31 311 Zelfstandig ondernemerschap

Nr. 72 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 maart 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 10 februari 2011 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 8 oktober 2010 over de EIM- financieringsmonitor inzake het mkb en grote bedrijven (31 311, nr. 61);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 12 augustus 2010 met de tweede kwartaalrapportage 2010 inzake de benutting van de EZ-financieringsinstrumenten (31 371, nr. 348);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 5 augustus 2010 over financiering van de stichting Microkrediet Nederland (Qredits) (31 311, nr. 60);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 5 juli 2010 over de resultaten van het onderzoek naar het buffervermogen van het mkb en over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Tang/Pieper (31 311, nr. 59);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 24 juni 2010 over Eindmeting Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat (30 128, nr. 20);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 31 mei 2010 over het onderzoeksrapport Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf (31 311, nr. 57);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 30 april 2010 met een rapportage inzake de benutting van financieringsinstrumenten en de EIM-monitor inzake financiering van grote bedrijven (31 311, nr. 55);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 april 2010 met antwoorden op vragen van de commissie inzake de rapportage van de Nederlandse Mededingingsautoriteit getiteld Productkoppeling en overstapdrempels bij bancaire dienstverlening aan het MKB (24 036, nr. 374);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 16 april 2010 met de antwoorden op vragen inzake uitvoering van de motie-Blanksma/Elias over de effectiviteit van het ondernemerschap- en inovatie-instrumentarium (31 311, nr. 52);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 16 april 2010 met een voortgangsrapportage inzake experimenten Bedrijven Investeringszones (BIZ) (31 430, nr. 22);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 6 april 2010 inzake onderzoeksrapporten over onnodige belemmeringen voor doorgroei van kleine en startende ondernemingen (31 311, nr. 50);

  • de brief van de collegevoorzitter van Actal d.d. 24 november 2010 ter aanbieding van het rapport Vrijheid en verantwoordelijkheid en beperking regeldruk. Een Inventarisatie van beleidsvoornemens uit het regeerakkoord die gevolgen hebben voor de regeldruk (29 515, nr. 325);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 6 september 2010 met een beknopte kwartaalrapportage over reductie administratieve lasten bedrijven (29 515, nr. 323);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 27 april 2010 over prikkels gemeenten met betrekking tot regeldruk (29 515, nr. 319);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 22 april 2010 met een eindrapportage over de aanpak van regeldruk voor bedrijven (29 515, nr. 318);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 21 december 2010 met het eindverslag van de Taskforce Kredietverlening (32 500 XIII, nr. 165);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 7 februari 2011 over het programma Regeldruk Bedrijven 2011–2015 (29 515, nr. 327);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 8 februari 2011 over de vierde kwartaalrapportage 2010 inzake de benutting van de financieringsinstrumenten van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, over de rapportage EIM-financieringsmonitor mkb en over European PROGRESS Microfinance Facility (31 371, nr. 359).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economie, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economie, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Jansen

Griffier: Franke

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Verburg, Verhoeven, Van Bemmel, Groot, Dijkgraaf, Ziengs, Braakhuis en Jansen,

en minister Verhagen van Economie, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van een ambtenaar van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister en zijn ambtenaar – de minister is heel zuinig – de Kamerleden en de belangstellenden in de zaal welkom. Wij hanteren in de eerste termijn een spreektijd van maximaal zes minuten. Ik sta maximaal twee interrupties toe.

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Wij hebben vandaag veel punten op de agenda staan, maar ik zal mij beperken tot het onderwerp regeldruk. Dat vind ik een van de belangrijke onderwerpen. Het is ook een onderwerp dat in het regeerakkoord voorkomt. De voorzet die wij afgelopen maandag ontvingen, vind ik een heel goede. Er spreekt ambitie en daadkracht uit. Als dit allemaal gaat lukken, zal dit in 2012 leiden tot 10% minder kosten voor het uitvoeren van regels en voor naleving. Dat is een goed begin, hulde daarvoor, maar er moet meer gebeuren op alle overheidsniveaus. Een aantal punten is volgens mij in de brief en de notitie van de minister weinig uitgewerkt, of moet nog verder worden uitgewerkt. Ik ga een paar punten aandragen waarbij nog wat meer gas kan worden gegeven.

De minister heeft het in zijn brief over andere overheden, onder andere over Europa, maar ook over provincies en gemeenten. Bij gemeenten kan ook wat veranderen. Dat zal ook moeten, want gemeenten moeten bezuinigen. Wat ons betreft kunnen de welstandscommissies worden opgeheven. Door deze commissies worden vergunningenprocedures nu vaak vertraagd. Er zijn inmiddels 40 gemeenten die de welstandscommissie hebben opgeheven. Die gemeenten zijn niet veranderd in omgevingen met afschuwelijke bouwsels. Met andere woorden, haal de welstandscommissies weg en zorg ervoor dat er op dat punt meer ruimte komt. Ik hoor graag een toezegging hierover.

In Nederland zijn zo’n vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM). Er zijn nog meer participatiemaatschappijen, maar voor de vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen geldt dat ook de rijksoverheid daaraan een bijdrage levert. De regio’s moeten vooruit kunnen en de ruimte krijgen. Daarom stel ik voor en verzoek ik de minister om de financiële participatie van de rijksoverheid in de ROM’en te laten, maar de zeggenschap helemaal aan de regio over te laten. Ik vraag, met andere woorden, om de rijksbijdragen in de ROM’en te laten, maar op te houden met bemoeienis van het Rijk met besturen en beslissen op dit punt. Er staat immers in het regeerakkoord: je gaat erover of je gaat er niet over.

Een ander prangend punt is het Waddenfonds. Dat fonds is bedoeld voor de noordelijke provincies rond het waddengebied. De geschiedenis en de toekomst van die regio rechtvaardigen een volledige overdracht van het totale budget. Er is indertijd 800 mln. in dat fonds gestopt. Dat had te maken met compensatie voor het een en ander. Daarmee moeten de noordelijke provincies en het waddengebied vooruit kunnen op vlakken als economische zaken en verduurzaming. Ik vraag de minister om haast te maken met deze overdracht. Nog voor de zomer moet dat Waddenfonds helemaal zijn overgedragen aan de regio. Ook op dit punt hoor ik graag een toezegging.

De uitnodiging aan allerlei organisaties staat, om te komen met voorstellen voor vereenvoudiging. Op die uitnodiging wordt op dit moment goed gereageerd, mede door de inzet van het kabinet. LTO Nederland heeft een aantal heel concrete voorstellen gedaan voor de agro- en foodsector. Het gaat daarbij om een lijst van zo’n 35 punten. Ook Koninklijke Horeca Nederland heeft voorstellen gedaan. Die hebben bijvoorbeeld te maken met vijftien tot twintig verschillende inspectiediensten of toezichthouders. Dat het er zo veel zijn, is echt te gek voor woorden. De mensen in de horeca hebben het nog steeds niet gemakkelijk. Gelukkig gaat het iets beter. Deze mensen moeten zich kunnen bezighouden met het verwennen van ons of andere gasten als wij bij de horeca binnenkomen. Wij moeten van deze mensen geen boekhouders maken. Ik hoor de minister graag toezeggen dat hij nog voor de zomer voorstellen doet om het aantal toezichthouders bij de horeca in eerste instantie te halveren, om daarna met reduceren verder te gaan. Deze ondernemers mogen niet van hun werk worden gehouden doordat bijvoorbeeld inspectiediensten niet goed met elkaar communiceren.

Ik kom op de ergernissen rond de rittenregistratie. Chauffeurs van veel bedrijfsauto’s moeten elke rit registreren. Dit is al jaren een hoofdpijnpunt. Kan dat niet eens anders worden georganiseerd? EVO heeft voorgesteld om de rittenregistratie gewoon achterwege te laten en om met de fiscus een afspraak te maken over één heffingsbedrag. Men denkt aan een bedrag van ongeveer € 300. Het moet natuurlijk wel kostendekkend zijn. Als blijkt dat er grof misbruik van wordt gemaakt, is een dermate hoge boete op zijn plaats, dat daardoor verder misbruik van het geschonken vertrouwen zeer sterk wordt ontmoedigd.

Ik zie dat ik moet gaan afronden. Volgens de notitie van de minister wordt pas in 2013 aandacht besteed aan de zzp’ers. Dat vindt mijn fractie te laat. Wij willen graag in juni van dit jaar een plan van aanpak ontvangen voor de zzp’ers. Dit zijn namelijk de ondernemers van de toekomst.

Mijn fractie vindt dat het principe van lex silentio positivo bij het verlenen van vergunningen toch een beetje gewoontjes is uitgewerkt. Er zijn er nu 113. Dat aantal kan en moet echt sterk omhoog. Wij denken daarbij ook aan een termijn van vier maanden. Die termijn werkt al jaren heel goed in Spanje. Er gaat een disciplinerende werking van uit en het tempo wordt erdoor verhoogd. Overheden gaan erdoor ook service en diensten verlenen aan zowel burgers als bedrijven. Ik hoor ook op dit punt graag de toezegging dat er meer gas wordt gegeven. Kan de minister ook toezeggen dat de periode wordt verlengd tot vier maanden?

Ik kom op mijn laatste punt. Ook de Basisadministratie Adressen en Gebouwen levert een ergernispuntje op. Daarmee hebben ondernemers in de recreatiesector te maken. Zij moeten ieder jaar een inventarisatie van de caravans opstellen. Dit dient nergens toe en er gebeurt niets mee. Het wordt alleen geïnventariseerd door de gemeente. Is het niet mogelijk om alleen de vaste bewoner en beheerder van het recreatieterrein op te nemen in de administratie? In het recreatieseizoen beweegt immers alles. Dit leidt alleen maar tot ieder jaar extra werk, en verder tot niets. Ik hoor op dat punt dus ook graag een toezegging van de minister.

De minister stelt dat wij geen nieuwe regel meer moeten invoeren zonder er eerst een te schrappen. Om de regeldruk terug te dringen, moet je echter meer regels schrappen dan je er toelaat. Daarom stellen wij voor dat er twee regels moeten worden geschrapt om één nieuwe regel toe te voegen. Eerst moet er worden gekapt in het hout, anders druk je de regelgeving en de nalevingskosten niet.

Ik heb de plannen van LTO Nederland, van EVO en van Koninklijke Horeca Nederland gebundeld. Ik zou de minister de bundel willen overhandigen en hem willen verzoeken om er positief en voortvarend op in te gaan. Met elkaar kunnen we in Nederland meer ruimte geven aan ondernemers en meer ruimte en vrijheid aan burgers. Met elkaar kunnen we ervoor zorgen dat het leven weer leuk wordt door minder regels, minder nalevingslasten en minder inspectiediensten.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Nederland is verslaafd aan regeltjes. Paarse krokodillen en papieren tijgers lijken wel beschermde diersoorten te zijn. Ondernemers worden daar gek van, want zij willen alleen maar meer speelruimte en een gelijk speelveld. Over de regeldruk wordt al heel lang hetzelfde liedje gezongen. Daarom is het hoog tijd voor een doorbraak. De overheid moet gewoon afkicken van het pennenlikken. Ondernemers moeten uitblinken, niet verdrinken in allerlei regels en zompige moerassen van administratieve lasten. In Nederland laten we chauffeurs van bestelbusjes al hun ritten registreren. In Nederland laten we campinghouders een nachtregister van hun gasten aanleggen. Kroegbazen worden in Nederland door de Bibob als boeven behandeld. Winkeliers krijgen van overbodige instanties tientallen facturen met daarop bizarre bedragen.

Er is al gezegd dat er vandaag heel veel stukken op de agenda staan. Ik beperk mij tot de bespreking van het thema bureaucratie. Ik bedoel daarmee niet alleen de regels, maar alles waarvan ondernemers last hebben. De minister vat bureaucratie terecht ook op die manier op. Wij hebben het dan over vertraagde vergunningverlening, lokale lasten, inspectiediensten, klachtenloketten met een slechte dienstverlening, kortom over alles wat ondernemers belemmert. Het gaat mij dus om het voorkomen van de dalen. Ik hoop wel dat we binnenkort ook nog kunnen gaan spreken over de negen topgebieden. Wij vinden echter dat die hier niet bijhoren.

Men is van mij gewend dat ik positief ben. Ik kan ook nu heel positief zijn. Heel veel dingen die dit kabinet doet, zijn best goed. Ik doel op eenvoudiger loonstrookjes, gemakkelijker belastingaangiften, inspectievakanties en de stilzwijgende vergunningverlening. Mijn mkb-hart gaat van die maatregelen bijna harder kloppen. Bijna, want er ontbreekt veel. Wat moeten we bijvoorbeeld nog met de welstandscommissies? Gelukkig heeft mevrouw Verburg daarover al iets gezegd. Zij had het ook over de ridicule rittenregistratie. Ik noem ook de verplichte heffingen van de Kamers van Koophandel en de bedrijfs- en productschappen. Waarom hanteren wij ook geen nullijn voor nalevingskosten? Ik heb wel iets in de stukken gelezen over compenseren via reductie. Ik hoop dat wij de minister daaraan mogen gaan houden bij elke regel. Hoe werkt die reductieaanpak precies? Vanaf wanneer geldt die aanpak?

Waarom wordt Actal ontmanteld? Ambtenaren moeten administratieve lasten voortaan zelf toetsen. Men heeft het in dit verband altijd over de slager die zijn eigen vlees keurt. De overheid mag dus wel het eigen vlees keuren, maar slagers niet. Dat lijkt ons vreemd. Wij krijgen daarom graag wat meer inzicht in deze aanpak. Slagers willen over het algemeen goed vlees leveren. Ik hoop daarom dat de overheid ook goede regels wil maken.

Waarom schept de overheid geen centrale database waarin van alle ondernemers alle gegevens worden verzameld die zij in de afgelopen jaren hebben moeten aanleveren? Ik doel bijvoorbeeld op informatie in verband met de Wabo, maar ook op informatie die is aangeleverd in verband met de brandveiligheid. Een ondernemer dient maar één keer aan één overheidsinstantie gegevens te hoeven doorgeven. Allerlei bestanden kunnen dan worden samengevoegd.

Op een aantal punten ben ik wat kritischer. Ik zei al dat het kabinet zich best op de borst mag kloppen, maar we moeten stoppen met het ondernemers foppen. Dat gebeurt op een aantal punten. Afgelopen maandag heeft de minister beloofd om 740 mln. te besparen op de administratieve lasten. Dat is een fopspeen en kassamisleiding. De echte bedrijfslasten stijgen namelijk volgens het regeerakkoord met 5 mld., dat is € 6000 per bedrijf. Dat betekent dat de overheid een lange neus trekt naar het mkb. Grote bedrijven krijgen belastingkorting, maar de lokale lasten zullen stijgen. Die komen voor rekening van het mkb.

Niet alleen deze lastenverzwaring is een probleem, maar ook de decentralisatie naar gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk gemaakt voor alle beloftes uit het regeerakkoord. Het ondernemersloket? Dat komt bij de gemeenten. Facturen betalen? Dat doet de gemeente over het algemeen. Het verlenen van vergunningen? Dat doet de gemeente. Opdrachten aanbesteden? Dat doet de gemeente. Daarom ben ik heel benieuwd naar Inspectieview. Gaat de minister ook de G36 snel laten aantakken aan dit systeem? Hoe zorgt hij voor een succesvolle invoering van het ondernemersdossier, bijvoorbeeld door met decentrale overheden een bestuursakkoord op te stellen? Kan de minister hierop reageren en kan hij misschien zelfs een toezegging doen op dit punt? Delegeren naar lagere overheden kan namelijk niet zonder agenda of budget. Wij hebben die valkuil van verre zien aankomen. Daarom hebben wij in november al gevraagd om een jaarlijks mkb-rapport, waarin cijfers staan over vijf belangrijke mkb-vakken, namelijk het verlenen van vergunningen, het betalen van facturen, het aanbesteden van opdrachten, het schrappen van regels en het verlagen van lokale lasten of het tot inflatie maximeren daarvan. Ik noemde deze vakken «de vijf van Verhagen». Ik ben heel benieuwd hoe het daarmee nu staat.

Aanvankelijk ging het heel slecht met de kredietverlening. Daarna is het een tijdje wat beter gegaan, maar nu gaat het weer heel slecht. Dat is zorgelijk. Ook mijn fractie heeft heel veel brieven gekregen, overigens niet van LTO Nederland. Dat laatste moet misschien nog een keer komen. Bijvoorbeeld voor de sector van de biotechnologie geldt dat het eindeloos duurt voordat een innovatiekrediet wordt toegewezen. De Taskforce Kredietverlening heeft geadviseerd om de betalingen en de kredieten voor het mkb beter te monitoren. Neemt de minister dat advies over? Gaat hij banken aansporen om informatie te verlenen op detailniveau? Wij krijgen nu vaak alleen cijfers op macroniveau. Die zeggen soms erg weinig. Zo halen wij de emotie eruit. Ik vind dat altijd prettig, want ik voer debatten graag op een rationele manier.

Komt er eindelijk een afkoopregeling voor de rittenregistratie? Krijgen de campinghouders eindelijk nachtrust door veranderingen op het punt van het nachtregister? Wordt de nieuwe natuurwetgeving rond Natura 2000 vooraf getoetst op de gevolgen voor het mkb? Hierbij geldt heel ingewikkelde regelgeving. Mijn fractie heeft een natuurhart, maar ook een mkb-hart. Wij zoeken naar de juiste balans. Ik hoor verder toch nog graag een antwoord op de vraag wat er precies overblijft van de KvK-heffing. Er wordt een forse verlaging aangekondigd. De rol van de Kamers van Koophandel wordt kleiner. Hoe hoog is de heffing die overblijft? Wij willen de heffing graag vrijwillig maken, maar als zij tot bijna nul wordt gereduceerd, kunnen wij ook akkoord gaan met een verplichte heffing. Hetzelfde geldt voor de schappen.

Ik kom ten slotte bij de auteursrechteninstanties. Komen Buma, SENA, Thuiskopie en alle andere organisaties op dit gebied nu eindelijk eens met een gezamenlijke jaarfactuur, zodat ondernemers in één keer overzichtelijk gepresenteerd krijgen wat zij moeten betalen voor het gebruiken van muziek, beelden enzovoorts?

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Maandag 6 februari was een zeer mooie dag voor mij. Dat was namelijk de dag dat de minister in De Telegraaf een grote administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven aankondigde. Ik wilde eigenlijk een lang verhaal houden over meer vertrouwen in het bedrijfsleven, maar ik kan dat gelukkig een stuk inkorten, gezien de inhoud van dat artikel.

Zijn al mijn wensen dan vervuld? Nee, dat is helaas niet het geval. Ik noemde al eerder de ergernis van mijn fractie over de verplichte rittenregistratie voor bestelbusjes. Een loodgieter met acht klanten op een dag zou niet moeten worden opgezadeld met een karrenvracht aan administratieve verplichtingen over ieder ritje. Wij leven in 2011; dit moet maar eens afgelopen zijn. EVO heeft mijns inziens een goed voorstel gedaan. Laten wij dat eens gaan proberen. Een jaarlijkse afkoop van deze paarse krokodil zou de vele ondernemers en zzp’ers als alternatief geboden kunnen worden. Laten we vandaag eens zaken doen en dit afkaarten.

Op het punt van het grotestedenbeleid mist de PVV-fractie een versoepeling van de zogenaamde venstertijden en allerlei eisen over de lengte van voertuigen en de emissienormen. Het is nodig dat wij vertrouwen hebben en dat wij de economie, ook de binnenstedelijke economie, bruisend houden. Ik kies voor «economy first». Hoe wil de minister de binnenstedelijke economie bruisend houden?

Een ander zorgpunt zijn de aanbestedingseisen voor ondernemers. Met name de kleinere ondernemers haken vaak af bij aanbestedingsprojecten. Het is immers vaak nodig om daarvoor een enorm pak formulieren in te vullen. Het elektronisch ondernemersdossier is op dit punt al een mooie move. Het zou mooi zijn als alle vaste gegevens niet meer voor elk ministerie apart zouden hoeven worden ingevuld. Het is ook belangrijk om te kijken naar de omzeteisen. De aangenomen motie-Van Vliet kan op dat punt zorgen voor een aansporing.

Over Actal is al gesproken. De toetsing rond de regeldruk gaat van Actal naar een ambtelijke commissie, het zogenaamde IAC. Er is in dit verband al gesproken over de slager die zijn eigen vlees keurt. Kan de minister aangeven of het werk van het IAC ook onafhankelijk en gezaghebbend zal zijn? Het IAC is een ambtelijke organisatie. Wij zetten er vraagtekens bij. Wat is de waarde van het IAC als de adviezen niet gezaghebbend zouden zijn?

De heer Verhoeven (D66): De heer Van Bemmel sprak warme en positieve woorden over het aanbesteden. Hij noemt terecht zelfs heel concrete zaken zoals de omzeteis. In het regeerakkoord staat hierover ook het een en ander. Vooraan in het regeerakkoord staat echter ook dat er zal worden bezuinigd door bijvoorbeeld gebundelde inkoop. Gebundelde inkoop leidt nu juist niet tot rekening houden met kwaliteit, maar tot een focus op prijs. Het gaat bij gebundelde inkoop om massa en de laagste stuntprijs. Er staat dus in het regeerakkoord dat er zal worden bezuinigd op de inkoop, maar verderop in het akkoord staat dat ook het aanbesteden eerlijker zal worden. Is dat niet een loze letter? Is de heer Van Bemmel niet bang dat dit twee tegenstrijdige geluiden zijn?

De heer Van Bemmel (PVV): Nee, dat denk ik niet. Uiteraard houdt mijn fractie zich aan de zaken waaraan zij zich heeft gecommitteerd. De heer Verhoeven heeft het over gebundelde inkoop. Ik heb het over omzeteisen. Als bedrijven niet kunnen voldoen aan de administratieve verplichtingen of aan de omzeteisen, leidt dat tot minder inschrijvers en is de overheid per saldo duurder uit. Ik begrijp dus niet precies wat de heer Verhoeven bedoelt.

De heer Verhoeven (D66): Bij gebundelde inkoop gooi je een aantal opdrachten op een hoop en is er dus sprake van één megaopdracht. Zo’n opdracht is uiteraard bijna automatisch gekoppeld aan allerlei schaal- en omzeteisen. Dan heb je dus precies het tegenovergestelde bereikt van wat je wilt bereiken, namelijk kleine opdrachten met eisen die voor alle ondernemers haalbaar zijn. Dit is dus volgens mij met elkaar in tegenspraak. Ik hoop daarom dat ook de PVV vindt dat als er gebundeld moet worden ingekocht, de eisen toch laaggehouden moeten worden. Kan ik de PVV-fractie daarop afrekenen?

De heer Van Bemmel (PVV): Wij willen er niet nog meer regeltjes bijmaken. Wij vinden dat er best eens naar de omzeteisen kan worden gekeken. Ook bij grote opdrachten kunnen zulke specifieke eisen worden verwerkt.

Vroeger hadden wij het als ondernemers over de «Slaapkamer van Koophandel». Wij konden een keer per jaar kwartetten met de mooie dingen die alle ondernemers krijgen. In de «Slaapkamer van Koophandel» wordt men één keer per jaar wakker, namelijk begin januari. Dan moet € 450 worden betaald. Nadat dit bedrag is betaald, dommelt men er weer in slaap. Wat krijgen ondernemers voor dit bedrag? Kan dat lager worden voor ondernemers die weinig vragen van de Kamer van Koophandel? Ik zou graag zien dat dit werd onderzocht door de minister.

Wij hebben het vaak over het aantal regeltjes dat voor ondernemers wordt afgeschaft. Van belang is echter ook de voelbare regeldruk. Wat merken ondernemers van de regeltjes die worden afgeschaft? Het lijkt mijn fractie een goed idee om eens na te denken over bijvoorbeeld een ondernemersmonitor. Hoe monitoren wij de regeldruk? Wordt de druk minder? Schaffen we de goede regels af? Is het misschien zo dat juist de regels blijven die de ondernemers kwijt willen en dat andere regels verdwijnen?

Ik noem een voorbeeld. Ik ken een kaasmakerij in de Krimpenerwaard. De eigenaar van deze kaasmakerij moet kaas maken, maar daarvoor heeft hij amper tijd. Hij krijgt namelijk bijvoorbeeld te maken met het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ). Dat zorgt voor een jaarlijkse controle van de inrichting van gebouwen en van de administratie. Een keer per vijf weken wordt de kaas bemonsterd. Alle gegevens die worden verzameld, moet deze kaasmaker ook nog een keer per jaar zelf in zijn administratie kunnen tonen. Als het COKZ, dus de dienst zelf, een kantoor heeft overgeslagen, is de agrariër verantwoordelijk. Met andere woorden, als hij is overgeslagen, had hij de dienst maar moeten waarschuwen. Een boete ligt daarbij in het verschiet. Verder is er voor deze kaasmaker de Milieudienst Midden-Holland. Die zorg voor een controle, een keer per jaar, van dierenwelzijn, oormerken en het voorkomen van vuil op het erf. Ook is er de visuele mestcontrole. Ligt de mest wel op een goede hoop? Dan is er voor de mestboekhouding ook nog de Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I. Al het land moet daarvoor in kaart worden gebracht en er moet worden bijgehouden hoeveel mest er per jaar wordt opgegooid. Dat is een zeer ingewikkelde boekhouding. Dat is geen kwestie van iets intekenen op de achterkant van een sigarendoosje. Nee, je moet bijna een cartograaf zijn om dit goed te kunnen doen. De percelen zijn daarbij ook nog eens 20% verkleind, want EL&I vraagt zich af of de schuine kant waar de koeien uit eten wel bij het land hoort. Daarvoor zijn grote onderzoeken gedaan. AID’ers worden daarvoor met gps het land van de kaasmaker ingestuurd. Ik zal niet langer uitweiden. Ik kan het Veenweidepact Krimpenerwaard nog noemen.

De voorzitter: Ik zou dat zeker niet doen, want u hebt nog slechts een halve minuut spreektijd.

De heer Van Bemmel (PVV): Gelukkig zijn dit soort plannen voor de komende vijf jaar al in de ijskast gezet. Het zou mooi zijn als definitief het licht wordt uitgedaan voor zulke plannen.

Mkb’ers hebben nog steeds veel meer moeite om hun kredietaanvraag goedgekeurd te krijgen dan hun collega’s in het grootbedrijf. De ontwikkelingen zien er slecht uit. Het percentage toegewezen kredietaanvragen daalde van 46 naar 33. Ook geeft 38% van de mkb-ondernemers aan dat het eigen vermogen is gedaald. Ik hoef niemand uit te leggen dat het mkb zeer belangrijk is voor de economie. Banken spelen voor het mkb een vitale rol. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat de kredietverstrekking op gang blijft. Wij hebben hiervoor niet voor niets een garantieregeling in het leven geroepen. De banken spelen dus een belangrijke rol en daarom vindt de PVV-fractie dat microkredietverstrekking geen taak van de overheid is. Dat is een taak van de banken. Dit gaat ons te veel in de richting van linkse maakbaarheidsplannetjes. De regering moet daar ver vandaan blijven. Wij willen toch af van subsidies? Laten wij dat dus in de praktijk brengen. Ook de garantieregeling van de overheid voor het mkb is wellicht aan een evaluatie toe. Is hiervan al veel gebruikgemaakt? Is deze regeling nog nodig? Is dit niet tevens een taak van de banken?

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ik vervang Sharon Dijksma. Zij is ziek.

In NRC Handelsblad van gisteren vatte Menno Tamminga het beleid van de minister van EL&I samen met de woorden: «grote woorden, beperkt budget». Ik heb de lange agenda van dit algemeen overleg gezien. Daaruit blijkt dat er niet alleen grote, maar ook nog heel veel woorden worden gebruikt.

De minister kondigt een nieuw offensief aan tegen de administratievelastendruk. Dat is uiteraard mooi, want niemand houdt van bureaucratie. Men heeft de ambitie om in 2012 te zijn gekomen tot een beperking van 10% en om daarna jaarlijks 5% reductie te bewerkstelligen. Ik stel echter vast dat het overgrote deel van de besparingen op de administratieve lasten in 2011 en 2012 wordt behaald door fiscale maatregelen die allang door het vorige kabinet zijn voorbereid. Ik doel op de uniformering van het loonbegrip, de flexibilisering van het bv-recht, de Vpb-aangifte en de aard van de loongegevens van het UWV. Dit zijn allemaal zaken die op de plank klaarlagen. Het huidige kabinet hoeft ze er alleen nog maar af te pakken.

Er zijn ook nieuwe initiatieven voor na 2012. Ik noem de inspectievakantie. Een voorbeeld daarvan is het horizontale toezicht van de Belastingdienst. Bedrijven die zich goed gedragen, worden niet meer lastiggevallen door inspecteurs en bedrijven die een loopje nemen met de regels, worden extra aangepakt. De capaciteit van toezichthouders die vrijkomt, kan dan worden ingezet voor het aanpakken van malafide bedrijven. Kan de minister garanderen dat deze inspectievakanties niet zullen worden gebruikt als middel om te bezuinigen op de inspectie en het aantal inspecteurs? Kan hij garanderen dat de tijd van inspecteurs die vrijkomt, inderdaad wordt ingezet om de jacht op malafide bedrijven op te voeren? Worden er geen inspecteurs wegbezuinigd? Het laatste gebeurt namelijk bij de Belastingdienst. Daardoor maak ik mij zorgen.

Wij weten allemaal dat er heel pijnlijke knelpunten zijn bij de financiering van het midden- en kleinbedrijf. Voor banken zijn kredieten van een paar ton al snel te bewerkelijk. Dat geldt zeker voor kredieten van enkele tienduizenden euro’s. Ook als het gaat om eigen vermogen zijn kleine bedrijven al snel te klein voor private-equitypartijen. Als deze partijen toch met kleine bedrijven in zee willen gaan, vrezen de ondernemers vaak voor verlies van zeggenschap. Er is kortom op dit punt sprake van marktfalen. Op dit punt ligt er daarom een taak voor de minister. Dit is zelfs misschien wel de belangrijkste taak voor de minister, want vaak wordt gezegd dat het midden- en kleinbedrijf de motor is van de Nederlandse economie.

De minister schrijft in zijn brief van 9 februari dat gesteld kan worden dat de financieringsinstrumenten in 2010 goed zijn benut. Ik kan echter op basis van de achterliggende stukken deze conclusie niet trekken. Uit de rapportage van het EIM blijkt namelijk dat steeds minder kleine bedrijven de financiering krijgen die ze willen. De heer Van Bemmel noemde ook al dat eind 2009 nog 46% van de bedrijven de juiste financiering kreeg. Bij de laatste meting was dit percentage nog maar 33. Daarbij geldt dat naarmate een bedrijf kleiner is, de kans op financiering kleiner wordt. Tegelijk zien we dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de garantieregelingen van de overheid. Bij grote bedrijven wordt in 93% van de gevallen de overheidsgarantie niet eens aangeboden door de banken. Bij kleine bedrijven is dit percentage 89. Slechts 4% van de kleine bedrijven maakt gebruik van de BMKB. Hoe kan de minister, gezien deze gegevens, toch beweren dat de financieringsinstrumenten goed zijn benut? Het is toch onbegrijpelijk dat banken over de rug van kleine ondernemers de kredietkraan dichtdraaien? Wat gaat de minister hieraan doen?

De fractie van de PvdA begrijpt dat staatsgaranties tijdelijk zijn en dat er meer fundamentele oplossingen moeten komen voor een betere toegang tot eigen vermogen. Op dat punt zijn door mijn voorganger twee initiatieven genomen. Ik doel op de motie-Tang/Pieper en het amendement-Omtzigt/Tang. Ze zijn erop gericht, beleggen in kleine bedrijven aantrekkelijker te maken. Met het genoemde amendement is men niet doorgegaan, omdat het te ingewikkeld is. Hoe staat het echter met de uitvoering van de motie-Tang/Pieper? Uit de laatste brief hierover, van een halfjaar gelden, begrijp ik dat de overheid terugschrikt voor de grote financiële bijdrage die private-equitypartijen en banken vragen voor deelname aan zo’n fonds. Enerzijds begrijp ik ook wel dat de overheid geen afvoerputje wil worden voor slechte deelnames. Anderzijds mag je mijns inziens ook niet verwachten dat de bijdrage van de overheid aan zo’n fonds kostendekkend is. Voor het op gang helpen van deze markt is een klein verlies van de overheid acceptabel. Ook bij maatschappelijke projecten dekt de overheid vaak een onrendabele top. Is de minister bereid om hiervoor alsnog zijn nek uit te steken? Is hij het met mij eens dat het op gang helpen van deze markt de overheid iets mag kosten?

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De macht van ambtenaren en politici lijkt groot. Maar als je een bezoek brengt aan het bedrijfsleven, leer je wel dat het anders is. Het zijn juist de bouwbedrijven die in economisch barre tijden moeten zorgen voor de woningen en kantoren van de toekomst. Het zijn de boeren die het Haagse modewoord «duurzaamheid» in de praktijk handen en voeten moeten geven. Het zijn de staalbedrijven die door innovatie lichtgewicht autostaal kunnen leveren, waardoor wij brandstof kunnen besparen. Daarom vindt mijn fractie dat het bedrijfsleven van klein tot groot voluit ruimte en steun verdient.

Het vorige kabinet heeft een mooi eindverslag naar de Kamer gestuurd over de aanpak van de administratieve lasten. Het nieuwe kabinet heeft zijn programma daarvoor deze week gepresenteerd. Eén heet hangijzer is echter in beide stukken helaas achterwege gebleven, namelijk het beleid rond duurzaam inkopen. Actal heeft recent vernietigende kritiek geleverd op dit beleid. Het wijzigen en afvinken van criteria is leuk werk voor ambtenaren, maar niet werkbaar voor ondernemers, zeker niet voor innoverende ondernemers. Dat moet dus wat ons betreft anders. Wij weten dat er een algemeen overleg wordt gehouden over duurzaam inkopen. Daar staat dit punt op de agenda. Toch vraag ik ook hier de minister om zijn rol hierbij op te pakken waar het de regeldruk raakt. Is hij bereid om dit samen met staatssecretaris Atsma op te pakken?

De minister schrijft in het nieuwe Programma Regeldruk Bedrijven 2011–2015 dat input van het bedrijfsleven belangrijk is voor het kabinet en voor de vormgeving van het programma over regeldruk. Ik vind dat uitstekend, maar is de minister ook bereid om, samen met de staatssecretaris van EL&I, daarbij de voorstellen van LTO Nederland te betrekken? LTO heeft de minister een uitvoerige brief gestuurd met daarin allerlei detailvoorstellen rond het schrappen van overbodige regelgeving.

De minister wil milieuvergunningsverplichtingen omzetten in algemene regels. Ook dat is een sympathiek voornemen, maar volgens ons is dit in de praktijk slechts schone schijn. Wij hebben het ontwerpbesluit hiervoor inmiddels gezien. Wat met de ene hand wordt gegeven, dreigt door de andere hand weer te worden genomen. In de algemene regels zit namelijk wat ons betreft te weinig maatwerk. De kosten van de inhoudelijke naleving dreigen de ingeboekte lastenverlichting te neutraliseren, met name in de agrarische sector. Is de minister bereid om bij staatssecretaris Atsma aan te dringen op het leveren van maatwerk in het Activiteitenbesluit?

De commissie-Wientjes heeft geadviseerd om voor een viertal domeinen de vertrouwensbenadering uit te werken, namelijk voor de haven van Rotterdam, de chemie, de horeca en het Activiteitenbesluit. De minister is bereid dat te doen voor de eerste drie. Waarom doet hij dit niet voor het Activiteitenbesluit? Is hij daartoe alsnog bereid?

Een groot deel van onze regelgeving komt uit Brussel, of we dat nu leuk vinden of niet. De invloed van Nederland in het voorbereidingstraject kan volgens mijn fractie stukken beter. Actal heeft daarvoor in november vier aanbevelingen gedaan. Het is mij niet precies duidelijk of de minister die aanbevelingen overneemt of niet. Kan hij toezeggen dat hij ze overneemt?

De minister geeft in het kort aan waar hij in de periode vanaf 2013 een verdere reductie van de administratievelastendruk wil realiseren. Hij richt zich daarbij op een meer fundamentele aanpassing van regelgeving, zoals vereenvoudiging van het omgevingsrecht en het moderniseren van de Algemene wet bestuursrecht. Is de minister bereid om op korte termijn de Kamer te informeren over het traject dat voor elk van de genoemde terreinen zal worden bewandeld? Op die manier kunnen wij weten wanneer wat komt.

Met name mkb-bedrijven hebben veel te maken met de lagere overheden. Het is mij nog niet helemaal duidelijk wat de rol van de minister daarbij precies is. Is hij bereid om ook op dat niveau zijn krachten in te zetten om ervoor te zorgen dat een vermindering op papier van de regeldruk wordt vervangen door een daadwerkelijke vermindering? Ik noem als voorbeeld de rol die de welstandscommissies spelen voor bedrijven.

Ik denk dat langzamerhand duidelijk is dat mijn fractie hecht aan het werk van Actal. Dat houdt ons scherp en levert ons veel onafhankelijke informatie. Uit de evaluatie blijkt dat Actal ten aanzien van de toetsing van voorgenomen regelgeving een gezaghebbende positie heeft opgebouwd bij de departementen. Dat heeft te maken met de onafhankelijkheid van de positie van Actal. Wij hechten aan die onafhankelijkheid. De minister schuift die helaas aan de kant. Hoe onafhankelijk is de ambtelijke commissie? Is het niet verstandig om in ieder geval in de komende jaren de voor de in het licht van de lastendruk belangrijke wetsvoorstellen gewoon door Actal te laten toetsen? Ik hoor graag een toezegging op dit punt van de minister.

Over financiering is al het een en ander gezegd. Ook mijn fractie vindt het belangrijk dat die financiering soepel verloopt. Als straks de economie weer aantrekt, moet de financiering van met name mkb-bedrijven niet de bottleneck worden. Heeft de minister er voldoende vertrouwen in dat mkb-bedrijven ook in die situatie voldoende kapitaal kunnen aantrekken?

Tot slot de aanbesteding rondom kleine ondernemers. Ook wij maken ons grote zorgen over de toegang van kleine ondernemers tot de gehele aanbestedingsmarkt. Hoe kunnen toetreders op de markt actief worden? Ik zie teveel aanbestedingen waarbij bijvoorbeeld geëist wordt dat je al vier tot acht jaar ervaring hebt in die markt. Ik ken bijvoorbeeld een aanbesteding voor de bouw van een school, waarbij men aan moest tonen dat men al acht scholen gebouwd had. Dat is heel plezierig voor de grote bedrijven maar de kleine ondernemer die nieuw begint, maakt dan geen enkele kans, terwijl die misschien juist wel veel kwaliteit voor een lage prijs kan bieden. Het heeft ook te maken met de omzeteisen. Dit is zo-even al even gewisseld over de bundeling in het kader van het regeerakkoord. Is de minister het met mij eens dat het ook afhangt van de manier waarop je die aanbesteding dan vormgeeft? Als je het bundelt, kun je het bijvoorbeeld in diverse percelen hakken waardoor het alsnog toegankelijk is voor kleine ondernemers. Het is mij een lief ding waard als de minister mij duidelijk kan aangeven dat de kleine ondernemers in de aanbestedingsmarkt een daadwerkelijke kans hebben. Het gaat namelijk juist ook om de dynamiek van de markt. De minister doet er veel aan om ondernemerschap te stimuleren in de markt. Dan gaat het vaak om kleine ondernemers die beginnen. Als ze dan bij die aanbestedingen geen enkele kans maken of in ieder geval niet bij interessante projecten, dan hebben we een groot probleem. Dus ik hoor graag de visie van de minister hierop.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. De ondernemers hebben ons door de crisis gesleept. Ik heb dat ook al gezegd tijdens de begrotingsbehandeling. De stukken die voorliggen, bevatten heel veel herkenbare VVD-punten. Dus chapeau, minister. Ook de inspectievakantie, destijds aan de orde gesteld naar aanleiding van de motie-Elias, is erin opgenomen.

Wel heb ik er behoefte aan om ten aanzien van drie punten de zaken nog wat scherper te stellen. Daarbij denk ik allereerst aan het ondernemerschap. Ik heb het dan met name over zzp’ers die ooit gouden bergen zijn beloofd door collega’s, die zich vervolgens hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en die later in bijzondere problemen zijn geraakt omdat ze niet goed wisten dat er naast voordelen toch ook wel nadelen kleven aan het ondernemerschap. Is de minister bereid om voordat de ondernemer zich inschrijft bij de Kamer van Koophandel, hem een financiële bijsluiter te verstrekken die een aantal richtlijnen bevat, zodat hij direct weet waar hij aan toe is?

Mijn volgende punt betreft de kredietverlening. Met het aantreden van dit nieuwe kabinet blijkt er weer wat meer vertrouwen te zijn bij de ondernemers. Het rapport-Hermans geeft aan dat in 2008 en 2009 van de kredieten onder € 250 000 er 20% minder verstrekt zijn. Dus dat treft echt het midden- en kleinbedrijf. Ik denk dat het goed zou zijn dat we jaarlijks een objectief onderzoek laten doen, zoals de taskforce voorstelt, om in ieder geval objectief na te kunnen gaan of de situatie rond de kredietverstrekking verbetert. Voor mij is de conclusie dat de mkb-financieringen nog steeds een probleem zijn. Daarbij zou wat mij betreft ook gekeken kunnen worden naar alternatieve vormen van financiering. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan debiteurenfinanciering en crowdfunding, waarbij met kleinere bedragen projecten gerealiseerd kunnen worden. Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat bestaande garantiestellingen opengesteld worden voor bedrijven die aan debiteurenfinanciering doen. Bij crowdfunding zou er dan specifiek iets gedaan kunnen worden aan stimulering van deze initiatieven. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Dan kom ik op de regeldruk, allereerst nationaal. We hebben natuurlijk allemaal geroepen dat de regeldruk moet verminderen. We hebben ook geconstateerd dat in het vorige kabinet de prachtige beloftes achteraf loze beloftes bleken te zijn. We weten nu ook inmiddels dat de regeldruk bij de bedrijven veel meer is dan alleen de administratieve lasten. Ik denk daarbij aan de nalevingskosten, de gebrekkige dienstverlening en de toezichtslasten. Ik heb zo-even de inspectievakantie genoemd. Collega Verburg heeft het gehad over het schrappen van twee regels elke keer als er een nieuwe bijkomt. Ook die gedachte omhelzen we. Wat ik echter niet terug kon vinden in de stapels stukken, is wat er onder andere gebeurd is met de openstaande adviezen van de commissie-Wientjes. Ik hoor daarover dan ook graag meer van de minister.

Dan de regeldruk op decentraal niveau. In dit kader noem ik het nachtregister dat door de provincies maar met name door de gemeenten toegepast wordt. Dat nachtregister is eigenlijk nog uit de tijd van Swiebertje en is tot stand gekomen via de landloperswet. Het is eigenlijk een negentiende-eeuws instrument dat hier in de eenentwintigste eeuw niet meer thuishoort. Mijn verzoek aan de minister is dan ook of hij de gemeenten duidelijk wil maken, dat, waar de bedrijven al voldoen aan de Europese en de Nederlandse wetgeving – ik heb het dan over elektronische registratie – ze moeten stoppen met zo’n nachtregister waarbij ondernemers zeven jaar lang allerlei handgeschreven briefjes moeten bewaren in mappen, met alle ruimtebeslag in het archief van dien. Onmiddellijk stoppen dus met die onzin!

Bij wetgeving zie je vaak dat voordat wetsvoorstellen de Tweede Kamer bereiken allerlei instanties zich ermee bezighouden om ernaar te kijken. Dan heb ik het over brancheorganisaties et cetera. Zou het niet een bijzonder goed idee zijn om voordat die wetsvoorstellen richting de Tweede Kamer gaan, ze ook voor te leggen aan de ondernemers die daarmee te maken krijgen? Op die manier kunnen ze dan in de vorm van een pilot toetsen of wat voorgesteld wordt ook werkelijk helpt. Als bijvoorbeeld Unilever een wasmiddel op de markt brengt, is het van belang om toch eerst bij de huismannen en huisvrouwen na te gaan of het middel ook echt schoon wast. Op een soortgelijke manier zou je mijns inziens ook te werk kunnen gaan bij een nieuw wetsvoorstel. Ik vraag dus om een pilot.

In de krant van wakker Nederland van 2 februari las ik dat de winkels een stortplaats van oude elektronica dreigen te worden. Dat heeft dan kennelijk te maken met Europese regelgeving die erop neerkomt dat ik bijvoorbeeld mijn kapotte elektrische tandenborstel kan gaan inleveren bij de plaatselijke fotograaf. En dan moet die fotograaf ook nog gaan kijken of hij dat ding weer aan de praat kan krijgen. Ik krijg dan ook graag de toezegging van de minister dat hij er alles aan gaat doen om deze onzinnige ontwikkeling buiten de deur van Nederland te houden.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb met belangstelling geluisterd naar uw betoog. We hadden het zo-even al over de Kamer van Koophandel. Welnu, we hebben voorgesteld om de KvK-heffing af te schaffen en deze vrijwillig te maken. Mijn collega Van Bemmel had het over de «Slaapkamer van Koophandel». Ik zit meer te denken in termen van een «slaapkabinet» of een «nachtmerriecoalitie». We hebben een motie ingediend om genoemde heffing af te schaffen. Waarom hebt u daar in hemelsnaam tegen gestemd? U hebt de mond vol van allerlei dingen voor ondernemers, maar waarom wilt u dit instituut waar 90% van de ondernemers niets in ziet, dan zo graag in stand houden?

De heer Ziengs (VVD): U hebt een passie voor slapen, hoor ik wel. We hebben heel bewust tegen dat voorstel gestemd. In de politiek hebben we nog weleens de neiging dingen te gaan roepen waarbij je iets wat redelijk georganiseerd is onmiddellijk de nek omdraait om vervolgens er weer iets nieuws voor in de plaats te zetten wat nog veel meer geld kost. Ik denk dat je onmiddellijk moet ophouden met die onzin. Wel kun je proberen dingen te verbeteren. Dat is ook de reden waarom u voor die motie waarschijnlijk alleen maar steun kreeg van de Partij voor de Dieren en GroenLinks; de rest heeft kennelijk goed nagedacht over de consequenties van die motie. We hebben er ook goed over nagedacht. We hebben toentertijd een motie ter zake ingediend die vervolgens is aangehouden omdat de minister had toegezegd er naar te zullen kijken of het uiteindelijke doel bereikt kan worden om de kosten te verlagen. Ik denk dat we met een gestructureerd voorstel dat er aan lijkt te komen, meer kunnen dan wat roepen in de woestijn en zeggen: weg ermee, tweederde van het budget en onmiddellijk is de zaak opgelost. Zo werkt het niet. Ook een ondernemer kan zo niet werken. De Kamers van Koophandel kunnen ook zo niet werken. Het voorstel dat er nu aan staat te komen, is volgens mij een goed voorstel.

De heer Verhoeven (D66): Ik hoor tot mijn verontrusting dat de heer Ziengs van een gepassioneerd ondernemer een soort van bureaucratische coalitiepartner aan het worden is, waarbij hij alles in stand wil houden wat een beetje riekt naar collectiviteit. Dat is natuurlijk zijn goed recht, hoewel het onverstandig is. We hopen nog steeds dat er ooit een moment komt dat de zon weer doorbreekt en dat we de heffing inzake de Kamer van Koophandel vrijwillig kunnen maken. Mijn vraag gaat over de financiële folder die de heer Ziengs voorstelde. Wat wil hij eigenlijk bereiken met nog weer een extra foldertje voor ondernemers? Is dat om ze nog wat meer te pamperen? Is dat nu liberaal?

De heer Ziengs (VVD): Ik zal u even uitleggen hoe het werkt. Als je nu bij de Kamer van Koophandel om informatie vraagt, krijg je een pak papier met allerlei glossy magazines die je ook bij de Bruna tegenkomt; keurig netjes verpakt. Mij is dat laatst ook overhandigd. Iemand die zich als zzp’er daar inschrijft, gaat echt dat hele pak papier niet doorworstelen. Mijn voorstel is dan ook om het te beperken tot een eenvoudig A4-tje met daarop de punten waar het echt om gaat. Als de ondernemer echt behoefte heeft aan meer informatie, dan is hij ook snel bereid om € 10 of € 15 voor zo’n glossy pakket te betalen. Daardoor kunnen we onmiddellijk ook de voorlichtingskosten omlaag brengen en bereiken we het door ons gestelde doel.

De voorzitter: Dan is nu het woord aan de heer Braakhuis van de GroenLinks-fractie.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Gelukkig gaf de heer Ziengs zo-even een voorbeeld van een onnuttige functie van de KvK. Zo hebben we er met D66 al meerdere blootgelegd.

Toen ik de convocatie zag van dit AO merkte ik dat ik de weg kwijtraakte. Er staan heel veel dingen op en het zijn vooral dingen van medio vorig jaar waarvan de actualiteit vaak al achterhaald is. Dat gevoel van de weg kwijt zijn, bleef echter wel hangen, met name wanneer het gaat om het industriebeleid van deze minister. Ik heb hier naast mij liggen een artikel uit NRC Next: weinig budget, hij kiest niet echt, hij schiet met hagel. Wat is nu daadwerkelijk zijn visie op dit industriebeleid? Wordt gezocht naar een verhouding in Nederland tussen de producerende industrie en de dienstenindustrie? Met een schot hagel vang je wel fazanten maar, naar ik vrees, vang je er geen herten mee.

De voorzitter: Ik wijs u erop dat er nog een apart AO over industriebeleid is gepland. Wellicht dat het punt dat u nu aansnijdt daarin dan beter betrokken kan worden.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Dat is zo, maar ik meen toch hier wel de mogelijkheid te hebben om de minister te vragen om in een paar woorden aan te geven wat in hoofdlijnen zijn visie is op het industriebeleid.

Wanneer het gaat om het de weg kwijt zijn bij dit kabinet, heb ik het ook over de samenhang tussen alle regelingen en alle veranderingen die plaatsvinden. Dat is niet alleen binnen Economische Zaken aan de orde. Het hangt ook samen met het beleid van Financiën, het beleid van de heer Weekers. Dat betekent eigenlijk dat ik als Kamerlid op dit moment het overzicht begin te missen over wat de impact is van alle maatregelen van dit kabinet op met name de mkb’ers en de zzp’ers. Ik denk aan het schrappen van de WW-premie voor werknemers en hoe dat dan opgevangen wordt, waardoor de lastendruk voor vooral het mkb met 1,25% oploopt. Ik denk aan de oplopende premies voor ziektekostenverzekeringen. Kortom, er zijn nogal wat herschikkingen die grote impact hebben. We hebben het nu wel over de verlichting van de lastendruk, maar tegelijkertijd staat in het regeerakkoord: 5 mld. erbij. Welnu, dat zou nog wel eens meer kunnen zijn als je let op de samenhang tussen alle maatregelen die dit kabinet treft. Ik wil de minister dan ook dringend verzoeken om een overzicht te verschaffen van wat de impact is van de samenhang tussen alle maatregelen van dit kabinet op de lastendruk voor met name kleinere ondernemingen. Ze zijn per slot van rekening de banenmotor van onze economie en op dit moment zijn ze vogelvrij, niet alleen wanneer het gaat om financiering – daar behoef ik niets meer aan toe te voegen, want daar is al genoeg over gezegd – maar ook wanneer het gaat om de lastendruk die op hen afkomt. Volgens mij is dat ook niet wat deze minister wil. Juist aan de onderkant van de markt willen we groei zien en niet zzp’ers die omvallen.

Tegelijkertijd merk ik dat we inmiddels kunnen spreken van twee groepen zzp’ers. We hebben de zzp’ers en de zbzzp’ers, waarbij de eerste «zb» staat voor «zeer bedrogen», «zeer bedroefd» of «zeer beroofd». Dat is de groep van mensen die ontslagen worden door hun werkgever – we hebben het ook gezien bij de postmarkt – en vervolgens weer terug gehuurd worden op een rechteloze manier: geen vakantiegeld, geen ziektegeld en geen pensioenopbouw. Kortom, willen we de zzp’er de functie geven in deze markt die hem of haar toekomt, dan zullen we ook de uitwassen weg moeten nemen. Het is in de breedste zin van onze economie een groot probleem aan het worden: het rechteloos maken van werknemers en het besmetten van het zzp-schap. Dus ik roep de minister op om uit te leggen welke maatregelen hij gaat nemen om dit soort misbruik van werknemers aan de onderkant van de markt tegen te gaan.

Waar we bezig zijn met een wetsvoorstel om het urencriterium te schrappen lijkt het mij ook goed dat we meer ruimte creëren voor de zzp’ers zodat ze wat gemakkelijker aan de slag kunnen komen. Er is al het een en ander gezegd over aanbestedingen, maar ik hoor heel graag van de minister welke initiatieven hij neemt om de zzp’ers, de toetreders op de markt van bedrijven, de ruimte te geven om hun werk te doen en te groeien.

Ten slotte vraag ik de minister om aan te geven wanneer we de brief kunnen verwachten waarin wordt ingegaan wordt op wat de samenvoeging van de NMa, de OPTA en de Consumentenautoriteit behelst en waaraan het gedragstoezicht als functie wordt toegevoegd. We weten van de oligopolie van sectoren binnen de economische markten dat er sprake is van veel volggedrag, in de zin dat er in sectoren gedrag ontstaat waar de consument de dupe van is. Het lijkt mij goed om op dit punt een versnelling aan te geven. Ik weet dat de minister ermee bezig is, maar ik zou graag een harde toezegging van hem krijgen op dit punt.

Voorzitter: Dijkgraaf

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Gesthuizen die helaas vanwege een inbraak verstek moet laten gaan, waarbij ik overigens wel aanneem dat ze in eventuele vervolgdebatten zelf weer het woord zal voeren.

De SP-fractie dankt de taskforce voor zijn eindrapport over de kredietverlening. Kort gezegd constateert de taskforce dat er veel minder nieuwe leningen zijn verstrekt en dat er verder te weinig uitgesplitste objectieve informatie over de kredietverlening is. Het bestaande kredietinstrumentarium is waardevol, maar zou wel aangevuld kunnen worden. Ik zeg dit ook in de richting van een aantal collega’s die er anders over denken. En in die taskforce zitten toch ook mensen uit het bedrijfsleven zelf. Wat mij betreft nemen we die constateringen van de taskforce serieus. Ik wil de minister dan ook vragen of hij ten minste de volgende aanbevelingen van de taskforce wil overnemen. Een onderzoek naar mogelijkheden om objectieve en uitgesplitste informatie over de kredietverlening te genereren. Het blijvend ondersteunen van met name kleinere bedrijven bij een kredietaanvraag. Het permanent de vinger aan de pols houden wat betreft de werking van de kapitaalmarkt en het kredietinstrumentarium daarop aanpassen.

Een van de manieren waarop we nu de vinger aan de pols houden is via de financieringsmonitor. Het beeld dat daaruit ontstaat is bemoedigend, maar toch ook deels wel weer zorgwekkend. Vooral bij het mkb worden nog erg veel kredietaanvragen afgewezen en dat aantal neemt nog steeds toe. We zijn er dus nog niet. Een van de succesvolle kredietinstrumenten is Qredits. Dit initiatief waarvoor de overheid voor 100% garant staat, geeft kleine leningen uit, een soort mini-NIB. Ik wijs de minister op het rapport van mijn collega over de NIB, dat ik via de voorzitter, nu aan de minister overhandig. Want: nieuwe ronde, nieuwe kansen. We gaan ervan uit dat dit nieuwe kabinet op dit punt voortschrijdend inzicht zal tonen. Qredits presteert boven verwachting. Hulde aan het kabinet daarvoor. Ik ben dan ook verheugd dat het kabinet de financiering van Qredits heeft verruimd maar tegelijkertijd maak ik mij zorgen over de lichtzinnige indruk die het kabinet wekt met betrekking tot diens rol in de toekomst. Het kabinet wil erop inzetten dat Qredits door de markt wordt gefinancierd. Waarom die voorkeur voor de markt terwijl de argumenten waarom de markt hier faalt, nog steeds overeind staan, getuige ook de terughoudendheid van commerciële banken om te participeren? Wat doet de minister als de markt er geen trek in heeft? Kan hij garanderen dat Qredits overeind blijft en op dezelfde schaal kredieten kan blijven verstrekken?

Dan kom ik te spreken over het ondernemersklimaat. De heer Braakhuis heeft al het een en ander gezegd over het probleem van de zzp’ers, waar een flink deel oneigenlijke ondernemers bij zit, mensen die eigenlijk uit nood in die hoek zijn terechtgekomen. Als we het rapport over de bedrijfsbeëindigingen goed lezen, dan wordt dat beeld eigenlijk wel bevestigd. Bijna de helft van de bedrijven is na twee jaar alweer beëindigd. We denken dat het de moeite waard zou zijn om op dat punt na te gaan wat de succesfactoren zijn, welke bedrijven kansen hebben en welke bedrijven kansloos zijn. Vervolgens zou je de kansloze categorie moeten helpen om op een andere manier aan de kost te komen. Ik zou het kabinet dan ook willen vragen om een vervolgonderzoek te doen naar de vraag waarom sommige startende ondernemingen wel en andere niet succesvol zijn. Misschien dat we daar nog wat van kunnen leren voor toekomstig beleid.

De heer Ziengs (VVD): Kan ik uit uw betoog opmaken dat u de minister vraagt om te onderzoeken waarom een ondernemer wel slaagt, ook al is dat een zzp’er, wat ik nog steeds ook een ondernemer noem?

De heer Paulus Jansen (SP): Ons sterke vermoeden is dat veel zzp’ers in die positie terechtkomen vanwege oneigenlijke concurrentie met mensen in loondienst. Ik noem als voorbeeld het feit dat er ontdoken wordt op een basisverzekering voor arbeidsongeschiktheid. Dat verlaagt schijnbaar je kostprijs maar uiteindelijk gaat het ten koste van je rechtspositie. Kortom, daarmee schiet je als zzp’er in je eigen voet. Dat vinden we zorgwekkend, want we staan ook voor goede arbeidsvoorwaarden in Nederland. We zijn voor een goed ondernemingsklimaat en voor mogelijkheden van kansrijke startende ondernemingen, maar we zijn er als SP tegen dat mensen in een positie worden gemanoeuvreerd waarbij ze schijnbaar als ondernemer nog slechter af zijn dan wanneer ze in loondienst zouden werken.

Mijn laatste onderwerp betreft de regeldichtheid. Er zijn door collega’s al heel wat voorbeelden van onzinnige regels genoemd. Ook de SP is voorstander van het kappen van dor hout. Uiteraard zijn er ook heel veel nuttige regels. Die moeten slim geformuleerd en vervolgens ook gehandhaafd worden. Dus zien we helemaal niets in die inspectievakantie.

Ik noem als voorbeeld van aanbestedingseisen die heel averechts werken, dat er bij het schilderen van schoolgebouwen de eis gesteld wordt dat een bedrijf al ervaring heeft in het schilderen van schoolgebouwen. Als bouwkundige kan ik hier zeggen dat het echt niet uitmaakt of je eerder een schoolgebouw of een ander gebouw hebt geschilderd. Kortom, houd het simpel! Stel goede prestatie-eisen aan partijen en maak het ook voor met name kleinere bedrijven mogelijk om mee te doen aan grote projecten middels het knippen van die projecten. Een regel die met name kleine ondernemers het leven zuur maakt, is loondoorbetaling bij ziekte. Die jaagt kleine ondernemers op onevenredig hoge kosten en risico’s. Het is een belemmering voor doorgroei in het aannemen van personeel. Dat blijkt ook weer uit het onderzoek naar de belemmeringen rond aansprakelijkheid en uit het rapport van Actal.

Voorzitter. Ik zei het al in mijn inleiding: ondernemers houden van daden. En wat wil nu het geval? Dit kabinet zegt ook te houden van daden. Ik zou zeggen: laten we hier dan ook iets aan doen. De SP, zoals we eerder hebben geschreven in ons plan voor de kleine ondernemer «Hart voor de zaak», opteert voor een staffel. Kleine ondernemers betalen dan minder lang loon door bij ziekte dan grote ondernemingen. Dat is een veel rechtvaardiger systeem. Graag hoor ik daarop de reactie van de minister. Ik overweeg op dit punt met een motie te komen.

De heer Ziengs (VVD): U noemde de term «kleine ondernemer». Hebt u daar een definitie voor? Ik ben zelf 30 jaar lang ondernemer geweest, iemand die als een kleine ondernemer werd gekenmerkt omdat hij maar een secretaresse in dienst had maar wel jaarlijks een nettowinst had van een paar miljoen. Dus ik was even benieuwd hoe u die kleine ondernemer wil definiëren en hoe u dat denkt te gaan doen.

De heer Paulus Jansen (SP): Ons voorstel is keurig gedocumenteerd. Ook uw voorganger heeft een exemplaar van «Hart voor de zaak» ontvangen. Dus u kunt het gewoon keurig nalezen. Het is helemaal uitgewerkt. Overigens zijn ook een aantal andere voorstellen helemaal uitgewerkt. Als SP constateren we dat het voor kleine bedrijven heel lastig is. Stel dat je vijf mensen in dienst hebt en een ervan ziek wordt gedurende meer dan een jaar, dan heb je een enorm probleem. We zouden dat probleem graag oplossen. Naar ons idee zou je met zo’n staffelregeling dat probleem kunnen aanpakken. Ik zou graag zien dat de minister op dit punt actie ondernam. Ik hoop daarbij dat de VVD als steunpilaar van het kleinbedrijf ons daarin gaat helpen.

De heer Ziengs (VVD): Het klinkt allemaal heel sympathiek. Ik heb ook goed geluisterd naar wat u zegt. Ik ben zelf jaren ondernemer geweest, ook in bedrijven met ongeveer vijf tot tien mensen personeel. Ik weet uit die tijd dat ik er gewoon een verzekering voor afsloot. Hoewel dat wel erg lastig was, betaalde die verzekering wel gewoon uit en ik kon er zelfs termijnen bij noemen hoe lang ik een eigen risico wilde aangaan et cetera. Het gaat mij er puur om dat ik denk dat een kleine ondernemer of een klein bedrijf echt niet te definiëren is. Het heeft namelijk niets te maken met het aantal medewerkers, want daarvoor kun je je verzekeren. Ik ben echt wel voor allerlei ondersteuning, maar als je praat over een ondernemer – of dat nu een kleine of een grote is – dan zeg ik altijd: gelijke monniken, gelijke kappen. Er zijn namelijk genoeg regelingen om het risico af te dekken.

De heer Paulus Jansen (SP): De SP is met het voorstel gekomen na deugdelijk onderzoek binnen het midden- en kleinbedrijf. We hebben met heel veel ondernemers en ondernemersorganisaties gesproken. Op grond daarvan hebben we geconcludeerd dat er op dit punt wel een verschil is tussen een klein en een groot bedrijf. Bij een groot bedrijf kan je per definitie risico’s spreiden, door het feit dat je heel veel mensen in dienst hebt waarvan een bepaald percentage ziek is. Bij een klein bedrijf geldt dat als er iemand ziek is, er meteen 20%, 30% tot 40% van je capaciteit wegvalt terwijl de kosten doorlopen. Dat lijkt mij toch vrij simpel te snappen. U zegt dat je je ertegen kunt verzekeren. Het probleem is echter dat die individuele verzekering heel erg duur is. Dan is het systeem van individueel verzekeren niet efficiënter dan het oude systeem dat we hadden. De SP denkt dat haar voorstel inzake die staffel een goed compromis is dat de ondernemer beschermt tegen al te grote risico’s.

De heer Van Bemmel (PVV): U had het zo-even over de inspectievakantie. Moet ik uit uw bijdrage op dit punt afleiden dat in tegenstelling tot de minister de SP meer een wantrouwende houding heeft ten opzichte van het bedrijfsleven?

Dan heb ik nog een vraag over uw voorstel over het aanbrengen van een staffeling. Hoe ziet u dat in de praktijk voor zich? Uw voorstel is vriendelijk richting bedrijven. Ik ben dan ook echt geroerd door uw plotselinge interesse in het mkb. Maar wat gebeurt er met die mensen na een jaar? Moeten die dan eerder in de WAO of moet de overheid die tijdelijk in een soort vangnet opvangen? Hoe gaat dat financieel?

De heer PaulusJansen (SP): Dat zijn drie vragen. Wat betreft de inspectievakantie: de SP is altijd voorstander geweest van differentiëren van handhaving. Dus in die zin zou ik dan ook niet willen spreken van inspectievakantie. Bij handhaving is het belangrijk dat je de witte en zwarte schapen tijdig onderscheidt. De zwarte schapen moet je intensiever controleren en de witte schapen behoef je minder vaak te controleren. Dat is een heel simpel principe dat wat ons betreft uitstekend werkt. Dat is dus iets anders dan de inspectie op vakantie te sturen. Het regeerakkoord suggereert dat certificering, dus zelfregulering een criterium zou moeten zijn. Welnu, dat bestrijdt de SP-fractie. Ik ga ervan uit dat ook de PVV-fractie, die er groot voorstander van is dat de burgers op van alles en nog wat heel intensief gecontroleerd worden, ook ten aanzien van bedrijven zegt: vertrouwen is goed maar enige controle is beter. Men heeft altijd een basisvorm van controle nodig om ervoor te zorgen dat er een level playing field is en dat dus niet bepaalde bedrijven door regels te ontduiken andere bedrijven op een valse manier beconcurreren. Dat is de gedachte erachter.

Wat betreft de werking van de staffelregeling: voor de heer Van Bemmel geldt waarschijnlijk dat hij het desbetreffende rapport nog niet bekeken heeft, hoewel het inmiddels ook aan de PVV-fractie is overhandigd. Ik stel mij dan ook voor dat ik nog een exemplaar aan alle woordvoerders laat toekomen, althans als ze daar behoefte aan hebben. We zijn natuurlijk ten volle bereid om dat voorstel, als er belangstelling voor is, nader toe te lichten, zeker als dat kan leiden tot meer steun van andere fracties. Het gaat er ons om dat we dat probleem voor het midden- en kleinbedrijf oplossen langs de ene weg dan wel langs de andere weg. Kortom, als er nog betere manieren te bedenken zijn, is dat ook prima, maar ons gaat het erom dat er een probleem is dat we graag willen oplossen.

Voorzitter: Jansen

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden van de commissie voor hun inbreng in eerste termijn. Ik constateer tot mijn spijt dat de heer Braakhuis de weg kwijt was – ik zal daar verder geen commentaar op leveren – maar wellicht is het gelet op zijn verzoek wel goed om een keer een technische briefing te hebben over alle consequenties voor de verschillende departementen.

De economie staat er in Nederland op zich best sterk voor. Kijkend naar de mondiale concurrentie staat Nederland in de top tien. We zijn zesde exporteur van goederen en elfde exporteur van diensten. Daarnaast zitten we in een fors aantal sectoren in de top. Echter, er zijn nog tal van zaken die beter kunnen. Ondernemers hebben gewoon te veel last van onnodige regels. Ze hebben vaak te maken met hoge heffingen waarvan ze ook nog niet eens weten waarom en waarvoor ze die moeten betalen. Het is van groot belang om daarin verbetering te brengen, los van de elementen die ik in de bedrijfslevenbrief naar voren heb gebracht. De concurrentie zit namelijk niet stil. We moeten juist kansen pakken die ontstaan door nieuwe afzetmarkten en door groei in andere regio’s in de wereld. Het in het verleden gevoerde beleid dat gericht was op ondernemers en innovatie is daarvoor niet voldoende, gelet op die nieuwe ontwikkelingen. Er is een versnippering en een kakofonie aan subsidies ontstaan en dat betekent dat we nu anders tewerk moeten gaan. Zoals in de bedrijfslevenbrief is aangegeven, willen we toe naar negen sectoren en naar een betere bundeling van onderzoek en bedrijfsleven. Ook willen we ervoor zorgen dat met name midden- en kleinbedrijven maar ook andere ondernemingen tegemoet wordt gekomen op het punt van het wegnemen van knelpunten. Dus we leggen de nadruk op lastenverlichting die ten goede komt aan alle ondernemers en op het wegnemen van knelpunten. Ondernemers hebben, zoals ze zelf ook in de gesprekken aangeven, niet zozeer behoefte aan subsidies alswel aan een andere aanpak. Ik heb het dan niet alleen over de lastenverlichting in het algemeen door middel van de vennootschapsbelasting en de WBSO, maar ook over het wegnemen van merkbare knelpunten, waarvan het de bedoeling is dat de ondernemers die knelpunten zelf ook gaan aandragen; dit alles zal over de departementen heen moeten gebeuren. Gelet op de grote inbreng die het bedrijfsleven er zelf bij kan hebben, heb ik er alle vertrouwen in dat met die nieuwe aanpak we verder stijgen op de lijstjes van potentiële buitenlandse investeerders in Nederland en dat we in Nederland meer nieuwe snel groeiende bedrijven zullen krijgen die kunnen concurreren met onder andere hightechbedrijven in China en de VS. Dat betekent uiteindelijk meer economische groei en meer banen.

Onnodige regels zijn ondernemers een doorn in het oog. Ze zijn hinderlijk en, wat nog veel belangrijker is, ze kosten ook nog veel geld. Het voorbeeld dat de heer Van Bemmel noemde ten aanzien van een bedrijf dat geacht werd kaas te maken, geeft aan hoeveel tijd men kwijt is met papierwerk. De vermindering van de regeldruk willen we bereiken in de vorm van een versterkt programma op dat punt. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een kwantitatieve vermindering van de regeldruk. In het regeerakkoord staat dat in de periode tot en met 2012 de administratieve lasten met 10% zullen worden verminderd, hetgeen neerkomt op een bedrag van zo’n 750 mln. Dat willen we bereiken met een aantal maatregelen. Het loonstrookje wordt zowel voor de werkgever als voor de werknemer eenvoudiger. Daarnaast zal men de aangifte voor vennootschapsbelasting in verkorte vorm kunnen gaan indienen. De rechtsvorm van de bv wordt aantrekkelijker. Dit soort maatregelen zet mijns inziens zoden aan de dijk. De heer Groot zei dat het vorige kabinet tal van deze maatregelen ook al op de plank had liggen. Het verschil is dat dit kabinet die maatregelen gaat uitvoeren.

Vanaf 2013 is de vermindering 5% per jaar. Om dat te realiseren, gaan wij in samenspraak met het bedrijfsleven concrete knelpunten in bestaande regelgeving benoemen en gericht aanpakken. Ook de nalevingskosten willen wij in de hand houden. Dat zijn kosten die bedrijven moeten maken om aan de wet te kunnen voldoen. We zullen een kader voor nalevingskosten introduceren. Stijgingen veroorzaakt door nieuwe regelgeving, moeten dan worden gecompenseerd door reducties in bestaande regels. Dat kader zullen wij op Prinsjesdag presenteren.

Verder is de dienstverlening van de overheid een belangrijke factor in de door bedrijven ervaren regeldruk. Langdurige besluitvormingsprocessen, overschrijding van termijnen, klantonvriendelijke houding, tegenstrijdige signalen, versnipperde en onvolledige informatievoorziening en onduidelijke procedures leiden niet alleen tot hoge irritatie, maar ook tot hoge kosten voor bedrijven. Onder meer door de inzet van ICT moeten op dat gebied forse slagen kunnen worden gemaakt.

Voorts noem ik nog het toezicht. Bedrijven die regels goed naleven en eigen verantwoordelijkheid nemen, krijgen vertrouwen en worden beloond met minder toezicht. Als een bedrijf drie jaar achter elkaar een goede staat van dienst heeft, beperken wij het aantal bezoeken van de inspectie, conform de motie-Elias. Die inspectievakantie wordt in fases ingevoerd. Voor alle duidelijkheid: er wordt wel gecontroleerd. Controle blijft nodig, maar wij controleren effectiever en de focus komt te liggen op bedrijven met een slecht nalevingsgedrag.

De heer Jansen wekte de indruk dat er niet meer gecontroleerd of geïnspecteerd zou worden en dat daardoor allerlei vreselijke dingen zouden gaan gebeuren. Dat beeld wil ik toch rechtzetten. Het aantal inspecties vermindert voor bedrijven die een aantoonbaar goed nalevingsgedrag laten zien en die niet in een hoogrisicobranche werkzaam zijn. Uiteraard moet het daarnaast ook wettelijk mogelijk zijn om het aantal inspecties terug te brengen. Soms is het aantal inspecties namelijk strikt vastgelegd in wetgeving, bijvoorbeeld in bepaalde EU-regels. De «inspectievakantie» sluit aan op de vertrouwensaanpak van het kabinet. Daarbij wordt goed gekeken naar eventuele individuele risico’s en het nalevingsgedrag. Daardoor verschuift de aandacht juist naar de risicobedrijven, die dan meer dan twee keer per jaar een inspectie kunnen krijgen. Dat kunnen dus ook bedrijven zijn waar de arboregels slecht worden nageleefd of waar de volksgezondheid in het geding is. Bedrijven die op grond van negatieve inspectieresultaten en hoge risico’s meer toezicht krijgen, kunnen wij daardoor juist aanpakken. Cruciaal daarbij is dat de rijksinspecties en de toezichthouders in de regio meer samenwerken. In het voorbeeld dat de heer Van Bemmel schetste, komt de hele rij met de verschillende lagen naar voren. Men moet de informatie met elkaar delen. Ook moeten afspraken worden gemaakt over wie wanneer een inspectie uitvoert. Dat maakt het toezicht een stuk effectiever en efficiënter. En dat is naar mijn mening ook de kern.

Er zijn tal van vragen gesteld over de regels. Gezegd is dat niet alleen het aantal regels moet worden verminderd, maar dat ook de regeldruk merkbaar moet verminderen. Het gaat duidelijk niet meer alleen om het aantal regels dat wordt geschrapt, maar ook om de vraag wat het mkb of een ondernemer ervan merkt. Alle sprekers hebben dat in hun inbreng genoemd. Dat vraagt inderdaad om grotere stappen dan die welke tot nu toe zijn gezet. De simpele reducties – het dorre hout – zijn de afgelopen periode al gerealiseerd. Nu gaat het juist om complexe wet- en regelgeving die moet worden aangepakt. Ik houd mij dus aan de doelstelling: een merkbare vermindering van 10% in 2012 en daarna een vermindering van 5% per jaar, een beter toezicht en een betere dienstverlening.

De heren Ziengs en Verhoeven en mevrouw Verburg gingen nader in op de nalevingskosten. Gevraagd is om ervoor te zorgen dat de lasten die in de periode tussen het aantreden van het kabinet en Prinsjesdag door dit kabinet zijn veroorzaakt, worden gecompenseerd. Dat kan ik toezeggen. Wij houden alle mutaties bij. Het kader zal dan ook met terugwerkende kracht in werking treden, namelijk vanaf de datum van het aantreden van het kabinet. Uiteraard dienen wij wel rekening te houden met bijvoorbeeld zaken uit Europa die eerder zijn besloten maar nu pas worden geïmplementeerd. Dat is op dit punt een erfenis.

De heer Verhoeven vroeg hoe het zit met de aanpak van de nalevingskosten. Wij spreken af dat een toename van de nalevingskosten in principe wordt gecompenseerd met reducties in bestaande regels. Ik heb het voorbehoud waar ik net op doelde, van de regels uit Brussel, gemaakt. Wij zitten daar natuurlijk niet alleen aan het stuur. Ik moet samen met de andere departementen bekijken hoe wij daarmee omgaan. Dat vraagt dus om afstemming binnen het kabinet.

Tal van leden zijn ingegaan op Actal. Ik zie dat er goede contacten zijn met de Kamer. Dat is alleen maar positief, dan doen beide partijen hun werk goed. Allereerst wil ik een correctie aanbrengen. In de desbetreffende brief is abusievelijk gemeld dat Actal een dossiertoets gaat doen in plaats van een systeemtoets. Dat moet natuurlijk omgekeerd zijn: Actal gaat een systeemtoets doen in plaats van een dossiertoets. Tot dusver deed Actal een dossiertoets, maar mede door de eigen aanpak binnen de departementen, kan dat minder intensief worden. Dat geeft ook ruimte om de taak, het aanpakken van concrete problemen, ook werkelijk uit te kunnen voeren. Strategische advisering blijft belangrijk voor het kabinet. Actal is deskundig en het kabinet wil graag onafhankelijk advies hebben. Het is ook een signaal aan Actal om de kwaliteit van de adviezen verder te verbeteren.

De heer Verhoeven vraagt waarom Actal dit niet zelf blijft doen. Hij sprak van de slager die zijn eigen vlees keurt. In zijn optiek moeten wij de slager overigens wel van de inspectie verlossen, zodat hij zijn eigen vlees moet gaan keuren. Actal heeft de afgelopen jaren met de meeste departementen convenanten afgesloten, juist om de toets op de administratieve lasten zelf te doen. Dat ging goed. Actal gaat nu over naar de systeemtoets. Dat houdt in dat zij door middel van steekproeven bekijkt of het goed is. Voor zware dossiers met veel effecten komt er een aparte commissie, namelijk de IAC, die het dossier zal toetsen. Op zichzelf heb ik vertrouwen in die aanpak. Uiteindelijk zal dit de wetgever in een vroegtijdig stadium dwingen om zichzelf de vraag te stellen of voorgestelde wetgeving tot overbodige, nieuwe of extra regels leidt. Als je de regeldruk wilt aanpakken, kun je dus in een vroegtijdig stadium ingrijpen, omdat er een overzicht is voordat het wetsvoorstel wordt ingediend. De wijzigingen kunnen dan zo nodig worden doorgevoerd. De wetgever heeft immers de doelstelling om de regeldruk te verminderen. Ook amendementen kunnen regeldruk veroorzaken. Actal kan ook daarover advies blijven geven.

De heer Dijkgraaf vroeg specifiek naar de aanbevelingen van Actal inzake de Europese regelgeving. Ik ben het met hem eens dat Actal heel goede aanbevelingen heeft gedaan om het proces van voorgenomen Europese regelgeving te verbeteren. Wij gaan dus actiever inzetten op formele en informele beïnvloeding. Dat gebeurt voor, tijdens en na het proces dat is gericht op het formuleren van het Nederlandse standpunt in het kader van het BNC-proces; daarover wisselen wij ook met de Kamer van gedachten. In een vroegtijdig stadium zul je dus met gelijkgezinde lidstaten moeten afstemmen. Dat wordt terecht geconstateerd. Wij zullen verder een beter assessment moeten doorvoeren van de Europese groen- en witboeken en ons daarbij moeten richten op de Nederlandse situatie. Dan bevindt een en ander zich nog in een vroegtijdig stadium en is het nog niet omgezet in regelgeving. De groen- en witboeken zijn immers de grotere plannen. Als je op dat punt een assessment verricht – wat betekent dit nu voor de Nederlandse situatie? – wordt duidelijk waar je bij de regelgeving specifiek op moet letten.

Mevrouw Verburg en de heer Dijkgraaf spraken over de signalen van LTO. Bij D66 proefde ik nog niet veel enthousiasme, maar wie weet gaat dat veranderen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zit een beetje met die onafhankelijkheid. Ook ik vind het goed als ministeries mogelijk gedwongen worden om de toets op de administratievelastendruk zo veel mogelijk te internaliseren. Het zou natuurlijk prachtig zijn als daar uitkomt dat het goed gaat met de administratieve lasten. Tegelijkertijd kan ik mij moeilijk voorstellen dat die commissie bij een ministerie zo onafhankelijk is dat zij over een wetsvoorstel, waarover de minister in zijn begeleidende brief zegt dat de Kamer daarmee akkoord moet gaan omdat het een prachtig wetsvoorstel is, zegt dat het een slecht wetsvoorstel is omdat het tot zware administratieve lasten leidt. Dat gaat natuurlijk niet gebeuren. In de huidige situatie, waarin door een onafhankelijke instelling wordt getoetst, is dat wel zo. Het gaat toch om de vraag hoe de Kamer nu een onafhankelijk signaal krijgt. De meeste woordvoerders brengen dat naar voren. Ik zie dat nog niet binnen de genoemde structuur plaatsvinden.

Minister Verhagen: Wij kiezen ervoor om het integraal afwegingskader in te zetten voordat het beleid in wetgeving is omgezet. Door middel van het integraal afwegingskader moeten de effecten van een aantal beleidsalternatieven bijtijds in beeld worden gebracht, waaronder de effecten op de regeldruk. Bij de afweging van de alternatieven kunnen wij zo rekening houden met de gevolgen voor de regeldruk en eventueel zoeken naar andere alternatieven die minder regeldruk met zich brengen. Vervolgens worden beleidsmatige keuzes gemaakt die zo nodig worden vertaald in nieuwe wetgeving. In de wetsvoorstellen wordt inzicht gegeven in de effecten. De Kamer heeft dan in ieder geval zicht op de gevolgen voor de regeldruk. Dient de Tweede Kamer amendementen in, dan kunnen deze ter toetsing aan Actal worden voorgelegd, zodat een totaaloverzicht ontstaat. Ik denk dat deze aanpak een goede manier kan zijn om onnodige regeldruk door nieuwe wet- en regelgeving te voorkomen, terwijl de Kamer tegelijkertijd inzage krijgt in de effecten van het nieuwe wetsvoorstel op het gebied van regeldruk.

De heer Dijkgraaf (SGP): De procedures spreken mij wel aan. Daaruit spreekt de ambitie om hiermee volop rekening te houden in het hele traject en dat is het mooiste wat wij kunnen hebben. Dat laat echter onverlet dat er wetsvoorstellen kunnen zijn die de Kamer wil onderwerpen aan een onafhankelijke toetsing, omdat zij daarna wellicht anders tegen het wetsvoorstel aankijkt. Dat stukje onafhankelijkheid zie ik nog niet terug in de beantwoording van de minister.

Minister Verhagen: De heer Dijkgraaf stelt dat Actal onafhankelijk is. Dat is uiteraard juist. Departementen en ministers moeten zich vroegtijdig bewust worden van de regeldruk die eventueel door hun voorstellen wordt veroorzaakt. Het is prachtig om in het regeerakkoord de algemene regel te formuleren dat de lastendruk met 10% wordt verlaagd en daarna jaarlijks met 5%, maar als ik de tassen van de ministers zie, durf ik de Kamer te verzekeren dat veel wetsvoorstellen worden geproduceerd. De minister moet dan ook zeggen dat het niet blijft bij die mooie regel in het regeerakkoord. Daarnaast moet gezegd worden dat, als iets zo of zo wordt gedaan of geformuleerd, dit leidt tot een verhoging van de lastendruk. Je moet dus steeds een indicatie hebben van de omvang van de lasten. De Tweede Kamer heeft daar ook inzicht in, evenals in de weging die bij het wetsvoorstel is gemaakt. De toets van de Algemene Rekenkamer is een toets achteraf. Op basis van de systeemtoets kunnen wij dus zien of bijstelling nodig is. Als de Kamer het niet vertrouwt, blijft de systeemtoets in stand. Dat bewaak ik ook.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zet de kosten van de taken van Actal in de huidige vorm af tegen de toegevoegde waarde daarvan voor de Kamer. Ik vraag mij af of wij dat gelet op de kosten zomaar moeten weggooien. Als de procedure die de minister voorstelt, lukt, heeft Actal bar weinig werk. Actal ziet dan namelijk heel snel dat iets tot weinig administratieve lasten leidt. Dan krijgen wij een heel kort briefje waarin staat dat het verwacht dat het geen problemen oplevert. Het is een soort slot op de deur.

Minister Verhagen: Actal blijft de systeemtoets doen. Het ministerie gaat de dossiertoets doen. De onafhankelijkheid van het totaaloverzicht door middel van de systeemtoets door Actal wordt echter gehandhaafd. Dat is dus alleen op een hoger niveau. Dit gebeurt op basis van ervaringen die zijn opgedaan in de afgelopen periode, waarbij afspraken met de verschillende departementen zijn gemaakt. Als wij de regeldruk willen terugbrengen, hebben wij er namelijk niet zoveel aan om te concluderen dat het in een bepaald geval niet kan als de wetsvoorstellen al zijn behandeld. Wij moeten ervoor zorgen dat wij in een vroegtijdig stadium, bij de formulering van de wetsvoorstellen, de regeldruk naar beneden brengen. De ministers en departementen die daarvoor verantwoordelijk zijn, moeten dus zelf die toets kunnen maken. Uiteindelijk blijft het onafhankelijk oordeel dat door Actal wordt uitgesproken door middel van de systeemtoets, bestaan.

De heer Ziengs (VVD): Ik heb nog een vraag over Actal. Ik heb het betoog van de minister gehoord. Volgens mij is dit het juiste moment om het voorstel dat ik in eerste termijn heb gedaan, in de vorm van een pilot te toetsen bij bedrijven die daarmee te maken hebben. Op dit moment wordt vaak gerefereerd aan adviezen van brancheorganisaties en dergelijke. Het gaat er mij om dat wordt getoetst bij bedrijven die daarmee te maken hebben, zodat zij op basis van ervaringscijfers in zo’n pilot kunnen melden dat het niet werkt of dat het te veel regels genereert. Dat was de strekking van mijn opmerking in eerste termijn. Volgens mij sluit dat naadloos aan op hetgeen de minister nu zegt.

Minister Verhagen: Dat is deels de huidige praktijk. Bij grote voorstellen vindt consultatie via het internet plaats voordat het desbetreffende wetsvoorstel naar de Kamer wordt gestuurd. De meeste betrokkenen worden daarbij geconsulteerd om te achterhalen wat hun gevoelens daarbij zijn. Die internetconsultatie wordt daarbij dus, in feite conform het verzoek van de heer Ziengs, gebruikt.

De heer Ziengs (VVD): Misschien sla ik de plank mis, maar ik heb de indruk dat daarbij iedere keer dezelfde vaste groep wordt geconsulteerd. Ik zou graag zien dat dit breder wordt en dat bedrijven die er op dat moment mee te maken hebben, worden toegevoegd aan de bedrijven die via het internet worden geconsulteerd. Daar zou je dan een pilot van moeten maken. Dan trek je het breder en dan zijn het niet steeds dezelfde partijen die zich daarmee bezighouden. Daar gaat het mij om.

Minister Verhagen: Dat is helder. Die toezegging kan ik doen.

De heer Dijkgraaf en mevrouw Verburg wezen op de lijst van knelpunten die de LTO aan het ministerie heeft overgelegd. Uiteraard heb ik de brief van de LTO met daarbij de lijst van knelpunten op het gebied van regeldruk gelezen. Daarin worden heel interessante suggesties gedaan. Ik zie mijnheer Verhoeven knikken. Ik zal hem die lijst toesturen, dan kan hij wat dat betreft nieuwe ideeën opdoen. Wij zijn met de LTO in gesprek en zullen binnenkort overleg organiseren met specialisten om samen oplossingen te vinden voor de knelpunten op deze lijst. Dit is natuurlijk dé manier om regeldruk te verminderen. Het bedrijfsleven geeft ons signalen en wij lossen het samen in goed overleg op. Dat hebben wij eerder gedaan op basis van de voorstellen van de commissie-Noordzij voor de transportsector en bij de knelpunten op het gebied van nalevingskosten die werden aangedragen door de commissie-Peijs. Op die manier kunnen wij op dit punt stappen vooruit zetten.

De heer Verhoeven keek met name naar EVO en de verplichte rittenregistratie van de bestelauto’s. De heer Van Bemmel wees er ook op. De rittenregistratie is de afgelopen jaren al sterk vereenvoudigd. EVO geeft echter aan dat er nog steeds problemen zijn. De heer Verhoeven wees daar ook op in zijn inbreng. EVO heeft een jaarlijkse afkoopsom voorgesteld: één bedrag en dan zijn zij er verder van verlost. Dat kan een vervelend bijeffect hebben, althans een bijeffect dat de heer Verhoeven niet wil. Voor werknemers wordt het dan namelijk heel aantrekkelijk om in een bestelauto te gaan rijden, want dan vervalt de bijtelling. Dat is althans duidelijk de opvatting van de staatssecretaris van Financiën. In het kader van de fiscale agenda en de zogenoemde autobrief – dat is door de Kamer gevraagd in een debat met de staatssecretaris van Financiën – zal de staatssecretaris van Financiën ook ingaan op de vraag wat wij kunnen doen aan een vereenvoudiging van de bijtelling bij het privé gebruiken van bestelauto’s. Ik zal de opvattingen en suggesties die hier zijn geventileerd, zeer nadrukkelijk onder de aandacht brengen van de staatssecretaris van Financiën.

De heer Verhoeven (D66): Ik ben daar heel erg blij mee. Ik zie heus wel dat aan zo’n afkoop gevaren zitten. De minister schetst er twee. Het moet naar onze mening budgetneutraal zijn en niet meer oneigenlijk bestelverkeer opleveren. Daarin vinden wij elkaar helemaal. De huidige regeling is echter bijna ondoenlijk, en dat weet de minister ook wel. Dat levert angst op. Dat is echt zo’n paarse krokodil, die je wel wilt hebben, maar dan veel kleiner. Je moet hem dus even leeg laten lopen. De brief van staatssecretaris Weekers was een geharnaste brief, zo van «nee, wij gaan dit echt niet doen». Ik wil de minister vragen om niet alleen de suggesties mee te nemen, maar ook om er echt alles aan te doen om er op een goede manier, budgetneutraal, uit te komen, zonder dat meer oneigenlijk bestelverkeer ontstaat. Die toezegging wil ik echt heel graag horen.

Minister Verhagen: Ik denk dat dit een goede suggestie is, juist omdat EVO ook heeft gezegd dat zij er nog steeds problemen mee heeft. Ik zal dat met de staatssecretaris in deze zin bespreken om te bezien of wij op dat vlak geen andere stappen kunnen zetten, en wel onder de randvoorwaarden die de heer Verhoeven noemt: geen nadelige bijeffecten, geen budgettaire consequenties. Ik zal het duidelijk onder zijn aandacht brengen. Dan kan de heer Verhoeven de volgende keer een ander overhemd aantrekken dan het lila overhemd dat hij, gelet op de paarse krokodil, nu draagt.

De heer Verhoeven (D66): De volgende keer zal ik een leuk overhemd aantrekken, maar dan wil ik wel een paarse hagedis en geen paarse krokodil. Kortom, het moet een kleinere administratieve last zijn die ervoor zorgt dat er geen bijeffecten zijn. Over mode kunnen wij het de volgende keer hebben.

Minister Verhagen: Zolang het maar geen groen krokodilletje is, want dat is sluikreclame. Er zijn een aantal voorstellen gedaan en vragen gesteld over zzp’ers. De vraag is onder andere wat wij gaan doen met de voorstellen van de Stichting ZZP Nederland op het gebied van lastenverlichting voor zelfstandigen. Zoals in het regeerakkoord is vermeld, komt er een actieplan ter vermindering van de administratieve lasten voor zelfstandigen zonder personeel. Voor de zomer is dat plan van aanpak gereed. Dat zeg ik toe. Dit plan wordt opgesteld in overleg met de belangenorganisatie voor zzp’ers. Op basis van de signalen van de zzp’ers wordt een actieplan gemaakt met specifieke maatregelen, die dan uiteraard worden uitgevoerd. De zzp-organisaties worden dus betrokken bij de totstandkoming van het plan om zo een goed beeld te krijgen van de regeldruk waarmee zelfstandigen te maken hebben. Ik ben blij dat de Stichting ZZP Nederland een aantal vergaande ideeën en voorstellen kenbaar heeft gemaakt. Overigens hebben de meeste voorstellen betrekking op het werkterrein van de staatssecretaris van Financiën. Ik zal dit niet alleen onder zijn aandacht brengen, maar hem ook vragen daarop een reactie te geven opdat wij die in de afweging kunnen betrekken.

De heer Jansen vraagt om een staffel voor zzp’ers. Hij schetst de problemen waar zzp’ers tegen aanlopen als zij door ziekte worden getroffen. Het gaat dan om de loondoorbetaling et cetera. Ik hoor nu dat hij zich heeft gericht op de kleine ondernemers. Een zzp’er heeft natuurlijk geen personeel; bij ziekte is hij zelf ziek. Zo zie je maar, een voortschrijdend inzicht ontstaat terwijl je spreekt! Het verzoek van de heer Jansen om te kijken naar de staffel, heeft betrekking op het werkterrein van de minister van Sociale Zaken. Ik zal dat met hem bespreken. Naar ik meen, kan dit worden betrokken bij de kabinetsreactie op het SER-advies over zzp’ers. Er is een SER-advies verschenen over zzp’ers. De Kamer kan daarop nog een kabinetsreactie tegemoet zien. Deze wordt voor 1 april naar de Kamer gestuurd. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat de minister van Sociale Zaken ook reageert op de laatstgenoemde elementen. Dat bespaart de heer Jansen wellicht een motie. Hij kan een en ander ook koppelen aan het debat dat daarover ongetwijfeld zal volgen.

Bijna de hele Kamer wil af van de welstandscommissies, alhoewel ook felle kritiek werd geleverd. Het vorige kabinet heeft gemeld dat gemeenten de welstandtoets nu al flink kunnen vereenvoudigen. Een aantal gemeenten doet dat ook al. Ook zijn er gemeenten die dit doen bij bepaalde delen van hun grondgebied. Andere gemeenten zouden deze goede voorbeelden moeten overnemen zonder dat daardoor de ruimtelijke kwaliteit wordt aangetast. Gisteren heeft de minister van Binnenlandse Zaken met de Tweede Kamer afgesproken dat hij binnenkort over dit specifieke element met de Tweede Kamer in gesprek gaat. De vraag hoe wij nu omgaan met de welstandcommissie wil ik dan ook verwijzen naar het debat daarover met minister van Binnenlandse Zaken.

De woordvoerder van het CDA heeft enkele vragen gesteld over decentralisatie. Ik denk dat het goed is om daarover te spreken tijdens het debat met de staatssecretaris over de regionalisering van het economisch beleid. Dan kan ook worden bekeken wat dat betekent voor de regeldruk et cetera.

Dan de lex silencio positivo. Gevraagd is of daarbij een termijn van vier maanden kan gelden. Wij gaan geen nieuwe vergunningstelsels invoeren. Wij willen het op een andere manier regelen, namelijk aan de hand van algemene regels in plaats van specifieke regels. Is een vergunning echt noodzakelijk, dan bekijken we of de lex silencio positivo kan worden toegepast. Is er dus geen strijdigheid met Europese of nationale wetgeving en is er geen te groot maatschappelijk risico – bijvoorbeeld bij een vergunning voor een kerncentrale – dan voeren wij de LSP, de lex silencio positivo, in. Wij proberen ervoor te zorgen dat nieuwe Europese regels geen belemmering vormen voor het toepassen van de lex silencio positivo. De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het dossier. Hij bewaakt ook de afspraken in het regeerakkoord over de lex silencio positivo. Ik zal kijken of daarbij een termijn van vier maanden kan gelden, maar de beslistermijnen zijn ook nu al korter. Die zou ik niet willen oprekken. Ik ga die mogelijkheid daarom per geval bekijken.

Volgende week komt de verzamelwet inzake de lex silencio positivo aan de orde in de vaste Kamercommissie voor Justitie. Dat is een goede gelegenheid om met de minister van Veiligheid en Justitie te spreken over de verdere toepassing van mogelijkheden voor dit nieuwe instrument.

De heren Ziengs en Verhoeven en mevrouw Verburg spraken over de toezichtlasten van medeoverheden, met name van de lagere overheden. Om te beginnen merk ik op dat medeoverheden zelf over het lokale toezicht gaan. Uiteraard proberen wij via het bestuursakkoord met het IPO en de VNG afspraken te maken. Die worden in een uitvoeringsprogramma verwerkt. Rond de zomer zal duidelijk zijn welke voorstellen door de medeoverheden worden opgepakt. Ondertussen werken de medeoverheden wel mee aan een vermindering van de toezichtlasten, onder andere op basis van goede voorbeelden die wij bij de gemeenten onder de aandacht hebben gebracht. Ik heb de indruk dat de gemeenten wel op zoek gaan naar een vermindering van de toezichtlasten voor ondernemers. De oproep die hier is gedaan, richt zich vooral op gemeenten. Ik ga ervan uit dat de gemeenten dat hebben gehoord. Anders brengen wij dat nog onder hun aandacht.

De heer Ziengs (VVD): Ik ga hier even iets dieper op in. Ik heb een specifiek voorbeeld gegeven, namelijk het nachtregister. Dat heb ik genoemd omdat dit keurig volgens Europese en nationale wetgeving op een andere manier kan worden geregeld. Zelfs de VNG heeft de gemeenten voorgesteld om het nachtregister af te schaffen. Het komt echter wel nog in de APV’s voor. Daarom heb ik specifiek dit onderwerp aangehaald. Volgens mij kan dat simpelweg met een instructie aan de gemeenten, vooral aan de gemeenten die al meedoen aan een certificering en dergelijke, worden geregeld. Dan kunnen zij dit ook even heel snel erdoor jassen.

Minister Verhagen: Het zou heel goed zijn als ze dat zouden doen. Dat ben ik met u eens, maar wij kunnen niet zomaar een instructie geven aan gemeenten. Daarover zul je in het bestuursakkoord specifieke afspraken moeten maken. En zelfs als je een bestuursakkoord hebt, is degene die in eerste instantie echt kan ingrijpen, de gemeenteraad. Als wij het afschaffen, maar de gemeente zet het toch in een APV, dan moet de gemeenteraad daartegen optreden. Ik wil dus allen hier oproepen om onze politieke geestverwanten in gemeenteraden op dit punt zeer nadrukkelijk aan te spreken. Wij kunnen naast de VNG ook de bestaande politieke banden gebruiken om op deze verantwoordelijkheid, die zeer nadrukkelijk daar ligt, te wijzen. Het is niet dat ik dit wil afschuiven, maar ik ga niet over een APV. Ik zie de heer Verhoeven nee schudden, maar APV’s worden niet bij wet vastgesteld, maar op basis van lokale democratie.

De heer Verhoeven (D66): Dit is een cruciaal punt. De minister zegt nu namelijk dat wij geen instructies kunnen geven aan gemeenten.

Minister Verhagen: Nee, nee, ik heb het over een APV.

De heer Verhoeven (D66): De minister heeft letterlijk gezegd dat wij geen instructies kunnen geven aan gemeenten.

Minister Verhagen: Op dit punt.

De heer Verhoeven (D66): Op dit punt, maar hij zegt het wel heel duidelijk. Het regeerakkoord staat vol met beloftes aan ondernemers waarvan de uitvoering afhankelijk is van de gemeenten: één loket, factuur op tijd betalen, eerlijk aanbesteden, toezicht, sneller vergunningen verlenen. Kan de minister op die gebieden wel instructies aan de gemeenten geven, opdat zij zich daar echt aan houden en dat echt meerwaarde oplevert? Daar draait het hier namelijk om.

Minister Verhagen: Bij aanbesteden wel. Dat betreft namelijk Europese regelgeving die wij nu omzetten in nationale wetgeving. Die geldt voor alle overheden, dus ook voor lokale overheden. Facturen sneller betalen? Ja.

De heer Verhoeven (D66): Vergunningen sneller verlenen?

Minister Verhagen: Dat is een element dat je ook via de bestuursakkoorden moet doen, maar daarop kun je hen wel aanspreken. Bij de lasten hebben wij wel mogelijkheden om in te grijpen. We kunnen dat niet alleen doen met het bestuursakkoord waarbij we afspraken maken. Tegelijkertijd is de inzet van het kabinet bij de totstandkoming van het bestuursakkoord erop gericht dat de lokale lastenontwikkeling gedurende deze kabinetsperiode gematigd zal zijn. Daarnaast geldt voor lokale lasten, ook al kun je daarop niet ingrijpen, de volgende regel. Als die als onderdeel van het geheel aan lasten gemonitord worden, moet er op macroniveau gecompenseerd worden indien het vastgestelde kader wordt overschreden. Die methodes hebben we.

De heer Verhoeven (D66): Dit gaat over die vijf punten waarnaar ik gevraagd heb. Hopelijk komt de minister daar zo ook nog op, maar ik hou ze maar even scherp. Dit zijn de punten waaraan de mkb-ondernemers zo veel waarde hechten.

Minister Verhagen: Ik kom daar zo op.

De heer Verhoeven vroeg ook of gemeenten kunnen meedoen met het uitwisselen van gegevens van gemeentelijke inspecties. We starten met rijksinspecties. Gegevens kunnen worden ingezien en gedeeld. Ik ben het met hem eens dat gemeenten zouden moeten kunnen meedoen. Een aantal is al geïnteresseerd. Het zou goed zijn als de G36 aanhaakt. Ook daarover proberen we in het bestuursakkoord afspraken te maken. Je kunt het echter niet verplichten, want de gemeenten zijn zelf verantwoordelijk. We proberen wel te stimuleren dat men daarbij aanhaakt.

Enkele woordvoerders hebben gesproken over de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Die staat los van de nachtelijke registratie. De BAG bevat gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen in een gemeente. Zij is op zich een belangrijk onderdeel van het stelsel van de gemeentelijke basisadministratie. Hiermee verbetert de overheid haar dienstverlening door belangrijke gegevens over personen, bedrijven en gebouwen binnen de overheid te delen. Over een paar jaar hoeft de overheid daardoor veel gegevens nog maar één keer op te vragen. Dat bespaart burgers en recreatiebedrijven tijd en moeite. De recreatiesector geeft aan dat registratie in de BAG afhankelijk is van de interpretatie van de inspecteur. Daar wil ik actie op ondernemen. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de ene inspecteur daarover andere opvattingen heeft dan een andere waardoor je in de regio’s met verschillen wordt geconfronteerd.

Mevrouw Verburg vroeg of ik het Elektronisch Ondernemers Dossier wat meer zou kunnen bevorderen. Door koplopers wordt hard gewerkt aan de start van de invoering van het Elektronisch Ondernemers Dossier. Dat kunnen zij niet alleen, want het gaat om efficiënte gegevensuitwisseling tussen bedrijven en overheden. Aansluiting van de verschillende partijen, in het bijzonder gemeenten en toezichthouders, is noodzakelijk voor het ondernemersdossier. Ik onderschrijf de noodzaak tot inrichting van overleg op niveau tussen koplopers en de belangrijkste partijen en ik zal daarover met hen in overleg treden.

De heer Verhoeven vroeg waarom wij niet komen met een centrale database voor ondernemers. Ik ben het met hem eens dat we moeten voorkomen dat ondernemers steeds opnieuw dezelfde gegevens moeten aanleveren. Dat is het hoofdprobleem. Op zich is de oplossing daarvoor niet gelegen in een grote centrale database, maar in het koppelen van bestaande basisregisters met een verplichte eenmalige aanvraag. Daarmee los je het probleem op en daarmee zijn we binnen de rijksoverheid op dit moment hard bezig. Ik zie dus weinig heil in een centrale database. Ik kies liever voor het koppelen van bestaande basisregisters met een verplichte eenmalige aanvraag.

Mevrouw Verburg stelde nog een vraag over het Waddenfonds. Daarover is gisteren volgens mij ook een overleg geweest. De Kamer wordt door de minister van Infrastructuur en Milieu daarover in april geïnformeerd.

De horeca vindt dat er te veel verschillende toezichthouders over de vloer komen. Dat probleem erkennen we. We zijn in gesprek met de inspecties om te komen tot een verdergaande samenwerking tussen de rijksinspecties onderling en tussen de rijksinspecties en de medeoverheden. Het delen van de inspectieresultaten en het gebruik daarvan bij de planning en aard van de inspectiebezoeken zal tot stand moeten komen. Daarover zijn we afspraken aan het maken. Een generieke toezichthouder lijkt een mooi streven, maar ontkent de verscheidenheid in de horeca. Aandacht voor voedselveiligheid in restaurants is iets anders dan aandacht voor brandveiligheid in een grote discotheek. In die discotheek zal een inspectie van de voedselveiligheid weinig nut hebben. Op zich streven we dus niet naar één toezichthouder voor de horeca als geheel. Wel willen we de inspectieresultaten delen en streven we naar verdergaande samenwerking tussen de rijksinspecties onderling en de medeoverheden om te komen tot een planning van het aantal en de aard van de inspectiebezoeken. Dit wil ik ook koppelen aan de discussie die we aan het begin voerden over de inspectievakantie.

Onder anderen de heer Dijkgraaf verwees naar de regeldruk die ontstaan is door bijvoorbeeld duurzaam inkopen. Hij vroeg naar aanleiding van het advies van Actal dit stevig op te pakken. Over dit punt is elders in dit gebouw een debat met staatssecretaris Atsma bezig. Ik ben het met de heer Dijkgraaf eens dat het Actal-advies aanleiding geeft tot herbezinning op het duurzaaminkoopbeleid. Mijn inzet is erop gericht dat beleid innovatiever te maken door duurzaam inkopen en beleid gericht op innovatie met elkaar te verknopen. Dan sla je twee vliegen in één klap. Dan kun je geld verdienen aan duurzame innovatie. De aanpak van regeldruk is daarbij een belangrijk aandachtspunt. In dit verband is het signaal van VNO-NCW, MKB-Nederland en MVO Nederland belangrijk. Zij zijn bereid voor de zomer met een uitwerking te komen gebaseerd op de kennis en ervaring van het bedrijfsleven waarin de kritiek van Actal kan worden weggenomen. Daarop kom ik in samenspraak met staatssecretaris Atsma terug.

De heer Van Bemmel verwees naar de problemen met de inning van auteursrechten en de verschillende rekeningen. Hij vroeg of er niet één regeling kan komen. De analyse wijst uit dat de irritatie in het bedrijfsleven niet alleen zit in het aantal facturen van verschillende organisaties, maar veeleer in de wijze van bejegening: onduidelijke berekeningssystematiek en het ontbreken van een goede klachtenprocedure. Daarvoor is de werkgroep-Pastors in het leven geroepen om conform de motie-Smeets/Van der Burg daar verder invulling aan te geven. Onder leiding van Marco Pastors wordt op dit moment in die werkgroep, waarvan VNO-NCW, MKB-Nederland, de collectieve beheersorganisaties die de facturen sturen en justitie deel uitmaken, gewerkt aan concrete oplossingen voor de klacht van het bedrijfsleven. Er moeten heldere afspraken komen over de te hanteren tarieven. Een positief element van deze discussie is dat er nu wat meer begrip is gekomen tussen de verschillende actoren voor elkaars positie en dat zij de problemen eerder onderling uitpraten dan dat ze de publiciteit zoeken om een oplossing af te dwingen. In mei komt Pastors met de uitkomsten van de afspraken en krijgt de Kamer mijn reactie daarop.

De heer Verhoeven vroeg of we bij Natura 2000 vooraf de gevolgen voor de administratievelastendruk kunnen toetsen. Natura 2000 gaat over wetgeving die er al jaren is, maar ik begrijp zijn punt. Staatssecretaris Bleker is voortvarend gestart met het werk gericht op de vereenvoudiging van de natuurwetgeving. Ik zal deze hartenkreet van de heer Verhoeven aan hem doorgeven.

De heer Verhoeven ging nader in op de verplichte heffingen en de Kamers van Koophandel. Ook de heer Ziengs verwees daar zeer nadrukkelijk naar. De heer Verhoeven vindt het onvoldoende, althans zo bracht hij het. Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling aangegeven serieus te zullen kijken naar de complexiteit en de hoogte van de heffingen van de Kamers van Koophandel. Dat zeg ik ook in het licht van de vorming van de ondernemerspleinen. Ik wijs erop – hij is tenslotte democraat – dat zijn motie waarin hij pleit voor het afschaffen van de heffingen niet kon rekenen op een meerderheid. De heer Ziengs en de woordvoerder van de CDA-fractie hadden een motie in voorbereiding om te komen tot een besparing van minimaal 25%. Daar heb ik het nu over met de betrokken organisaties, werkgevers en andere stakeholders. Daarbij is wat mij betreft 25% de minimale daling. De irritatie over heffingen zonder dat je om een dienst vraagt, is natuurlijk evident. We willen gaan snoeien: fors, maar ook zodat er een mooi ondernemersplein overblijft. De heer Verhoeven wil er eigenlijk de bijl in zetten. Daar voel ik niets voor en de meerderheid van de Kamer ook niet. Dan heb je namelijk ook geen ondernemersplein meer en kan ik ook geen financiële bijsluiter uitreiken. Ik zeg de heer Verhoeven namelijk graag toe te regelen dat dit op één A4-tje duidelijk geregeld wordt.

