Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2022, 193 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2022, 193 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 21 februari 2022, nr. 2022-0000046720, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op artikel 6, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, artikel 13, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 6, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 18.4.1 en 18.4.3 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 5, derde en vierde lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, artikel 1:2, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 2.1.1, vierde en vijfde lid, van de Wet langdurige zorg, artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 8, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Ziektewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2022, No. W12.22.00015/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 9 mei 2022, nr. 2022-0000107572,
uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt «5 of 8» vervangen door «5, 8 of 28c».
B
In artikel 3, eerste lid, wordt «Minister voor Ontwikkelingssamenwerking» vervangen door «Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking».
C
In artikel 4 wordt «18 of 20» vervangen door «20 of 28d».
D
In artikel 4 wordt «, 20 of 28d» vervangen door «of 20».
Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
2. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon die niet in Nederland woont en die uit hoofde van een privaatrechtelijke dienstbetrekking naar Nederlands recht met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017, dan wel een publiekrechtelijke dienstbetrekking met een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt, als ambtenaar van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of anderszins uit hoofde van een uitzending door of met instemming met de Minister van Buitenlandse Zaken tijdelijk werkzaam is bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland, tenzij hij:
3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden:
Verzekerd op grond van de volksverzekeringen zijn de echtgenoot en kinderen van de in het eerste lid bedoelde verzekerde, tenzij zij:
b. In onderdeel a wordt «verricht» vervangen door «verrichten».
c. In onderdeel b wordt «ontvangt» vervangen door «ontvangen».
4. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «De gezinsleden» vervangen door «De echtgenoot en kinderen» en wordt «tenzij het gezinslid» vervangen door «tenzij zij».
b. In onderdeel a wordt «verricht» vervangen door «verrichten».
c. In onderdeel b wordt «ontvangt» vervangen door «ontvangen».
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Nederlanders, in dienst van een publiekrechtelijke rechtspersoon,» vervangen door «Personeel van de Nederlandse overheid».
2. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon die niet in Nederland woont, voor zover niet reeds begrepen onder artikel 2, en die uit hoofde van een privaatrechtelijke dienstbetrekking naar Nederlands recht met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017, dan wel een publiekrechtelijke dienstbetrekking met een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt, buiten Nederland arbeid verricht ten behoeve van die overheidswerkgever of dat bestuursorgaan, tenzij hij:
3. In het tweede lid wordt «de Nederlander» vervangen door «de persoon» en wordt «mits» vervangen door «indien».
C
In artikel 8, eerste lid, onderdeel b, wordt «4, 5 of 6» vervangen door «4 of 5».
D
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Dit artikel is niet van toepassing op de persoon die in Nederland woont en in dienst is van een publiekrechtelijke rechtspersoon in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, indien hij door de Nederlandse overheid is uitgezonden.
E
Artikel 18 vervalt.
F
Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:
1. Niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon die in Nederland verblijf houdt op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, die is verleend onder een beperking verband houdende met studie, tenzij hij in Nederland:
a. arbeid verricht; of
b. arbeid heeft verricht gedurende een periode van zes maanden of langer en als werkzoekende staat geregistreerd als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
G
In artikel 24 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
H
Na artikel 28a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Artikel 3, eerste lid, zoals dat onmiddellijk voor 1 juli 2022 luidde, blijft van toepassing op personen die onmiddellijk voor die datum verzekerd waren voor de volksverzekeringen op grond van dat lid zolang de verzekering op die grond voortduurt.
2. Op de echtgenoot en de kinderen van de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, is artikel 3, derde en vierde lid, van toepassing zolang de verzekering op grond van het eerste lid van de daar bedoelde verzekerde voortduurt.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel b, zoals dat onmiddellijk voor 1 juli 2022 luidde, blijft van toepassing op de persoon die onmiddellijk voor die datum op grond van dit onderdeel verzekerd was voor de volksverzekeringen zolang de verzekering op grond van dit onderdeel voortduurt.
1. Artikel 18, eerste lid, zoals dat onmiddellijk voor 1 juli 2022 luidde, blijft van toepassing op aanvragen als bedoeld in dat lid, die uiterlijk op 30 juni 2022 zijn gedaan, met dien verstande dat op grond van dit lid verleende ontheffingen niet worden verlengd.
2. Ontheffingen die krachtens artikel 18, eerste lid, zoals dat onmiddellijk voor 1 juli 2022 luidde, voor die datum zijn verleend en op 30 juni 2022 geldig zijn, behouden hun geldigheid voor de duur waarvoor de ontheffing is verleend.
I
Artikel 28d vervalt.
Artikel 1a van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES vervalt.
Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4a, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt beschouwd de persoon die niet in Nederland woont en die uit hoofde van een privaatrechtelijke dienstbetrekking naar Nederlands recht met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017, dan wel een publiekrechtelijke dienstbetrekking met een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt, als ambtenaar van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of anderszins uit hoofde van een uitzending door of met instemming met de Minister van Buitenlandse Zaken tijdelijk werkzaam is bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland, tenzij hij:
B
Artikel 4b, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt beschouwd de persoon die niet in Nederland woont, voor zover niet reeds begrepen onder artikel 4a, en die uit hoofde van een privaatrechtelijke dienstbetrekking naar Nederlands recht met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017, dan wel een publiekrechtelijke dienstbetrekking met een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt, buiten Nederland arbeid verricht ten behoeve van die overheidswerkgever of dat bestuursorgaan, tenzij hij:
C
In de slotbepalingen wordt voor artikel 17 een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit zorgverzekering BES wordt na «uitsluitend wegens studieredenen» ingevoegd «, niet zijnde studie in Europees Nederland,».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 11 mei 2022
Willem-Alexander
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Uitgegeven de vijfentwintigste mei 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Dit besluit voorziet in enkele wijzigingen in artikelen van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna BUB volksverzekeringen), het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1989 (hierna: BUB werknemersverzekeringen), het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES (hierna BUB BES), het Besluit uitbreiding en beperking kring van verzekerden Wajong (hierna BUB Wajong) en het Besluit zorgverzekering BES. De nadruk ligt op de wijzigingen in het BUB volksverzekeringen, dat is geactualiseerd. Dat betreft met name technische aanpassingen, maar er zijn ook aanpassingen gedaan waarmee de kring van verzekerden is uitgebreid of juist beperkt. Deze aanpassingen zijn ingegeven vanuit de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen, namelijk dat degene die in Nederland woont ook in Nederland is verzekerd voor de volksverzekeringen en dus een beroep kan doen op het vangnet die de volksverzekeringen bieden en omdat jurisprudentie aanpassing vergt.
In het algemeen deel van deze toelichting wordt de verhouding van het BUB volksverzekeringen en het BUB werknemersverzekeringen met internationaal (hoger) recht toegelicht. Europese verordeningen hebben rechtstreekse werking waardoor een besluit daar niet per se op hoeft te worden aangepast. Daar waar nodig passen organen die belast zijn met de uitvoering van het BUB volksverzekeringen en BUB werknemersverzekeringen de Europese coördinatieverordening in concrete gevallen toe. Vervolgens wordt ingegaan op regeldrukaspecten, financiële aspecten, advies en consultatie en het overgangsrecht. De wijzigingen zelf worden, vanwege het technisch en uiteenlopende karakter ervan, in het artikelsgewijze deel toegelicht.
Sociale zekerheid biedt bescherming bij sociale risico’s. Aangezien de volksverzekeringen in beginsel alle in Nederland wonende personen sociale bescherming bieden, wordt in de wetgeving het ingezetenschap als uitgangspunt genomen. In situaties waarin personen zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden, wordt op basis van nationale wetgeving van het woonland en het werkland vastgesteld of die persoon verplicht verzekerd is in beide landen. Dit kan leiden tot dubbele of geen verzekeringsplicht. Om dubbele verzekeringsplicht binnen de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland te vermijden regelt Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels (hierna: Verordening 883/2004) door middel van aanwijsregels welk sociaal zekerheidsstelsel van toepassing is op de betrokken persoon in grensoverschrijdende situaties. Daarnaast heeft Nederland met sommige andere landen verdragen inzake sociale zekerheid gesloten met aanwijsregels over onder welk stelsel iemand valt in grensoverschrijdende situaties. Hoewel de aanwijsregels in Unierecht of bilaterale sociale zekerheidsverdragen voorgaan op nationaal recht, kan er op grond hiervan echter geen verzekering ontstaan waarvoor verzekering in het nationale recht ontbreekt. De verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen in de situatie dat op grond van de Verordening 883/2004, bilaterale sociale zekerheidsverdragen of anderszins internationaal recht Nederlands recht op iemand van toepassing is, wordt geregeld in de materiewetten.1 In andere grensoverschrijdende situaties waarop Nederlands recht van toepassing is regelt het BUB volksverzekeringen en BUB werknemersverzekeringen aanvullend de verzekeringsplicht.
De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven. Ook voor burgers is de regeldruk nihil. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft. De financiële gevolgen van de voorgestelde wijzigingen in het BUB volksverzekeringen en BUB werknemersverzekeringen zijn verwaarloosbaar. De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op een zeer klein aantal betrokkenen.
De Uitvoeringstoets (U-toets) van de SVB beperkt zich tot de artikelen die leiden tot een wijziging in het BUB volksverzekeringen. De SVB acht de voorgestelde wijzigingen van het BUB volksverzekeringen uitvoerbaar met uitzondering van het via het ontwerpbesluit, zoals dat is voorgelegd voor Uitvoeringstoets, toe te voegen zesde lid aan artikel 2 van het BUB volksverzekeringen. De omschrijving van de uitbreiding van de verzekering voor kinderen van ambtenaren die door de Minister van Buitenlandse Zaken naar een diplomatieke of consulaire post worden gezonden, acht de SVB onvoldoende nauwkeurig waardoor het niet kan worden toegepast. Ook sluit de tekst van de toelichting er niet op aan. De SVB adviseert om het artikellid te laten vervallen of de beoogde kring van personen nauwkeuriger te omschrijven. Naar aanleiding van het advies van de SVB is gekozen om het oorspronkelijk voorziene zesde lid aan artikel 2 te laten vervallen waardoor er wordt teruggevallen op de hoofdregel van BUB volksverzekeringen. Onder «kind» valt het kind jonger dan 27 jaar dat in belangrijke mate door de ouders wordt onderhouden.
Mede naar aanleiding van de U-toets van de SVB is besloten om de eis ten aanzien van de nationaliteitsvereiste in onder meer artikel 2 BUB volksverzekeringen toch te schrappen. Verder is de toelichting op advies van de SVB op enkele onderdelen aangepast, verduidelijkt of herschreven zodat het doel van de wijzigingen en de aanleiding daartoe duidelijk is.
De SVB verwacht dat de hoeveelheid aan werk gelijk zal blijven, aangezien de verzekeringsvaststelling van klanten nog steeds moet worden beoordeeld. De SVB heeft zes maanden nodig om klanten te informeren. Zo zal de SVB onder andere informatie over de wijzigingen op hun website plaatsen en gericht de betreffende publiekrechtelijke organisaties, voorzien van informatie, zodat zij hun werknemers kunnen informeren.
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) acht de wijzigingen uitvoerbaar en handhaafbaar. De impact is beperkt tot enkele aanpassingen in voorlichtingsmateriaal voor medewerkers en klanten. UWV heeft vijf maanden nodig om de wijzigingen door te voeren.
Het besluit is voor de Belastingdienst uitvoerbaar.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is om advies gevraagd inzake de wijzing van artikel 24 BUB volksverzekeringen. De AP heeft geen opmerkingen over deze voorgenomen wijziging.
Het conceptbesluit met nota van toelichting is van 28 september 2021 tot en met 26 oktober 2021 via internetconsultatie.nl ter consultatie gepubliceerd. In totaal zijn 2 reacties op dit besluit ontvangen die beide openbaar zijn gemaakt. Naar aanleiding van de reacties is de nota van toelichting op enkele punten verduidelijkt. De technische suggesties over de aanpassing van artikel 1 en artikel 2 van het BUB volksverzekeringen hebben niet geleid tot een aanpassing van het conceptbesluit. Wel is de eis ten aanzien van het hebben van de Nederlandse nationaliteit in onder meer artikel 2 BUB volksverzekeringen en de eis ten aanzien van het hebben van een notarieel verleden samenlevingscontract mede naar aanleiding van de reactie op de internetconsultatie en de U-toets geschrapt.
Deze wijziging hangt samen met de wijziging van artikel 8 van het BUB volksverzekeringen en het overgangsrecht daarvoor in artikel 28c van het BUB volksverzekeringen. Zie voor deze wijzigingen de toelichting op artikel II, onderdelen C en H.
Dit betreft een technische aanpassing.
Deze onderdelen hangen samen met het schrappen van artikel 18 van het BUB volksverzekeringen. Zie hiervoor artikel II, onderdeel E, en de toelichting daarop. Voor reeds ingediende aanvragen of reeds verleende ontheffingen regelt artikel 28d van BUB volksverzekeringen overgangsrecht. De verwijzing in artikel 4 van het BUB Wajong naar artikel 18 van het BUB volksverzekeringen wordt daarom vervangen door een verwijzing naar artikel 28d van het BUB volksverzekeringen. Onderdeel B regelt dit. Op grond van artikel VI, tweede lid, vervalt artikel 28d met ingang van 1 juli 2025. Artikel I, onderdeel D, regelt dat vanaf datzelfde tijdstip ook de verwijzing naar die bepaling weer uit artikel 4 van het BUB Wajong verdwijnt. Zie voor een nadere toelichting op artikel 28d van het BUB volksverzekeringen de toelichting bij artikel II, onderdeel H.
In grensoverschrijdende situaties, zoals bij uitzending het geval is, blijven ambtenaren sociaal verzekerd in de staat waarvoor zij als ambtenaar werkzaam zijn (de zendstaat). De grondslag voor toepasselijkheid van de wetgeving van de zendstaat ligt in internationale wet- en regelgeving zoals de Weense verdragen inzake diplomatiek verkeer en consulaire betrekkingen en voor de Europese Unie, EER en Zwitserland in Verordening 883/2004 en de voorloper daarvan Verordening 1408/71. In de Nederlandse wetgeving is, als opgemerkt in paragraaf 2, geregeld dat deze groepen dan ook in Nederland verplicht verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. Daarnaast is voor de gevallen die buiten het toepassingsbereik van Verordening 883/2004 en internationale verdragen vallen in het BUB volksverzekeringen en het BUB werknemersverzekeringen geregeld dat ambtenaren tijdens de uitzending in Nederland verzekerd zijn.
Inmiddels is de definiëring van de hiervoor genoemde artikelen in het BUB volksverzekeringen en BUB werknemersverzekeringen verouderd vanwege Verordening 883/2004 en gewijzigde nationale wetgeving als gevolg van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra). Dit leidt tot de onwenselijke situatie dat (1) de verwijzingen in artikel 2 BUB volksverzekeringen en artikel 4a BUB werknemersverzekeringen – naar het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken met als doel om de reikwijdte van de verzekeringsplicht af te bakenen – niet meer actueel zijn en (2) dat er een discrepantie is ontstaan tussen een uitzending binnen de EU wanneer de Verordening 883/2004 van toepassing is en buiten de EU wanneer artikel 3 BUB volksverzekeringen en artikel 4b BUB werknemersverzekeringen van toepassing zijn. Deze bepalingen zijn daarom aangepast. Daarbij is aansluiting gezocht bij het ambtenarenbegrip zoals dat sinds de invoering van de Wnra in het nationale recht gehanteerd wordt en dat via de verwijzing in de Verordening 883/2004 gehanteerd wordt in grensoverschrijdende situaties binnen de EU. Hierdoor wordt ten aanzien van overheidspersoneel eenzelfde begrippenkader gehanteerd bij grensoverschrijdende situaties waarop die verordening niet van toepassing is. Er wordt dus aangesloten bij de definitie van ambtenaar in de Ambtenarenwet 2017 en aanverwante wetgeving zoals de Politiewet 2012, de Wet ambtenaren defensie en de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit is geregeld door het begrip «publiekrechtelijke rechtspersoon» te vervangen door de zinsnede «overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017, dan wel een publiekrechtelijke dienstbetrekking met een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt» en «die rechtspersoon» te vervangen door «die overheidswerkgever».
Hierna wordt per punt verder toegelicht wat de wijzigingen zijn.
In het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer en het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen is een aantal voorrechten en immuniteiten opgenomen die beogen diplomatieke en consulaire posten als vertegenwoordigers van hun staten doelmatig te laten functioneren. Onder die privileges valt de vrijstelling van in de ontvangende staat van kracht zijnde voorschriften op het terrein van de sociale verzekeringen. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd.
In het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (hierna: RDBZ) was bepaald wie uitgezonden konden worden naar een vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland. Dit reglement is per 1 januari 2020 vervallen vanwege de invoering van de Wnra en de veranderde rechtspositie van ambtenaren. In artikel 2 van het BUB volksverzekeringen werd naar het RDBZ verwezen; deze verwijzingen zijn geschrapt. Hetgeen het RDBZ regelde is nu grotendeels opgenomen in een cao (tot 2024 is dat de Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen, hierna: de ACRU). Met de omzetting van het RDBZ naar een cao zijn er geen inhoudelijke wijzigingen beoogd. Het schrappen van de verwijzingen in het BUB volksverzekeringen en BUB werknemersverzekeringen is dan ook op twee punten na een louter technische wijziging. Voor wat betreft de gezinsleden van uitgezonden ambtenaren is de kring van verzekerden net iets ruimer geworden; zie daarvoor punt c.
Artikel 2 BUB volksverzekeringen en artikel 4a BUB werknemersverzekeringen regelden de verzekering voor degenen die op grond van het – inmiddels vervallen – artikel 8, tweede lid, onderdeel a, derde lid, onderdeel a, vierde, vijfde of zesde lid, RDBZ werkzaam waren op een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland. In die bepalingen werden categorieën personen benoemd die op vertegenwoordigingen werkzaam konden zijn. Dat waren kort gezegd:
– ambtenaren van de Dienst Buitenlandse Zaken of van een ander ministerie;
– ambtenaren van Aruba, Curaçao of Sint Maarten;
– anderen, die door of met instemming van de Minister van Buitenlandse Zaken tijdelijk werkzaam zijn op een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland.
Vanwege het vervallen van het RDBZ zijn deze verwijzingen aangepast en vervangen door inhoudelijke beschrijvingen. De eerste categorie betreft ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet 2017 of groepen die, bijvoorbeeld in het geval van ambtenaren van het Ministerie van Defensie, ambtenaar zijn in de zin van een bijzondere wet en werkzaam zijn op een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland. Deze groep is op dezelfde wijze omschreven als de ambtenaren waarop artikel 3 BUB volksverzekeringen en artikel 4b BUB werknemersverzekeringen zien. Voor de toelichting hierop wordt verwezen naar punt 2 hieronder. De andere twee groepen worden als hierboven weergegeven omschreven in artikel 2 BUB volksverzekeringen en artikel 4a BUB werknemersverzekeringen.
In artikel 2 BUB volksverzekeringen en artikel 4a BUB werknemersverzekeringen werd verwezen naar artikel 7 van het RDBZ. Dat bevatte een omvangrijke definitie van wat onder vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland wordt verstaan. De verwijzing is vervangen door het begrip «vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland». De invulling ervan blijft hetzelfde. Vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland zijn: de vaste en de tijdelijke diplomatieke zendingen, de consulaire posten en de permanente vertegenwoordigingen van het Koninkrijk bij internationale organisaties.
Artikel 2, tweede en derde lid, van het BUB volksverzekeringen bevatten een verwijzing naar de gezinsleden, als bedoeld in artikel 2 van het RDBZ. Artikel 4a BUB werknemersverzekeringen bevatte deze verwijzing niet. Ook deze verwijzing is geschrapt. Gezinsleden als bedoeld in artikel 2 RDBZ waren:
– de echtgenoot, geregistreerd partner, levenspartner met wie de verzekerde een notarieel verleden samenlevingscontract heeft en samenwoont met het doel een gemeenschappelijke huishouding te voeren,
– kinderen, en;
– overige inwonende gezinsleden zoals adoptief-, pleeg- of stiefkinderen van de betrokkene of de echtgenoot welke ten laste van betrokkene komen, als gezinslid beschouwde andere minderjarige kinderen, alsmede als gezinslid beschouwde meerderjarige studerende of invalide kinderen.
De onder het eerste gedachtestreepje genoemde personen worden voortaan aangeduid met de term «echtgenoot». Dit is de echtgenoot als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van de Algemene Ouderdomswet (hierna: AOW), een definitie die ook geldt voor het BUB volksverzekeringen omdat dat besluit mede op de AOW is gebaseerd. Beide termen komen met elkaar overeen, behalve dat het RDBZ een notarieel verleden samenlevingscontract vereiste tussen de levenspartner met wie de verzekerde een gemeenschappelijke huishouding voerde en de verzekerde; de AOW stelt deze eis echter niet. Er is voor gekozen om deze beperking niet over te nemen; in die zin is de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen nu iets ruimer dan voorheen. Wel wordt hierdoor nu aangesloten bij het begrippenkader zoals dat reeds gold binnen de AOW en het BUB volksverzekeringen. Het is heden ten dage meer gebruikelijk dan voorheen om zonder een notarieel samenlevingscontract een duurzame huishouding te voeren als partners. De voorheen in het RDBZ en nu in de ACRU vastgelegde regels gaan over arbeidsvoorwaarden van naar diplomatieke en consulaire diensten uitgezonden ambtenaren. Er bestaan geen objectieve redenen om daarin rechtvaardiging te vinden voor afwijking van de hoofdregel van het BUB volksverzekeringen terzake het begrip «echtgenoot».
De onder het tweede en derde gedachtestreepje genoemde personen vallen in de meeste gevallen onder de definitie «kind», als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het BUB volksverzekeringen. Het verschil is dat in de (inmiddels vervallen) regeling Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2018 behorende bij het RDBZ het meerderjarige kind enkel de studerende of invalide kinderen tot 25 jaar betrof en in het BUB volksverzekeringen het alle kinderen betreft tot 27 jaar die in belangrijke mate door de ouders worden onderhouden. Ook hierbij geldt dat voorheen het RDBZ en de regeling Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2018 en nu de ACRU gaan over de arbeidsvoorwaarden van naar diplomatieke en consulaire diensten uitgezonden ambtenaren. Er bestaan ook hier geen objectieve redenen om in deze gevallen van de hoofdregel van het BUB volksverzekeringen af te wijken terzake het begrip «kind». Ook in dit opzicht is de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen iets ruimer dan voorheen, maar wordt voortaan wel aangesloten bij het geldende begrippenkader in het BUB volksverzekeringen.
Binnen de EU is Verordening 883/2004 van toepassing. Deze verordening kent een aanwijsregel voor ambtenaren, die regelt dat de wetgeving van de zendstaat op hen van toepassing is. Ambtenaren zijn sociaal verzekerd in de lidstaat waar de overheidsdienst waarvoor zij werken ressorteert. Dus bij uitzending naar een andere lidstaat is de ambtenaar in Nederland sociaal verzekerd. Het gaat hierbij om uitzendingen die buiten het toepassingsbereik van artikel 2 BUB volksverzekeringen en artikel 4a BUB werknemersverzekeringen vallen. De Verordening verwijst daarbij naar wat in het nationale recht onder «ambtenaar» moet worden verstaan. Voor uitzendingen buiten de EU naar staten waar geen bilateraal sociale zekerheidsverdrag mee is gesloten regelen artikel 3 BUB volksverzekeringen en artikel 4b BUB werknemersverzekeringen de verzekering in Nederland. Die bepalingen zijn echter van toepassing op een andere kring van personen, dan wat vanuit het licht van Verordening 883/2004 in het Nederlands recht onder «ambtenaar» wordt verstaan. Hierdoor kan het voor uitgezonden Nederlands overheidspersoneel voor de vraag of zij in Nederland verzekerd blijven, verschil maken of zij binnen de EU worden uitgezonden of daarbuiten. Dit leidt tot onverklaarbare verschillen en is ongewenst. De aanpassingen in artikel 3 BUB volksverzekeringen en artikel 4b BUB werknemersverzekeringen strekken ertoe deze verschillen op te heffen. De inwerkingtreding van de Wnra met ingang van 1 januari 2020 heeft bovendien het nationale begrip «ambtenaar» veranderd.
Om ervoor te zorgen dat Nederlandse ambtenaren die buiten Nederland arbeid verrichten verzekerd zijn in Nederland voor de sociale zekerheid gedurende de uitzending en dat wordt voldaan aan de wens dat de situatie zowel binnen als buiten de EU gelijk is, is de formulering van artikel 3 BUB volksverzekeringen en artikel 4b BUB werknemersverzekeringen aangepast. Met de nieuwe formulering van het artikel wordt er ten eerste aangesloten bij het begrip «ambtenaar» in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet 2017. Ambtenaar in de zin van die bepaling is degene die op grond van een privaatrechtelijke dienstbetrekking naar Nederlands recht met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017 werkzaam is. Sommige groepen hebben met de inwerkingtreding van de Wnra hun publiekrechtelijke aanstelling behouden. Dit zijn bijvoorbeeld politieambtenaren, defensiepersoneel (militair en burgerlijk) en rechterlijke ambtenaren (ook wel aangeduid als «uitgezonderde groepen»). Zij zijn geen ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 2017, maar wel ambtenaar in de zin van de hun betreffende specifieke wetgeving, te weten de Politiewet 2012, de Wet ambtenaren defensie en de Wet op de rechterlijke organisatie. Zij zijn formeel in dienst van een bestuursorgaan dat deel uitmaakt van een overheidswerkgever. Voor de toepassing van Verordening 883/2004 worden zij ook als ambtenaar aangemerkt. Deze groepen dienen in Nederland verzekerd te zijn en blijven dit dus ook voor de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen als zij naar het buitenland worden uitgezonden. Artikel 3 BUB volksverzekeringen en artikel 4b BUB werknemersverzekeringen dienen dan ook zowel betrekking te hebben op ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet 2017, als op de zogenaamde uitgezonderde groepen. Dat is geregeld door voortaan te spreken van personen die op grond van een privaatrechtelijke dienstbetrekking met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017, dan wel een publiekrechtelijke dienstbetrekking met een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt». Deze wijzigingen zijn opgenomen in artikel II, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, en in artikel IV.
Voorheen werd in artikel 3 BUB volksverzekeringen en in artikel 4b BUB werknemersverzekeringen gesproken van degenen die op grond van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking werkten voor een publiekrechtelijke rechtspersoon. Hier verdient ten eerste opmerking dat de meeste publiekrechtelijke rechtspersonen wel zijn aangemerkt als overheidswerkgever, maar niet allemaal. Dit geldt bijvoorbeeld voor openbare universiteiten, die in artikel 2, tweede lid, Ambtenarenwet 2017 zijn uitgezonderd van het begrip overheidswerkgever.2 Het personeel van deze organisaties valt dan ook niet langer onder de uitbreiding van de verzekeringsplicht omdat zij geen ambtenaar (meer) zijn. De situatie is hierdoor gelijk aan de situatie van uitzending binnen de EU, omdat ook voor de toepassing van Verordening 883/2004 dit personeel niet als ambtenaar wordt aangemerkt. Ten tweede verdient opmerking dat er nieuwe overheidswerkgevers zijn bijgekomen, zoals De Nederlandse Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Dit zijn privaatrechtelijke rechtspersonen waarvan het personeel vanwege de rechtsvorm van de werkgever voorheen dus niet onder reikwijdte van het BUB volksverzekeringen en het BUB werknemersverzekeringen vielen. Sinds de inwerkingtreding van de Wnra worden sommige privaatrechtelijke rechtspersonen – onder meer de genoemde organisaties – bovendien aangemerkt als overheidswerkgever. Hun personeel is sindsdien ambtenaar. Deze groep valt nu wel onder de reikwijdte van het BUB volksverzekeringen en het BUB werknemersverzekeringen. Voor hen is de situatie in het geval van uitzending binnen de EU voortaan dan ook gelijk aan de situatie van uitzending buiten de EU.
Voor de personen die direct voor de dag van inwerkingtreding van dit besluit op grond van artikel 3 van het BUB volksverzekeringen waren verzekerd voor de volksverzekeringen, maar door de wijziging niet meer onder de uitbreiding van de kring van verzekerden vallen, is in artikel 28b van het BUB volksverzekeringen overgangsrecht geformuleerd. Zie daarvoor artikel II, onderdeel H, en de toelichting daarop.
In artikel 2 en 3 van het BUB volksverzekeringen en artikel 4a en 4b van het BUB werknemersverzekeringen over de voortdurende verzekeringsplicht tijdens de uitzending naar een diplomatieke of consulaire post of anderszins een uitzending voor een Nederlandse overheidswerkgever staat een nationaliteitsvoorwaarde. Bij zo’n uitzending zijn alleen personen met de Nederlandse nationaliteit nog in Nederland verzekerd voor de sociale zekerheidsverzekeringen. Het is onwenselijk om in de sociale zekerheid deze nationaliteitsvoorwaarden te handhaven. De nationaliteitsvoorwaarde is daarom geschrapt. Ambtenaren die uit hoofde van hun dienstbetrekking met een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 2 van de Ambtenarenwet 2017 (bijvoorbeeld de Rijksoverheid) dan wel een bestuursorgaan dat daar deel van uitmaakt (bijvoorbeeld defensiepersoneel) worden uitgezonden, zijn, mits zij voldoen aan de andere voorwaarden, in Nederland sociaal verzekerd ongeacht of zij beschikken over de Nederlandse nationaliteit. Opmerking verdient dat het Weens verdrag inzake diplomatiek verkeer en het Weens verdrag inzake consulaire betrekkingen stellen dat leden van een diplomatieke zending of een consulaire post in beginsel de nationaliteit van de zendstaat moeten bezitten. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor uitzendingen naar een vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland.
Het wordt in het algemeen zinvol geacht om gedurende korte onderbrekingen van het wonen in Nederland wel de Nederlandse volksverzekering voort te zetten. Daarom is de betrokkene op grond van artikel 8 van het BUB volksverzekeringen nog steeds in Nederland verzekerd bij tijdelijk verblijf in het buitenland vanwege studie of verpleging. In 2019 is geregeld dat de verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen ook wordt voortgezet als tijdens het verblijf in het buitenland de betrokken persoon met een studie start en diegene ten tijde van het verblijf in het buitenland al was verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen op grond van artikel 2 tot en met 6 van het BUB volksverzekeringen.3 De reden achter deze wijziging was dat het wenselijk is dat Nederlandse kinderen die met hun ouders in het buitenland verblijven en via hun ouder(s) verzekerd zijn in Nederland, bijvoorbeeld omdat de ouder een diplomaat is, en tijdens het verblijf een studie starten en af willen maken, dan nog verzekerd zijn in Nederland ook als het kind niet meer via een afgeleid recht van de ouder verzekerd is in Nederland omdat de ouder terug is gegaan naar Nederland.
Door de verwijzing naar artikel 6 heeft artikel 8 van het BUB volksverzekeringen een ruimer toepassingsbereik gekregen dan destijds werd beoogd. De verwijzing naar artikel 6 van het BUB volksverzekering leidt ertoe dat in bepaalde situaties de verzekering wordt voortgezet, terwijl dat niet strookt met het doel van de bepaling van artikel 8 en de wijziging ervan in 2019. Artikel 6 van het BUB volksverzekeringen regelt de voortzetting van de verzekering van een verzekerde die in het buitenland woont bij tijdelijke onderbreking van de arbeid in Nederland, bijvoorbeeld wegens verlof, werkloosheid of ziekte. Een voorbeeld is de situatie waarin het Nederlandse dienstverband van een verzekerde wordt beëindigd en de verzekerde aan het eind daarvan verlof opneemt. Hervat de verzekerde de arbeid in Nederland daarna niet, maar start hij in plaats daarvan in het buitenland een studie, dan zou de verzekering op grond van artikel 8 van het BUB volksverzekeringen, in samenhang gelezen met artikel 6, worden voortgezet. Het gaat hier echter niet om een tijdelijke onderbreking van de arbeid in Nederland en de band met Nederland blijft in dit geval ook niet behouden. Voortzetting van de verzekering in Nederland wijkt in deze gevallen af van het doel van het BUB volksverzekeringen en de bedoeling van artikel 8 van het BUB volksverzekeringen. De verwijzing naar artikel 6 van het BUB volksverzekeringen is daarom geschrapt. Voor de personen die op de dag voor inwerkingtreding op grond van artikel 8 in combinatie met artikel 6 van het BUB volksverzekeringen waren verzekerd voor de volksverzekeringen is in het nieuwe artikel 28c BUB volksverzekeringen overgangsrecht geformuleerd.
Ambtenaren, in dienst van de Nederlandse overheid, kunnen met buitengewoon verlof worden uitgezonden naar Aruba, Curaçao, Sint-Maarten of de BES-eilanden om daar tijdelijk in dienst van de plaatselijke overheid arbeid te verrichten.4 Dit geldt als een uitzending door de Nederlandse overheid als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van het BUB volksverzekeringen.5 De hoofdregel op grond van die bepalingen is dat uitgezonden Nederlandse ambtenaren die buiten Nederland wonen in Nederland verzekerd blijven voor de volksverzekeringen. Bij uitzendingen met buitengewoon verlof kunnen de betrokkenen naar de omstandigheden beoordelend echter de woonplaats in Nederland behouden. Daardoor blijft men niet op grond van artikel 3, tweede lid, in Nederland verzekerd. In dat geval is in plaats daarvan artikel 12 van het BUB volksverzekeringen van toepassing.
Artikel 12 van het BUB volksverzekeringen regelt een beperking van de verzekering voor de volksverzekeringen voor personen die in Nederland wonen en gedurende drie maanden aaneengesloten uitsluitend buiten Nederland arbeid verrichten. In deze gevallen is men niet in Nederland verzekerd, tenzij de arbeid uitsluitend wordt verricht uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever. In de hier genoemde situatie wordt de arbeid bij een uitzending verricht in dienst van de plaatselijke overheid. Deze ambtenaren zijn dan ook op grond van artikel 12 van het BUB volksverzekeringen tijdens de uitzending niet meer in Nederland verzekerd. Dat is onwenselijk omdat hierdoor een niet te rechtvaardigen onderscheid zich voordoet tussen uitgezonden ambtenaren die tijdens de uitzending in het Caribisch gebied wonen en zij die naar de omstandigheden beoordelend in Nederland blijven wonen, maar wel buiten Nederland werkzaamheden verrichten.
Aan artikel 12 van het BUB volksverzekeringen is daarom een lid toegevoegd, waarin is geregeld dat de in artikel 12 geregelde beperking in dit geval niet van toepassing is. Omdat in deze gevallen ambtenaren gedurende de uitzending Nederlands ingezetene zijn, zijn zij op basis van de wettelijke kring van verzekerden tijdens de uitzending in Nederland verzekerd. Omwille van eenvormigheid is artikel 3, tweede lid, aangepast aan de formulering in het nieuwe lid bij artikel 12.
Degene die tijdelijk in Nederland werkt voor een in Nederland gevestigde buitenlandse non-profitinstelling, kan van de verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen worden vrijgesteld. De verzekerde kan hiervoor een ontheffing van twee jaar aanvragen. Het verlenen van vrijstelling is gebonden aan een aantal beperkende voorwaarden om te voorkomen dat er te veel individuele afwijkingen ontstaan en om te voorkomen dat er tussen in Nederland gevestigde organisaties verschillen ontstaan wanneer zij werknemers in dienst hebben die van de volksverzekeringen zijn vrijgesteld. Er is weinig gebruik gemaakt van deze ontheffing op grond van artikel 18 van het BUB volksverzekeringen. In totaal zijn er sinds invoering van deze bepaling slechts dertien aanvragen ontvangen. Deze zijn inmiddels allemaal verlopen. Om deze redenen is deze ontheffingsmogelijkheid vervallen. De verwijzing naar deze bepaling in het BUB Wajong is middels artikel I, onderdeel C, vervangen door een verwijzing naar de overgangsbepaling in artikel 28d BUB volksverzekeringen. Voor de personen die op de dag voor inwerkingtreding op grond van artikel 18 van het BUB volksverzekeringen waren ontheven van de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen of op de dag voorafgaand inwerkingtreding een verzoek daartoe hebben ingediend bij de SVB, is in artikel 28d BUB volksverzekeringen overgangsrecht geformuleerd. Zie voor een nadere toelichting de toelichting op artikel II, onderdeel H.
Studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk hebben de Nederlandse nationaliteit, maar waren op grond van artikel 20 van het BUB volksverzekeringen bij ingezetenschap en verblijf in Nederland uitsluitend vanwege studieredenen, uitgezonderd van de Nederlandse volksverzekeringen. Studenten van Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES) konden volgens het Besluit zorgverzekering BES terugvallen op de geldende zorgverzekering op de BES. Voor studenten uit Curaçao, Aruba en St. Maarten gold dat zij een internationale zorgverzekering moesten afsluiten en dat zij geen recht hebben op zorgtoeslag. Studenten met de Nederlandse nationaliteit die vanuit andere gebieden buiten (Europees) Nederland in Nederland komen studeren en ingezetene zijn, zijn wel in Nederland verzekerd. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak in een overweging ten overvloede meegegeven dat voor het onderscheid naar afkomst (woonplaats) in concrete gevallen zwaarwegende redenen moeten worden aangevoerd, wil dit onderscheid naar afkomst gerechtvaardigd zijn.6 Er is vastgesteld dat er geen sprake is van zwaarwegende redenen. Ook de Nationale Ombudsman heeft in zijn rapport «Kopzorgen van de Caribische student» van 16 december 2020 aangegeven dat het onwenselijk is dat Caribische studenten zijn uitgezonderd van een Nederlandse zorgverzekering. In beantwoording van Kamervragen7 over dit rapport van de Ombudsman heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geantwoord dat zou worden verkend welke mogelijkheid er was om het Besluit zorgverzekering BES en het BUB volksverzekeringen aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk die tijdens hun studie in Nederland ingezetene zijn, ook gebruik kunnen maken van een Nederlandse zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. Uit die verkenning is gebleken dat dit met een aanpassing van artikel 20 van het BUB volksverzekeringen kan worden gerealiseerd.
Het genoemde onderscheid wordt in artikel 20 van het BUB volksverzekeringen daarom opgeheven. Dit heeft tot gevolg dat studenten afkomstig uit het Caribisch deel van het Koninkrijk in Nederland verzekerd zijn voor de volksverzekeringen als zij ingezetene zijn van Nederland, ook als zij uitsluitend wegens studieredenen in Europees Nederland verblijven. Voor de volledigheid wordt vermeld, dat een student die in Nederland arbeid of een stage met stagevergoeding verricht, al verzekerd was voor de volksverzekeringen. Voor de studenten van de BES-eilanden houdt dit in dat zij een Nederlandse zorgverzekering afsluiten als zij ingezetene van Nederland zijn en dus niet langer gebruik kunnen maken van de zorgverzekering op de BES. Deze studenten kunnen hierdoor ook een aanvraag indienen voor zorgtoeslag. Voor de studenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten houdt dit in dat zij geen internationale zorgverzekering hoeven af te sluiten als zij ingezetene zijn van Nederland, maar wel een Nederlandse zorgverzekering. Ook zij kunnen een aanvraag indienen voor zorgtoeslag. De wijziging in artikel 20 van het BUB volksverzekeringen gaat gepaard met het vervallen van artikel 1a van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES en een aanpassing van artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit Zorgverzekering BES. Die bepalingen regelden dat studenten uit Caribisch Nederland tijdens de studie in Europees Nederland voor de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, respectievelijk voor de zorgverzekering BES verzekerd bleven zolang zij niet in Nederland werkten of ook voor een andere reden dan enkel studie in Europees Nederland verbleven. Omdat deze studenten voortaan wel verzekerd zijn in Nederland als zij ingezetene zijn, is dit aangepast.
De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft de mogelijkheid om van het BUB volksverzekeringen af te wijken als in de situatie van een belanghebbende «een onbillijkheid van overwegende aard» zich voordoet. Deze hardheidsclausule is opgenomen in artikel 24 van het BUB volksverzekeringen. Daarbij was voorgeschreven dat de SVB in de Staatscourant mededeling moet doen bij toepassing van de hardheidsclausule. De bedoeling achter die publicatie was vermoedelijk dat andere bestuursorganen, die deze informatie nodig hadden voor hun taken, daarvan kennis konden nemen. De SVB wisselt deze informatie echter rechtstreeks uit met andere belanghebbende uitvoeringsinstanties, op basis van bestaande wettelijke grondslagen in artikel 62 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 5.7 van het Besluit SUWI. De SVB heeft beleidsregels vastgesteld over de toepassing van de hardheidsclausule en bekendgemaakt. De publicatieplicht diende daarom geen doel meer en vormde bovendien een verdergaande inbreuk op het recht op de persoonlijke levenssfeer dan noodzakelijk. Zo werden NAW-gegevens en geboortedatum bij deze publicatie opgenomen. De bepaling is dan ook geschrapt.
Artikel 28b, eerste lid, BUB volksverzekeringen en artikel 16a BUB werknemersverzekeringen regelen dat degene die direct voor 1 juli 2022 op grond van artikel 3, eerste lid, van het BUB volksverzekeringen, respectievelijk artikel 4b, eerste lid, van het BUB werknemersverzekeringen, zoals zij toen luidden, verzekerd was ook na 1 juli 2022 nog verzekerd blijft voor de volksverzekeringen. Dit overgangsrecht is nodig, omdat de kring van verzekerden op grond van die artikelleden is gewijzigd. Hiermee wordt voorkomen dat gedurende een uitzending een wissel in de verzekering voor de sociale zekerheid optreedt. Dit geldt bijvoorbeeld voor onderwijspersoneel in dienst van een openbare onderwijsinstelling dat op 1 juli 2022 naar het buitenland is uitgezonden. De verzekering op grond van het overgangsrecht duurt voort totdat de op 1 juli 2022 bestaande verzekering op grond van artikel 3, eerste lid, van het BUB volksverzekeringen dan wel artikel 4b, eerste lid, van het BUB werknemersverzekeringen, zoals zij direct voor 1 juli 2022 luidden, eindigt. Dat is het geval als de uitzending eindigt, maar het kan ook zijn dat de verzekerde tijdelijk andere werkzaamheden in het buitenland gaat verrichten en dat de verzekering daardoor (tijdelijk) wordt onderbroken. Om onduidelijkheden te voorkomen is expliciet geregeld dat de verzekering op grond van het overgangsrecht in deze gevallen eindigt. Vanaf dat moment is het dan geldende artikel 3, eerste lid, BUB volksverzekeringen, respectievelijk artikel 4b, eerste lid, BUB werknemersverzekeringen gewoon van toepassing.
Het tweede lid van artikel 28b BUB volksverzekeringen regelt overgangsrecht voor de echtgenoten en de kinderen van een verzekerde, die onder het overgangsrecht valt. Op hen zijn artikel 3, derde en vierde lid, van toepassing zolang de verzekerde zelf op grond van het overgangsrecht verzekerd is. Artikel 3, derde en vierde lid, regelen de verzekering van kinderen en echtgenoten van hen, die op grond van artikel 3, eerste lid, verzekerd zijn.
In dit artikel is geregeld dat degene die direct voor 1 juli 2022 op grond van artikel 8 in combinatie met artikel 6 BUB volksverzekeringen verzekerd was voor de volksverzekeringen ook na 1 juli 2022 verzekerd blijft zolang als de verzekering op die grond voortduurt.
In dit artikel is geregeld dat de ontheffing, die op grond van artikel 18 BUB volksverzekeringen kan worden aangevraagd voor een ontheffing voor de verzekering van de volksverzekeringen, ook na de wijziging van dit artikel gelding houdt voor de duur van de looptijd van de ontheffing. Hiermee wordt geregeld dat de ontheffing gelding houdt en dus kunnen betreffende personen een gerechtvaardigd vertrouwen hebben dat voor de duur van die ontheffing geen verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen optreedt. Ontheffingen waarop het overgangsrecht van toepassing is kunnen niet worden verlengd. Dat betekent dat ontheffingen die onder het overgangsrecht vallen, ten hoogste twee jaar gelding hebben. Omdat het overgangsrecht ook ziet op aanvragen die op 1 juli 2022 al zijn ingediend en waarop dus pas na 1 juli 2022 wordt beschikt, kan een ontheffing ook na 1 juli 2022 ingaan. Artikel 28d zal daarom ten hoogste drie jaar vanaf 1 juli 2022 effect hebben; daarna is de overgangsbepaling uitgewerkt. Onderdeel I, in combinatie met artikel VI, tweede lid, regelt daarom dat artikel 28d met ingang van 1 juli 2025 weer vervalt.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2022, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, en artikel II, onderdeel I. Dit hangt samen met het overgangsrecht voor het schrappen van artikel 18 uit het BUB volksverzekeringen. Zie hiervoor de toelichting op de genoemde bepalingen, alsmede de toelichting op artikel II, onderdelen E en H.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Voor de volksverzekeringen is dit geregeld in artikel 6a van de Algemene Ouderdomswet, artikel 13a van de Algemene nabestaandenwet, artikel 6a van de Algemene Kinderbijslagwet en artikel 2.1.2 van de Wet langdurige zorg. Voor de werknemersverzekeringen is dit geregeld in artikel 3a van de Ziektewet, artikel 8 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in samenhang gelezen met artikel 3a van de Ziektewet, artikel 3a van de Werkloosheidswet en, voor zover nog van belang, in artikel 3a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Bijvoorbeeld rechters werkzaam voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en officieren van justitie werkzaam voor de Openbare Ministeries in deze landen en Caribisch Nederland.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-193.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.