Besluit van 13 mei 2022 tot wijziging van het Besluit politiegegevens en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent gedrag op basis van politiegegevens

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 22 februari 2022, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3817099;

Gelet op de artikelen 18, eerste lid, en 23, tweede lid, van de Wet politiegegevens en de artikelen 9, eerste lid, en 13, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2022, nr. W16.22.00013/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 12 mei 2022, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3989383;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, wordt na «de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens» ingevoegd «en de verdere verstrekking van die gegevens aan de Adviescommissie VOG-politiegegevens, bedoeld in artikel 35a, vierde lid, van die wet, ten behoeve van de toepassing van artikel 44a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens».

B

Aan artikel 4:6, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de ambtenaren van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, voor functies aangewezen op grond van artikel 35a, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

ARTIKEL II

Na artikel 44 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44a

  • 1. Beslissingen omtrent de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 35a, eerste lid, van de wet en de justitiële gegevens en politiegegevens die zijn verstrekt ten behoeve van de onderzoeken die aan deze beslissingen zijn voorafgegaan, worden desgevraagd door Onze Minister verstrekt aan de Adviescommissie VOG-politiegegevens ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 35a, vierde lid, van de wet.

  • 2. De Adviescommissie VOG-politiegegevens vernietigt de op grond van het eerste lid verstrekte gegevens uiterlijk negen maanden na de datum van de verstrekking.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 11 november tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens (Stb. 2021, 559) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 mei 2022

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de negentiende mei 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met de wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens (Stb. 2021, 559) is het mogelijk gemaakt dat politiegegevens in bepaalde gevallen een zelfstandige weigeringsgrond vormen voor de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Dit kan alleen indien het een aanvraag van een VOG betreft voor een functie die op grond van artikel 35a, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) is aangewezen omdat een hoge mate van integriteit is vereist en waarbij sprake is van een bevoegdheid geweld te gebruiken, toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde, of integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (artikel 35a, tweede lid, Wjsg). Een dergelijke VOG wordt aangeduid als: VOG politiegegevens.

Op grond van artikel 23, tweede lid, van de Wet politiegegevens kunnen aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen of instanties met een publiekrechtelijke taak rechtstreeks politiegegevens worden verstrekt door middel van geautomatiseerde vergelijking van persoonsgegevens. In het eerste lid van artikel 4:6 van het Besluit politiegegevens (Bpg) worden de personen en organisaties aangewezen die hiervoor in aanmerking komen. De geautomatiseerde gegevensvergelijking gebeurt door middel van een zogenaamde hit/no hit-bevraging waarbij de instantie of persoon geautomatiseerd persoonsgegevens aan de politie verstrekt en bericht ontvangt over de aanwezigheid van politiegegevens over de betrokkene. Een dergelijke hit/no hit-bevraging verschaft inzicht in de vraag of over een persoon gegevens worden verwerkt bij de politie; de eventuele verstrekking van die achterliggende gegevens vindt plaats op basis van de bestaande bepalingen over de verstrekking van gegevens aan derden.

Dit besluit betreft een wijziging van het Bpg, strekkende tot het mogelijk maken van een geautomatiseerde hit/no hit-bevraging van politiesystemen door de screeningsautoriteit Justis ten behoeve van het beoordelen van aanvragen voor een VOG politiegegevens voor deze aangewezen functies. Deze wijziging is noodzakelijk om op een goede wijze uitvoering te kunnen geven aan artikel 35a Wjsg.

Daarnaast regelt dit besluit dat aan de Adviescommissie VOG politiegegevens, bedoeld in artikel 35a, vierde lid, Wjsg, de gegevens kunnen worden verstrekt die nodig zijn voor het beoordelen van de kwaliteit van de besluiten en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen. Het gaat om de beslissing over de afgifte van een VOG politiegegevens en de justitiële gegevens en politiegegevens die zijn verstrekt ten behoeve van het onderzoek met betrekking tot de afgifte van deze verklaring omtrent het gedrag. Daartoe is artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg gewijzigd en is een nieuw artikel 44a aan het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) toegevoegd.

Over het ontwerp van dit besluit is advies gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie, de politie, de Koninklijke marechaussee, het Platform Bijzondere Opsporingsdiensten (Platform BOD-en), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Autoriteit Persoonsgegevens. Daarnaast is het ontwerpbesluit in internetconsultatie gegeven. De uitgebrachte adviezen komen aan de orde in paragraaf 5 en op die plaatsen waar de onderdelen waarover is geadviseerd, worden toegelicht.

2. De VOG politiegegevens in de praktijk

Als Justis een aanvraag ontvangt voor een VOG politiegegevens, controleert Justis door middel van een geautomatiseerde hit/no hit-bevraging van politiesystemen of zich daarin gegevens over de aanvrager bevinden. Gegevens over de aanvrager in diens hoedanigheid van slachtoffer, aangever of getuige zijn voor de VOG-aanvraag niet relevant en worden (geautomatiseerd) uitgefilterd. Deze gegevens leiden dus niet tot een hit. Justis ontvangt direct een bericht over de uitkomst van de geautomatiseerde bevraging indien deze niet tot een hit leidt. In de gevallen dat de geautomatiseerde bevraging tot een hit leidt, krijgt de politie daarvan automatisch een signaal. Naar aanleiding van dat signaal zal de politie onderzoeken welke van de achterliggende politiegegevens zich lenen om op grond van artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg aan Justis te verstrekken.

Ook bij de beoordeling van een aanvraag voor een reguliere VOG kunnen naast justitiële gegevens politiegegevens worden betrokken (artikel 36, eerste lid, Wjsg). Politiegegevens vormen bij de reguliere VOG echter geen zelfstandige weigeringsgrond. Deze gegevens worden enkel gebruikt om justitiële gegevens in te kleuren. Anders dan bij de VOG politiegegevens is er bij de reguliere VOG dus geen aanleiding om politiegegevens op te vragen als de aanvrager niet in het Nederlandse Justitieel Documentatiesysteem voorkomt. Voor de reguliere VOG wordt dan ook geen gebruik gemaakt van een geautomatiseerde hit/no hit-bevraging van politiesystemen. In voorkomende gevallen worden politiegegevens ten behoeve van het beoordelen van een aanvraag voor een reguliere VOG eveneens op grond van artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg aan Justis verstrekt.

De NOvA heeft gevraagd naar het afwegingskader dat de politie hanteert bij het toetsen of gegevens aan Justis kunnen worden verstrekt. Eerst wordt een betrouwbaarheidstoets van de politiegegevens verricht. Gegevens die naar het oordeel van de politie niet voldoende betrouwbaar zijn, worden niet aan Justis verstrekt. In aanmerking voor verstrekking aan Justis komen alleen de gegevens waarvan de beoordelaar op basis van zijn professionele inschatting de overtuiging heeft dat zij juist zijn. Wanneer de gegevens als voldoende betrouwbaar worden beoordeeld, toetst de politie of er een zwaarwegende reden is om de politiegegevens niet beschikbaar te stellen. Deze beoordeling is casusafhankelijk en heeft betrekking op de ernst van het afbreukrisico dat zich kan voordoen, en op de kans dat dit afbreukrisico zich voordoet als bepaalde gegevens met Justis worden gedeeld en aanleiding zijn de VOG te weigeren. De aanvrager kan daardoor immers te weten komen dat hij betrokken is in een zeer gevoelig onderzoek en als gevolg daarvan kan het onderzoek of een in dat onderzoek betrokken persoon gevaar lopen. Daarom kan het ter beschikking stellen van politiegegevens over de aanvrager die deel uitmaken van een lopend politieonderzoek in verband met het afbreukrisico in bepaalde gevallen achterwege worden gelaten. De politie zal steeds, in samenspraak met het openbaar ministerie, moeten afwegen welk belang zwaarder weegt: het opsporingsbelang of een beperking van risico’s voor de samenleving via een screening door Justis. Deze belangenafweging kan tot gevolg hebben dat de aanwezige politiegegevens uiteindelijk niet worden verstrekt aan Justis en dus niet kunnen worden meegewogen in de VOG-screening.

Op grond van deze toetsen kan de politie tot de conclusie komen dat beschikbare politiegegevens over de aanvrager aan Justis kunnen worden verstrekt. Het Platform BOD-en heeft gevraagd of er sprake is van een verplichting tot het verstrekken van politiegegevens. Op grond van artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg kunnen aan Justis politiegegevens worden verstrekt ten behoeve van het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag. De beoordeling of en welke politiegegevens worden verstrekt, is altijd aan de politie, in sommige gevallen in samenspraak met het openbaar ministerie. Van een verplichting tot verstrekken is dan ook geen sprake. Wel is het zo dat over de uitvoering van de VOG politiegegevens afspraken zijn gemaakt tussen Justis en de politie. Uitgangspunt daarbij is dat politiegegevens die voor verstrekking in aanmerking komen, aan Justis worden verstrekt zodat deze kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag voor de VOG politiegegevens.

Justis verricht vervolgens een inhoudelijke beoordeling van de verstrekte politiegegevens met het oog op de te nemen beslissing over de aanvraag van de VOG politiegegevens. Politiegegevens kunnen, ook als er over de aanvrager geen justitiële gegevens zijn, reden zijn de VOG politiegegevens te weigeren indien deze blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten, die gelet op de omstandigheden van het geval en de functie waarvoor de VOG wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie. Justis houdt bij deze beoordeling rekening met de aard, frequentie, actualiteit en onderlinge samenhang van deze politiegegevens. Indien verstrekte politiegegevens daartoe aanleiding geven, kan Justis de politie om aanvullende gegevens vragen als dit nodig is om een gedegen beoordeling te kunnen maken.

Door het Platform BOD-en is de vraag opgeworpen om welke aanvullende gegevens Justis de politie kan vragen, waarbij ervan wordt uitgegaan dat het niet de informatie betreft die in eerste instantie als onbetrouwbaar is bestempeld of om informatie die de politie heeft geweigerd te verstrekken in verband met een afbreukrisico. Het gaat inderdaad niet om politiegegevens die de politie eerder heeft besloten niet te verstrekken omdat deze onvoldoende betrouwbaar is of vanwege de hierboven beschreven zwaarwegende redenen. Justis kan vragen om nadere informatie over de daadwerkelijk verstrekte politiegegevens. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een toelichting van de opsporingsambtenaar die deze politiegegevens heeft geregistreerd.

Naast de politie beschikken ook nog andere (opsporings)diensten over Wpg-informatie, constateert het Platform BOD-en. Gewezen wordt op de bijzondere opsporingsdiensten, de Rijksrecherche, de Koninklijke marechaussee en buitengewoon opsporingsambtenaren. Gevraagd wordt te verduidelijken op welke schaal ten behoeve van het verstrekken van een VOG de Wpg-informatie zal worden gebruikt. In eerste instantie zullen alleen de bij de politie beschikbare politiegegevens bij de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken omdat het overgrote deel van de voor dit doel relevante politiegegevens worden verwerkt onder verantwoordelijkheid van de politie. Zo kunnen de politie en Justis gezamenlijk een zorgvuldige werkprocedure inrichten. Bij een eerste evaluatie van de nieuwe wetgeving kan worden bezien of ook informatie van andere opsporingsorganisaties bij de VOG politiegegevens kan worden betrokken. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de gevolgen die dit voor de betrokken organisaties zal hebben. Dit betreft ook de nodige aanpassingen van de ICT-systemen, waarnaar door het Platform BOD-en werd gevraagd. Uiteindelijk zal hierover in overleg met de desbetreffende opsporingsorganisaties worden besloten.

3. Adviescommissie VOG politiegegevens

Om de transparantie en kwaliteit van de VOG politiegegevens te bevorderen, heeft een onafhankelijke kwaliteitscommissie tot taak steekproefsgewijs de kwaliteit van de beoordelingen en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen te beoordelen (Kamerstukken II 2020/21, 35 355, nr. 9). Om deze taak op een goede wijze te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk dat deze Adviescommissie VOG politiegegevens kan beschikken over de gegevens die Justis bij de beoordeling van de desbetreffende aanvragen voor een VOG politiegegevens heeft betrokken. Met artikel II van dit besluit (nieuw artikel 44a Bjsg) wordt voorzien in een grondslag om voor dit doel beslissingen over de afgifte van een VOG politiegegevens, en de justitiële gegevens en politiegegevens die zijn verstrekt ten behoeve van de onderzoeken die aan deze beslissingen zijn voorafgegaan, aan de Adviescommissie VOG politiegegevens te kunnen verstrekken.

Justis verstrekt de positieve of negatieve beslissing over de aanvraag voor een VOG politiegegevens, inclusief het eventueel aan de aanvrager verzonden voornemen tot afwijzen van de aanvraag, en de justitiële gegevens en de politiegegevens die zijn verstrekt ten behoeve van het onderzoek dat aan de beslissing is voorafgegaan, aan de adviescommissie. Dit besluit voorziet in de daartoe benodigde grondslagen voor de verstrekking van deze gegevens. De wijziging van artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg maakt het mogelijk dat de politiegegevens die aan Justis worden verstrekt ten behoeve van het afgeven van een VOG, in het geval het een VOG politiegegevens betreft, door Justis kunnen worden verstrekt aan de Adviescommissie VOG politiegegevens ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 35a, vierde lid, Wjsg. Daarnaast voorziet het nieuwe artikel 44a Bjsg in een verplichting om aan de adviescommissie de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze taak.

Het onderzoek dat door de adviescommissie wordt verricht, betreft een zorgvuldigheidswaarborg voor de VOG politiegegevens: door achteraf de kwaliteit van de beoordelingen en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen te beoordelen, ontstaat zicht op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de VOG politiegegevens. Aldus is de adviescommissie onderdeel van het proces van de beoordeling van aanvragen voor een VOG politiegegevens. De verstrekking van de beslissingen over de afgifte van een VOG politiegegevens, en de justitiële gegevens en politiegegevens die zijn verstrekt ten behoeve van de onderzoeken die aan deze beslissingen zijn voorafgegaan, aan de adviescommissie dient dan ook het doel waarvoor de justitiële gegevens en de politiegegevens aan Justis zijn verstrekt, namelijk het onderzoek met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag en de beslissing over de aanvraag. Het steekproefgewijs beoordelen van de beoordelingen en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen, dient er immers toe de zorgvuldigheid te bevorderen van de beoordeling van aanvragen voor een VOG politiegegevens. Artikel 36, vierde lid, Wjsg staat aan deze verstrekking dan ook niet in de weg.

4. Gegevensbescherming

Voor de VOG politiegegevens is een privacy impact assessment (PIA) uitgevoerd. Hieruit is voortgekomen dat gebruik kan worden gemaakt van een hit/no hit-bevraging, waarbij gegevens die in het kader van de beoordeling van de VOG-aanvraag niet relevant zijn vanwege de rol van de aanvrager, bijvoorbeeld als slachtoffer, zullen worden uitgefilterd. Dit is een belangrijke waarborg waarmee de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene zo beperkt mogelijk is. Dit besluit wijzigt artikel 4:6, eerste lid, Bpg waardoor deze hit/no hit-bevraging mogelijk is gemaakt. Het Platform BOD-en heeft gevraagd waarom de rechtstreekse verstrekking gewenst en noodzakelijk is. Artikel 4:3 eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg geeft immers al de bevoegdheid politiegegevens te verstrekken aan Justis ten behoeve van de afgifte van een VOG. De hit/no hit-bevraging maakt het mogelijk dat geautomatiseerd wordt nagegaan of er politiegegevens over de aanvrager van de VOG politiegegevens beschikbaar zijn. Hiermee wordt voorkomen dat voor elke aanvraag van een VOG politiegegevens handmatig moet worden gecontroleerd of er politiegegevens over de betrokkene beschikbaar zijn. Dit zou niet alleen een aanzienlijk grotere werklast opleveren en tot gevolg hebben dat aanvragers voor een VOG politiegegevens langer op een beslissing moeten wachten, maar dit zou ook betekenen dat medewerkers van de politie persoonsgegevens over alle aanvragers van een VOG politiegegevens zouden moeten verwerken. Met de hit/no hit-bevraging is dit niet nodig omdat alleen in de gevallen waarin sprake is van een hit, door een politiemedewerker moet worden beoordeeld of de desbetreffende politiegegevens aan Justis kunnen worden verstrekt.

Naast dit automatische filter wordt door de politie, zoals hierboven beschreven, beoordeeld of de gegevens voldoende betrouwbaar zijn en daadwerkelijk aan Justis kunnen worden verstrekt. Zo wordt op een zorgvuldige manier met politiegegevens over de aanvrager omgegaan, en wordt voorkomen dat Justis politiegegevens ontvangt die niet betrouwbaar zijn of niet bij de beoordeling van de aanvraag van de VOG politiegegevens kunnen worden betrokken.

Uiteraard geldt voor de Adviescommissie VOG politiegegevens een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de gegevens over aanvragers voor een VOG politiegegevens die de adviescommissie in het kader van haar taak verstrekt heeft gekregen (artikel 52, eerste lid, Wjsg). De verstrekte gegevens worden door de adviescommissie niet langer bewaard dan nodig voor de uitvoering van de taak van de adviescommissie. De verwachting is dat de adviescommissie maximaal negen maanden nodig zal hebben voor het verrichten van onderzoek en het opstellen van een rapport. Daarom worden de gegevens in ieder geval negen maanden na de datum van de verstrekking vernietigd (artikel 44a, tweede lid, Bjsg). Dit betekent dat de werkzaamheden van de adviescommissie waarvoor deze gegevens nodig zijn binnen deze periode dienen te worden afgerond. Bij het vaststellen van de bewaartermijn is rekening gehouden met de benodigde tijd voor het uitvoeren van de werkzaamheden van de adviescommissie, alsmede met het feit dat de adviescommissie jaarlijks over haar bevindingen rapporteert. De adviescommissie heeft met deze bewaartermijn negen maanden om te onderzoeken hoe de kwaliteit van beoordelingen kan worden geborgd of verbeterd aan de hand van middels steekproef geselecteerde casussen. De negen maanden worden geacht voldoende tijd te bieden om het onderzoek uit te voeren en tot aanbevelingen en conclusies te komen. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat het niet noodzakelijk is dat verstrekte gegevens na afronding van het onderzoek door de adviescommissie worden bewaard. De adviescommissie moet daarom de verstrekte gegevens vernietigen na afronding van het onderzoek en uiterlijk bij het verstrijken van de bewaartermijn.

Ten aanzien van de gegevensverwerking in het kader van de werkzaamheden van de adviescommissie is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd. Aan de hand van de PIA is onder meer voornoemde bewaartermijn vastgesteld. Tevens zijn, voor zover mogelijk, de risico’s van gegevensverwerking door de adviescommissie, beoordeeld.

De adviescommissie zal bij besluit worden ingesteld. In het besluit wordt vastgelegd dat de commissie een protocol opstelt waarin nader invulling wordt gegeven aan de technische en organisatorische maatregelen die eventuele risico’s van gegevensverwerking door de adviescommissie moeten voorkomen en mitigeren. Het protocol ziet in ieder geval op geheimhouding, beveiliging, opslag en archivering van informatie, de wijze waarop de adviescommissie omgaat met persoonsgegevens en de informatie die de adviescommissie opneemt in het eindrapport. In het eindrapport van de adviescommissie zullen geen persoonsgegevens opgenomen worden. Betrokkenen worden voorafgaand aan de aanvraag van een VOG politiegegevens geïnformeerd over de mogelijkheid dat gegevens aan de adviescommissie worden verstrekt en over de gegevensverwerking door de adviescommissie.

Om de risico’s van de werkzaamheden en daarmee gegevensverwerking door de adviescommissie volledig te kunnen beoordelen zal de adviescommissie zelf tevens een PIA uitvoeren en maatregelen treffen om risico’s te voorkomen of te mitigeren. De leden van de adviescommissie moeten een VOG kunnen overleggen voordat zij aanvangen met hun werkzaamheden.

5. Adviezen

Het Platform BOD-en en de NOvA hebben diverse vragen gesteld over dit besluit. De NOvA heeft op zichzelf geen zwaarwegend bezwaar tegen een hit/no hit bevraging van politiegegevens door Justis ten behoeve van de VOG politiegegevens, maar heeft vragen gesteld over het afwegingskader dat de politie hanteert bij het beoordelen of politiegegevens aan Justis kunnen worden verstrekt en over het beoordelingskader van Justis voor aanvragen voor een VOG politiegegevens. Het Platform BOD-en heeft vragen gesteld over de geautomatiseerde gegevensvergelijking, de gegevens die zullen worden verstrekt en gebruikt voor de beoordeling van aanvragen voor een VOG politiegegevens en de grondslag voor de verstrekking van deze gegevens. Deze vragen van het Platform BOD-en en de NOvA hebben geleid tot aanvullingen in de nota van toelichting. De overige instanties aan wie advies is gevraagd over dit besluit – de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie, de politie, de Koninklijke marechaussee en de Autoriteit Persoonsgegevens – hebben geen opmerkingen gemaakt.

Naar aanleiding van de internetconsultatie van dit besluit is eveneens een beperkt aantal reacties ontvangen. Een van de respondenten heeft opgemerkt dat covid-19 gerelateerde boetes niet aan de weg zouden staan aan het verkrijgen van een VOG en dat hiervoor dus een uitsluiting dient te worden opgenomen. Overtredingen van de maatregelen die zijn opgenomen in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 worden inderdaad niet betrokken bij de beoordeling van een VOG-aanvraag. Dat geldt zowel voor de reguliere VOG als voor de VOG politiegegevens. Dit besluit regelt alleen de geautomatiseerde hit/no hit-bevraging van politiesystemen door Justis ten behoeve van het beoordelen van aanvragen voor een VOG politiegegevens en de verstrekking van gegevens aan de Adviescommissie VOG-politiegegevens, en ziet niet op de inhoudelijke beoordeling van VOG-aanvragen.

6. Uitvoeringsconsequenties

De huidige systemen van Justis en van de politie moeten worden aangepast om een bevraging op basis van een hit/no hit-methode mogelijk te maken. Deze aanpassingen zijn noodzakelijk om uitvoering te kunnen geven aan artikel 35a Wjsg. Deze uitvoeringsconsequenties zijn daarom betrokken bij de wet van 11 november 2021 tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens (Stb. 2021, 559). In de nota naar aanleiding van het verslag over de wet is gemeld dat de incidentele kosten voor de aanpassing van de systemen door Justis worden geraamd op 500.000 euro en dat de incidentele kosten voor de aanpassing van de systemen bij de politie worden geraamd op ongeveer 500.000 euro (Kamerstukken II 2020/21, 35 355, nr. 6). Op basis van een meer recente en nadere inschatting van de planning en de kosten worden de incidentele kosten bij de politie om de systemen aan te passen geraamd op ongeveer 940.000 euro. De kosten worden gedekt binnen de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid en van de politie, ook eventuele meerkosten.

De kosten die samenhangen met de taakuitoefening door de Adviescommissie VOG politiegegevens, waaronder eventuele kosten voor het verstrekken van gegevens door Justis aan de adviescommissie, worden bekostigd via het tarief van de VOG politiegegevens (Kamerstukken II 2020/21, 35 355, nr. 9).

Dit besluit brengt verder geen andere uitvoeringsconsequenties met zich dan die welke in het kader van de parlementaire behandeling van voornoemde wetswijziging aan de orde zijn gesteld (zie Kamerstukken II 2019/20, 35 355, nrs. 3 en 6).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (Wijziging artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg)

Aan Justis worden politiegegevens verstrekt ten behoeve van het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag (artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4° Bpg). Deze wijziging maakt het mogelijk dat Justis de ontvangen politiegegevens verder verstrekt aan de Adviescommissie VOG-politiegegevens ten behoeve van de taak van deze adviescommissie, namelijk het steekproefsgewijs beoordelen van de kwaliteit van de besluiten over aanvragen voor een VOG politiegegevens en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen. De gegevens worden door Justis met de beslissing over de aanvraag van een VOG politiegegevens en de justitiële gegevens die zijn verstrekt in het kader van de aanvraag van de VOG politiegegevens, aan de adviescommissie verstrekt (artikel 44a, eerste lid, Bjsg).

Onderdeel B (Wijziging artikel 4:6, eerste lid, Bpg)

Deze wijziging betreft de rechtstreekse verstrekking van politiegegevens aan ambtenaren werkzaam voor Justis ten behoeve van het beoordelen van een aanvraag voor een VOG voor een functie die op grond van artikel 35a Wjsg is aangewezen bij ministeriële regeling. Hierdoor wordt een geautomatiseerde hit/no hit-bevraging van politiegegevens door Justis mogelijk. De geautomatiseerde bevraging betreft politiegegevens die worden verwerkt op grond van de artikelen 8, 9 of 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 Wpg (artikel 4:6, eerste lid, aanhef, Bpg en artikel 35a, derde lid, Wjsg).

Indien er relevante politiegegevens over de VOG-aanvrager aanwezig zijn, levert dit een hit op. Na een betrouwbaarheidstoets en een toets of er geen zwaarwegende reden is om de politiegegevens niet beschikbaar te stellen, vindt verstrekking plaats van politiegegevens die bij de beoordeling van de VOG-aanvraag kunnen worden betrokken op grond van artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, Bpg.

Artikel II

Artikel 44a
Eerste lid

Dit artikel voorziet in een grondslag voor de verstrekking van gegevens aan de Adviescommissie VOG-politiegegevens. Het gaat hier uitsluitend om de gegevens die de adviescommissie nodig heeft voor het steekproefsgewijs beoordelen van de kwaliteit van de besluiten over aanvragen voor een VOG politiegegevens en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen. Naast de beslissing zelf zijn dat de op de aanvrager betrekking hebbende justitiële gegevens en de politiegegevens die zijn verstrekt in het kader van de aanvraag van de VOG politiegegevens.

Tweede lid

De aan de Adviescommissie VOG-politiegegevens verstrekte gegevens worden uiterlijk negen maanden na de verstrekking door de adviescommissie vernietigd. Hiermee is gewaarborgd dat gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard, zoals voorgeschreven door artikel 17 van de AVG.

Artikel III

Het besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 11 november 2021 tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens (Stb. 2021, 559), die aanleiding is voor dit besluit.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven