Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2011
In antwoord op vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 februari 2011, over de recente
mestfraudezaak (2011Z02509/2011D06732), bericht ik u als volgt.
Aanleiding
Zoals u uit de media hebt kunnen vernemen, hebben Dienst Regelingen en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit onlangs fors
opgetreden tegen geconstateerde fraude met mesthandel en -transport.
De diensten van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zien scherp toe op overtredingen van de Meststoffenwet
en treden adequaat op bij geconstateerde fraude. Dit om te voorkomen dat afnemers van mest meer bemesten dan volgens de gebruiksnormen
is toegestaan, of zelfs dat mest wordt gedumpt op plaatsen waar dat schadelijk is voor de waterkwaliteit. Laatstgenoemde gedragingen
kunnen de doelen van de Nitraatrichtlijn in gevaar brengen en daarmee ook de door de Europese Commissie verleende derogatie,
de verhoogde stikstofgebruiksnorm voor het gebruik van dierlijke mest.
Achtergrond
Het afzetten van mest kost in Nederland helaas geld. Afnemers van mest krijgen betaald voor het ontvangen van mest. Om zicht
te houden op de meststromen dienen producenten, mesthandelaren en afnemers van mest mesttransporten te verantwoorden door
gegevens daarover op een zogenaamd Vervoerbewijs Dierlijke Mest bij Dienst Regelingen in te zenden. In een recente mestfraudezaak
zijn door een netwerk van mestvervoerders, met medeweten van de afnemers van de mest, valse gegevens verstrekt over de bestemming van mest. Deze bedrijven
hebben zich daardoor veel kosten bespaard en een oneerlijk (concurrentie)voordeel verworven ten opzichte van bedrijven die
mesttransporten wel correct verantwoorden.
Bestuursrechtelijke sanctionering
Overtredingen bij het vervoeren van mest, zoals het niet juist en naar waarheid opmaken van een Vervoersbewijs Dierlijke Mest,
kunnen op grond van de Meststoffenwet bestuursrechtelijk worden gesanctioneerd door middel van het opleggen van bestuurlijke
boetes en/of de toepassing van bestuursdwang. De omvang van de boetes is gerelateerd aan de omvang van de overtreding en is
gericht op het wegnemen van economisch voordeel dat de overtreder heeft verkregen.
Strafrechtelijke sanctionering
Indien de ernst van de overtreding daartoe aanleiding geeft, kan strafrechtelijke vervolging worden gestart. De zaak wordt
daartoe aan het Openbaar Ministerie overgedragen. Op grond van de Wet Economische Delicten kan de rechter, naast geldboetes
en vrijheidsstraffen, ook bijkomende straffen opleggen. Voorbeelden van deze bijkomende straffen zijn: a) verbod op het uitoefenen
van beroep, b) gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming, of c) gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde
voordelen zoals dierrechten. Het OM heeft dan ook de mogelijkheid om in zo’n geval een beroepsverbod te eisen. De keuze voor
het al dan niet opleggen van een beroepsverbod, of een van de andere bovengenoemde bijkomende straffen, is aan de rechter.
Zelfsturing bedrijfsleven
Ook het bedrijfsleven zal zelf mijns inziens verantwoordelijkheid moeten nemen om fraude met mesthandel en -transport tegen
te gaan. Hierbij kan gedacht worden aan een vorm van zelfsturing bijvoorbeeld via certificering. Ik zal daarover met het bedrijfsleven
overleggen.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker