21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2521 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 september 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 18 augustus 2022 over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 30-31 augustus 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2521), over de brief van 22 juli 2022 over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2514) en over de brief van 18 juli 2022 over het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 18 juli 2022 en over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2516).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 augustus 2022 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 30 augustus 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Westerhoff

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Gymnich van 30 en 31 augustus 2022. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 29-30 augustus. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen aan de Minister over de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken.

Precies een half jaar geleden, op 24 februari, is Rusland Oekraïne binnengevallen. Precies op deze dag is er informeel overleg over de Raad Buitenlandse Zaken. De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de geannoteerde agenda daarvan.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele RBZ van 30 en 31 augustus. De bijeenkomst heeft volgens deze agenda tot doel «ruimte te bieden voor strategische discussie». In dat licht zouden deze leden een breder palet aan onderwerpen op de agenda verwachten. De leden van de SP-fractie voelen de noodzaak om meerdere onderwerpen te bespreken en vragen het kabinet om zijn opvatting over een aantal ervan.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken op 30 en 31 augustus. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie heeft de volgende vragen aan de Minister over de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken.

EU-Afrika relatie

De leden van de VVD-fractie vinden het onvoorstelbaar dat migratie niet expliciet op de agenda staat bij de aankomende bespreking van de EU-Afrika relatie en dat Nederland niet voornemens is om dit expliciet aan te kaarten. Is de Minister bereid alsnog naar voren te brengen dat het bestrijden van irreguliere migratie en het terugnemen van uitgeprocedeerde onderdanen van cruciaal belang is voor de relatie tussen Europese en Afrikaanse landen? En dat de Europese Unie (EU) zowel positieve als negatieve drukmiddelen moet inzetten tegen Afrikaanse landen die niet bereid zijn om hierin effectief samen te werken? En in meer algemene zin: hoe wil de Minister deze bespreking binnen de RBZ gebruiken om de instroom van asielzoekers uit Afrikaanse landen naar Nederland omlaag te brengen?

1. Antwoord van het kabinet:

Het bestrijden van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer, alsmede het verbeteren en versterken van legale migratie, zijn voor het kabinet belangrijke prioriteiten in de EU-Afrika relatie. In besprekingen met Afrikaanse landen en over de EU-Afrika relatie vraagt Nederland hier consequent aandacht voor. Het kabinet zet hierbij in op brede migratiepartnerschappen en een constructieve grondhouding gericht op een gelijkwaardige relatie, maar sluit negatieve maatregelen niet uit indien verbetering van resultaten binnen de migratiesamenwerking uitblijft. Op verzoek van de Europese Raad van juni 2021 zijn Actieplannen ontwikkeld om migratiesamenwerking met prioriteitslanden te verbeteren. Het betreft prioriteitslanden uit de focusregio’s voor migratie van de EU: Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten en Westelijke Balkan. Door deze EU-Actieplannen zijn de migratiedialogen met deze prioriteitslanden geïntensiveerd. Onder Frans voorzitterschap zijn in 2022 verdere stappen gezet om de plannen te operationaliseren en concrete acties uit te voeren. Hiervoor is een coördinatiemechanisme opgezet1. Gelieerd aan dit proces wordt ook het visuminstrument ingezet om terugkeersamenwerking met derde landen te verbeteren. Zo heeft de Raad in november 2021 de eerste negatieve visummaatregelen onder art.25 bis van de Visumcode aangenomen tegen Gambia. Nederland verwelkomt de inspanningen van de Commissie en zet conform motie van het lid Brekelmans2 in op verdere operationalisering van de Actieplannen op alle terreinen om partnerschappen met landen van herkomst en transit te verstevigen. Nederland zal blijven oproepen om vaart te maken met de implementatie van de actieplannen. Ook worden Afrikaanse landen via het EU-Afrika partnerschap ondersteund bij het creëren van werkgelegenheid, het bevorderen van economische groei en bij het bevorderen van stabiliteit, waardoor de grondoorzaken van irreguliere migratie worden aangepakt.

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen over de toegenomen invloed van het Russische narratief in Afrikaanse landen en de verslechterde invloedspositie van Westerse landen. Wat stelt het kabinet concreet voor om dit Russische narratief te bestrijden? Wat moeten Westerse landen hierin anders doen dan in het verleden?

2. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt het belangrijk dat er op proactieve wijze en met een overtuigend narratief gecommuniceerd wordt over het EU-Afrika partnerschap, de gedeelde belangen met Afrika, onder andere om gezamenlijke ontwikkelingsdoelstellingen te behalen, en over de oorlog in Oekraïne en de impact hiervan op het Afrikaanse continent. Uit het Europees narratief moet blijken dat de zorgen van Afrikaanse partners serieus worden genomen. Hierbij is het noodzakelijk dat er met de ingezette communicatie goed aansluiting wordt gezocht bij de beleving van de verschillende doelgroepen in de verschillende landen.

Strategische en binnen de EU afgestemde communicatie is één van de manieren om het Russische narratief te bestrijden. Naast een reactie op de Russische propaganda is het ook belangrijk dat de EU, samen met de lidstaten, goed onder de aandacht brengt dat de EU en de lidstaten gezamenlijk de grootste handelspartner, de grootste investeerder en de grootste donor voor wat betreft ODA zijn in de meeste Afrikaanse landen. Daarbij moeten ook de resultaten die hiermee behaald worden benadrukt.

Op welke manier moeten projecten als onderdeel van de Global Gateway anders zijn dan de vele ontwikkelings- en infrastructuurprojecten in het verleden?

3. Antwoord van het kabinet:

De Global Gateway strategie brengt de vele lopende initiatieven en investeringen onder de noemer connectiviteit bij elkaar met een duidelijker politiek narratief en een herkenbare merknaam. De strategie beoogt deze uiteenlopende EU-programma’s en bestedingen te stroomlijnen, inzichtelijker en zichtbaarder te maken en zo een duidelijker aanbod voor investeringen in partnerlanden aan te bieden. In veel opzichten zullen de projecten zelf niet veel verschillen van die uit het verleden. Het verschil zit o.a. in de politiek strategische aansturing en communicatie hiervan via de Global Gateway Board in oprichting met meer oog voor de geopolitieke context.

Deelt het kabinet de mening van deze leden dat daarbij zowel positieve drukmiddelen als negatieve drukmiddelen moeten worden ingezet?

4. Antwoord van het kabinet:

De ontwikkeling van de Global Gateway vindt plaats op basis van de geldende kaders en voorwaarden in de verordening voor het Instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking, waaronder het Europese Fonds voor Duurzame Ontwikkeling + (EFDO+). De inzet is om binnen deze kaders strategischere keuzes te maken bij connectiviteitsinvesteringen wereldwijd en hierover onder een heldere merknaam te communiceren.

De leden van de D66-fractie vragen wat de Nederlandse inzet is bij de diplomatieke inspanningen binnen de EU-Afrika relatie om het Russische narratief over de Russische oorlog in Oekraïne tegen te gaan?

5. Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse inzet is dat zo veel mogelijk (Afrikaanse) landen zich publiekelijk uitspreken tegen de Russische agressie tegen Oekraïne. De Europese lidstaten werken hierbij zo nauw mogelijk samen en de Hoge Vertegenwoordiger en EDEO spelen een coördinerende rol met verschillende initiatieven, onder andere op het terrein van politieke dialoog, Nederland is op verschillende niveaus in dialoog met Afrikaanse landen om de kernboodschappen met betrekking tot de oorlog in Oekraïne over te brengen en het Russische narratief te weerleggen. Daarnaast informeert Nederland ook naar de eventuele beweegredenen van Afrikaanse landen om Rusland niet publiekelijk te veroordelen alsook de zorgen die bij Afrikaanse partners bestaan ten aanzien van de gevolgen van deze oorlog en de maatregelen van de internationale gemeenschap om de Russische agressie tegen Oekraïne te stoppen.

Op welke manier wordt met Afrikaanse landen en hun burgers gecommuniceerd dat Rusland een energie- en hongercrisis veroorzaakt?

6. Antwoord van het kabinet:

Rusland is primair verantwoordelijk voor de verzwakking van de mondiale voedselzekerheid. De EU-instellingen en lidstaten dragen consequent in bilateraal en multilateraal verband uit dat Rusland door havens in Oekraïne als strategische doelwitten te gebruiken de levering van graan aan Afrikaanse landen verhindert. Daarnaast spant de internationale gemeenschap zich consistent in om de levering van graan op alternatieve wijze mogelijk te maken.

De leden van de PVV-fractie stellen dat het continent Afrika een nog grotere puinhoop wordt dan het al was. Het aantal islamitische terreuraanslagen rijst er de pan uit, corrupte leiders zijn er de baas en het wemelt er van de Russische Wagner-huurlingen. Dat laatste is een probleem dat steeds groter wordt. Kan de Minister aangeven in hoeveel Afrikaanse landen de Wagner Group inmiddels actief is? Hoe worden deze landen diplomatiek onder druk gezet om de samenwerking met de Wagner Group stop te zetten?

7. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen over de aanwezigheid van de Wagner Group in Afrika. Volgens verschillende bronnen zou de Wagner Group actief zijn in de Centraal Afrikaanse Republiek, Mali, Soedan en Libië. Het is evenwel niet eenvoudig vast te stellen in hoeveel Afrikaanse landen de Wagner Group, actief is. Dit komt omdat het een informele entiteit zonder bekende juridische status betreft en onderscheid tussen Russische paramilitairen en paramilitairen die opereren onder naam van de Wagner Group niet eenvoudig te maken is. Het kabinet kan inmiddels wel bevestigen dat een deel van de Russische paramilitairen in Mali opereert onder naam van de Wagner Group. Het kabinet acht het echter vooral van belang om te erkennen dat het een paramilitaire organisatie van Russische herkomst betreft, waarbij het van ondergeschikt belang is of het om de Wagner Group gaat, om Rusland te kunnen blijven aanspreken op de zorgen over onder andere mensenrechtenschendingen. Nederland vindt het daarnaast van groot belang om in dialoog te blijven met landen waar paramilitairen van Russische herkomst actief zijn, onder andere om de samenwerking met Russische paramilitaire organisaties te ontmoedigen. In dit kader is het tevens essentieel om de Europese veiligheidsinzet in de regio tegen het licht te houden.

Waarom dreigt Nederland niet met het annuleren van investeringen en ontwikkelingshulp in de desbetreffende landen?

8. Antwoord van het kabinet:

Bedrijven bepalen zelf waarin zij investeren. Het kabinet kan deze investeringen niet annuleren. Via ontwikkelingssamenwerking geeft Nederland geen directe begrotingssteun aan overheden. De Nederlandse steun verloopt vooral via internationale en maatschappelijke organisaties. Het stopzetten van bilaterale hulp zou naar verwachting nagenoeg geen invloed hebben op de machthebbers in deze landen, omdat zij er niet direct de consequenties van ondervinden. De burgers die ondersteund worden door internationale en lokale hulporganisaties zullen echter wel direct de consequenties ondervinden op het moment dat ontwikkelingshulp wordt stopgezet. Het kabinet hecht aan een gelijkwaardig partnerschap dat tegemoet komt aan ieders belangen en waarin wederkerigheid centraal staat. Als de betrekkingen met een land veranderen, bijvoorbeeld door een staatsgreep of burgeroorlog, dan zal het kabinet de diplomatieke relatie met dat land opnieuw beoordelen en handelen naar de (geo)politieke realiteit.

De leden van de PVV-fractie zien Nederland en de EU consequent achter de feiten aanlopen als het gaat om Afrika. Nu weer. Er wordt weliswaar gesteld dat het allemaal slechter gaat, maar verder lezen deze leden niets meer dan dat «we» maar moeten focussen op een «gelijkwaardige dialoog» en «blijvende investeringen.» Het is te pijnlijk voor woorden, aldus deze leden, hoe een concreet probleem zoals de relatie met Afrika, bestreden wordt met abstracte termen en algemene plannetjes. Waar blijft de radicale koerswijziging waar de huidige situatie om schreeuwt? Waar is de visie? En waarom bekijkt de Minister de relatie met Afrika niet vanuit een nationaal perspectief, maar wordt de relatie met Afrika in een EU-jasje gestoken?

9. Antwoord van het kabinet:

De relatie met Afrika wordt door het kabinet zowel vanuit een nationaal als Europees perspectief benaderd. Stabiliteit in Afrika is een gemeenschappelijk Europees belang en de EU is het belangrijkste handelingspodium voor het Nederlandse buitenlandbeleid en de nationale belangen. Samen met de andere 26 lidstaten legt Nederland meer gewicht in de schaal en heeft Nederland meer invloed dan wanneer Nederland alleen handelt. Veiligheid, migratie, maar ook het wegnemen handelsbelemmeringen zijn onderwerpen die gezamenlijk effectiever kunnen worden behartigd, waarmee we de stabiliteit in de regio willen bevorderen. Dit dient tevens direct het Nederlandse (bilaterale) belang. In de Afrikastrategie die het kabinet momenteel aan het schrijven is, wordt ook aandacht gegeven aan deze onderwerpen.

De leden van de PVV-fractie maken zich ernstig zorgen over de negatieve impact die de recente ontwikkelingen in Afrika hebben op onze nationale veiligheid. Specifiek willen deze leden weten hoe de Minister aankijkt tegen de islamitische terreuraanslagen die deze zomer in Afrika zijn gepleegd. In landen zoals Nigeria, Mali en Somalië was het raak en zaaiden islamitische terreurbewegingen dood en verderf. Neemt deze islamitische terreur nu in omvang toe, of ziet de Minister dat anders? Wat is zijn analyse?

10. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet constateert dat er sprake is van een verspreiding van de terroristische dreiging vanuit de Sahel, in het bijzonder richting West-Afrikaanse kuststaten. Deze bredere trend en de recente aanslagen in verschillende regio’s zijn zorgwekkend. Specifiek voor Mali zijn er toenemende signalen dat de verschillende groeperingen koersen op een gewapende confrontatie. Zo rekruteren aan Al Qaeda en de Islamitische Staat gelieerde groeperingen actief en lijken zich sterker te organiseren. Vooral de aan Al Qaeda gelieerde JNIM heeft recentelijk veel aanvallen uitgevoerd en heeft naar verluidt de rekrutering sterk opgevoerd. Op 21 en 22 juli 2022 jl. heeft JNIM een serie van 5 complexe aanvallen uitgevoerd, waarvan de laatste op de militaire basis in Kati. Sindsdien is de frequentie van de gewapende confrontaties tussen het Malinese leger en jihadisten hoger dan gebruikelijk.

Wat betreft de Hoorn van Afrika ziet het kabinet terreurdaden van Al Shabaab in Somalië, Hoewel de groep een nationale focus heeft, baart de recente inval in Ethiopië zorgen. De motivatie van Al Shabaab om de grens over te gaan is tot dusver onduidelijk. Al Shabaab is de afgelopen tijd meer en meer bekend komen te staan als grootste en rijkste tak van Al Qaeda.

Hoewel er sprake is van een verspreiding van terroristische groeperingen in de regio, richten groeperingen zich vooralsnog op het uitbreiden van lokale invloed en vormen zij momenteel geen directe dreiging voor Nederland. Dit neemt niet weg dat Nederland zich, samen met Europese partners, inzet voor het monitoren van de dreiging en het voorkomen dat deze ontwikkelingen uiteindelijk de Europese en nationale veiligheid aantasten.

Hoe groot acht de Minister de kans dat islamitische terroristen via de migratiestromen vanuit Afrika naar ons land komen?

11. Antwoord van het kabinet:

Het gebrek aan duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de Sahel en de Hoorn van Afrika brengt risico’s met zich mee voor deze regio’s en het hele Afrikaanse continent. Voor Nederland en de EU kan het onder andere leiden tot migratiebewegingen.

De veiligheidsorganisaties zijn alert op signalen van misbruik van de migratiebeweging en asielprocedure door jihadisten. Dat laat onverlet dat niet kan worden uitgesloten dat jihadisten via de migratiebeweging Europa binnenkomen en daarbij mogelijk ook misbruik van de asielprocedures kunnen maken. In Nederland zijn alle betrokken organisaties bij het asielproces alert op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Deze alertheid wordt vergroot door middel van trainingen. Als er aanwijzingen zijn dat een asielzoeker mogelijk een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, wordt dit via de hiervoor in het leven geroepen meldstructuur doorgegeven aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De leden van de PVV-fractie stellen dat alle ingrediënten die van Afrika een puinhoop maken, praktisch samenkomen in Mali. Het is niet voor niets dat de Fransen het land militair opgeven en na negen jaar zijn vertrokken. En terecht, want de coupplegers die nu aan de macht zijn, houden iedereen voor de gek en zitten er puur uit eigenbelang, aldus deze leden. Helaas lijkt Nederland dat niet in de gaten te hebben. Waarom blijven we anders in Mali actief met militairen en adviseurs op verschillende posten? Waarom trekt de Minister onze militairen en adviseurs niet terug uit Mali, en welk geloofwaardig perspectief op verbetering is er nog?

12. Antwoord van het kabinet:

Zoals gemeld in de recente Kamerbrief van 17 juni jl.3 draagt Nederland met een aantal militairen en civiele experts bij aan de VN-missie MINUSMA in Mali en aan de militaire en civiele EU-missies in Mali. Dit doet Nederland om enerzijds om verdere destabilisatie tegen te gaan en om een signaal van blijvende steun af te geven richting de Malinese bevolking en de VN en EU. Het ontbreken van duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de Sahel regio brengt risico’s met zich mee voor Nederland, de EU en de regio in de vorm van terroristische dreiging en irreguliere migratiestromen. Daarom blijft de Sahel voor het kabinet onverminderd een prioritaire regio in het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid.

Begin juli kwamen ECOWAS en de Malinese transitieregering tot een transitieakkoord. In het akkoord is overeengekomen dat er in februari 2024 presidentsverkiezingen worden georganiseerd. Mali blijft vooralsnog geschorst van de ECOWAS-instanties en de persoonsgerichte financiële sancties tegen leden van de transitieautoriteiten en hun familieleden blijven eveneens nog steeds van kracht4. De overige sancties zijn door ECOWAS opgeheven. Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.

De leden van de PVV-fractie willen tevens weten of er nog steeds een verzoek aan Nederland ligt om meer militairen te leveren aan de VN-missie MINUSMA? Of is dat inmiddels afgewezen? De leden van de PVV-fractie hopen het laatste, omdat het in Mali al jarenlang dweilen is met de kraan open.

13. Antwoord van het kabinet:

Op 17 juni jl. is uw Kamer in de bovengenoemde Kamerbrief5 geïnformeerd dat Nederland informeel door Duitsland en de Verenigde Naties was benaderd om gevechtshelikopters te leveren aan MINUSMA. Deze inzet was militair haalbaar, zou de noodzakelijke escalatiedominantie leveren en daarmee de effectiviteit van MINUSMA vergroten. In de afweging die aan een inzet ten grondslag ligt, worden echter meerdere factoren meegenomen, waaronder de (geo)politieke en veiligheidscontext in Mali. Naast de politieke instabiliteit in het land, de verslechtering van de veiligheidssituatie, de aanwezigheid van Russische paramilitairen, en berichten over grove mensenrechtenschendingen begaan door het Malinese leger, wordt de missie door de Malinese transitieautoriteiten in de bewegingsvrijheid beperkt. Daarom besloot het kabinet af te zien van de additionele inzet met gevechtshelikopters. Momenteel liggen er geen andere verzoeken voor een additionele bijdrage aan MINUSMA.

De leden van de CDA-fractie hechten waarde aan het coördineren van diplomatieke inspanningen van de EU en haar lidstaten. Hoe ziet de Minister de coördinatie van inspanningen om het Russische narratief over de oorlog in Oekraïne in Afrikaanse landen tegen te gaan?

14. Antwoord van het kabinet:

Onze diplomatieke inspanningen zijn het meest effectief wanneer de EU-lidstaten in gezamenlijkheid eenzelfde boodschap afgeven. Om onze coherentie en effectiviteit te versterken hebben EU-lidstaten, waaronder Nederland, in een eerder stadium de EU opgeroepen om de diplomatie inspanningen te coördineren door onder meer voorstellen te doen voor burden sharing en gezamenlijke boodschappen te formuleren.

Staan alle lidstaten hier hetzelfde in? En kunnen wij bondgenoten in Afrikaanse landen helpen tegen ongewilde inmenging in hun land?

15. Antwoord van het kabinet:

Er is brede overeenstemming onder de EU-lidstaten over de noodzaak van gezamenlijke diplomatieke inspanningen om Rusland diplomatiek te isoleren. Steun van Afrikaanse landen is hiervoor van groot belang. Daarnaast zijn EU-lidstaten het ook eens over de noodzaak dat er meer nodig is om het Russische narratief in Afrika over de oorlog en de oorzaken van de energie- en voedselcrisis tegen te gaan.

De oorlog in Oekraïne heeft grote gevolgen op het Afrikaans continent, zeker op het gebied van energie, voedselzekerheid, en het aangehaalde Russische narratief. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het inzichtelijk is in welke landen deze ontwikkelingen voor een verscherping in de relatie met het westen hebben gezorgd.

16. Antwoord van het kabinet:

Bijna de helft van de Afrikaanse landen heeft neutraal gestemd (of waren afwezig) tijdens de stemming in de AVVN over de resoluties betreffende de veroordeling van de Russische inval in Oekraïne. Dit toonde aan dat de verwachte ondersteuning van de Afrikaanse staten van het Westerse standpunt niet een gegeven is. Serieuze toelichting en gesprekken over onze wederzijdse standpunten leiden tot een beter begrip.

Met betrekking tot de relatie EU-Afrika delen de leden van de SP-fractie de analyse dat meerdere grootmachten invloed in Afrika proberen te verwerven. Op zich vinden deze leden dat hun goed recht: Europa heeft er geen alleenrecht en Afrikaanse landen maken hun eigen afwegingen. Het is een goede zaak dat de EU daar een positieve investeringsagenda tegenover zet. Het blijft evenwel van belang, ook voor de geloofwaardigheid van de EU in Afrika, dat EU-beleid ten aanzien van Afrika coherent is c.q. dat innerlijke tegenstrijdigheden tussen bijvoorbeeld hulp en handel eruit worden gehaald. Heeft het kabinet deze (in-)coherentie scherp in beeld en wordt hier actief aan gewerkt, zo vragen de leden van de SP-fractie?

17. Antwoord van het kabinet:

Het Nederlandse coherentiebeleid richt zich voor een belangrijk deel op besluitvorming in de EU: de bevoegdheid op ontwikkelingsrelevante onderwerpen als handel en landbouw is immers een Europese bevoegdheid. Ook op veel andere terreinen formuleert de Unie een gezamenlijke inzet. Beleidscoherentie voor ontwikkeling is vastgelegd in artikel 208 van het Werkingsverdrag van de EU: de Unie houdt rekening met de doelstellingen van haar OS-beleid bij besluitvorming op andere beleidsterreinen, waarvan het waarschijnlijk is dat die een effect hebben op ontwikkelingslanden. Beleidscoherentie voor ontwikkeling is geïntegreerd in de EU SDG aanpak en rapportage, waarbij voorstellen waar relevant worden gescreend op effecten op ontwikkelingslanden. Daar waar relevant komt dit ook terug in de BNC fiches. De Nederlandse inzet op beleidscoherentie is o.a. vastgelegd in het Actieplan Beleidscoherentie voor ontwikkeling waarover uw Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Raad zal spreken over het coördineren van de diplomatieke inspanningen van de EU en EU-lidstaten om het Russische narratief over de Russische oorlog in Oekraïne in Afrikaanse landen tegen te gaan. De leden zijn benieuwd welke concrete diplomatieke inspanningen het kabinet voornemens is voor te stellen in deze discussie? Op welke manier is het stimuleren van vrije media, onafhankelijk van Russische invloed, in Afrikaanse landen een onderdeel van deze strategie?

18. Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse inzet is dat zo veel mogelijk Afrikaanse landen onderdeel zijn van de internationale coalitie die de Russische agressie tegen Oekraïne verwerpt. De Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in Afrika zijn in dialoog met Afrikaanse overheden om enerzijds de kernboodschappen met betrekking tot de oorlog in Oekraïne over te brengen en anderzijds ook te informeren naar de zorgen die bij Afrikaanse partners bestaan over de gevolgen van deze oorlog en de getroffen maatregelen van de om de Russische agressie tegen Oekraïne te stoppen. Het is belangrijk dat de boodschappen die in dit kader worden afgegeven toegespitst zijn op de lokale context. Het stimuleren van de vrije pers in Afrikaanse landen is, los van de Russische invloed, een van de primaire doelstelling van zowel het Nederlandse als het Europese ontwikkelings- en mensenrechtenbeleid in Afrikaanse landen waar democratische waarden en fundamentele vrijheden onder druk staan. Rusland vergroot met name de invloedssfeer in landen waar al een grote mate van instabiliteit heerst en overheden met beperkte legitimiteit aan de macht zijn.

In navolging van de motie van onder andere het lid Van der Lee d.d.7 juli 2022 (Kamerstuk 36 045, nr. 99) over de rol van vier grote multinationals in de voedselprijzencrisis, zijn de leden benieuwd of de Minister bereid is om dit onderwerp te agenderen tijdens de Raad en te onderzoeken welke maatregelen er in EU-verband kunnen worden getroffen om de speculatie op belangrijke commodities, zoals bijvoorbeeld graan, tegen te gaan. De leden zijn benieuwd welke specifieke maatregelen de Minister in dit opzicht voor zich ziet en ontvangen hierop graag een toelichting.

19. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht waarde aan eerlijke prijzen voor essentiële producten, waaronder graan. Naar aanleiding van de motie zal er op korte termijn een gesprek plaatsvinden met de Europese Commissie. Vanwege hun deskundigheid zal dit gesprek in nauwe samenwerking met de Ministeries van Economische Zaken, Financiën en van LNV plaatsvinden. Dit eerste gesprek heeft als doel na te gaan of er aanwijzingen zijn die speculatie en marktmisbruik doen vermoeden, of er dergelijke signalen uit andere lidstaten komen en of (aanvullend) onderzoek nodig is, en of dit aanleiding geeft tot agendering in een Raad.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet voornemens is te pleiten voor zichtbare en consistente uitvoering van het EU-Afrika Global Gateway investeringspakket. Deze leden zijn positief over het feit dat het kabinet wil bijdragen op het gebied van voedsel- en energiezekerheid in Afrika. Maar toch zijn de leden van de GroenLinks-fractie bezorgd over de mate waarin deze langetermijninvesteringen ook daadwerkelijk ten goede zullen komen aan hen die het nu het hardste nodig hebben. Aangezien de samenwerking zich vooral richt op samenwerking met grote agrobedrijven, is het nog maar de vraag in hoeverre deze hulp terecht komt bij de mensen op het platteland die nu juist het hardst hulp nodig hebben en in acute nood verkeren. Deze leden vragen het kabinet daarom om tevens in EU-verband te onderzoeken wat gedaan kan worden aan acute verlichting van honger in de Hoorn van Afrika en daarvoor extra middelen uit te trekken.

20. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen over de acute voedselonzekerheid in de Hoorn van Afrika en levert noodhulp aan deze regio via reguliere partners, d.w.z. VN-organisaties en fondsen, het (internationale) Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance (DRA). Dat geldt ook voor de Europese Unie. De humanitaire hulpverlening van de EU aan de Hoorn van Afrika (inclusief voedselhulp) bedraagt dit jaar ruim EUR 245 miljoen. Deze steun vindt plaats in aanvulling op andere samenwerkingsverbanden, zoals de steun onder het EU-Afrika Global Gateway investeringspakket. Tussen de EU wordt regelmatig gesproken over de inzet van humanitaire hulp wereldwijd, waaronder de Hoorn van Afrika.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet tevens naar de inzet om te bewerkstelligen dat een groot deel van de investeringen ook juist gaat naar kleinschaligere boeren. Investeren in hulp en handel voor de burgers die dit het hardst nodig hebben, maakt ons tevens een meer geloofwaardige partner in het tegengaan van bovengenoemd Russisch narratief, zo stellen de leden van de GroenLinks-fractie.

21. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat het bevorderen van lokaal eigenaarschap en lokaal ondernemerschap noodzakelijk is voor de voedselzekerheid in kwetsbare landen. In lijn met de recentelijk overeengekomen Raadsconclusies17, zet de Europese Commissie in op noodhulp, versterking van voedselproductiesystemen, open houden van handelsstromen en effectieve multilaterale samenwerking. Voor de Sahel is door Team Europe EUR 1 miljard beschikbaar gesteld ten behoeve van de voedselzekerheid, voor de Hoorn van Afrika EUR 600 miljoen en voor het Zuidelijk Nabuurschap EUR 225 miljoen. Daarnaast zal de Commissie EUR 600 miljoen uit de reserves van het Europees Ontwikkelingsfonds inzetten voor ondersteuning op de impact van de oorlog, met name voedselzekerheid, in landen in Afrika, de Caribisch gebied en de Stille Oceaan

Wat het lid van de BBB-fractie betreft moet de stabiliteit van Afrika prioriteit zijn. Stabiliteit zorgt voor economische ontwikkeling en beperkt vluchtelingenstromen, zo meent zij. Wel deelt dit lid de visie van de Minister dat de invloed van Europa in Afrika afneemt ten gunste van China. Vandaar dat het goed is om een nieuwe, meer open, strategie richting Afrika te voeren. Het risico van toenemende Chinese invloed in Afrika is dat onze Zuidflank strategisch kwetsbaar wordt; zo zou China een vluchtelingencrisis kunnen uitlokken op het moment dat Europa zich politiek niet schikt naar China, aldus het lid van de BBB-fractie. Zij vraagt de Minister om in deze strategie het belang van stabiele voedselvoorziening mee te nemen. Hopelijk kan de Minister tijdens de informele RBZ inbrengen dat Nederland en andere Europese landen buitengewoon veel kennis hebben die kan worden ingezet om Afrika te helpen in het ontwikkelen van een sterke landbouwsector, wat de stabiliteit veel goed zou doen.

22. Antwoord van het kabinet:

Het bevorderen van stabiliteit in Afrika is een van de prioritaire doelstellingen van het huidige kabinetsbeleid. Het tegengaan van ongewenste invloeden door derde landen en het bevorderen van duurzame voedselsystemen is hier onderdeel van. Het belang dat de EU hecht aan een stabiele voedselvoorziening en duurzame agrarische sector wordt onderstreept doordat een significant gedeelte van het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling Plus (EFDO+) beschikbaar is gesteld voor dit onderwerp (tot EUR 890 mln. voor de eerste ronde van het EFDO+).

Russische agressie tegen Oekraïne

De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet om Oekraïne te blijven ondersteunen en de militaire steun aan Oekraïne voort te zetten. Zij zijn dan ook positief over de recent aangekondigde extra steun aan Oekraïne.

De leden van de VVD-fractie volgen met interesse de discussie rondom restricties inzake visumverstrekking aan Russische staatsburgers. Wat is het standpunt van het kabinet hierover en wat zal de Nederlandse inzet zijn in deze discussie? Welke gewenste en ongewenste effecten verwacht de Minister van deze maatregel?

23. Antwoord van het kabinet:

Voor Nederland is in de eerste plaats van belang dat EU-eenheid op dit onderwerp bewaard blijft. Mogelijke restricties zijn enkel effectief als alle Schengenlanden zich hierbij aansluiten en deze geharmoniseerd implementeren.

Het invoeren van visumrestricties tegen Russische staatsburgers kan een krachtig signaal zijn aan Russische staatsburgers en hun leiders dat de Russische aanvalsoorlog een prijs kent. Anderzijds geldt dat bij een algehele visumstop alle Russen collectief gestraft worden voor de acties van hun leider en bemoeilijkt dit de people-to-people contacten. Een algehele visumstop vereist een Europeesrechtelijke juridische basis en is in de uitvoering complex, zoals bij het bepalen van uitzonderingskaders en bijbehorende voorwaarden. Dat vereist harde keuzes, waarbij waarschijnlijk ook schrijnende gevallen ontstaan.

Het kabinet is daarom geen voorstander van een algehele visumstop, maar staat wel open voor een beperking van de KVV (Kort Verblijf Visa)-verlening op basis van het verblijfsdoel toerisme aan aanvragers met de Russische nationaliteit, zolang als de Russische oorlog in Oekraïne doorgaat. Concreet betekent dit dat KVV-verlening aan Russische burgers voor alle andere verblijfsdoelen mogelijk zou moeten blijven, waaronder familiebezoek, kort studieverblijf (cursus, conferentie) en medische behandeling. Ook de mogelijkheid om een beperkt aantal KVV af te geven op basis van humanitaire gronden zou moeten blijven bestaan. Daarnaast is het kabinet van mening dat de visumfacilitatie overeenkomst tussen de EU en Rusland volledig moet worden opgezegd.

Nederland houdt nauw contact met gelijkgezinde lidstaten over het bewaren van EU-eenheid en de uitvoerbaarheid van mogelijke restricties.

De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet om de druk op Rusland maximaal te houden. Wat is de inzet van het kabinet ten aanzien van een volgend sanctiepakket? Welk type aanvullende sancties vindt het kabinet wenselijk? En is het kabinet bereid om in de EU te pleiten voor sancties ten aanzien van derde landen en entiteiten die het Russische leger direct steunen met wapens, technologie en grondstoffen?

24. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, maar doet geen uitlatingen over specifieke voorstellen voor nieuwe sancties. Dit ondermijnt immers mogelijk de effectiviteit van dergelijke maatregelen gelet op onder andere het verrassingseffect. Het kabinet zet in op individuele maatregelen tegen personen en bedrijven die een directe betrokkenheid hebben bij schendingen van het internationaal recht en mensenrechten. Tevens kan het gaan om beperkte aanvullende sectorale maatregelen, bijvoorbeeld het verder aanvullen van goederencodes behorend bij algemene verbodsbepalingen op uitvoer van technologie.

Het is van groot belang dat de internationale gemeenschap een gezamenlijk front blijft vormen tegen de Russische oorlog in Oekraïne. Nederland en de EU spreken derde landen er op aan om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctieontwijking door Rusland te voorkomen. Voorts wijzen Nederland en de EU derde landen erop dat het onder de huidige sanctieverordening niet alleen verboden is om direct, maar ook om indirect, goederen en technologie te leveren die zouden kunnen bijdragen tot de militaire en technologische versterking van Rusland of tot de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector. Het kabinet heeft verschillende keren in de Raad en bij EU-lidstaten gepleit voor secundaire sancties. Hiertegen bestaat bij veel lidstaten weerstand, zoals eerder gemeld. Lidstaten hebben in het bijzonder zorgen over de rechtmatigheid van de extraterritoriale toepassing van de Amerikaanse sancties tegen Iran. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om secundaire sancties toe te passen binnen de mogelijkheden van het internationaal recht, maar deze mogelijkheden zijn hoogstwaarschijnlijk beperkt. Wel bestaat er veel bereidheid onder lidstaten om gezamenlijk te kijken naar manieren om sanctieontwijking tegen te gaan. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctieontwijking een centraal element in de Europese outreach naar derde landen en op aandringen van Nederland brengt de EU dit punt ook op in dialogen met hen. Het kabinet blijft hierover met EU-partners in gesprek.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Amerikaanse oproep aan haar burgers om Oekraïne te verlaten, omdat zij hevige aanvallen rond onafhankelijkheidsdag verwachten. Bent u bekend met de informatie waarop de Amerikanen deze oproep baseren en heeft u hierover contact gehad met uw Amerikaanse collega? Hoe schat u deze toegenomen dreiging in, ook voor Nederlanders in Oekraïne? Hoeveel Nederlanders bevinden zich op dit moment nog in Oekraïne?

25. Antwoord van het kabinet:

De Amerikaanse ambassade in Kyiv heeft op 23 augustus een openbaar nieuwsbericht geplaatst en daarin Amerikanen opgeroepen Oekraïne te verlaten. President Zelensky heeft aangegeven rekening te houden met een vergeldingsactie in de week van de Oekraïense Onafhankelijkheidsdag. De oproep van de Amerikaanse ambassade is in lijn met de Oekraïense avondklok die is ingesteld van 23 augustus tot en met 25 augustus om burgers te beschermen tegen mogelijke vergeldingsacties. Er is hierover geen contact geweest met de Amerikaanse autoriteiten.

Nederlanders worden sinds 12 februari 2022 opgeroepen om Oekraïne te verlaten. Sindsdien geldt een rood reisadvies.

Op 25 augustus zijn er 135 Nederlanders geregistreerd als aanwezig in Oekraïne bij de informatieservice van BZ. Het daadwerkelijke aantal Nederlanders in Oekraïne staat niet gelijk aan het aantal geregistreerden. Registratie is niet verplicht en het afmelden na vertrek uit het land ook niet.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de persoonsgerichte sancties tegen de kliek rondom Poetin nog niet volledig worden benut. Is de Minister bereid in de Raad te pleiten voor een nieuwe ronde persoonsgerichte sancties en daarin gebruik te maken van de lijst van corrupte individuen in Rusland, opgesteld door de Russische oppositieleider Alexei Navalny? Is hij in het verlengde daarvan bereid om in de Raad opnieuw te pleiten voor een nieuw sanctieregime op basis van corruptie, zoals verzocht in de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 71) en daartoe concrete voorstellen te doen? Klopt het dat de Commissie momenteel aan een uitwerking van een dergelijk regime werkt?

26. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, maar doet geen uitlatingen over specifieke listingsvoorstellen. Zoals in vraag 24 gesteld, is de reden dat dit mogelijk de effectiviteit van dergelijke maatregelen ondermijnt gelet op onder andere het verrassingseffect. Voor het plaatsen van personen op de EU-sanctielijsten dient te worden voldaan aan de desbetreffende listingscriteria, uitgangspunten van EU-eenheid en doelstellingen van de sancties. Nederland is binnen de EU voortdurend in gesprek over het toevoegen van personen aan de EU-sanctielijsten en levert hier een actieve bijdrage aan, dit ook in het kader van het harmoniseren van sancties met internationale partners. Het kabinet kijkt hierbij naar de brede mogelijkheden die er onder het sanctieregime bestaan, waaronder het nemen van beperkende maatregelen tegen personen die verantwoordelijk zijn voor schending van de territoriale integriteit van Oekraïne, personen die materiële of financiële steun verlenen aan of profijt trekken van de regering van de Russische Federatie en vooraanstaande zakenlieden die betrokken zijn bij economische sectoren die een aanzienlijke bron van inkomsten vormen voor de regering van de Russische Federatie.

Het kabinet blijft conform eerdere moties van de leden Sjoerdsma, Omtzigt en Jetten actief opties verkennen om te komen tot een EU-sanctieraamwerk gericht tegen personen en entiteiten verantwoordelijk voor ernstige corruptie. Toen Nederland tijdens de onderhandelingen over het EU-mensenrechtensanctieregime opname van corruptie bepleitte bleek hiervoor onvoldoende draagvlak. Zoals aan uw Kamer gemeld in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 24 januari jl.6 hebben meerdere lidstaten, waaronder Nederland, opgeroepen om dit dossier verder te brengen. Daarbij kan inspiratie worden geput uit raamwerken en sanctielijsten van internationale partners, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Canada. Inmiddels is bespreking hiervan in de Raad gestart, onder leiding van de EDEO. De Nederlandse inzet hierbij is het vergroten van draagvlak en het ontwikkelen van een gedegen ontwerp voor een effectief sanctieregime.

De leden van de D66-fractie lezen dat er in de Raad gesproken wordt over restricties inzake visumverstrekking aan Russische staatsburgers. Wat is hierbij de Nederlandse inzet? Is de Minister bereid te pleiten voor een beperkte stop op toeristenvisa? De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een beperkte toeristenvisastop gerechtvaardigd is. Het geeft een duidelijk signaal aan de Russische elite dat het handelen van de Russische regering in Oekraïne alle perken te buiten gaat en consequenties heeft. Daarnaast zijn er ook signalen dat de toegang tot de EU en Schengen veiligheidsrisico’s met zich brengt. Zo is er het zeer recente voorbeeld van twee Russische spionnen in Albanië die op toeristenvisa binnenkwamen en worden beschuldigd van het verzamelen van inlichtingen over een wapenfabriek. Hoeveel Russische geheim agenten zijn er de afgelopen jaren Nederland en de EU binnengekomen op toeristenvisa? En hoe schat het kabinet dat risico in? Het voorstel van de leden van de D66-fractie is om de volgende visa niet meer af te geven: Type C kort verblijf, Type D (met uitzondering van familie/studie/onderzoek) en Type B. Humanitaire visa, 3/5 multi-entry visa en lange termijn emigratie/hervestigingsvisa moeten uiteraard mogelijk blijven. Is de Minister het eens met dit voorstel? Zo nee, waarom niet?

27. Antwoord van het kabinet:

Voor wat betreft de Nederlandse inzet verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 23. De discussie tijdens de Gymnich zal zich naar verwachting toespitsen op restricties van KVV-afgifte. Het voorstel van de D66-fractie voert verder dan dat. Het kabinet ziet vooralsnog geen draagvlak voor maatregelen voor andere typen visa en houdt zich bij het standpunt in het antwoord op vraag 23, ook met het oog op uitvoerbaarheid (en de complexiteit van uitzonderingskaders bij een brede KVV-stop), het huidige krachtenveld en het belang van EU-eenheid.

Het kabinet kan geen aantallen van Russische inlichtingenofficieren die op toeristenvisa de EU binnenkomen noemen. De AIVD werkt in de afgelopen jaren steeds meer samen met andere Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten om spionage te voorkomen.

De leden van de D66-fractie willen tevens aandacht vragen voor het feit dat Griekse bedrijven, als «ultimate owner», nog steeds grote hoeveelheden Russische olie verschepen. Hoe oordeelt de Minister hierover en waarom wordt dit niet via de Raad gestopt? Is de Minister bereid dat op te brengen?

28. Antwoord van het kabinet:

Met het op 3 juni jl. aangenomen zesde sanctiepakket stelde de EU een verbod op de import en een de facto verbod op de transport van olie uit Rusland in, inclusief een verbod op invoer van een groot deel van olieproducten. Omdat het pakket voorziet in overgangstermijnen voor ruwe olie en geraffineerde aardolieproducten tot respectievelijk december 2022 en februari 2023, is het verschepen van olie uit Rusland op dit moment mogelijk als sprake is van de uitvoering van reeds voor 4 juni afgesloten contracten. Nederland is intensief in contact met EU-lidstaten en -instellingen over gedegen naleving van de ingestelde sanctiemaatregelen tegen Rusland. Nederland blijft ook voorstander van explicitering van het olietransportverbod, wetende dat dit de facto al onmogelijk is vanwege bestaande verboden, zoals reeds gemeld aan de Kamer in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 juli 20227.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister hoe het staat met de uitwerking van de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2499) om de wapenleveranties en militaire steun aan Oekraïne op korte termijn verder op te schroeven en daarnaast bij bondgenoten aan te dringen met spoed meer te leveren en beloofde leveranties uit te voeren. Is de Minister bereid te pleiten voor een intensivering van Europese middelen naar Oekraïne via de Europese vredesfaciliteit (EVF)? Kan hij daarbij pleiten voor een vereenvoudiging van de EVF-procedures? Kan hij daarnaast aangeven of het kabinet overweegt een deel van de financiering van de door Oekraïne bestelde houwitsers op zich te nemen? Wordt er daarnaast overwogen om 152mm artilleriemunitie in te kopen bij derde landen zoals Egypte en Jordanië om vervolgens door te spelen aan Oekraïne? Wordt er werk gemaakt van een deal om Nederlandse uitgerangeerde F-16»s te leveren aan een EU-bondgenoot, zodat zij hun Sovjetgevechtsvliegtuigen aan Oekraïne kunnen schenken? Wordt er daarnaast gewerkt aan meer munitie voor de Nederlandse en Duitse houwitsers die reeds aan het werk zijn gezet in Oekraïne? Zo nee, waarom niet?

29. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is zich zeer bewust van de urgentie van militaire steun aan Oekraïne. Voortzetting van de leveranties is dan ook een van de speerpunten in de Nederlandse inzet. In het vormgeven van de steun aan Oekraïne, op zowel de korte als op de lange termijn, sluit het kabinet geen opties op voorhand uit. Het Ministerie van Defensie inventariseert voortdurend de mogelijkheden voor verdere steun en houdt daarbij oog voor de gevolgen voor de operationele gereedheid en inzetbaarheid van de eigen krijgsmacht.

Nederland trekt samen met partnerlanden op om gerichter en strategischer steun te kunnen verlenen. Cofinanciering van door Oekraïne commercieel verworven pantserhouwitsers is op dit moment niet aan de orde. Over de afstoting van de Nederlandse F16»s is uw Kamer op 29 juni 2021 geïnformeerd8. Het beschikbaar stellen van voorgenoemde toestellen voor zogenaamde back-fill van bondgenoten is daarmee op dit moment niet aan de orde. De Tweede Kamer wordt regelmatig via de gebruikelijke vertrouwelijke weg over leveranties geïnformeerd.

Eind juli 2022 is er EUR 500 miljoen extra beschikbaar gesteld vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) voor militaire steun aan Oekraïne, waarmee de totale steun EUR 2,5 miljard bedraagt. Gezien de druk die deze steun op het EPF-budget legt zullen de lidstaten dit najaar spreken over de toekomstige budgettaire ontwikkeling van de faciliteit en mogelijkheden om de steun aan Oekraïne en andere gebieden in de wereld voort te zetten. Op eerdere momenten heeft het kabinet aangegeven een discussie over de hoogte van het totaalbudget van de EPF niet uit te kunnen sluiten vanwege het uiterst onvoorspelbare verloop van de oorlog in Oekraïne. Uw Kamer zal hierover te zijner tijd geïnformeerd worden. Vereenvoudiging van de EPF-procedures acht het kabinet op dit moment niet nodig. Bij unanimiteit onder de lidstaten kunnen besluiten in korte tijd worden genomen en uitgevoerd.

De leden van de D66-fractie spreken hun steun uit voor het vasthouden en bestendigen van een zo breed mogelijk front van landen tegen Rusland, ook bij de Algemene Vergadering van de VN. Op welke manier probeert de EU het gezamenlijk front tegen Rusland zo groot mogelijk te maken en wat is daarbij de Nederlandse inzet?

30. Antwoord van het kabinet:

Nederland spant zich in EU-verband en met andere partners in om dit gezamenlijke front tegen Rusland zo breed mogelijk te maken en houden, onder andere door de Russische oorlog in Oekraïne en de negatieve invloed daarvan op alle niveaus met derde landen te bespreken. Zowel op nationale titel als in EU-verband blijft Nederland dit in multilaterale fora zoals de VN aan de orde stellen. Zo zal Nederland dit opbrengen en marge bij de Global Centre on Adaptation summit in Rotterdam en bij de aankomende ministeriële week van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York in september, en is dit doorlopende inzet binnen de VN. Ook in de VN-Mensenrechtenraad zal Nederland zich ervoor in blijven spannen dat de Russische agressie door een zo groot mogelijke groep landen wordt veroordeeld. In deze context roept het kabinet derde landen ook op om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctie-ontwijking door Rusland niet te vergemakkelijken.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met het grondig herzien van de vijf guiding principles die tot 24 februari jongstleden het kader vormden voor de EU-relatie met Rusland. Wanneer is de Raad voornemens hier een officieel nieuw standpunt op te formuleren?

31. Antwoord van het kabinet:

Naar verwachting zal de Raad tijdens Gymnich een eerste verkennende discussie voeren over het grondig herzien van de vijf guiding principles. Het is op dit moment nog niet te zeggen wanneer dit verder zal worden vormgegeven en vastgelegd.

Tot slot lezen de leden van de D66-fractie in de geannoteerde agenda over de informele lunch met de Minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne, Moldavië en Georgië. Hierbij geeft de Minister aan dat de absorptiecapaciteit van de Unie om nieuwe leden op te nemen in overweging moet worden genomen. Kan hij dat nader verklaren? Wat verstaat hij onder de absorptiecapaciteit? Hoe wordt dit bepaald, gemeten en gebruikt? Is de Minister het met deze leden eens dat de absorptiecapaciteit geen onderdeel is van de officiële toetredingsprocedure tot de Europese Unie?

32. Antwoord van het kabinet:

De Kopenhagen criteria zijn de voorwaarden waar alle kandidaat-lidstaten aan moeten voldoen voordat zij kunnen toetreden tot de Europese Unie. De Raad voegde hier in 2006 expliciet de absorptiecapaciteit van de EU aan toe. Dit betekent dat er bij eventuele toetreding van nieuwe lidstaten rekening moet worden gehouden met het vermogen van de EU om nieuwe leden op te nemen. Dit werd opnieuw bevestigd door de Europese Raad van 23–24 juni jl.910 Bij het vaststellen van het vermogen van de EU om in de toekomst nieuwe leden op te nemen zal er onder meer gekeken worden of verdere uitbreiding van de EU het functioneren van de EU en haar instellingen gewaarborgd kan worden.

De leden van de PVV-fractie lezen dat er tijdens de informele Raad wordt gesproken over inreisbeperkingen voor Russische staatsburgers. In de media lezen deze leden dat de EU-lidstaten verschillend denken over het instellen van restricties inzake visumverstrekking. Tsjechië leidt het pleidooi voor een volledige stop op het verstrekken van visa aan Russische staatsburgers, terwijl lidstaten zoals Duitsland terughoudender zijn. Maar waar staat Nederland op dit specifieke punt? En wat betekenen eventuele restricties voor de Nederlandse belangen en zijn er al signalen opgevangen over schadelijke tegenmaatregelen van Russische zijde, indien er een volledige stop komt?

33. Antwoord van het kabinet:

Voor het standpunt van het kabinet ten aanzien van de beperking aan de afgifte van visa aan Russische toeristen verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 23. Het kabinet realiseert zich terdege dat het beperken van visa aan Russische toeristen niet zonder gevolgen zal blijven. Dat geldt ook voor eventuele Russische tegenmaatregelen.

De leden van de PVV-fractie vrezen dat we steeds verder een zinloze (en economische) sanctieoorlog ingezogen worden. Dat, terwijl de burgers en huishoudens in Nederland nu al de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen. Zijn extra maatregelen zoals visumrestricties – die de Russische historische missie niet hinderen – dan wel zinvol? De leden van de PVV-fractie denken van niet. Waarom blijft het kabinet daarnaast beweren dat ten aanzien van nieuwe sanctiepakketten alle opties op tafel blijven liggen? Hoe kan dit als beleid worden aangehouden tegen de achtergrond dat één op de drie huishoudens in Nederland volgens het NIBUD nu al niet meer rond kan komen en onze eigen economie door de koopkrachtcrisis de vernieling in draait?

34. Antwoord van het kabinet:

Verstoringen van internationale handelsketens die mede zijn veroorzaakt door de Russische agressie tegen Oekraïne hebben, in combinatie met andere factoren zoals de toegenomen vraag naar grondstoffen en energie en de naweeën van de coronacrisis, bijgedragen aan de forse daling van de koopkracht in 2022. Ook stijgen de gasprijzen doordat Rusland de levering van gas onderbreekt. Op dit moment zijn sancties op de levering van Russische olie nog niet in werking en zijn er geen sancties voor gaslevering. In het algemeen geldt dat sancties ook de Europese en Nederlandse economie raken. Dit is de prijs die we betalen om pal te staan voor vrijheid, de Europese veiligheid en de internationale rechtsorde. Het kabinet is voorstander van het voorbereiden van aanvullende sanctiemaatregelen om maximale druk uit te oefenen op Rusland, in reactie op diens voortdurende militaire agressie in Oekraïne. Wat het kabinet betreft dient daarbij oog gehouden te worden voor de energieleveringszekerheid op nationaal en Europees niveau en het behoud van EU-eenheid.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het instellen van visumrestricties voor Russische staatsburgers als een mogelijke sanctie wordt gezien. Kan de Minister nader uitwijden waaraan wordt gedacht? Worden hier specifieke selectiecriteria aan gekoppeld? Hoe worden Russen die Rusland ontvluchten, beschermd? Kunnen wij een visumstop realiseren? Wat is het kabinetsstandpunt hierin, zo vragen deze leden.

35. Antwoord van het kabinet:

Voor het standpunt van het kabinet ten aanzien van het instellen van visumrestricties voor Russische staatsburgers verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 23.

De herziening van de five guiding principles voor de relatie met Rusland kan een groot effect hebben op de verhoudingen tussen de EU en Rusland. De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet van het kabinet, maar vragen de Minister in hoeverre er like-minded countries zijn om deze inzet te steunen in de RBZ. Kan de Minister inschatten of de lidstaten hier op één lijn liggen?

36. Antwoord van het kabinet:

De eerste bespreking tijdens Gymnich van de toekomstige relatie tussen de EU en Rusland zal uitwijzen hoe de verschillende lidstaten er over denken. Het kabinet hecht daarbij grote waarde aan EU-eenheid ten aanzien van Rusland, om een vuist te kunnen maken tegen en het gevaar dat Rusland vormt het hoofd te kunnen bieden.

Ook hechten de leden van de CDA-fractie veel waarde aan coördinatie niet alleen binnen de Europese Unie, maar ook buiten de Europese Unie. Hoe gaat de inzet gecoördineerd worden met andere landen. Kan dit gecoördineerd worden met de G7?

37. Antwoord van het kabinet:

In de optiek van het kabinet bedreigt de door Rusland ontketende oorlog niet alleen Oekraïne en zijn bevolking, maar vormt deze grootschalige militaire agressie een geopolitiek kantelpunt en een bedreiging voor de vrede, veiligheid en stabiliteit in heel Europa. Het kabinet hecht er daarom grote waarde aan met een breed front gelijkgezinde landen op te trekken, inclusief met G7-landen.

Deze leden lezen dat er mogelijk gesproken zal worden over de gevolgen van de Russische agressie en de toekomst van het Oostelijk Partnerschap met Georgië, Moldavië en Oekraïne. Kan de Minister duiden wat de kabinetsinzet hier gaat worden? Wordt er op dit punt al gesproken over een verdieping van de partnerschappen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

38. Antwoord van het kabinet:

Oekraïne en ook Moldavië en Georgië verdienen de volledige steun van de EU om de Russische agressie het hoofd te kunnen bieden. De EU heeft baat bij het voorkomen van verdere destabilisering in deze instabiele regio. Gezien het belang van stabiliteit langs de oostgrens van de EU is het kabinet voorstander van het verder aanhalen van de banden met deze drie landen in het kader van het Oostelijk Partnerschap. Aandacht voor hervormingen, inclusief op rechtsstaat, staat hierbij voor het kabinet centraal.

Ten aanzien van Rusland nemen de leden van de SP-fractie met interesse kennis van de voorgenomen discussie over de five guiding principles van de EU-Rusland-relatie. Kan de Minister toelichten wat zijn inzet is in deze discussie? De leden van de SP-fractie onderkennen volledig de huidige problematische relatie met Rusland, maar vinden het van belang om oog te houden voor een toekomst na de Oekraïne-oorlog en/of na Poetin. De EU en Rusland zijn geografisch en historisch met elkaar verbonden en het is daarom van belang om fora voor samenwerking zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Raad van Europa open te houden en te revitaliseren.

39. Antwoord van het kabinet:

Er zal een eerste verkennende discussie worden gevoerd tijdens Gymnich over het herzien van de zogeheten vijf guiding principles. De door Rusland ontketende oorlog in Oekraïne, met zijn enorme aantal (burger)slachtoffers, is een geopolitieke aardverschuiving. Dit vraagt een grondige herziening van de wijze waarop de EU Rusland tegemoet treedt. Het kabinet hecht daarbij grote waarde aan EU-eenheid ten aanzien van Rusland, om een vuist te kunnen maken tegen en het gevaar dat Rusland vormt het hoofd te kunnen bieden. Het kabinet deelt de mening van de SP-fractie dat de EU en Rusland, als deel van hetzelfde Europese continent, onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Feit blijft dat Rusland probeert een ander Europees land met bruut militair geweld zijn wil op te leggen en daarbij juridische en politiek bindende afspraken met voeten treedt waarop de vrede, veiligheid en stabiliteit in Europa berust. Er is in de optiek van het kabinet dan ook sprake van een fundamentele vertrouwensbreuk met alle gevolgen van dien

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de oprichting door het Verenigd Koninkrijk een internationaal fonds om Oekraïne, in nauwe samenwerking met de defensie-industrie, van materieel te voorzien. Nederland onderzoekt deelname aan dit fonds, zo hebben deze leden begrepen. Kan de Minister hierop een toelichting geven? Wat zou dit betekenen voor Nederlands publiek geld in relatie tot de defensie-industrie?

40. Antwoord van het kabinet:

Op 11 augustus jl. heeft het Verenigd Koninkrijk in Kopenhagen het «Ukraine Fund» voor militaire steun gelanceerd. Het kabinet onderzoekt momenteel eventuele deelname aan het fonds en is in afwachting van de nadere details over aankoop van bijvoorbeeld materieel, en over complementariteit met andere initiatieven als de Europese Vredesfaciliteit. Het kabinet zal op basis daarvan een afweging maken over een eventuele bijdrage. Mocht het kabinet besluiten aan dit fonds bij te dragen, dan zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.

Tot slot hebben de leden van de SP-fractie vragen over het preaccessie-traject van Oekraïne, Moldavië en Georgië. De Minister schrijft, naar het oordeel van deze leden terecht, dat «de absorptiecapaciteit van de Unie om nieuwe leden op te nemen in overweging genomen [dient] te worden». Kan de Minister toelichten uit welke elementen dit begrip bestaat en welk (relatief) gewicht de regering eraan hecht?

41. Antwoord van het kabinet:

De Kopenhagen criteria zijn de voorwaarden waar alle kandidaat-lidstaten aan moeten voldoen voordat zij kunnen toetreden tot de Europese Unie. De Raad voegde hier in 2006 expliciet de absorptiecapaciteit van de EU aan toe. Dit betekent dat er bij eventuele toetreding van nieuwe lidstaten rekening moet worden gehouden met het vermogen van de EU om nieuwe leden op te nemen. Dit werd opnieuw bevestigd door de Europese Raad van 23–24 juni jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1824).1112 Bij het vaststellen van het vermogen van de EU om in de toekomst nieuwe leden op te nemen zal er onder meer gekeken worden of verdere uitbreiding van de EU het functioneren van de EU en haar instellingen gewaarborgd kan worden.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om de absorptiecapaciteit van de EU mee te nemen in overwegingen om nieuwe leden op te nemen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het feit dat het tegengaan van sanctie-ontwijking voor het kabinet een belangrijk aandachtspunt is bij de totstandkoming van nieuwe maatregelen. Tegelijkertijd zijn deze leden ook bezorgd over de mate waarin de bestaande loopholes voldoende gedicht zijn. Kan het kabinet aangeven wat op dit moment de belangrijkste loopholes zijn in het Europese sanctiebeleid? En wat zal de Nederlandse inzet zijn als het gaat om het dichten van deze loopholes in het reeds bestaande sanctiepakket?

42. Antwoord van het kabinet:

Het tegengaan van sanctie-ontwijking is voor het kabinet van groot belang voor een verbeterde effectiviteit van sancties, zowel bij de totstandkoming van nieuwe maatregelen als in de naleving van de bestaande sancties. Het kabinet zet zich in de EU actief in om bij vormgeving en aanscherping van nieuwe maatregelen en met verzoeken om via guidance de uitvoering en naleving van sancties te verbeteren, mede op basis van het rapport van nationaal coördinator Sanctienaleving Blok. Onder de huidige sanctieverordeningen is het verboden om sancties te ontwijken door bijvoorbeeld ook op indirecte wijze middelen ter beschikking te stellen. Het kabinet blijft met EU-partners in gesprek over eventuele technische verbeteringen in de sancties die de EU heeft ingesteld tegen Rusland. Zo ligt er een voorstel van de Europese Commissie dat er toe zal bijdragen dat het in alle lidstaten mogelijk wordt om overtreding of ontwijking van EU-sancties strafbaar te stellen. In Nederland is dat al geregeld door strafbaarstelling onder de Wet op de economische delicten (WED). In het sanctiepakket van 21 juli jl. is tevens een meldplicht ingesteld waardoor personen en organisaties op de sanctielijst verplicht zijn zich te melden als zij in EU-landen tegoeden en bezittingen hebben. Er bestaat veel bereidheid onder lidstaten om gezamenlijk te kijken naar manieren om sanctie-ontwijking tegen te gaan. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctie-ontwijking een centraal element in de Europese outreach.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Minister of hij inzicht kan geven in de manier waarop op dit moment de oppositie in Rusland nog wordt gesteund door Europa. Welke initiatieven lopen er op dit moment en kan de Minister iets zeggen over het verwachte effect van deze steun? Deze leden achten het van groot belang om ook in Rusland tegenstemmen tegen Poetin te blijven steunen.

43. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet merkt op dat de interne repressie en de censuur in Rusland sinds de inval in Oekraïne sterk is toegenomen. De ruimte voor Russische burgers en organisaties om gebruik te maken van hun grondrechten is daardoor zeer ingeperkt. Het kabinet blijft in samenwerking met gelijkgezinde landen zoeken naar mogelijkheden om Russische mensenrechtenverdedigers en vrije media steunen, zowel binnen als buiten Rusland. Zo krijgen onafhankelijke Russischtalige media de kans om vanuit de Europese Unie programma’s uit te zenden voor luisteraars in Rusland, als tegenwicht voor de (staats) media in Rusland zelf. Ook worden mensenrechtenverdedigers en activisten zo goed als mogelijk opgevangen. In de praktijk blijkt effectieve ondersteuning binnen Rusland niet gemakkelijk, mede vanwege de beperkte vrijheden.

De leden van de GroenLinks-fractie achten het net als het kabinet van groot belang om stil te staan bij diplomatieke inspanningen om een einde te maken aan de Russische agressie, ook richting derde landen. Daarom zijn de leden benieuwd naar de appreciatie die het kabinet heeft van de onderhandelingsgesprekken die vorige week werden geleid door de Turkse president Erdogan. Is het kabinet op de hoogte van eventuele volgende stappen in dit overleg? En hoe kijkt de Minister aan tegen het feit dat Turkije niet deelneemt aan de sancties tegen Rusland, maar, sterker nog, dat de handel tussen Rusland en Turkije echter is toegenomen het afgelopen half jaar?13

44. Antwoord van het kabinet:

Het is van groot belang dat de internationale gemeenschap een gezamenlijk front blijft vormen tegen de Russische oorlog in Oekraïne. Nederland en de EU roepen kandidaat lidstaten, potentiële kandidaat lidstaten, EFTA-landen, en EEA-landen daarom op om zich aan te sluiten bij de sanctiemaatregelen tegen Rusland.Tegelijkertijd is er ook begrip nodig voor de positie waarin Turkije zich bevindt en moet er waardering zijn voor wat Turkije wél doet, zoals een duidelijke stellingname tegen de Russische agressie, onophoudelijke pogingen richting de-escalatie, en de belangrijke rol die het heeft gespeeld bij de totstandkoming van het graantransport uit Oekraïne.

Het lid van de BBB-fractie stelt dat Europa voor grote uitdaging staat deze zomer. Alle prioriteit moet wat dit lid betreft uitgaan naar het gezamenlijk bestrijden van de consequenties van de Russische invasie van Oekraïne, zoals stijgende gasprijzen, inflatie en stijgende voedselprijzen. Deze zaken dreigen van de aankomende winter een koude winter te maken. Graag ziet het lid van de BBB-fractie een overzicht van welke non-Russische gasbronnen de Europese Unie overweegt en al inzet.

45. Antwoord van het kabinet:

De EU importeert niet-Russisch pijpleidinggas vooral uit Noorwegen en Algerije, en daarnaast uit het VK en Azerbeidzjan. In EU-verband is met deze landen gekeken naar extra gasleveringen waar mogelijk. Daarnaast importeert de EU vloeibaar gas (LNG) uit een groot aantal landen wereldwijd, waarbij geldt dat de VS op het moment de grootste exporteur is naar de EU. Om veel extra LNG te kunnen ontvangen, verdubbelt Nederland dit jaar zijn LNG-importcapaciteit. Tevens wordt, zoals toegelicht door de Minister van Klimaat & Energie, nadrukkelijk ingezet (zowel nationaal als in EU-verband) op energiebesparing en versnelling van de energietransitie. Dit is conform het REPower EU-plan om zo snel mogelijk onafhankelijk te worden van Russische energie.

Ook krijgt dit lid graag een update van de graanevacuatie uit Oekraïne. Hoeveel ton graan is er sinds het recente bestand geëxporteerd, hoeveel denkt de Minister dat er nog geëxporteerd kan worden en hoe kan de Europese Unie daar een bijdrage aan leveren? Deze graantransporten zijn volgens het lid van de BBB-fractie essentieel om hongersnoden in Afrika en het Midden-Oosten te voorkomen, maar het extra graan op de wereldmarkt kan ook onze eigen voedselprijzen drukken. Ook hoopt het lid van de BBB-fractie dat de Minister met zijn collega's bespreekt of er opties zijn om inflatie te dempen met het Europese handelsbeleid.

46. Antwoord van het kabinet:

De eerste 22 dagen is 720 duizend ton graan vanuit Oekraïense havens met 33 schepen geëxporteerd en er liggen 18 schepen klaar om geladen te worden. Het kabinet heeft de graanafspraken tussen de VN, Oekraïne, Turkije en Rusland verwelkomd en is bereid om als nodig daar ook praktische ondersteuning aan te leveren. Hiertoe wordt thans overleg gevoerd met de VN. Nederland acht het daarnaast van groot belang dat de EU waar mogelijk de export van graan zoveel mogelijk blijft faciliteren, onder andere via het Solidarity Lanes plan zoals mei jl. van start gegaan is. Hierbij is coördinatie met internationale partners zoals de VN en G7 essentieel.

Het lid van de BBB-fractie hoopt dat de Minister tijdens de lunch met de collega’s van Oekraïne, Moldavië en Georgië kan inbrengen dat Nederland veel waarde hecht aan de Kopenhagen Criteria. Volgens dit lid zou de Minister moeten zeggen dat, als deze landen ooit willen toetreden tot de Europese Unie, zij eerst grote stappen moeten zetten om in de buurt te komen van deze criteria.

47. Antwoord van het kabinet:

De voortgang van iedere kandidaat lidstaat richting de EU hangt af van de voortgang die de kandidaat lidstaat boekt op het gebied van de Kopenhagencriteria. De bijeenkomst met de Ministers van Buitenlandse Zaken van Oekraïne, Georgië en Moldavië biedt de gelegenheid tot dialoog met deze landen, over de oorlog in Oekraïne en de hervormingen die deze drie landen moeten doorvoeren in het kader van de Kopenhagencriteria.

Overig

Helemaal tot slot willen de leden van de D66-fractie hun ongenoegen uitspreken over de actie van het Israëlische leger om de deuren van zeven ngo’s hardhandig te sluiten. Deze leden vinden het goed dat Nederland een verklaring heeft afgegeven, maar missen het handelingsperspectief. Wat gaat Nederland, met of zonder bondgenoten, doen om Israel te bewegen haar maatschappelijk middenveld met rust te laten?

48. Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Mulder14.

Tot slot Iran, dat niet op de agenda staat maar wel besproken dient te worden volgens de leden van de PVV-fractie. Deze leden hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister naar aanleiding van de moordaanslag op Salman Rushdie. Het was een aanslag op de vrijheid van meningsuiting, zoals de Minister terecht stelde in zijn verklaring. De Minister voegde er strijdbaar aan toe dat hij de vrijheid van meningsuiting zal blijven verdedigen. De leden van de PVV-fractie willen dat hij die belofte meteen in de praktijk waar gaat maken. Is de Minister daarom bereid de moordaanslag nog eens extra onder de aandacht te brengen tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?

49. Antwoord van het kabinet:

De verschrikkelijke aanslag op Salman Rushdie is niet alleen een aanval op een groot schrijver, maar inderdaad ook een rechtstreekse aanval op de vrijheid van meningsuiting. Het is nu aan de Amerikaanse autoriteiten om deze aanval verder te onderzoeken en al dan niet over te gaan tot vervolging van verdachte(n). De Hoge Vertegenwoordiger en het Voorzitterschap van de Raad gaan over de agendering tijdens Gymnich. Het kabinet ziet geen meerwaarde in een separate bespreking van deze aanslag bij Gymnich. Naast de verklaringen van de Minister-President en mijzelf, heeft ook de EU Hoge Vertegenwoordiger de aanslag op Salman Rushdie krachtig veroordeeld. Nederland blijft wereldwijd opkomen voor de vrijheid van meningsuiting als onderdeel van het mensenrechtenbeleid.

Ook willen de leden van de PVV-fractie weten wat de Minister gaat doen om de oorzaak van deze aanval op de vrijheid van meningsuiting aan te pakken en te veroordelen: het islamitisch staatsterrorisme van Iran. Dat terrorisme kent namelijk geen grenzen. Ook in Nederland werden eerder twee tegenstanders van het regime in Teheran geliquideerd. En dan waren er recent nog berichten over verijdelde aanslagen op de Iraans-Amerikaanse journaliste Masih Alinejad en de voormalig nationale veiligheidsadviseur van de Verenigde Staten, John Bolton. Dat constaterende, hebben de leden van de PVV-fractie nog twee vragen: wanneer gaat Nederland in woord en daad optreden tegen het Iraans islamitisch staatsterrorisme? En hoe kan het dat de EU – alsof er niets aan de hand is – met Iran blijft onderhandelen over een nucleair akkoord zonder dit staatsterrorisme ter sprake te brengen?

50. Antwoord van het kabinet:

In 2019 zijn – mede op voordracht van Nederland en naar aanleiding van de moordaanslagen in Nederland – door de Europese Unie sancties opgelegd, vanwege ernstige zorgen over de waarschijnlijke betrokkenheid van Iran bij vijandelijke acties op Europees grondgebied.15 Dergelijke statelijke dreigingen zijn helaas een breder fenomeen waar Nederland zich, samen met zijn bondgenoten, tegen moet weren. De Nederlandse aanpak hiervan werd eerder meer uitvoerig toegelicht in een brief aan uw Kamer.16 Voorts acht het Kabinet een hernieuwd Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) onverminderd in het belang van Nederland en de internationale gemeenschap. Het is het beste middel om een Iraans kernwapen, en daarmee verdere proliferatie in de regio, te voorkomen. Dat is en blijft van essentieel belang voor de Nederlandse, Europese en regionale veiligheid. Dat weerhoudt Nederland en de EU er uiteraard niet van om – waar dat nodig is – Iran verantwoordelijk te houden voor aangelegenheden die Europese en internationale veiligheidsbelangen raken. Dat geldt voor eerder genoemde vijandelijke acties op Europees grondgebied, maar ook voor wat betreft het Iraanse ballistische raketprogramma en de Iraanse rol in de regio.

De leden van de SP-fractie stellen vragen over de volgende onderwerpen, die niet in de geannoteerde agenda staan. Ten eerste Syrië. Hoe beschouwt het kabinet de aanzetten in Turkije om toenadering te zoeken tot de regering van Syrië? Deelt de Minister de opvatting dat de EU deelgenoot zou moeten zijn in besprekingen over beëindiging van de burgeroorlog in Syrië? Wat is volgens de regering het perspectief op het einde van deze oorlog? Deelt het kabinet de zorgen van diverse bevolkingsgroepen in Syrië en Turkije (met name Koerden en de vele vluchtelingen uit Syrië die in Turkije verblijven)?

51. Antwoord van het kabinet:

Nederland stelt zich conform EU-beleid op het standpunt dat van normalisatie met het Syrische regime geen sprake kan zijn zolang er niet voldoende voortgang is geboekt op het politieke proces zoals uiteengezet in VN-resolutie 2254. Dit standpunt draagt Nederland ook uit in gesprekken met partners in de regio.

De EU, en daarmee Nederland, steunt VN-resolutie 2254 actief. Hierin is het mandaat van de Speciale VN-gezant voor Syrië vastgelegd: het ondersteunen van een door Syrië geleid vredesproces middels het vormen van een overgangsregering, een nieuwe Grondwet en democratische verkiezingen. Conform EU-beleid draagt Nederland het belang van een inclusief en door Syriërs geleid politiek proces als enige duurzame oplossing van het conflict, consequent uit.

Het kabinet is zich bewust van de moeilijke omstandigheden in Syrië waar veel bevolkingsgroepen onder lijden, waaronder de Koerden. Het blijft in deze gecompliceerde context onverminderd van belang dat de fundamentele rechten van eenieder worden geëerbiedigd, ditzelfde geldt ook in Turkije.

Ten tweede stellen de leden van de SP-fractie vragen over Israël/Palestina. Het kabinet heeft meermaals gesteld het Palestijnse maatschappelijk middenveld te steunen. Is het kabinet dus ook bereid de recente invallen van het Israëlische leger bij zes Palestijnse burgerorganisaties krachtig te veroordelen? Is het kabinet bovendien bereid om Israël tot de orde te roepen inzake bombardementen van burgerdoelen in Gaza? Wanneer komt het moment dat het kabinet de mooie woorden kracht bij zet met daden, zo vragen de leden van de SP-fractie.

52. Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op de vraag over de recente invallen van het Israëlische leger bij zeven Palestijnse ngo’s verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Mulder17.

In reactie op de situatie in en rondom Gaza heeft het kabinet uitgesproken dat kalmte en de-escalatie van beide kanten vereist is om nog meer burgerslachtoffers te voorkomen.

Ten derde stellen de leden van de SP-fractie een vraag over Jemen. In juni werd met een overweldigende meerderheid een motie van de SP-fractie en de CU-fractie over straffeloosheid in Jemen aangenomen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2498). Op welke wijze werkt de Minister aan uitvoering van deze motie en neemt de Minister de rest van de EU hierin mee? In de brief over de Nederlandse inzet in de AVVN d.d. 15 juli (Kamerstuk 26 150, nr. 199) staat geen woord over deze motie, merken de leden van deze fractie met verbazing op.

53. Antwoord van het kabinet:

Het verbeteren van de mensenrechtensituatie en het tegengaan van straffeloosheid in Jemen is een kernpunt van het Nederlandse Jemenbeleid. Momenteel wordt bezien hoe zo concreet mogelijk uitvoering gegeven kan worden aan de hierboven genoemde motie. Dit kan bijvoorbeeld tijdens de aankomende AVVN high level week in New York, zowel in EU-verband als met andere partners.

Graag vragen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht voor het feit dat vorige week het Israëlische leger invallen heeft gedaan bij zes prominente Palestijnse organisaties, die vorig jaar door Israël, zonder enig bewijs, als terroristisch bestempeld waren. Ondanks internationale kritiek, gaat Israël onverminderd door met het bestrijden van deze organisaties. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat Nederland zich vorige maand samen met andere EU-landen uitsprak tegen de beschuldigingen aan het adres van deze organisaties, maar dit blijkt niet genoeg geweest om de invallen te voorkomen. Daarom vragen de leden van de GroenLinks-fractie aan het kabinet om tijdens de Raad erop in te zetten dat de EU als geheel deze daden door de Israëlische regering veroordeelt en eveneens te bespreken hoe de EU, als geheel of in een coalitie van gelijkgestemde landen, openlijk deze Palestijnse organisaties beter kan steunen en beschermen, zodat zij hun werk kunnen blijven voortzetten.

54. Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op de vraag over de recente invallen van het Israëlische leger bij zes Palestijnse ngo’s verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Mulder18.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie graag aandacht voor de schrijnende situatie in Myanmar, waar eind juli vier van de belangrijkste voorvechters van de democratie in het land zijn geëxecuteerd door de militaire junta, meer dan 2.000 onschuldige burgers zijn vermoord, en waar ruim een miljoen mensen op de vlucht zijn. Deze leden vragen de Minister om deze situatie te agenderen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. De leden van de GroenLinks-fractie willen bepleiten dat Nederland zich er hard voor maakt dat de EU als geheel de executies nadrukkelijk zal veroordelen en dat aanvullende internationaal gecoördineerde maatregelen tegen het regime zullen worden genomen. Is het kabinet bereid om deze punten actief uit te dragen in de Raad?

55. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de ernstige zorgen van uw Kamer over de situatie in Myanmar en betreurt de executies van vier politieke gevangenen door het Myanmarese leger ten zeerste. Nederland is en blijft fel tegen de doodstraf, in alle gevallen en omstandigheden, en heeft deze executies dan ook direct publiekelijk veroordeeld. Ook de EU veroordeelde de executies direct, zowel in een verklaring van alle EU-lidstaten19 als in een gezamenlijke ministeriële verklaring van de EU, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zuid-Korea20. Het kabinet blijft voorstander van het verhogen van de druk op de betrokkenen bij de coup van 1 februari 2021 en op het Myanmarese leger. Nederland blijft binnen de EU en met gelijkgezinde landen werken aan de mogelijkheden voor verdere sancties en andere gecoördineerde acties. De EU heeft sinds de staatsgreep vier keer sancties ingesteld tegen de militaire junta en economische entiteiten met banden met het leger, waarbij sindsdien in totaal 51 individuen en 10 entiteiten op de sanctielijst zijn geplaatst.


X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 2866.

X Noot
3

Kamerstuk 29 521, nr. 446.

X Noot
4

Zie Kamerstuk 29 237, nr. 177.

X Noot
5

Kamerstuk 29 521, nr. 446.

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2449.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2514.

X Noot
8

Kamerstuk 22 054, nr. 344.

X Noot
10

2022-06-2324-euco-conclusions-NL.docx (europa.eu) Bijeenkomst van de Europese Raad (23 en 24 juni 2022).

X Noot
11

https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/DOC_93_3 Kopenhagen Criteria maart 1993.

X Noot
12

2022-06-2324-euco-conclusions-NL.docx (europa.eu) Bijeenkomst van de Europese Raad (23 en 24 juni 2022).

X Noot
14

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3798.

X Noot
15

Kamerstuk 35 000 V, nr. 56.

X Noot
16

Kamerstuk 30 821 V, nr. 72. Zie daarnaast ook Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 42.

X Noot
17

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3798.

X Noot
18

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3798.

X Noot
19

Verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger namens de EU over de executie van prodemocratische en oppositieleiders in Myanmar/Birma (25 juli 2022), https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2022/07/25/myanmar-burma-declaration-by-the-high-representative-on-behalf-of-the-eu-on-the-execution-of-pro-democracy-and-opposition-leaders-in-myanmar-burma/.

X Noot
20

Myanmar, Joint Statement on Execution of Pro-Democracy and Opposition Leaders (25 juli 2022) https://www.eeas.europa.eu/eeas/myanmar-joint-statement-execution-pro-democracy-and-opposition-leaders_en.

Naar boven