29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 423 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2017

Deze brief kijkt terug op de voortgang van contraterrorisme beleid in de afgelopen paar maanden en reflecteert, op basis van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 45, op ontwikkelingen in beleid. In de bijlage informeren wij u over de stand van zaken van openstaande moties en toezeggingen1. Het DTN 45 wordt gelijktijdig aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 29 754, nr. 422).

De jihadistische dreiging vormt nog altijd de voornaamste terroristische dreiging tegen Nederland. Zoals ook recente aanslagen hebben aangetoond, blijft Europa een doelwit voor jihadistische groeperingen. Er blijft hierbij sprake van diverse te onderscheiden actoren, zoals terroristische organisaties, transnationale netwerken, kleinschalige cellen en eenlingen. Zij kunnen zowel klein- als grootschalige aanslagen plegen, deels goed voorbereid en deels amateuristisch, gebruik makend van meerdere aanslagmethoden en gericht op een verscheidenheid aan doelwitten. De dreiging die uitgaat van terugkeerders blijft onverminderd bestaan. Gezien de toenemende militaire druk op ISIS in Syrië en Irak is het mogelijk dat het aantal terugkeerders toeneemt. Terugkeer zal naar verwachting druppelsgewijs plaatsvinden. Tevens gaat een dreiging uit van jihadisten die zijn tegengehouden of geen wens hebben om uit reizen.

De dreiging is complex en komt uit verschillende hoeken. Dit vergt een voortzetting van de brede benadering in de aanpak van terrorisme. Zoals uiteengezet in de brief naar aanleiding van de aanslagen in Londen2 voorziet de CT strategie 2016–2020 hierin. Het is daarbij van groot belang om continu te reflecteren op de vraag in hoeverre onze aanpak en uitvoering op orde zijn, teneinde te voorzien in een flexibel en effectief contraterrorisme beleid dat in de pas blijft lopen met ontwikkelingen in de dreiging. De recente aanslagen in onder andere het Verenigd Koninkrijk (VK) passen binnen het dreigingsbeeld dat aan de strategie en de aanpak ten grondslag ligt. Deze gebeurtenissen geven dan ook geen aanleiding tot nieuwe beleidsinzichten.

Vroegtijdige signalering en opvolging

Uit het DTN blijkt dat de complexe jihadistische dreiging westerse landen voor grote uitdagingen stelt. In Nederland werken de betrokken partijen op nationaal, regionaal en lokaal niveau al langer nauw samen om signalen van (gewelddadig) extremisme en terrorisme vroegtijdig te herkennen en op te volgen. Daarbij hoort een gezamenlijke afweging van de beschikbare informatie en signalen om te komen tot een inschatting van de dreiging die van een persoon uitgaat. Op basis van deze gezamenlijke afweging en inschatting wordt al dan niet besloten tot opvolging in de vorm van concrete acties en/of maatregelen. Om de juridische basis van het casusoverleg te versterken heeft de NCTV in samenwerking met de G43, de politie, het OM, de Raad van de Kinderbescherming en Reclassering Nederland een modelconvenant opgesteld dat zoveel mogelijk recht doet aan de bestaande praktijk en aan de eisen die de (privacy) wetgeving stelt aan het delen van persoonsgegevens. Het convenant is recent verspreid onder de betrokken partners, zodat zij dit in het casusoverleg kunnen gebruiken. Verder komt begin juli 2017 een besloten online informatieportaal beschikbaar voor professionals in het casusoverleg, waarop alle relevante (algemene) documentatie, zoals protocollen en factsheets, worden gepresenteerd.

De recente aanvulling van het bestuurlijke instrumentarium ten behoeve van terrorismebestrijding maakt verder preventief optreden mogelijk. Sinds de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Kamerstuk 34 359) op 1 maart 2017 zijn enkele bestuurlijke maatregelen opgelegd. Daarnaast wordt doorlopend ingezet op de strafrechtelijke aanpak door onder andere aandacht voor dossieropbouw ten behoeve van strafrechtelijke vervolging bij terugkeer.

Detectie en internationale informatie-uitwisseling

Nederland werkt internationaal actief samen om (reisbewegingen van) potentieel gewelddadige extremisten en terroristen te onderkennen. Daarbij spelen ook de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio rondom jihadistische strijdgebieden een belangrijke rol. Zij kunnen het eerste contactpunt zijn voor terugkeerders en hebben daarmee een cruciale signalerende functie. Sinds eind april bestaan in toenemende mate zorgen over de weerslag die de verslechterde bilaterale relatie met Turkije kan hebben op de bilaterale CT-samenwerking, met name omtrent de politiële informatievoorziening van Turkije aan Nederland. Deze zorgen zijn kenbaar gemaakt aan de Turkse autoriteiten. Ook werken de politieliaisons van de Europese lidstaten ter plaatse nog intensiever samen dan anders. Los hiervan zijn per 7 april 2017 de controles van EU burgers aan de buitengrenzen verscherpt. Met de verscherpte grenscontroles worden de lidstaten verplicht om systematisch in de databases te controleren of EU-burgers een gevaar zijn voor de nationale veiligheid en openbare orde.

In het kader van de civiele tak van de Anti-ISIS Coalitie is Nederland actief in de Foreign Terrorist Fighters (FTF)-werkgroep. De inzet is gericht op het verbeteren van internationale informatie-uitwisseling en coördinatie, onder andere via bestaande mechanismen en kanalen zoals Europol en Interpol. Interpol heeft in dit verband melding gemaakt van een substantiële toename van het aantal FTF-profielen dat landen delen. Daarnaast is in Europees verband de samenwerking van inlichtingen- en veiligheidsdiensten versterkt door de realisatie van een real-time database en de oprichting van een operationeel platform waar inlichtingenofficieren van CTG-diensten bijeenkomen om operationele gegevens en bevindingen over terrorisme gerelateerde zaken te delen en te analyseren.

Verder zet Nederland, zowel nationaal als internationaal, in op het verbeteren van informatie-uitwisseling. EU lidstaten bereiden zich voor op de implementatie van de Passenger Name Records (PNR)-richtlijn, waarmee de reisbewegingen van terroristen en zware criminelen en hun netwerken geïdentificeerd kunnen worden. In Nederland is het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens op het wetsvoorstel ter implementatie van de PNR-richtlijn verwerkt. Hierna zal het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd. Samen met België, Frankrijk, het VK en nu ook Duitsland wordt gekeken naar het opnemen van internationale hogesnelheidstreinen en internationaal busverkeer in de implementatie van de PNR-richtlijn. Een aantal acties op CT-vlak uit de «Routekaart informatie uitwisseling en interoperabiliteit», aangenomen tijdens de JBZ-raad van 9-10 juni 2016 (Kamerstuk 32 317, nr. 424), is door de Europese Commissie vertaald in voorstellen voor de versterking van het Schengen informatiesysteem (SIS). Hier wordt momenteel over onderhandeld.

Versterking kennis en kunde

De complexiteit en veranderlijkheid van de jihadistische dreiging vraagt om voortdurende ontwikkeling van kennis en kunde van betrokken partners en eerstelijnsprofessionals uit het sociale domein en het veiligheidsdomein. In aanvulling op het reeds bestaande trainingsaanbod heeft het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) twee nieuwe trainingen ontwikkeld, specifiek voor professionals in jeugdhulp en -welzijn en de GGZ. Er is breed geïnvesteerd in training en er wordt toegezien op kwaliteit van het aanbod. De politie heeft – naast de diverse specifieke CTER4 opleidingen – in samenwerking met de politieacademie een twee- en driedaagse CTER training ontwikkeld. De uitvoering daarvan is in 2016 gestart en moet resulteren in ruim 31.500 CTER-getrainde politiemedewerkers in 2018. Door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn de bewustwordingstrainingen voor de meest relevante Nederlandse posten om tijdig terugkeerders te kunnen signaleren uitgebreid met vertegenwoordigingen in Noord-Afrika en Zuidoost Azië.

Het kabinet is overtuigd van het belang van een betere aansluiting tussen het veiligheids- en het zorgdomein in het tegengaan van radicalisering om effectief te kunnen interveniëren in radicaliseringsprocessen. Op 29 mei 2017 heeft speciaal rapporteur Naïma Azough het rapport ter preventie van extremisme en ter bevordering van sociale samenhang aangeboden aan Minister Bussemaker en Staatssecretaris Van Rijn. Naar aanleiding van de belangrijkste bevindingen uit dit rapport (gevoel van «professionele eenzaamheid» en pleiten voor meer samenwerking tussen onderwijs, jeugd- en veiligheidsdomein) zet het kabinet een «Kennisplatform voorkomen extremisme en polarisatie» op ter ondersteuning van het jeugddomein. Dit platform wordt ondergebracht bij de Expertise-unit Sociale Stabiliteit van het Ministerie van SZW.

Extremisme, radicalisering en polarisatie

Volgens het DTN lijkt de groei in aanhang en steun die extreemrechtse formaties in de periode 2015–2016 doormaakten niet structureel van aard. Wel constateert het DTN dat een toegenomen zelfverzekerdheid bestaat binnen rechts-extremistische groepen, wat bijvoorbeeld blijkt uit het opzoeken van de (gewelddadige) confrontatie met links-extremisten. Stakeholders kunnen de bestaande persoonsgerichte aanpak gebruiken om een beter beeld te krijgen van extremisme (waaronder links- en rechts-extremisme) in hun gemeente. Het is daarbij van belang dat er een goede signaleringsstructuur is en dat professionals geëquipeerd zijn om extremisme te herkennen. Ook hiervoor zijn trainingen beschikbaar.

Slot

Elke vorm van gewelddadig extremisme en terrorisme, zowel uit jihadistische als rechts- of links-extremistische hoek, vormt een bedreiging voor de Nederlandse maatschappij en dient dan ook verworpen en aangepakt te worden. De organisaties die betrokken zijn bij terrorismebestrijding doen er alles aan om de dreiging te beperken. Toch kan niet uitgesloten worden dat Nederland te maken krijgt met een terroristische aanslag. De weerbaarheid en veerkracht van onze maatschappij bepaalt in grote mate of terroristen erin slagen onze samenleving te verdelen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 421, 19 juni 2017

X Noot
3

De vier grootste steden van Nederland: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht.

X Noot
4

Contraterrorisme, extremisme en radicalisering.

Naar boven