19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1951 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2015

In de regeling van werkzaamheden van 24 februari 2015 heeft uw Kamer mij verzocht om heden een brief aan de Kamer te sturen over de gedwongen terugkeer van een uitgeprocedeerde Afghaanse vreemdeling naar Afghanistan (Handelingen II 2014/15, nr. 55, Regeling van Werkzaamheden). Middels deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Uitzetting uitgeprocedeerde Afghaanse vreemdeling

U vraagt mij naar mijn reactie op de verklaring van een Afghaanse vreemdeling dat hij tijdens zijn uitzetting zou zijn mishandeld door de Koninklijke Marechaussee (KMar). Enkele fracties spreken in hun vragen over een Afghaanse «vluchteling». Ik wil voorop stellen dat Nederland geen vluchtelingen uitzet. In Nederland is een vluchteling een vreemdeling die een vluchtelingenstatus heeft en op grond daarvan in Nederland mag verblijven. Een vreemdeling ten aanzien van wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is omdat hij in zijn herkomstland betrokken is geweest bij oorlogsmisdrijven en/of ernstige mensenrechtenschendingen, is uitgesloten van de bescherming van dat verdrag. Deze vreemdeling had dus geen recht op bescherming.

Wat betreft de feitelijke uitzetting van deze Afghaanse vreemdeling kan ik u melden dat betrokkene tijdens de vlucht professioneel en juist is begeleid door de escorts van de KMar. Veiligheid en een zo menswaardig mogelijke uitzetting staan hierbij voorop. Bij aanvang van de vlucht zijn voor beperkte duur dwangmiddelen ingezet, in reactie op het fysiek verzet van betrokkene. Dit is gebeurd conform de voor uitzettingen geldende geweldsinstructies. Dwangmiddelen worden toegepast om de rust en veiligheid binnen het vliegtuig te waarborgen voor zowel de vreemdeling en de ambtenaar als voor medepassagiers. Zodra aanwenden van dwangmiddelen niet meer noodzakelijk is, wordt de inzet van deze middelen gestaakt. Dat is in deze zaak ook zo gegaan. Er is geen sprake geweest van enige verwonding bij betrokkene. Ik heb daarom geen verklaring voor de door betrokkene gestelde dan wel voorgewende verwondingen. Voor het effectueren van gedwongen vertrek gelden duidelijke geweldsinstructies. Daarbij kunnen hulpmiddelen worden ingezet. Een zak over het hoofd maakt daar evident geen onderdeel van uit.

Betrokkene is na de vlucht overgedragen aan de autoriteiten en heeft zelfstandig het vliegveld van Kabul verlaten. Wat betrokkene vervolgens heeft gedaan is mij onbekend. Ik kan daarom bevestigen noch ontkennen of hij direct naar het ziekenhuis is gegaan.

Voorts kan ik u melden dat in zijn algemeenheid geldt dat vreemdelingen die medicatie nodig hebben deze meekrijgen en verder dat een vreemdeling bij zijn terugkeer eigendommen mag meenemen, zoals geld en een telefoon (binnen de marges van het toegestane bagagegewicht).

Ik zie geen aanleiding om mijn beleid ten aanzien van terugkeer op enig punt aan te passen. De beslissing van de IND om iemand geen vergunning te verlenen, wordt zorgvuldig genomen waarbij alle bekende informatie uit het land van herkomst wordt meegewogen en waarin de vreemdeling wordt bijgestaan door een rechtsbijstandverlener. Deze beslissing staat ook ter toetsing door de rechter.

Wanneer in rechte is komen vast te staan dat een vreemdeling kan terugkeren naar zijn land van herkomst, en de vreemdeling -al dan niet gedwongen- is teruggekeerd, komt de Nederlandse overheid geen rol meer toe. De Nederlandse overheid gaat dan ook niet na hoe het een individuele vreemdeling vergaat na diens terugkeer. Daarbij is van belang dat monitoren na terugkeer door de Nederlandse overheid niet past binnen het normale diplomatieke verkeer. Omgekeerd zou het immers ook niet passen wanneer autoriteiten van andere landen zouden monitoren hoe het Nederlanders in Nederland vergaat.

Nu er geen concrete objectieve aanleiding is om te veronderstellen dat door de diensten onder mijn verantwoordelijkheid onjuist is gehandeld, is er geen aanleiding om de Inspectie van Veiligheid en Justitie te vragen om onderzoek te verrichten.

Consulaire bijstand

De ambassade te Kabul heeft gedurende haar verblijf aldaar frequent actief contact opgenomen met de dochter van betrokkene om te informeren naar haar veiligheidssituatie, mede gezien de situatie van alleenstaande verwesterde vrouwen in Afghanistan. Zij is ook bij de Nederlandse ambassade op bezoek geweest. De ambassade heeft haar een telefoonnummer gegeven dat zij in geval van nood kan bellen. Dit laatste heeft zij niet gedaan.

Terugkeer Afghanistan in het algemeen

Ik heb kennis genomen van de website waarnaar de CDA-fractie verwijst en de berichtgeving daarop over het stopzetten van uitzettingen naar Afghanistan. Op die website is een afbeelding geplaatst van een brief die door de Afghaanse regering aan verschillende landen zou zijn gezonden. Nederland heeft tot op het moment van het schrijven van deze beantwoording, voor zover bekend, deze brief niet ontvangen. Volgens onze laatste berichtgeving heeft Noorwegen evenmin een brief van die strekking ontvangen. Wel kan ik uw Kamer melden dat gisteren bij een uitzetting van twee personen naar Kabul (zonder artikel 1F Vluchtelingenverdrag-achtergrond) problemen zijn gerezen over de toegang tot Afghanistan. Thans wordt met de Afghaanse autoriteiten gesproken om de achtergrond hiervan na te gaan.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven