Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2011
In mijn brief van 14 december 2010 aan uw Kamer1 schetste ik de hoofdlijnen van de nationale politie. Tijdens het algemeen overleg hierover op 12 januari jl. (kamerstuk 29 628, nr. 235) deed ik de toezegging u in maart een uitvoeringsprogramma (op hoofdlijnen) te doen toekomen, alsmede het profiel van de
kwartiermaker nationale politie en de procedure voor de selectie en aanwijzing van deze en andere kwartiermakers. Hierbij
doe ik mijn toezegging gestand, mede met het oog op het algemeen overleg met uw Kamer op 7 april aanstaande over diverse politiegerelateerde
onderwerpen.
In bijgevoegd uitvoeringsprogramma2 wordt uiteen gezet op welke wijze ik voornemens ben de voorbereiding op de nationale politie ter hand te nemen, zodat wanneer
uw Kamer, alsmede de Eerste Kamer, goedkeuring verleent aan de vereiste wetgeving, onmiddellijk kan worden gestart met de
nationale politie.
Om voorbereidingen op de nationale politie mogelijk te maken en tegelijkertijd geen misverstanden te laten ontstaan over rollen
en bevoegdheden in deze transitiefase, heb ik op 22 februari jl. met de korpsbeheerders afspraken gemaakt. De transitieafspraken
zijn eveneens bijgevoegd2.
Uit het uitvoeringsprogramma blijkt dat ik van plan ben de nationale politie in een kort tijdsbestek te realiseren. Voor alle
betrokkenen is het van belang dat de periode van onzekerheid zo kort mogelijk is en dat de problemen die er liggen met grote
voortvarendheid worden aangepakt. Uiterlijk per 1 mei wil ik de kwartiermaker nationale politie aanwijzen en uiterlijk per
1 juli de kwartiermakers voor de regionale en landelijke eenheden. Tegelijkertijd zal ik er nauwlettend op toezien dat er
geen onomkeerbare stappen worden gezet tot de nationale politie een wettelijke basis heeft.
Ik zal halfjaarlijks aan uw Kamer een verslag doen van de voortgang in (de voorbereiding op) de vorming van de nationale politie.
Medio oktober zal de eerste voortgangsrapportage worden toegezonden.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten