het compromisvoorstel van
Hongarije dat in raadscontext is besproken, bevatte een beknopte lijst met gronden. Voor dit compromisvoorstel was in de Raad
geen gekwalificeerde meerderheid te vinden.
Ook de amendementen van het EP introduceren een beschrijving van de gronden waarop nationale maatregelen kunnen worden gebaseerd.
Hoewel met deze aanpassing deels hetzelfde is beoogd als de lijst van gronden die in de Raad aan de orde was, is er een groot
verschil in de gekozen formulering. Hoe de gronden precies in het voorstel te beschrijven zal dus nog de nodige bestudering
vereisen.
Veel aandacht gaat uit naar de wijze waarop in het voorstel wordt verwezen naar de mogelijkheid om nationale maatregelen te
baseren op milieudoelen. Zoals ik ook in mijn brief van 16 juni heb aangegeven acht ik het van belang dat de afbakening tussen
de mogelijkheid voor nationale maatregelen en de Europese veiligheidsprocedure helder blijft. Lidstaten moeten argumenten
ten aanzien van de veiligheid voor mens, dier en milieu in de Europese veiligheidsprocedure (blijven) inbrengen. Nationale
maatregelen zijn niet bedoeld als een alternatief voor de EU veiligheidsprocedure en moeten dus gebaseerd zijn op gronden
die in die procedure niet aan de orde komen, om een uitholling van de veiligheidsprocedure te voorkomen. Mijn inzet bij de
verdere onderhandelingen zal dan ook zijn om een goede aansluiting tussen de Europese veiligheidsbeoordeling enerzijds en
nationale teeltmaatregelen anderzijds te verzekeren, waarbij overlap wordt voorkomen.
De overige amendementen van het Europees parlement zijn grofweg in twee categorieën in te delen. De eerste categorie betreft
aanpassingen van bestaande teksten in het voorstel, dan wel toevoeging van pragmatische details aan het voorstel (bijvoorbeeld
amendementen 17 en 43). Het ligt voor de hand deze aanpassingen naast het Hongaars compromisvoorstel te leggen en de beste
formulering te zoeken. In het algemeen lijkt het haalbaar om deze amendementen te verwerken in het voorstel. De tweede categorie
betreft aanpassingen die aan discussies raken die los staan van het voorliggende voorstel, zoals onderzoek naar risico’s,
verplichting tot co-existentiemaatregelen, intellectueel eigendom en aansprakelijkheid voor schade (bijvoorbeeld amendementen
4, 14 en 24). Los van het Nederlands standpunt ten aanzien van deze zaken, is duidelijk dat het introduceren van zulke brede
onderwerpen, die ieder op zich politiek zeer gevoelig liggen in de EU, een snelle aanname van het voorstel niet zal bevorderen.
Dit geldt zeker in het licht van de verdeeldheid die aanwezig bleek te zijn bij de behandeling in de Raad van het compromisvoorstel van Hongarije.
Conform de door uw Kamer aangenomen motie3 pleit ik er in Europees verband voor dat het voorstel mogelijk maakt dat lidstaten proportionele maatregelen nemen die per
genetisch gemodificeerd gewas gelden voor het gehele grondgebied van een lidstaat.
Het Pools voorzitterschap heeft de verdere behandeling van het voorstel opgepakt. Daarbij moet een oplossing worden gevonden
voor de verdeeldheid in de Raad en rekening gehouden worden met de amendementen van het EP. Nederland werkt constructief mee
aan het zoeken naar oplossingen. Ik verwacht evenwel niet dat het voorstel op korte termijn zal kunnen worden afgerond. Op
het moment dat het voorstel weer aan de orde komt in de Milieuraad zal ik u hierover uiteraard informeren.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma