19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1759 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2013

In het Algemeen Overleg Asiel en Vreemdelingenzaken van 30 oktober 2013 (Kamerstuk 19 637, nr. 1758), heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 juni 2013 in de zaak C-648/11. In dit arrest beantwoordt het Hof de vraag of een alleenstaande minderjarige vreemdeling op grond van artikel 6, tweede alinea, van de EU-Dublinverordening (nr. 343/2003) kan worden overgedragen aan een lidstaat waar hij eerder asiel heeft aangevraagd. Het Hof beantwoordt deze vraag negatief: bij ontstentenis van gezinsleden, is de lidstaat waarin de minderjarige zich bevindt verantwoordelijk voor de behandeling van het aldaar ingediende asielverzoek. Het is in het belang van het kind om de procedure niet onnodig te rekken, en de minderjarige zo spoedig mogelijk toegang tot de asielprocedure te verlenen.

In deze brief ga ik eerst kort in op de gevolgen van het arrest. Daarna ga ik in op de gevolgen van de per 1 januari 2014 van toepassing wordende nieuwe Dublinverordening (nr. 604/2013) voor dit specifieke onderdeel. Tot slot ga ik in op de in het overleg van 30 oktober door het lid Azmani (VVD) gemaakte constatering dat het Hof in het arrest ook uitlegt dat een asielverzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de asielzoeker reeds eerder een identiek verzoek heeft ingediend.

Gevolgen het arrest van 6 juni 2013 in zaak C-648/11

Graag verwijs ik u allereerst naar mijn brief van 2 september 2013 (Kamerstuk 19 637, nr. 1706), waarin uw Kamer is geïnformeerd over mijn uitleg van het arrest en de betekenis van het arrest voor het Nederlandse asielbeleid. Kort samengevat betekent het arrest in de praktijk dat alleenstaande minderjarigen door de Nederlandse regering niet meer kunnen worden overgedragen aan een lidstaat omdat zij daar eerder een asielverzoek hebben ingediend. Omgekeerd zal de Nederlandse regering niet langer gehouden zijn om een vanuit Nederland doorreizende alleenstaande minderjarige terug te nemen, indien deze in Nederland zijn eerste asielaanvraag heeft ingediend.1

Nieuwe Dublinverordening (nr. 604/2013)

Per 1 januari 2014 is de nieuwe EU-Dublinverordening (nr. 604/2013) van toepassing. In deze nieuwe Dublinverordening komt de verantwoordelijkheid voor alleenstaande minderjarigen – die in verschillende lidstaten een asielaanvraag hebben ingediend – terug in artikel 8, meer specifiek in het vierde lid. Deze bepaling dient in lijn met het arrest van 6 juni 2013 te worden uitgelegd. Dit betekent dat een alleenstaande minderjarige vreemdeling die in Nederland een asielverzoek indient in beginsel niet door de Nederlandse regering zal worden overgedragen aan de lidstaat waarin deze eerder een asielverzoek heeft ingediend.

Wel heeft de Uniewetgever in de nieuwe Dublinverordening met het opnemen van de zinsnede «mits in het belang van de minderjarige» er kennelijk rekening mee willen houden dat er uitzonderlijke gevallen kunnen bestaan waarin het juist niet in het belang van de minderjarige zou zijn dat zijn asielaanvraag wordt behandeld in Nederland. Of dit het geval is, zal per zaak zorgvuldig moeten worden beoordeeld op grond van de individuele omstandigheden. Ingevolge artikel 6 van de nieuwe Verordening dient onder andere rekening te worden gehouden met (a) de mogelijkheden van gezinshereniging, (b) het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, (c) veiligheid en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer de minderjarige mogelijk het slachtoffer is van mensenhandel, (d) de standpunten van de minderjarige, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit.

Reactie op de constatering van het lid Azmani (VVD)

In het Algemeen Overleg van 30 oktober 2013 is door het lid Azmani terecht opgemerkt dat het Hof in het arrest van 6 juni ook uitlegt dat een asielverzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de asielzoeker reeds eerder een identiek verzoek heeft ingediend.

In het arrest geeft het Hof namelijk aan dat een in Nederland ingediende asielaanvraag op grond van artikel 25 van de EU-Procedurerichtlijn (nr. 2005/85) niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien er reeds sprake is van een definitieve afwijzing op een asielaanvraag in een andere lidstaat, en er geen nieuwe elementen of bevindingen aan de aanvraag ten grondslag zijn gelegd die relevant kunnen zijn voor de behandeling van de aanvraag in Nederland. Met deze uitleg van artikel 25 van Procedurerichtlijn biedt het Hof de mogelijkheid om, naast herhaalde aanvragen binnen Nederland, ook binnen de EU gedane identieke asielaanvragen niet-ontvankelijk te verklaren.

Deze uitleg van artikel 25 door het Hof is nieuw voor de Nederlandse regering, omdat de regering er tot dusverre van uitging dat dit artikel 25 enkel zag op identieke asielverzoeken die in een en dezelfde lidstaat waren ingediend. Binnen de nationale systematiek is derhalve geen rekening gehouden met een mogelijkheid om binnen de EU gedane identieke asielaanvragen niet-ontvankelijk te verklaren.

Er is door mijn diensten onderzocht of in het kader van de uitvoering van de nieuwe Dublinverordening een dergelijke regeling mogelijk is. Het is echter, gelet op de korte termijn van invoering, niet mogelijk geweest om hier nog rekening mee te houden in dit wetsvoorstel (Kamerstukken 33 699). Bovendien houdt deze maatregel feitelijk nauwer verband met de Procedurerichtlijn dan met de Dublinverordening. Tot slot dient ook in de uitvoering nog te worden bezien of een dergelijke maatregel het gewenste effect zal beogen.

Bij het wetsvoorstel dat wordt voorbereid in het kader van de implementatie van de nieuwe Procedurerichtlijn (nr. 2013/32) zal deze opnieuw aan de orde komen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Naar gemeld in de brief van 2 september 2013 kan, indien de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, de alleenstaande minderjarige vreemdeling nog wel worden overgedragen aan de lidstaat waar zijn gezinsleden legaal verblijven en/of aan de lidstaat die hem reeds een verblijfsvergunning heeft verstrekt.

Naar boven