28 385 Evaluatie Meststoffenwet

Nr. 180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2010

Gisteren is door uw Kamer de motie van het lid Waalkens c.s. aanvaard (Kamerstukken II 2009/10, 28 385, nr. 178). In deze motie wordt de regering verzocht de eerder afgeschafte compartimentering van dierrechten in de mestwetgeving opnieuw in te voeren. Dit tegen de achtergrond dat zich na de afschaffing van de compartimentering een netto toename van met name varkens heeft voorgedaan in de voormalige concentratiegebieden, waardoor in die gebieden de milieuproblematiek wordt vergroot.

Het kabinet heeft zich nader over de motie beraden en heeft daarbij de brief van het Interprovinciaal Overleg van heden betrokken, waarin de provincies de wenselijkheid van herinvoering van de compartimentering met hantering van de oude concentratiegebieden, zoals die tot 1 januari 2008 bestonden, onderschrijven. Het kabinet is met de Tweede Kamer van oordeel dat een te sterke toename van intensieve veehouderijen in de concentratiegebieden ongewenst is. Dit niet alleen vanuit algemene milieuoverwegingen, maar ook vanuit de beheersing van de fraudedruk ten aanzien van de mestgebruiksnormen. Als gevolg van de aanscherping van de mestgebruiksnormen gedurende de looptijd van het 4e actieprogramma Nitraatrichtlijn zal de plaatsingsruimte voor mest verder afnemen. Dat betekent dat – bij het uitblijven van mestverwerking in een substantiële omvang – vanuit de overschotgebieden een toenemende hoeveelheid mest zal moeten worden getransporteerd naar gebieden waar nog voldoende plaatsingsruimte is. De hoge kosten van dergelijke transporten kunnen de naleving en daarmee de effectiviteit van het gebruiksnormenstelsel ondergraven.

De regering heeft dan ook besloten om ter uitvoering van deze motie op zo kort mogelijke termijn een voorstel van wet bij uw Kamer aanhangig te doen maken en daarbij aan te sluiten bij de regeling van de compartimentering zoals deze ingevolge artikel 26 van de Meststoffenwet gold. Bij de uitwerking van het wetsvoorstel zal nadrukkelijk rekening worden gehouden met de eveneens in uw Kamer aangenomen motie van de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff (Kamerstukken II 2009/10, 28 385, nr. 176).

De in artikel 26 van de Meststoffenwet opgenomen regeling is – op hoofdlijnen – de volgende:

  • 1. De compartimentering heeft betrekking op concentratiegebied Zuid en concentratiegebied Oost, zoals deze zijn aangegeven in bijlage I van de Meststoffenwet en zoals deze worden gehanteerd in de Reconstructiewet concentratiegebieden.

  • 2. Productierechten kunnen niet overgaan van bedrijven die geheel of gedeeltelijk buiten de concentratiegebieden liggen, naar bedrijven die geheel of gedeeltelijk binnen een concentratiegebied liggen. Evenmin kunnen productierechten overgaan van bedrijven die geheel of gedeeltelijk binnen het ene concentratiegebied liggen, naar bedrijven die geheel of gedeeltelijk binnen het andere concentratiegebied liggen.

  • 3. Als een bedrijf locaties buiten en binnen één of beide concentratiegebieden heeft, geldt het volgende: de feitelijke mestproductie van varkens, kippen en kalkoenen kan niet worden verplaatst van een locatie die buiten een concentratiegebied ligt naar een locatie die binnen het concentratiegebied ligt, en evenmin van een locatie binnen het ene concentratiegebied naar een locatie binnen het andere concentratiegebied.

  • 4. Overgang van productierechten bij samenvoeging van bedrijven blijft ongeacht hun ligging mogelijk: rechten van de oorspronkelijke bedrijven kunnen overgaan naar het door samenvoeging van deze bedrijven ontstane nieuwe bedrijf. Voor het nieuw ontstane bedrijf gelden de onder 3 genoemde beperkingen.

  • 5. De voor overgang van de productierechten vereiste registratie van de kennisgeving van overgang door de Dienst Regelingen vindt niet plaats als niet is voldaan aan de onder 1, 2 en 4 aangegeven voorwaarden.

De werkingsduur van de in artikel 26 van de Meststoffenwet neergelegde regeling is thans beperkt tot 1 januari 2008. Het door de regering beoogde wetsvoorstel zal voorzien in het schrappen van deze tijdsbeperking. Dat betekent dat de regeling weer van kracht zal worden zodra het wetsvoorstel – na de parlementaire behandeling – kracht van wet heeft verkregen en in werking is getreden.

De regering is van oordeel dat voorkomen moet worden dat de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de beoogde wetswijziging door bedrijven in de concentratiegebieden wordt benut, om op grote schaal productierechten afkomstig van bedrijven buiten de concentratiegebieden te verwerven. Hierdoor zou het met de voorgenomen wetswijziging beoogde effect – het voorkomen van een te sterke concentratie van intensieve veehouderijen – op voorhand teniet worden gedaan. Om dergelijk anticiperend gedrag te voorkomen, zal in het wetsvoorstel een voorziening worden getroffen. Deze voorziening zal het onmogelijk maken om, na inwerkingtreding van de wetswijziging, productierechten die op de dag vóór de datum van dagtekening van deze brief, dus op 22 april 2010, waren geregistreerd op een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk buiten een concentratiegebied ligt, te benutten op enig bedrijf dat geheel of gedeeltelijk binnen een concentratiegebied ligt.

Deze beperking ten aanzien van de benutbaarheid van de productierechten zal niet gelden indien de kennisgeving van overgang overeenkomstig artikel 27 van de Meststoffenwet is gedaan vóór 23 april 2010. De beperking zal evenmin gelden indien vóór 23 april 2010 een schriftelijke overeenkomst is aangegaan strekkende tot overgang van de productierechten, mits belanghebbenden van deze overgang overeenkomstig artikel 27 van de Meststoffenwet uiterlijk op 7 mei 2010 kennis hebben gegeven aan de Dienst Regelingen. Productierechten die niet onder deze uitzonderingen vallen zullen tòt het tijdstip van inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijziging binnen het concentratiegebied kunnen worden benut. Na inwerkingtreding van de wetswijziging zal dit niet langer mogelijk zijn en kunnen zij enkel nog overgaan naar bedrijven die buiten het concentratiegebied liggen.

Voorts zal het op grond van bovenbedoelde voorziening na inwerkingtreding van de wetswijziging niet mogelijk zijn om op een locatie in een concentratiegebied de varkens- of pluimveehouderij uit te oefenen, indien deze varkens- of pluimveehouderij in de periode vanaf 22 april 2010 is verplaatst van een locatie die buiten een concentratiegebied ligt naar een locatie die binnen het concentratiegebied ligt of van een locatie die binnen het ene concentratiegebied ligt naar een locatie die binnen het andere concentratiegebied ligt.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven