Besluit van 14 juni 2022 tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het voorzien in een grondslag voor gegevensverwerkingen voor de uitvoering van subsidies ten behoeve van de betaling van loonkosten en vaste lasten in buitengewone omstandigheden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 maart 2022, nr. 2022-0000075248;

Gelet op artikel 54, elfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 mei 2022, no. W12.22.00037/III);

Gezien het nader rapport van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 juni 2022, nr. 2022-0000121108;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.1a, wordt na artikel 5.2b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.2c. Gegevensverstrekking subsidieregelingen voor loonkosten bij buitengewone omstandigheden

Voor Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat gelden de verplichtingen bedoeld in artikel 54, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet SUWI ten aanzien van gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van subsidies die zijn verleend in verband met de tegemoetkoming van werkgevers in de betaling van de loonkosten vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend.

B

In artikel 6.1 wordt «artikel 33, elfde lid, van de Wet SUWI» vervangen door «de artikelen 33, elfde lid, en 54, elfde lid, van de Wet SUWI».

C

Artikel 5.2c vervalt.

D

In artikel 6.1 wordt «de artikelen 33, elfde lid, en 54, elfde lid, van de Wet SUWI» vervangen door «artikel 33, elfde lid, van de Wet SUWI».

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen A en B, van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen C en D, van dit besluit treedt in werking met ingang van 31 december 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juni 2022

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Rondom de in 2020 in werking getreden Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid1 (hierna: NOW-1) en Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid2 (hierna: NOW-2) speelt een vraagstuk met betrekking tot de gegevensdeling tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK). De gegevens die verwerkt dienen te worden hebben betrekking op de vaststelling van de NOW-1- en -2-subsidies, die namens het Ministerie van SZW wordt uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV). De controle op de omzet is een belangrijk onderdeel van het vaststellingsproces van de NOW-1- en -2-subsidies, en wordt door het Ministerie van SZW zelf uitgevoerd. Voor een volledige controle op de vaststelling van de hoogte van de subsidies dient gecontroleerd te kunnen worden of bedrijven tegelijkertijd een NOW-voorschot en een subsidie uit de Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: TVL) hebben ontvangen, en zo ja, hoe hoog deze subsidie was. Deze gegevens zijn aan de NOW-ontvangende ondernemers zelf gevraagd, maar om zeker te zijn dat de juiste gegevens worden gehanteerd en om misbruik tegen te gaan is het nodig dat ook het Ministerie van EZK deze gegevens aan het Ministerie van SZW kan verstrekken via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO).

Bij de introductie van de NOW regelingen is destijds aangegeven dat die regelingen als noodmaatregelen in zeer korte tijd tot stand zijn gebracht, om werkgevers zo snel mogelijk van geld te kunnen voorzien. Mede daardoor is er bij de totstandkoming van de NOW niet voorzien in een grondslag om gegevens te mogen uitwisselen tussen het Ministerie van SZW en het Ministerie van EZK. Dit blijkt nu toch wenselijk te zijn, en wordt daarom in deze algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) geregeld. Dit is nodig omdat sinds de inwerkingtreding van de NOW-1 de TVL is toegevoegd aan het steun- en herstelpakket. Door de samenloop van de NOW-1 en de NOW-2 en de TVL is pas later het inzicht gekomen dat deze TVL-gegevens nodig zijn om de controle op de vaststelling van de NOW-1 en NOW-2 goed uit te voeren. Bedrijven worden ontlast door het feit dat SZW en RVO deze gegevens zelf kunnen uitwisselen, in plaats van dat de werkgevers deze zelf moeten aanleveren. Ook wordt door directe uitwisseling tussen de bestuursorganen het risico op gebruik van verkeerde gegevens of misbruik verminderd.

2. Kern van het besluit

De NOW-1 en -2 zijn subsidieregelingen die werkgevers tegemoetkomen in hun loonkosten, om zo de werkgelegenheid ten tijde van de coronacrisis te behouden. De regelingen hebben beide een voorschot- en vaststellingssystematiek. De werkgever vraagt zowel voorschot als vaststelling aan bij het UWV. Om werkgevers aan het begin van de coronacrisis snel van loonsteun te kunnen voorzien, is er bij de totstandkoming van de NOW voor gekozen om werkgevers bij een verlening een voorschot van 80% van de aanvraag te verstrekken, dat na de vaststelling wordt verrekend met het definitief vastgestelde subsidiebedrag. De vaststelling van de hoogte van de subsidie vindt dus achteraf plaats. Bij berekening van de hoogte van het subsidiebedrag is er binnen de NOW-1 en -2 voor gekozen om de afname van omzet als uitgangspunt te nemen en dit te vermenigvuldigen met een referentieloonsom uit januari 2020.

Indien NOW-1- en -2-ontvangers óók TVL-subsidie ontvangen hebben, dan telt het ontvangen bedrag aan TVL-subsidie mee voor de berekening van de omzet van NOW-1 en -2. Daardoor leidt een ontvangen TVL-subsidie tot een minder hoog omzetverlies, wat van invloed is op de hoogte van de vaststelling van de subsidiebedragen van NOW-1 en -2.

Tijdens de looptijd van de NOW-1 en -2 is gezamenlijk meer dan 203.000 keer een subsidievoorschot verstrekt, voor een bedrag van € 12 miljard. Hiertussen zitten werkgevers aan wie beide subsidies verleend zijn. Een gedeelte van de werkgevers heeft ook TVL ontvangen – hoe groot het deel van de werkgevers is dat beiden heeft ontvangen, en voor welk bedrag, is nog niet duidelijk.

Het kunnen uitwisselen van gegevens voor de controle op de omzet draagt bij aan de juiste vaststelling van de aangevraagde NOW-subsidies. Dit rechtvaardigt dan ook de middels deze AMvB gecreëerde grondslag voor de gegevensverwerking. De gewonnen efficiëntie is daarbij dat in plaats van dat werkgevers gegevens moeten aanleveren, de gegevens op een gestroomlijnde manier vanuit EZK aan SZW geleverd kunnen worden. Werkgevers zullen na inwerkingtreding van dit besluit dan ook niet meer verzocht worden om de TVL-gegevens aan te leveren. Ook hebben de ontvangers van NOW-1- en -2-subsidies meer zekerheid van een correcte vaststelling van hun NOW-subsidies doordat de gegevens over TVL-subsidies direct vanuit RVO aangeleverd worden, aangezien er mag worden verondersteld dat de door RVO aangeleverde vastgestelde TVL-subsidiegegevens correct zijn. Als werkgevers zelf de TVL gegevens aanleveren bij UWV voor de vaststelling, kan dit bovendien misbruik en oneigenlijk gebruik in de hand werken, want een hoger omzetverlies betekent een hogere NOW-subsidie. De directe uitwisseling van gegevens tussen RVO en SZW voor de controle op de omzet in het vaststellingsproces verlaagt dat risico.

De gegevens die SZW nodig heeft zijn:

  • De namen van de bedrijven die TVL hebben ontvangen in de eerste aanvraagperiode TVL (juni, juli, augustus en september 2020) en in de tweede aanvraagperiode TVL (oktober, november en december 2020). Deze aanvraagperiodes van de TVL overlappen namelijk met de aanvraagperiodes van de NOW-1 en -2;

  • De status van de TVL subsidie: vastgesteld of niet vastgesteld;

  • De hoogte van de TVL-subsidie;

  • De Kamer van Koophandel-nummers van de bedrijven en van de groep

  • Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer.

Met behulp van bovenstaande gegevens kan SZW bij de controle van de omzet bezien of en in hoeverre de TVL is meegenomen in het door de werkgever opgegeven omzetverlies bij de NOW-1 en NOW-2.

3. Verhouding tot nationale regelgeving

Artikel 54, elfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen biedt een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur andere instanties dan genoemd in het derde, zesde, zevende, achtste en negende lid van dat artikel aan te wijzen waarvoor de verplichtingen, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid van dat artikel eveneens gelden, voor zover het betreft de verstrekking van nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en inlichtingen.

De verplichtingen uit het derde, vierde en vijfde lid bestaan, kort gezegd, uit het op verzoek verstrekken van gegevens en inlichtingen aan onder andere de Minister van SZW, indien die gegevens en inlichtingen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wettelijke taken van de Minister van SZW. Voor het kunnen vaststellen van de NOW-1- en -2-subsidies is het van belang dat RVO, optredend als uitvoerder van de TVL namens de Minister van EZK, gegevens en inlichtingen kan verstrekken aan de Minister van SZW. Hiervoor bestaat momenteel echter geen grondslag, en de Minister van EZK is dan ook niet opgenomen tussen de instanties genoemd in het derde, zesde, zevende, achtste en negende lid.

Om die reden maakt deze AMvB gebruik van de grondslag in artikel 54, elfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen om een andere instantie aan te wijzen dan genoemd in dit artikel waarvoor bovengenoemde verplichtingen ook gelden. Door de Minister van EZK hierbij aan te wijzen, is deze verplicht om met inachtneming van het vijfde lid van artikel 54 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op verzoek de benodigde gegevens te verstrekken aan de Minister van SZW.

4. Verhouding tot hoger recht

Dit besluit maakt het mogelijk dat de Minister van EZK gegevens en inlichtingen verstrekt aan de minister van SZW. In artikel 1, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is bepaald dat onder «gegevens» mede wordt verstaan «persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming» (hierna: AVG). Dit besluit maakt het voor de Minister van EZK dus mogelijk om ook persoonsgegevens te verstrekken, voor zo ver hierbij de AVG in acht wordt genomen.

De te verstrekken gegevens op grond van dit besluit staan genoemd in paragraaf 2 van deze nota van toelichting. Het gaat hier om gegevens van rechtspersonen en van niet-rechtspersonen waarbij een natuurlijk persoon handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf, zoals een eenmanszaak. De volgende gegevens van deze groep zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4 onder 1) van de AVG, voor zover deze naar een natuurlijk persoon zijn te herleiden: de naam van de onderneming, het Kamer van Koophandel-nummer, de hoogte van de TVL-subsidie en het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatie-nummer. Aangezien de gegevens over een bedrijf in combinatie zullen worden verwerkt, is de kans aanzienlijk dat deze door deze combinatie te herleiden zijn tot een individu. Er is geen sprake van de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens of persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten, als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de AVG.

Voor de persoonsgegevens die verstrekt zullen worden tussen de Ministers van SZW en EZK biedt dit besluit een geldige verwerkingsgrondslag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, van de AVG. Voor alle verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van dit besluit zijn daarnaast gegevensbeschermingseffectbeoordelingen (DPIA’s) uitgevoerd als bedoeld in artikel 35 van de AVG. Daarnaast is in de tekst van het besluit en van deze toelichting geconcretiseerd welke (persoons)gegevens het kan betreffen, om recht te doen aan het doelbinding- en noodzakelijkheidsvereiste uit de AVG. De gegevens worden eenmalig en voor een welbepaald doel verstrekt. De gegevens worden bovendien verwijderd en vernietigd. Hiervoor hanteert UWV een termijn van zeven jaar nadat de NOW-subsidie in een individueel geval is vastgesteld. Ook wordt zo snel mogelijk de grondslag voor deze gegevensverstrekking weer ongedaan gemaakt. Voor alle verwerkte persoonsgegevens geldt dat de betrokkene het recht op rectificatie heeft als bedoeld in artikel 16 van de AVG. Hiermee is voldaan aan de eisen die AVG stelt aan de verwerking van persoonsgegevens.

5. Toezicht en handhaving

De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) houdt toezicht op de gegevensverwerkingen die door deze AMvB mogelijk worden gemaakt. De AP kan besluiten om zelfstandig onderzoek te doen zonder aanwijzing dat er sprake is van een gebrekkige wijze van gegevensverwerking, maar ook naar aanleiding van concrete aanwijzingen besluiten onderzoek te doen.

Binnen EZK en SZW is er intern toezicht op de naleving van de AVG binnen de organisatie van de verwerkingsverantwoordelijke, waaronder RVO en UWV ressorteren. Dit toezicht wordt bij beide Ministeries geborgen door een functionaris gegevensbescherming (FG).

6. Financiële gevolgen

De financiële gevolgen voor de uitvoering van deze AMvB zullen voornamelijk bij SZW en RVO liggen en zijn verwaarloosbaar. Een raming is niet nodig. Deze kosten kunnen worden opgevangen door de bestaande budgetten die SZW en RVO beschikbaar hebben voor de uitvoering van de TVL- en de NOW-1- en -2-subsidies.

7. Advies en consultatie

Het ontwerpbesluit is ter toetsing voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Tijdens het opstellen van deze AMvB is overwogen om het besluit uit te breiden met een onderdeel over het creëren van een grondslag voor gegevensuitwisseling (tussen EZK en SZW) voor de zogenoemde casuïstiektafel.3 De AP adviseerde echter dat een grondslag niet nodig is, zo lang er toestemming aan werkgevers wordt gevraagd of hun gegevens gedeeld mogen worden op de casuïstiektafel op een wijze en in een vorm die voldoet aan de hoge eisen die de AVG daaraan stelt. Om die reden is besloten om voor de casuïstiektafel geen wettelijke grondslag voor gegevensdeling tussen EZK en SZW te creëren, maar gebruik te maken van toestemming als grondslag. UWV zal alleen overgaan tot gegevensdeling in dit kader indien daarvoor toestemming wordt gegeven. Derhalve is dit onderdeel uit deze AMvB geschrapt. Verder heeft de AP geadviseerd om nader toe te lichten waarom de bewaartermijn van RVO voor ontvangen gegevens in het kader van de casuïstiektafel 7 jaar bedraagt. Nu dit besluit niet langer ziet op de casuïstiektafel, is dat niet nader toegelicht.

Met betrekking tot de haalbaarheid van de verwerking van de gegevensuitwisseling hebben Uitvoering van Beleid (hierna: UvB, onderdeel van SZW dat de vaststellingen controleert) en RVO aangegeven dat deze AMvB voor zowel UvB als RVO uitvoerbaar is.

Voor dit besluit heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, omdat het slechts technische en zeer uitvoeringsgerichte gevolgen heeft.

8. Regeldruk

Het ontwerpbesluit is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht. De ATR heeft aangegeven dat er in beide situaties sprake is van positieve gevolgen voor werkgevers en ondernemers doordat voor hen de regeldruk wordt verminderd.

De exacte hoogte van de verstrekte TVL is nodig voor een volledige controle op de vaststelling van de hoogte van de NOW-1- en 2-subsidies. Deze informatie is bij het aanvragen van de vaststelling al aan de NOW-ontvangende ondernemers zelf gevraagd. Om zeker te zijn dat de juiste gegevens worden gehanteerd wordt deze informatie, via het Ministerie van EZK, aan RVO gevraagd. Hierdoor hoeven werkgevers niet nogmaals deze bedragen aan te leveren als de opgegeven hoogte van de TVL onjuist lijkt of blijkt te zijn. De omvang van dit – positieve – effect op de regeldruk is lastig in te schatten omdat op voorhand niet in te schatten valt op welke schaal dit plaats gaat vinden.

9. Inwerkingtreding en horizonbepaling

De onderdelen A en B van artikel I van dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn. Dit is geoorloofd omdat het reparatieregelgeving betreft.

De onderdelen C en D van artikel I van dit besluit regelen dat de door de onderdelen A en B gemaakte wijzigingen ongedaan gemaakt worden. Het is dus de bedoeling dat er slechts tijdelijk van deze gegevensuitwisseling gebruik gemaakt kan worden, namelijk zo lang dat nodig is voor de vaststelling van de NOW-1- en -2-subsidies. Zodra de vaststellingsperiode voor de NOW-1 en -2-subsidie is afgelopen, hoeft deze gegevensverstrekking niet langer plaats te vinden.

De grondslag voor gegevensverwerking voor de vaststelling van de NOW-1- en -2-subsidies vervalt daarom op 31 december 2024, het tijdstip waarop de onderdelen C en D van artikel I in werking treden. De huidige uiterste datum voor vaststelling van NOW-1-subsidies is namelijk 31 oktober 2022, en van NOW-2-subsidies 31 maart 2023. Na sluiting van de vaststellingsloketten is er nog ruimte voor uitstel, dat komt neer op +/- 22 extra weken per NOW-tranche. Daarna moet nog rekening worden gehouden met eventueel bezwaar of andere onvoorziene periodes van uitstel.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel regelt dat in een artikel wordt vastgelegd dat de Minister van EZK aan de Minister van SZW gegevens kan verstrekken die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van subsidies die zijn verstrekt in verband met het tegemoet komen van werkgevers in de betaling van de loonkosten, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend. Doordat aangegeven is met welk doel deze subsidies verstrekt moeten zijn, welk doel alleen geldt voor de NOW-subsidies (zie bijvoorbeeld de artikelen 3 van de NOW-1 en de NOW-2), en in deze toelichting nader is omschreven dat het de vaststelling van de NOW-1- en -2-subsidies betreft, kan in de tekst van het besluit worden volstaan met deze algemene beschrijving.

Deze gegevensverstrekking wordt geregeld in het Besluit SUWI, dat is opgesteld ter uitvoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waar dit besluit ook toe dient. Aangezien paragraaf 5.1a van dit besluit ziet op de eenmalige uitvraag van gegevens, net zoals dit artikel (namelijk de eenmalige verstrekking van gegevens om de NOW-1- en -2-subsidies te kunnen vaststellen), wordt dit artikel in die paragraaf van het Besluit SUWI geplaatst.

Onderdeel B

In onderdeel B is geregeld dat het Besluit SUWI de juiste grondslag bevat voor het regelen van de verstrekking van gegevens.

Onderdelen C en D

Deze onderdelen dienen in werking te treden op het moment dat de geregelde gegevensverstrekking niet langer noodzakelijk is. De wijzingen worden dan teruggedraaid.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van het besluit. Voor de onderdelen A en B is dit zo snel mogelijk nadat het besluit is gepubliceerd. Voor de onderdelen C en D, die de door de onderdelen A en B gemaakte wijzigingen terugdraaien, is dit 31 december 2024. De redenen voor deze datum zijn vermeld in paragraaf 9 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
3

De casuïstiektafel is een onderdeel van de uitwerking van de motie Aartsen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 285) inzake schuldenproblematiek rondom de coronasteunmaatregelen. De motie Aartsen vroeg om een ambtenarenteam met mandaat voor terugbetaling om als een centraal aanspreekpunt te fungeren voor ondernemers met terugbetalingsproblemen. De casuïstiektafel is een van de initiatieven die hieruit is voortgevloeid. Het doel is dat de uitvoeringsorganisaties UWV, RVO en Belastingdienst werkgevers signaleren die in problemen dreigen te komen door gelijktijdige terugvorderingen in verband met coronasteun door alle drie de organisaties. Door organisatie-overstijgend te overleggen over de casuïstiek, kan de ondernemer mogelijk een gezamenlijke oplossing geboden worden.

Naar boven