De heer Verhoeven (D66): Wij krijgen dus een virtueel ondernemersplein met daarop verspreid allemaal folders van de VVD over hoe je precies moet ondernemen. Ik maak me daar echt zorgen over. Democratie is ook de verstandige minderheid horen die veel met ondernemers gesproken heeft over lokale heffingen van Kamers van Koophandel. Ik denk overigens dat de meerderheid van de ondernemers ervan af wil, maar dat zal ik nog wel eens onderzoeken. De minister zegt «minimaal 25%». Kan hij niet een beetje ambitie tonen, want het is een enorm bedrag? Kan hij niet zeggen dat hij een daling van minstens 50% wil? Een derde van de functies is overbodig. Alleen het ondernemersplein en het registreren van nieuwe ondernemingen en bestaande bedrijven zouden we kunnen behouden. Moeten we op dit punt niet wat ambitie tonen?

Minister Verhagen: Als ik zeg «minimaal 25%», dan toon ik ambitie. Ik ben op dit moment met de betrokkenen in overleg om tot een gedragen ondernemersplein te komen. Dat ik spreek over «minimaal» geeft al aan dat ik rekening hou met de minderheid in de democratie. Anders had ik wel gewoon «25%» gezegd. Als ik nu «minimaal 50%» zeg, komt de heer Verhoeven volgende week vragen waarom ik zo weinig ambitie toon en waarom het niet meer dan 50% is. Dan komen we richting de 100% en hebben we geen ondernemersplein en ook niet de dienstverlening die we uiteindelijk willen. Bij de begrotingsbehandeling heb ik helder aangegeven dat er ten aanzien van heffingen verschil moet zijn. Er moet één duidelijke loketfunctie komen. Een ondernemer moet niet bij tien verschillende organisaties hoeven aankloppen als hij contact zoekt met de overheid. In goed overleg met de werkgevers, de zzp’ers, de kamers en Syntens moeten we bekijken hoe we zo’n ondernemersplein kunnen vormgeven. Wat je daarbij elektronisch kunt doen, zal elektronisch moeten gebeuren.

De voorzitter: Ik vraag de minister zijn betoog te vervolgen en daarbij goed de klok in de gaten te houden.

Minister Verhagen: Ik kom bij het nachtregister van de heer Ziengs. Zoals hij zei, is de verplichting afgeschaft. Er zijn allerlei gemeenten die nog ouderwetse formulieren gebruiken en zich daar verder niet zo veel van aantrekken. Dat staat overigens los van de algehele situatie waarbij gemeenteraden ook stappen zullen moeten zetten. Ik zeg toe dat ik op basis van voorstellen van de sector de verbetermogelijkheden in kaart zal brengen en de voorstellen zal voorleggen aan de gemeenten. Als wij de verplichting afschaffen en de Nederlandse wet toestaat gebruik te maken van gegevens over verblijfsduur uit het elektronisch reserveringssysteem, dan kunnen de gemeenten daar dus van af.

De heer Dijkgraaf vroeg naar meer maatwerk voor het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is juist generieker geworden. Dat was ook de wens van het bedrijfsleven omdat dit veel minder vergunningen met zich brengt. Als je nu om maatwerk roept, levert dat het risico op dat we weer teruggaan naar gedetailleerde regels. Ik wil best bekijken of er een aantal kleine aanpassingen nodig is, maar ik denk dat het niet de bedoeling van de heer Dijkgraaf is dat we weer allerlei regels met extra vergunningseisen krijgen. In de lopende herziening van het Activiteitenbesluit zal ik bekijken wat we mee kunnen nemen. Het moet echter wel leiden tot een vereenvoudiging en niet tot een extra belemmering.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb ook gevraagd waarom juist bij dit onderdeel niet de vertrouwensbenadering wordt gebruikt, zoals aanbevolen, en bij de andere drie wel.

Minister Verhagen: Daar zal ik nog naar kijken. We zijn juist tot de generieke vormgeving van het Activiteitenbesluit overgegaan om de eerder gestelde eisen weg te halen. Ik zal de heer Dijkgraaf hierover nog nader informeren.

Ik wil nog even ingaan op de inbreng van de heer Verhoeven. Hij claimt dat we op een forse manier de lasten verhogen. Hij sprak over € 6250 per bedrijf per jaar. Ik neem aan dat hij zich baseert op de doorrekening van het regeerakkoord door het CPB. Laat ik vooropstellen dat het kabinet een evenwichtig lastenbeeld presenteert. We hebben ervoor gekozen om die grote opgave voor het herstel van de overheidsfinanciën vooral op te vangen aan de uitgavenkant door bezuinigingen en zo min mogelijk door lastenstijgingen voor burgers en bedrijven. Het grootste deel van de lastenstijging voor burgers en bedrijven zat in het middellangetermijnbeeld en is dus niet het gevolg van nieuw beleid. De belangrijkste oorzaken van de lastenstijgingen zijn de stijgende zorgkosten. Daar komt 75% van de lastenstijging vandaan. Het gaat dus om een autonome kostenstijging in de zorg. De doorrekening van het CPB – daar baseert de heer Verhoeven zich graag op – laat overigens ook zien dat het verkiezingsprogramma van D66 een lastenverzwaring voor bedrijven laat zien van 5,75 mld. Dat is 750 mln. meer dan in het kabinetsbeleid. Ik vind het prima, maar de doorrekening van het D66-programma komt slechter uit dan die van het kabinetsbeleid.

De voorzitter: De heer Verhoeven wil reageren, maar dat kan hij in tweede termijn doen.

De heer Verhoeven (D66): Dit is pure uitlokking en daar mag je als Kamerlid altijd op reageren.

De voorzitter: Nee, dat doen we nu niet.

De heer Verhoeven (D66): Dan zal ik er in tweede termijn op terugkomen. Dat geeft me meteen de tijd om na te denken over de beste manier om deze gevleugelde woorden te laten landen.

Minister Verhagen: Ik constateer dat de heer Verhoeven gelijk had toen hij zei dat er in totaal een lastenstijging is – al zit er een verschil tussen de lasten en de administratieve lasten die hij abusievelijk door elkaar haalde – die het gevolg is van een autonome stijging van de zorgkosten en niet van het kabinetsbeleid. De maatregelen die wij nemen, leiden in totaal tot 5 mld. en die van D66 tot 5,75 mld. Derhalve komt D66 in de doorrekening slechter uit de bus dan het kabinet. Dat zijn feiten waaraan ik verder niets toe te voegen heb.

De heer Ziengs (VVD): Ik had nog een vraag over de regeldruk.

De voorzitter: We komen in de problemen met de tijd. Ik wil aan het einde van het betoog van de minister een rondje maken om de vergeten punten te inventariseren.

Minister Verhagen: Dan kom ik op de financierbaarheid van bedrijven. Sinds het begin van de financiële crisis is er veel gedaan om die te waarborgen. Op zich is het ook logisch dat banken tijdens de crisis terughoudender zijn om leningen te verstrekken, niet alleen vanwege hun eigen financiële situatie en omdat een deel van de financiële crisis ontstaan is in de bankensector, maar ook vanwege de economische vooruitzichten. De kans op terugbetaling van leningen wordt dus kritischer bekeken. Een kritische houding als zodanig is gezond, anders krijg je weer overkreditering. Dat is juist een van de oorzaken van de kredietcrisis geweest. Er bestaat echter het risico dat het doorschiet en een bank geen kredieten meer wil verstrekken. Gezonde bedrijven moeten voor rendabele investeringen kredieten kunnen krijgen. Daarom heeft mijn voorganger de verruiming van de garantieregeling voor met name startende mkb-bedrijven ingevoerd. Daarnaast is een nieuwe garantieregeling voor grote bedrijven opgezet en is 30 mln. extra voor microkredieten geregeld. Dat die maatregelen geschikt zijn, blijkt uit de sterk gestegen benutting van die financieringsinstrumenten. Dat is ook te lezen in de brief die ik gestuurd heb. Het beschikbare budget voor het borgstellingkrediet mkb is in 2010 bijna volledig uitgeput. De benutting van de grote ondernemingen is ruim driemaal zo hoog als in 2009. De ingezette instrumenten zijn dus effectief en nuttig. Er liggen natuurlijk nog veel uitdagingen en het risico bestaat dat juist bij economisch herstel niet voldaan kan worden aan die groeiende financieringsbehoefte. Daarnaast loop je de kans dat de nieuwe financiële wet- en regelgeving voor het toezicht en de eisen aan banken tot een meer conservatieve houding van het bankwezen leidt. De Taskforce Kredietverlening heeft dat in haar eindverslag ook zeer nadrukkelijk geconcludeerd. Daarom heb ik in samenspraak met de Kamer het gehele instrumentarium verlengd tot eind 2011. Het laatste zetje daartoe is gegeven door uitvoering te geven aan de motie-Verburg/Wiegman-Van Meppelen Scheppink waarin gevraagd werd om de voortzetting van met name de kleinere kredieten. Desondanks zullen er de komende tijd vast berichten blijven komen van mkb-bedrijven die moeilijk aan kredieten komen. We moeten niet te gemakkelijk denken dat we dat moeten repareren, want een kritische houding van banken blijft noodzakelijk. Als de banken omvallen, hebben we heel andere problemen. Door de aanbevelingen van de taskforce ben ik gestart met een brede analyse van de vraag- en aanbodzijde van bedrijfsfinancieringen. Ik bekijk de stand van zaken en de ontwikkelingen. Zijn er knelpunten die de bedrijfseconomische groei afremmen of dreigen die te ontstaan? We zullen op basis van het onderzoek naar aanleiding van de aanbevelingen van de taskforce objectief bekijken wat er aan de hand is. Indien nodig zullen we maatregelen op dat punt treffen.

De heer Braakhuis vroeg te kijken naar andere vormen van financiering, bijvoorbeeld naar debiteurenfinanciering. Dat zeg ik toe.

De heer Groot verwees naar de motie-Tang/Pieper. In de brief van 5 juli 2010 die door de vorige minister is gestuurd, is ingegaan op die motie. Naar aanleiding van de motie zijn de resultaten van het onderzoek naar de buffervermogens gepresenteerd. Verder zijn er twee pilots ondersteund om de situatie te verbeteren. Op dit moment denken we daarmee voldoende invulling te hebben gegeven aan de uitvoering van de motie. De problematiek van het buffervermogen voor het mkb wordt meegenomen in het brede onderzoek naar bedrijfsfinanciering dat loopt en dit jaar in mei zal worden afgerond.

De heer Van Bemmel vindt de microfinanciering meer een taak voor banken, terwijl wij daarvoor vanuit het Rijk geld hebben uitgetrokken. Banken nemen ook de verantwoordelijkheid voor microkredieten. Samen met de overheid is er een startsubsidie voor Qredits en ze doen ook mee in de funding daarvan. Qredits is een financier die gespecialiseerd is in kleine kredieten die door banken niet verstrekt worden. Het is voor banken namelijk niet rendabel kleine kredieten te verstrekken aan bedrijven die zij niet goed kunnen beoordelen. De ondernemer heeft dan onvoldoende zekerheden, bijvoorbeeld omdat hij starter is, een lage opleiding heeft of een BKR-aantekening heeft. Qredits kijkt juist bij die bedrijven of er voldoende ondernemerskwaliteit is om te kunnen terugbetalen. Qredits kijkt minder naar het verleden en meer naar de toekomstverwachting. Dat geeft mensen die het anders niet zouden doen, toch mogelijkheden om een bedrijf te starten. Op zich vind ik dat positief, ook in het aanmoedigen van ondernemerschap.

De heer Jansen sprak ook over Qredits. Ik zie de verschillende opvattingen. Hij wil graag leningen blijven verstrekken en de heer Van Bemmel wil het puur aan de banken overlaten. Uit de adviezen over microfinanciering blijkt dat Qredits op termijn zonder nieuwe overheidsondersteuning zou kunnen opereren. Ik zal uiteraard bekijken of dat realistisch is. Uit mijn reactie op de eerdere vragen proeven de leden al dat ik het op zich een mooi instrument vind om startende ondernemers op weg te helpen.

De heer Verhoeven vroeg wat er gebeurt met het vijfpuntenplan. Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling zeer nadrukkelijk toegezegd dat we jaarlijks voorafgaand aan de begrotingsbehandeling op een overzichtelijke wijze de stand van de «vijf van Verhoeven» of de «vijf van Verhagen» zullen rapporteren. Ik zal daarin uiteraard samen optrekken met MKB-Nederland. Als er wat betreft de lokale lasten iets uitkomt wat de heer Verhoeven niet bevalt, gaan we onze partijgenoten in die gemeenteraden zeer nadrukkelijk aanspreken.

De heer Van Bemmel vroeg te kijken naar de omzeteisen bij aanbesteding. Ik heb gezegd dat het wetsvoorstel voor de wijziging van de Aanbestedingswet meer mogelijkheden moet bieden voor het mkb om mee te kunnen dingen naar aanbestedingen. Ik heb ook gezegd dat ik met een wijzigingsvoorstel ten opzichte van het voorliggende wetsvoorstel kom omdat ik het onvoldoende vind. Eind maart kom ik naar de Kamer met de uitwerking van de plannen voor aanbesteding. Daarbij heeft meer toegang voor het mkb topprioriteit. De motie krijgt daar zeker een plek in.

De heer Braakhuis vroeg wanneer ik kom met de plannen voor de samenvoeging van de NMa, de OPTA en de Consumentenautoriteit. Ik zal daar ook naar aanleiding van de gedane toezeggingen in het overleg een visie op toezicht bij proberen te hebben. Ik wil dus niet alleen ingaan op het samenvoegen, maar ook op het toezicht. Die brief komt in maart.

De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Gezien de hoeveelheid vragen en de tijd waarin hij die beantwoord heeft, is dat best een prestatie. We houden een tweede termijn waarin de leden ieder twee minuten spreektijd hebben.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. De minister heeft een goede prestatie geleverd wat de beantwoording betreft. Hij was zeer volledig en duidelijk; hier en daar zelfs ook heel eerlijk. Ik zou graag willen weten of er sprake is van volledige nalevingscompensatie. Compensatie is leuk, maar dan moet je het ook helemaal doen. Kan de minister dat toezeggen?

Het koppelen van de databases vind ik een goed idee. Als het niet werkt, zou ik wel willen kijken naar één database. Misschien is een evaluatietermijn over dat koppelen met dezelfde groep ondernemers van de heer Ziengs een optie. Misschien kan de minister dit aan het plan toevoegen.

Misschien heb ik tijdens het bespreken van de Taskforce Kredietverlening even niet goed opgelet omdat ik ons verkiezingsprogramma aan het doorrekenen was, maar graag krijg ik de toezegging dat er steekproefsgewijs op detailniveau gekeken kan worden.

Dan kom ik toch even op drie valkuilen van dit kabinet. Ik heb het al vaker gezegd: we gaan de winstbelasting verlagen, maar ik ben heel bang dat de lokale lasten gaan stijgen. We gaan de administratieve lasten met 740 mln. verlagen, maar de echte lasten zullen stijgen met 5 mld. Ook doet het kabinet veel toezeggingen over zaken die bij de gemeenten liggen. De minister heeft hierop serieus gereageerd. Hij heeft gezegd: wij gaan die «vijf van Verhagen» doen. De minister heeft dat nog eens aangegeven. Ik ben blij dat dit punt telkens voor de begrotingsbehandeling terugkomt, zodat wij echt een vinger aan de pols houden. Anders worden «de vijf van Verhagen» weer «de drie van D66», en moeten wij met allerlei plannen komen. Laten wij het voorlopig op deze manier doen.

Tot slot die 575 mln. van D66. Met D66 zou men 575 mln. duurder uit zijn dan met dit kabinet. Als je daar de heffingen voor de Kamer van Koophandel en de PBO’s afhaalt, zit je op hetzelfde bedrag. Dus voor hetzelfde geld had je een leuker kabinet gehad; geen paarse krokodil, maar een paarse leeuw, zou ik bijna willen zeggen. Maar dat is helaas niet gelukt. Ik wens de minister heel veel succes met deze hoge ambities. Wij zullen hem sterk achter de vodden blijven zitten.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Er gloort hoop aan de horizon. Er wordt veel gesteggeld door de oppositie, maar dit kabinet is het eerste dat dit prominent op de agenda zet. Dat wil ik wel even gezegd hebben.

Zijn alle vragen beantwoord? Ik heb veel toezeggingen gehoord. Ik begin bij de rittenregistratie. Zelf had ik een motie in gedachten over een onderzoek. De minister heeft nu zelf aangekaart dat hij zo’n onderzoek wil laten doen. Ik heb echter nog geen tijdpad gehoord. Wanneer geeft de minister hierover uitsluitsel?

In mijn inbreng had ik het over Actal. Ik krijg een enigszins eng gevoel bij ambtenaren die regels en regeldruk moeten gaan controleren. Ambtenaren leven over het algemeen immers bij de gratie van regels. Ik wil zeker pleiten voor een toets vooraf die eveneens wordt uitgevoerd door Actal. Voor ons is dat een heel belangrijk punt.

De punten die ik heb ingebracht nog eens nalopend, denk ik dat ze aardig aan bod zijn geweest. Ik wil de minister nogmaals bedanken voor zijn antwoorden.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Een paar vragen zijn blijven liggen. Ten eerste de vraag over de inspectievakantie. Ik heb de minister gevraagd of hij kan toezeggen dat dit geen mooie vlag is waaronder bezuinigingen op de inspectie schuilgaan. Kan hij toezeggen dat de vrijkomende ruimte wordt gebruikt voor intensieve inspectie van malafide bedrijven?

Ten tweede de vraag over de door de Staat gegarandeerde leningen aan het midden- en kleinbedrijf en het verschijnsel dat banken deze faciliteit niet aanbieden in de meer dan 90% van de gevallen waarin kredieten zijn afgewezen. Is de minister bereid, de banken hierop aan te spreken?

Tot slot mijn vraag over de uitvoering van de motie-Tang/Pieper. Deze vraag is wel beantwoord. Naar ik begrijp geven twee pilots blijkbaar voldoende uitvoering aan deze motie.

Minister Verhagen: Plus wat in de brief stond van mei/juni.

De heer Groot (PvdA): Dan zal ik dat nog nakijken. Het leek mij op het eerste gezicht een heel magere uitvoering van de motie. Dat wekt mijn zorg, want het gaat in mijn beleving om een heel belangrijk probleem.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik heb nog vier punten, drie kleine en een wat groter. Ik begin met de kleine punten. Over LTO zegt de minister: mooi dat men daarmee komt, daar gaan wij mee aan de slag. Is de minister bereid om zich hier ook actief mee te bemoeien indien nodig? Dit is immers een dossier waar wij al jaren over praten, maar waarin weinig gebeurt. Over het Activiteitenbesluit zegt de minister: maatwerk ja, mits het eenvoudig blijft. Op de vertrouwensbenadering zou de minister nog terugkomen. Ik wil hem dan ook verzoeken om dit te doen in de vorm van een brief als hij hierop niet precies kan antwoorden in tweede termijn.

Het derde punt gaat over duurzaam inkoopbeleid. Moet ik het antwoord van de minister zo interpreteren dat hij ook vindt dat dit voortaan gewoon integraal onderdeel moet zijn van het programma Regeldruk? Ik waardeer de inzet, maar ik wil het graag in het programma terugzien.

Tot slot Actal. Gegeven de discussie die wij gehad hebben, blijf ik een groot voorstander van toetsing vooraf door Actal, zeker bij belangrijke wetsvoorstellen. Ik heb even achter de tafel gepeild wat de mening is van de verschillende partijen. Ik wil de minister verzoeken, met een toezegging te komen. Men is namelijk unaniem van mening dat de Kamer behoefte heeft aan toetsing vooraf. Ik kan hierover een motie indienen, maar dat vind ik een beetje flauw. Ik heb dan liever een toezegging van de minister op dit punt.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Over het algemeen kon ik vrij goed bijhouden wat er geantwoord is op mijn vragen. Ik heb ook een aantal toezeggingen genoteerd.

Ten aanzien van de kredietverlening heb ik aandacht gevraagd voor de debiteurenfinanciering en de crowdfunding. Uit het antwoord op mijn vraag over debiteurenfinanciering maak ik op dat men gebruik kan maken van de regelingen. Over crowdfunding heb ik gevraagd of hieraan aandacht kan worden besteed om dit soort initiatieven te stimuleren. Volgens mij heb ik op dit punt geen directe toezegging gehad.

Dan kom ik bij het punt regeldruk. Ik heb aandacht gevraagd voor de nog openstaande adviezen van de commissie-Wientjes. Ik heb genoteerd dat de minister gezegd heeft: het vorige kabinet liet een aantal zaken liggen, dit kabinet gaat het uitvoeren. Ik ben ervan uitgegaan dat dit het antwoord was op mijn vraag.

Tot slot heb ik iets gevraagd over de schrootregeling. De minister heeft wel een algemeen verhaal gehouden over Europese wetgeving en dergelijke, maar ik wist niet of ik dat kon koppelen aan de schrootregeling. Ik heb het voorbeeld genoemd van de elektrische tandenborstel en de fotograaf en het verzoek gedaan om dit onzinnige verhaal buiten onze deur te houden. Volgens mij heb ik hier niet direct antwoord op gehad.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording. Gelet op de klok mag ik wel zeggen: zeer uitgebreid.

Eén vraag is niet beantwoord. Ik heb namelijk gevraagd om een brief met daarin een overzicht van de ministeries van SZW, Financiën en EL&I om een cumulatief inzicht te krijgen in de druk die ontstaat door dit kabinetsbeleid op met name zzp’ers en het mkb.

Voorzitter: Dijkgraaf

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Mij is nog niet helemaal duidelijk wat de minister precies overneemt van de adviezen van de Taskforce Kredietverlening. Misschien kan de minister op dit punt nog wat meer helderheid geven. Neemt hij de aanbevelingen integraal over of selectief? In dat laatste geval hoor ik graag hoe de selectie uitvalt.

Dan kom ik bij de kredieten: de borgstelling voor het midden- en kleinbedrijf en Qredits. Het is positief dat de minister zegt dat wij voorzichtig moeten zijn om dit te snel aan de markt over te laten als de markt dat niet oppakt. Zo kijkt de SP er ook tegenaan. Volgens mij houden de regelingen hun eigen broek op, per saldo kosten ze geen belastinggeld. Als de bedrijven daar blij mee zijn, moeten wij het vooral zo houden, lijkt mij.

De minister heeft de toezegging gedaan dat hij de staffel in verband met het ziektekostenprobleem voor kleine bedrijven meeneemt in de brief over zzp’ers. Dat is een heel andere categorie. Naar ik begrijp, is deze reactie per 1 april binnen. Ik weet dat mijn collega op dit punt een motie in voorbereiding heeft. Ik weet niet wat zij naar aanleiding van deze toezegging doet, dus wij houden het nog even in beraad.

Het laatste punt betreft de inspectievakantie. De heer Groot had het er ook al over. Als klopt wat de minister zegt, en daar ga ik uiteraard van uit, dan moet de minister het regeerakkoord gaan herschrijven. Daar staat immers een heel andere definitie in van inspectievakantie. Een en ander is namelijk gekoppeld aan zelfregulering, en niet aan handhavinghistorie zoals de minister nu zegt. De heer Groot vraagt of dit in feite betekent dat er wordt bezuinigd op de inspectie. Dat is inderdaad het geval, dat is bekend. Bij de Voedsel en Waren Autoriteit gaan er 500 mensen uit. Zij krijgen geen vakantie, zij gaan eruit. Ook in sectoren waar een groot probleem is, gaan er dus mensen uit. Kortom, de facto worden de zwarte schapen niet goed gecontroleerd.

Voorzitter: Jansen

Minister Verhagen: Voorzitter. De heer Jansen, de heer Ziengs en de heer Verhoeven vroegen of alle aanbevelingen van de taskforce worden overgenomen. Wij nemen alle aanbevelingen mee in het onderzoek. Het gaat om een breed onderzoek, dat halverwege mei is afgerond. Welke aanbevelingen wij op basis van dit onderzoek overnemen, is afhankelijk van het integrale beeld dat wij hebben.

De heer Verhoeven maakte een opmerking over heffingen van de Kamer van Koophandel. Ik kreeg bijna de neiging om de discussie helemaal over te doen. De heffingen van de Kamer van Koophandel vallen, hoe hoog ze ook zijn, niet onder de collectieve lasten. De heer Verhoeven kan dat waarschijnlijk ook zien in de eigen CPB-doorberekeningen. De besparing die hij even inboekte van 5,75 mld., is niet conform de CPB-doorrekening gehonoreerd.

De heer Verhoeven (D66): Daar gaat het ondernemers niet om, zij kijken gewoon naar de jaarlijkse lasten.

Minister Verhagen: Die komen daar dus bovenop. Het grote verschil blijft bestaan.

De heer Braakhuis vraagt naar het totaaloverzicht. Misschien kan de heer Verhoeven hierdoor meteen geïnformeerd worden over wat lasten betekenen in het kader van alle maatregelen die genomen worden. Ik heb gezegd dat het mij goed leek, een technische briefing te houden om het totaaleffect te schetsen. De heer Braakhuis vraagt om een brief. Ik denk dat een technische briefing een redelijk aanbod is. Je kunt dan immers hoor en wederhoor toepassen. Echter, als de heer Braakhuis een brief wil in plaats van een technische briefing, dan doen wij dat.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Als de minister dit voor zijn rekening wil nemen, is dat prima, dan doen wij een technische briefing.

Minister Verhagen: De heer Van Bemmel vraagt wanneer ik uitsluitsel kan geven over de rittenadministratie. Ik ga dit bespreken met de staatssecretaris van Financiën. Hij neemt dit mee in de fiscale aanpassingen. Het gaat immers om een fiscale aanpassing. Wat mij betreft komt er zo snel mogelijk uitsluitsel, waarbij wij de branche betrekken – dit heb ik de Kamer toegezegd – om te komen tot een goede oplossing. Er zijn verschillende opties. Wij zullen ook rekening houden met de opmerkingen van de heer Verhoeven en de heer Ziengs. Ik weet niet precies wanneer er uitsluitsel komt, omdat de staatssecretaris van Financiën dit afhandelt. Ik zal hem in ieder geval vragen om de Kamer hierover te informeren.

De heer Groot gaat bezien of de brief inzake de uitvoering van motie-Tang/Pieper die in juli jongstleden naar de Kamer is gestuurd, voldoende is naast de twee pilots. Verder vraagt hij of de inspectievakantie niet leidt tot extra bezuinigingen, waardoor er nog minder in plaats van meer gecontroleerd wordt bij slechte bedrijven. Ook de heer Jansen vroeg hiernaar. Als je afspraken maakt met bedrijven met een goed record door middel van een convenant, zelfregulering of anderszins – in deze gevallen is er geen wettelijke verplichting en zijn er geen grote risico’s – kun je de aandacht juist richten op bedrijven met een groot risico of een slechte staat van dienst. Dit is dus exact wat gevraagd wordt. De inspectie concentreert zich op bedrijven die het slecht doen. Dat is de regel van het vertrouwen. Als het vertrouwen beschaamd wordt, komt er extra toezicht op de werkvloer. Of je kiest voor die 5,75 mld.; het is maar net welke paarse krokodil je uit je hoed tovert.

De heer Groot vraagt verder of ik banken wil blijven aanspreken op het toekennen van kredieten aan het mkb. Dat doen wij constant, soms heel pittig. Dit gebeurt echter wel op een constructieve wijze. De banken zijn ook betrokken bij de garantieregelingen. Ze zaten ook in de taskforce van de heer Hermans. Dit geeft aan dat ze op dit punt aanspreekbaar zijn. Dat neemt niet weg dat meer activiteiten nodig zijn, dat ben ik met de heer Groot eens.

De heer Ziengs vraagt of ik wil voorkomen dat iedereen zijn oude tandenborstel bij de fotograaf moet inleveren. Ik begrijp de problematiek die de heer Ziengs schetst; zeker. Hij wist deze problematiek op een zeer beeldende wijze over het voetlicht te brengen. Vanuit de optiek van de ondernemers kan ik mij deze vraag heel goed voorstellen. Over de EU-regelgeving, die hiervoor de basis is, vindt momenteel besluitvorming plaats in het Europees Parlement. Ik roep eenieder op om de collegae in het Europees Parlement op dit punt te alerteren, opdat men niet tot heel vreemde democratische besluiten komt. Ook de regering zal proberen hierin een rol te spelen. Dit ligt met name op het terrein van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Ik zal naar aanleiding van deze hartenkreet de staatssecretaris op het hart binden, alles uit de kast te halen om de Europese collegae tot creativiteit te manen teneinde het Europees Parlement tot zinnen te brengen.

De heer Dijkgraaf vraagt hoe het zit met duurzaam inkopen in het kader van het programma Regeldruk. De verantwoordelijkheid voor de regeldruk ligt bij mij. Vanuit deze verantwoordelijkheid kijk ik naar alle wet- en regelgeving. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is eerstverantwoordelijk voor het geschetste onderwerp. Ik zal uiteraard meteen roepen als de regeldruk te hoog wordt. Dan komt immers de algehele doelstelling in gevaar. In mijn voortgangsrapportage zal ik ingaan op de resultaten. Deze rapportage kan men voor de zomer tegemoet zien.

Ik vergeet bijna weer het onderwerp crowdfunding. Wij zullen hieraan aandacht geven.

De heer Dijkgraaf (SGP): De Kamer heeft gevraagd naar de ex ante toetsing van Actal.

Minister Verhagen: Ik kijk daar anders naar. Wij hebben goede ervaringen met eerdere convenanten tussen Actal en de verschillende ministeries. Ik vind dat een dossiertoets op een ministerie hoort plaats te vinden, juist om te voorkomen dat nieuwe wetgeving leidt tot nieuwe regels. De systeemtoets door Actal blijft bestaan. Deze geeft voldoende garantie dat er ingegrepen kan worden als iets niet functioneert. De heer Van Bemmel zegt: ik vertrouw het niet zo als ambtenaren op het tegengaan van regels gaan toetsen. Ik wijs hem erop dat een aantal leden van Actal gewoon ambtenaar is. Ambtenaren zijn voor mij niet melaats. Ik vind dit geen recht doen aan de activiteiten die ontplooid worden door ambtenaren.

De heer Dijkgraaf (SGP): Als de minister dit niet wil toezeggen, kunnen wij niet anders dan een VAO aanvragen en een motie indienen. Gegeven de mening hier, weet ik wel wat er dan gebeurt, dan moeten wij de minister dwingen om het te doen.

Minister Verhagen: Tenzij u overtuigd raakt door heel valide argumenten.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik moet constateren dat de Kamer de argumenten van de minister heel goed begrepen heeft, deze gewogen heeft en zelfstandig tot een andere weging komt. Ook na deze beantwoording blijft dat zo. Wij kunnen het spelletje van een VAO en een motie spelen, maar ik wil er bij de minister op aandringen om naar de Kamer te luisteren.

Minister Verhagen: Dan stel ik voor om hierop een nadere schriftelijke reactie te geven, waarbij ik bezie op welke wijze wij maximaal aan de wensen van de Kamer tegemoet kunnen komen.

De voorzitter: Kunnen wij deze brief binnen een week tegemoet zien?

Minister Verhagen: Die krijgt u binnen een week.

De voorzitter: Uitstekend.

Minister Verhagen: De heer Dijkgraaf vroeg om de vertrouwensbenadering in het Activiteitenbesluit op te nemen conform de aanbevelingen van de commissie-Wientjes. In mijn eerste reactie heb ik laten weten dat het Activiteitenbesluit al behoorlijk is opgeschoond. De facto hebben wij door die opschoning dus een vertrouwensbenadering gekregen. Ik ga zeker door, dat zeg ik de Kamer toe. Ik zal met de branche en het ministerie van Infrastructuur en Milieu bezien of er stappen gezet kunnen worden ter verdere vereenvoudiging van de regels. Dit project zal meelopen in de vertrouwensbenadering. Het is echter anders van vorm.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik had nog een vraag gesteld over de betrokkenheid bij de LTO-voorstellen. Ik zag de minister al bevestigend knikken.

Minister Verhagen: Ja, daar kan men van uitgaan. Dat is het voordeel van een gezamenlijk ministerie.

Dan kom ik bij de nalevingscompensatie. Ik kom met een kader, dat heb ik de Kamer toegezegd. Hierbij wordt ook ingegaan op de vraag wat dit exact zal betekenen. Op dit moment is voor mij onduidelijk wat Brussel voorschrijft. Ik deel echter het uitgangspunt van compenseren. Net als de administratieve lasten worden de nalevingskosten op dit moment bijgehouden in een eigen systeem. Zodra ik meer zicht heb op de vraag wat hetgeen Brussel voorschrijft exact betekent – ik heb daar weinig invloed op – zal ik de Kamer daarvan op de hoogte stellen, waarbij ik ook inga op de compensatie. Ik verzoek de Kamer om Prinsjesdag af te wachten en vervolgens te bezien of haar hiermee voldoende recht wordt gedaan.

De heer Verhoeven (D66): Ik kan hier wel een eind in meegaan. Misschien kan de minister virtueel volledig gaan compenseren en vervolgens bezien of hij in de min uitkomt. Ik zie de Brusselse component hier helemaal buiten staan. De minister heeft duidelijk uitgelegd dat die component onduidelijk is. Die kun je dus niet meenemen en je kunt daarom geen volledigheid verwachten. Alle andere dingen wil ik wel weten. Wat is het saldo? Dit moet op een duidelijke manier uiteengezet worden. Wij moeten iets op papier hebben staan, zodat wij kunnen zeggen: het is 300 mln. onder de min. Dan kunnen wij daarover verder praten. Zoiets moet ik hebben.

Minister Verhagen: Dat zeg ik de Kamer bij dezen toe. Ik zal op basis van de maatregelen die wij nu genomen hebben niet alleen de administratieve lasten, maar ook de nalevingskosten in kaart brengen. Hierin wordt meegenomen wat dit netto dan wel bruto oplevert of kost.

Ik denk dat ik alle vragen beantwoord heb.

De voorzitter: Dan ga ik naar de toezeggingen. Ik noem alleen de toezeggingen waarover de Kamer schriftelijk wordt geïnformeerd. De rest vindt men uiteraard terug in het verslag.

De volgende toezeggingen zijn gedaan:

  • In de kabinetsreactie op het SER-advies inzake de zzp’ers zal tevens worden ingegaan op de mogelijkheden voor het aanbrengen van een staffel als het gaat om doorbetaling bij ziekte. Dit advies wordt voor 1 april aanstaande aan de Kamer gezonden.

Minister Verhagen: Mag ik daarop een correctie maken? Halverwege mijn beantwoording kwam ik erachter dat dit niet klopte. Een zzp’er heeft immers geen personeel, daarom heet hij ook zzp’er. Het lijkt mij dan ook niet logisch om dit in de reactie mee te nemen. Ik zal de vraag hierover doorgeven aan de minister van SZW en hem verzoeken hierop te antwoorden. Het antwoord komt dus separaat van onze reactie op het SER-advies.

De voorzitter: De termijn blijft zonder tegenbericht hetzelfde?

Minister Verhagen: De termijn blijft zonder tegenbericht hetzelfde.

De voorzitter: Dat is genoteerd.

Ik ga verder met de toezeggingen:

  • In mei van dit jaar verschijnt het rapport van de werkgroep-Pastors dat met een kabinetsreactie naar de Kamer gezonden zal worden.

  • De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over de herziening van het Activiteitenbesluit en aangeven waarom hiervoor niet de vertrouwensbenadering geldt.

Minister Verhagen: Die vraag heb ik zo-even beantwoord.

De voorzitter: Goed, die toezegging kan dus vervallen.

  • De minister zegt toe, eind maart aanstaande de nota naar aanleiding van het verslag over de Aanbestedingswet en de nota van wijziging aan de Kamer aan te bieden.

  • De minister zal de Kamer in maart aanstaande de toezichtbrief sturen.

  • De minister zal de Kamer nader informeren over Actal. Deze brief zal volgende week aan de Kamer gezonden worden. Ik verzoek de minister om dit woensdag voor 12.00 uur te doen in verband met het naderende reces.

Minister Verhagen: Dat zeg ik u toe.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van het beraad.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD) en Verhoeven (D66).

Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Blanksma-van der Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Van der Veen (PvdA), Klijnsma (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Klaver (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD) en Van Veldhoven (D66).

Naar boven