Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2012
Naar aanleiding van het verzoek bij de regeling van werkzaamheden op 27 september
jl. het lid Kooiman (SP) om een reactie op het boek «Het Nationale Politiekorps» van
de heer Fijnaut en met name op de vermeende toename van de bureaucratie, zend ik u
deze brief.
De heer Fijnaut toont zich in zijn bovenbedoelde boek een groot voorstander van nationale
politie. Wel plaatst hij kritische kanttekeningen bij de inrichting van de nationale
politie zoals uitgewerkt in het conceptinrichtingsplan nationale politie. In grote
lijnen is de heer Fijnaut van mening dat er sprake is van een overgeorganiseerde structuur
die een bron kan vormen voor bureaucratische problemen.
De nationale politie is mede opgericht om tot een heldere, meer uniforme, meer doelmatige
en weinig bureaucratische structuur te komen die de kwaliteit en de effectiviteit
van het politiewerk ten goede komt. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook gaat lukken.
Er zal in het nationale politiebestel aanmerkelijk minder overhead zijn dan in het
huidige regionale bestel.
Wat betreft de structuur van het landelijke politiekorps is van belang dat de Politiewet
2012 kaders bevat waar van met het inrichtingsplan nationale politie niet van kan
worden afgeweken. Zo is in de wet vastgelegd dat het landelijke politiekorps in 10
regionale eenheden, die de grenzen van de gerechtelijke kaart volgen, is ingedeeld.
Ook bepaalt de wet dat de territoriale onderdelen van een regionale eenheid niet in
meer dan één veiligheidsregio kunnen liggen tenzij de minister op gezamenlijk verzoek
van de betrokken burgemeesters en officieren van justitie besluit dat wel te doen.
Daarmee is tevens aangegeven dat de betrokken burgemeesters en officieren van justitie
grote invloed hebben op de indeling van de regionale eenheden in districten en basiseenheden.
Ook hebben de burgemeesters en de officieren van justitie grote invloed op het inrichtingsplan
nationale politie en daarmee op de hele structuur van het landelijke korps alsook
op de aansturing daarvan, uiteraard allemaal binnen de wettelijke kaders. Zij zijn
door de kwartiermaker nationale politie intensief betrokken bij het opstellen van
het conceptinrichtingsplan. Tot 1 oktober 2012 liep de consultatiefase van het conceptinrichtingsplan
waarbij alle betrokken partijen, ook de burgemeesters en het Openbaar Ministerie,
zijn geconsulteerd. Momenteel worden de reacties verwerkt in een volgende versie van
het inrichtingsplan. Daarbij zullen ook de kritische kanttekeningen van de heer Fijnaut
worden betrokken. Nog dit jaar zal ik het inrichtingsplan vaststellen.
Het spreekt voor zich dat ook bij de feitelijke implementatie van het landelijke politiekorps
kritisch wordt bezien hoe de bureaucratie verder kan worden teruggebracht. Mede met
het oog hierop is het actieprogramma «Minder regels, meer op straat» opgericht. Dat
programma, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van de vorming van het landelijke politiekorps,
heeft tot doel het presterend vermogen van politie te vergroten door het opruimen
van overbodige en ergerlijke bureaucratie, het slimmer organiseren van het politiewerk
en door meer ruimte te geven aan het vakmanschap van politie. De inzet is om de administratieve
lasten van de politie met 25% te verminderen. Concreet betekent dit dat de politie
eind 2014 ten opzichte van eind 2011 in totaal 5 000 fte minder kwijt is aan bureaucratie.
Tenslotte zal ook een evaluatie plaatsvinden van de doeltreffendheid en de effecten
van de Politiewet 2012 in de praktijk. In de wet is opgenomen dat binnen drie jaar
na inwerkingtreding van de Politiewet 2012 een dergelijke evaluatie zal plaatsvinden
in de regionale eenheid Oost/Nederland en binnen vijf jaar na inwerkingtreding van
de Politiewet 2012 voor heel Nederland. Ook in deze evaluaties zal met een scherp
oog worden gekeken naar wat de invoering van het nationale politiebestel voor gevolgen
heeft gehad voor de bureaucratie bij de politie.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten