26 231 Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland

Nr. 29 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2017

Hierbij bied ik u de rapportage aan over de resultaten die in 2015 en 2016 met het Industrieel Participatiebeleid zijn behaald1. Deze is een vervolg op de rapportage over 2013 en 2014, die op 11 december 2015 aan uw Kamer is verstuurd (Kamerstuk 26 231, nr. 27).

De rapportage gaat eerst in op de beleidsmatige uitgangspunten van het Industrieel Participatiebeleid. Vervolgens wordt stil gestaan bij de ontwikkelingen op Europees niveau die voor de defensie- en veiligheidsindustrie relevant zijn aangezien het ontbreken van een internationaal gelijk speelveld, ook in Europa, een belangrijke aanleiding vormt voor het voeren van Industrieel Participatiebeleid.

Vervolgens wordt in de rapportage aandacht besteed aan de resultaten van het Industrieel Participatiebeleid. In 2015 en 2016 is respectievelijk € 306 en € 200 miljoen aan Industriële Participatie gerealiseerd. Hiervan is tussen de 55 en 70% terecht gekomen bij het midden- en kleinbedrijf. Industriële Participatie bestaat uit opdrachten bij de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie die een relatie hebben met de Defensie Industrie Strategie. Onder het voormalige compensatiebeleid waren ook opdrachten voor civiele industriële producten toegestaan. Omdat overeenkomsten een looptijd kunnen hebben van 10 jaar, zijn nog niet alle oude compensatieovereenkomsten volledig uitgevoerd. Daarom heeft een deel van de in 2015 en 2016 behaalde resultaten nog betrekking op opdrachten voor niet-militaire producten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven