35 355 Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN VERSLAG

Ontvangen 19 juni 2020

1. Inleiding

Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over dit wetsvoorstel. Ik dank de leden van de fracties van VVD, D66, SP en ChristenUnie voor de door hen gestelde vragen, die mij in de gelegenheid stellen het wetsvoorstel van een nadere toelichting te voorzien. Bij de beantwoording is de indeling van het verslag zoveel mogelijk gevolgd. Waar dit de duidelijkheid ten goede komt, is een aantal vragen samen beantwoord.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het verheugt mij dat deze leden het doel van het wetsvoorstel onderschrijven om intensievere screening mogelijk te maken voor functies die een hoge mate van integriteit vereisen en waarvoor de bestaande screeningsinstrumenten onvoldoende passend of ontoereikend zijn. Deze leden hebben nog enkele vragen, die ik hierna graag beantwoord.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over het wetsvoorstel, die ik in deze nota naar aanleiding van het verslag graag beantwoord.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Ik dank deze leden voor de door hen gestelde vragen, die ik graag van een reactie voorzie.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met genoegen lees ik dat ook deze leden het van belang vinden dat integriteit gewaarborgd is bij functies met een groot publiek belang en dat zij een vergaande integriteitstoets voorstelbaar vinden bij functies die bijvoorbeeld gepaard gaan met een geweldsbevoegdheid en/of toegang tot gevoelige veiligheidsinformatie. Graag beantwoord ik in het navolgende de vragen van deze leden met betrekking tot de proportionaliteit en reikwijdte van te gebruiken politiegegevens en over de functies die onder het voorstel zullen vallen.

2. De huidige regeling van de verklaring omtrent het gedrag

De leden van de VVD-fractie, de D66-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere toelichting waarom de bestaande toetsingsinstrumenten niet toereikend zijn. De leden van de VVD-fractie en de ChristenUnie-fractie vragen in dit verband bij welke bepaalde gevallen of op welke aspecten bestaande screeningsinstrumenten niet passend of toereikend zijn. Graag geef ik een nadere toelichting waarbij ik ook in zal gaan op de meerwaarde die het gebruik van politiegegevens bij de screening voor de desbetreffende functies en risico´s kan hebben.

De VOG politiegegevens wordt voorgesteld voor functies waarvoor een hoge mate van integriteit vereist is. Het gaat om functies waarin sprake is van een bevoegdheid geweld te gebruiken, toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van de openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde, of waarin sprake is van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Het niet, of voor verkeerde doeleinden, gebruiken van informatie of bevoegdheden in deze functies kan leiden tot grote consequenties voor de samenleving. Het ontbreken van de vereiste integriteit of de schijn daarvan kan het vertrouwen in de organisaties waarbinnen deze functies worden uitgeoefend ernstig schaden. Deze risico’s rechtvaardigen een zwaardere vorm van screening.

De bestaande screeningsinstrumenten die voor indiensttreding of gedurende het dienstverband worden gebruikt – zoals de reguliere VOG en het veiligheidsonderzoek voor vertrouwensfuncties – kennen in vergelijking met de VOG politiegegevens een andere risicobeoordeling, gaan uit van andere bronnen of zijn te ingrijpend. Deze instrumenten zijn voor de functies waar het om gaat dan ook niet passend of toereikend.

In het geval van een reguliere VOG-aanvraag wordt door Justis onderzocht of in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan (artikel 35 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens). Politiegegevens kunnen op dit moment in aanvulling op beschikbare justitiële gegevens bij de beoordeling van een aanvraag worden betrokken. Dit betekent dat voor de screening relevante informatie die bij de politie beschikbaar is, niet kan worden gebruikt indien er geen justitiële documentatie over de aanvrager is.

Voor aangewezen vertrouwensfuncties worden veiligheidsonderzoeken door de AIVD uitgevoerd. Doel van deze vorm van screening is de bescherming van de nationale veiligheid. Naast justitiële documentatie kunnen ook politiegegevens, openbare bronnen, informatie van overheidsdiensten en informatie uit het buitenland worden gebruikt. Ook kan informatie uit de privésfeer bij het oordeel worden betrokken. Dit kan betekenen dat personen uit de omgeving van de betrokkene als informant kan worden gevraagd informatie te verstrekken. Het veiligheidsonderzoek is een ingrijpend instrument voor functies waarbij de nationale veiligheid in het geding kan zijn. Bij de functies waarvoor een VOG politiegegevens wordt vereist, is een dergelijke ingrijpende screening niet noodzakelijk, maar kan vanwege de veiligheidsrisico’s voor de samenleving ook niet worden volstaan met de beperktere screening door middel van een reguliere VOG.

Aan de afgifte van een VOG politiegegevens gaat een andere risico-inschatting vooraf dan aan de beoordeling van een aanvraag voor een reguliere VOG of een veiligheidsonderzoek. De VOG politiegegevens wordt geweigerd als uit politiegegevens over de aanvrager blijkt dat verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie. Relevante politiegegevens zijn belangrijk voor het beoordelen van dit risico omdat deze gegevens zicht kunnen geven op dergelijke verbanden. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de aanvrager een strafbaar feit heeft gepleegd dat dermate kort voor het aanvragen van de VOG heeft plaatsgevonden dat uit de justitiële documentatie nog niet blijkt dat de aanvrager hierbij betrokken was, terwijl dit uit politiegegevens al wel blijkt. Deze bronuitbreiding is, gezien de aard van de functies en risico’s waar het om gaat, proportioneel.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een inschatting kan geven van het aantal gevallen waarbij op grond van de huidige screening een VOG is afgegeven, maar dat niet het geval zou zijn geweest als onderhavig wetsvoorstel reeds in werking was getreden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er concrete casussen zijn waarbij het bestaande instrumentarium niet afdoende is gebleken en dientengevolge een veiligheidsrisico is ontstaan.

Het is niet mogelijk om een inschatting te geven van het aantal gevallen waarbij op grond van de huidige screening een VOG is afgegeven, maar dat niet het geval zou zijn geweest als onderhavig wetsvoorstel reeds in werking was getreden. Op dit moment kunnen politiegegevens alleen in aanvulling op justitiële gegevens bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Justis vraagt dus niet standaard politiegegevens op. Op grond van de huidige wettelijke regeling is dat ook niet toegestaan. Hierdoor is het niet te achterhalen in hoeveel gevallen er (nog) geen justitiële informatie aanwezig was, maar er ten tijde van het beoordelen van de VOG-aanvraag wel relevante politiegegevens voorhanden waren op grond waarvan Justis de VOG geweigerd zou hebben als die mogelijkheid zou hebben bestaan. Dit zou immers betekenen dat over een flink aantal aanvragers aan wie een VOG is afgegeven politiegegevens moeten worden opgevraagd en dat de aanvragen zouden moeten worden beoordeeld als ware het ten behoeve van een aanvraag voor een VOG politiegegevens, terwijl hiervoor geen juridische grondslag is.

Hoewel ik geen inschatting kan maken, kan ik wel een aantal voorbeelden geven waaruit de meerwaarde van het gebruik van politiegegevens bij screening of bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) is gebleken.

Ten eerste kan ik melden dat in een aantal concrete gevallen de VOG voor een BOA in eerste instantie door Justis is verstrekt terwijl later op basis van politiegegevens de akte van opsporingsbevoegdheid is ingetrokken omdat de benodigde betrouwbaarheid bij de BOA ontbrak.1 Dit is bijvoorbeeld gebeurd in een geval waarin uit een proces-verbaal van een verhoor bleek dat betrokkene is aangehouden als verdachte van het overtreden van de Opiumwet, nadat in zijn woning een hennepkwekerij was aangetroffen en waarbij betrokkene zelf heeft verklaard deze te zijn gestart. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een VOG politiegegevens zullen dergelijke politiegegevens, wanneer er nog geen justitiële gegevens aanwezig zijn, aanleiding kunnen vormen voor het weigeren van de afgifte van de VOG. Dit betekent dat het mogelijk wordt om direct – bij het beoordelen van de VOG-aanvraag ten behoeve van de aanvraag van de akte van opsporingsbevoegdheid – politiegegevens mee te wegen waaruit blijkt of de (toekomstige) BOA betrouwbaar is voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden.

Ten tweede is een aantal gevallen bekend waarin justitiële gegevens op zichzelf niet noodzakelijkerwijs aanleiding hoefden te zijn voor het weigeren van een VOG, maar waarin politiegegevens belangrijk waren om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Eén van die gevallen betrof een aanvrager van wie uit de justitiële documentatie bleek dat hij lang geleden een relatief licht geweldsdelict had begaan, dat was afgedaan met een lage geldboete, terwijl uit de politiegegevens bleek dat de aanvrager lid is van een verboden motorclub. Een ander voorbeeld betrof een VOG-aanvraag waarbij de aanvrager lang geleden was veroordeeld voor het plegen van een terroristisch delict. Uit de politiegegevens bleek dat aanvrager inmiddels afstand had genomen van zijn radicale gedachtengoed, maar ook dat de aanvrager veelvuldig in beeld kwam bij grootschalige opsporingsonderzoeken naar internationale drugshandel. Als er geen justitiële gegevens over de betrokkenen beschikbaar waren geweest of als deze vanwege het verlopen van de terugkijktermijn niet meer bij de beoordeling hadden mogen worden betrokken, dan waren het lidmaatschap van de verboden motorclub en de mogelijke betrokkenheid bij drugshandel niet aan het licht gekomen en derhalve niet meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag van de VOG. De aanwezigheid van dergelijke politiegegevens leidt niet automatisch tot weigering van de VOG, maar deze gegevens geven wel een vollediger beeld van de aanvrager aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of een VOG kan worden verleend.

Achteraf is lastig vast te stellen of in concrete gevallen een veiligheidsrisico is ontstaan dat er niet was geweest als voorafgaand aan de indiensttreding van de desbetreffende persoon een andere vorm van screening was toegepast. Wel is het alom bekend dat de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit een serieuze bedreiging vormt voor de samenleving. Zoals ik beschreef in mijn brief van 5 december 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 28 844, nr. 194) wordt met deze maatregel een bijdrage geleverd aan het voorkomen van integriteitsschendingen, het plegen van strafbare feiten en de beïnvloeding van het openbaar bestuur door de georganiseerde criminaliteit.

3. Politiegegevens als zelfstandige weigeringsgrond bij de VOG-beoordeling

Door de leden van de fracties van de VVD, D66 en de SP zijn vragen gesteld over het gebruik van niet geverifieerde gegevens. De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting op de mogelijke aanwezigheid van politiegegevens die niet juist zijn. Daarbij vragen deze leden hoe de regering aankijkt tegen het voorstel van de politie om interpretatie van de gegevens aan de politie en het openbaar ministerie te laten. De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom er niet gewerkt gaat worden met geverifieerde politiegegevens zoals is voorgesteld in de motie Swinkels/Van Tongeren (Kamerstuk 29 279, nr. 347) of waarom er niet gekozen is voor een andere vorm van kwaliteitsbeoordeling. Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om nader toe te lichten op welke wijze de politie toetst of gegevens voldoende betrouwbaar zijn voordat deze aan Justis worden verstrekt ten behoeve van een VOG-aanvraag. Daarmee hoop ik ook de zorgen weg te nemen die de leden van de D66-fractie hebben geuit over het gebruik van niet-geverifieerde politiegegevens, over de inbreuk die het wetsvoorstel maakt op de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager en over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de proportionaliteitstoetsing.

Voorkomen moet worden dat niet geverifieerde politiegegevens ten onrechte worden meegewogen in de VOG-beoordeling. Beschikbare politiegegevens worden door de politie op drie aspecten gefilterd en beoordeeld voordat deze aan Justis worden verstrekt.

Ten eerste worden door de politie de beschikbare politiegegevens uitgefilterd die nodig zijn voor de beoordeling van de VOG-aanvraag en die onder bereik van het voorgestelde artikel 35a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens vallen. Niet relevant voor de beoordeling van de VOG-aanvraag zijn gegevens van de aanvrager in diens hoedanigheid van slachtoffer, aangever of getuige. Wanneer een persoon in de politiesystemen staat geregistreerd als aangever, slachtoffer of getuige, worden deze politiegegevens in ieder geval niet aan Justis verstrekt.

Ten tweede vindt een betrouwbaarheidstoets plaats. Anders dan van justitiële gegevens, die worden opgeslagen in het Justitieel documentatiesysteem (JDS), staat van politiegegevens de betrouwbaarheid niet altijd vast. Dit geldt met name voor politiegegevens die worden verwerkt in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak (artikel 8 Wpg). Dit kunnen waarnemingen betreffen van politieambtenaren, maar ook observaties en aantekeningen die (nog) niet zijn geverifieerd, alsmede een variëteit aan al dan niet nagetrokken meldingen, aangiften en slachtoffer- of getuigenverklaringen. Zolang die algemene politiegegevens nog niet betrouwbaar genoeg zijn bevonden om bijvoorbeeld de basis te kunnen vormen voor een concreet opsporingsonderzoek hebben deze gegevens vaak een relatief «zacht» karakter.

In reactie op de vragen van de leden van de SP-fractie merk ik graag op dat de politie nader onderzoek uitvoert naar de betrouwbaarheid van deze gegevens alvorens deze al dan niet aan Justis te verstrekken in de gevallen waarin dergelijke niet-geverifieerde gegevens worden aangetroffen over de aanvrager van een VOG politiegegevens. Doordat uit de politiegegevens kan worden opgemaakt wat de bron van de informatie is, is het mogelijk om aanvullende informatie op te vragen bij betrokken politiefunctionaris(sen). Dit kan bijdragen aan het toekennen van het juiste gewicht aan deze politiegegevens. De politie beoordeelt in deze gevallen steeds of de gegevens voldoende betrouwbaar zijn om aan Justis verstrekken. Als politiegegevens niet betrouwbaar genoeg zijn bevonden om bijvoorbeeld de basis te kunnen vormen voor een concreet opsporingsonderzoek, worden zij niet verstrekt aan Justis. Dit is een belangrijke waarborg waarmee wordt voorkomen dat dergelijke niet-geverifieerde politiegegevens, zonder dat deze door de politie zijn onderzocht, worden betrokken bij de beoordeling van een VOG-aanvraag.

Ten derde toetst de politie of er ten aanzien van de aanvrager politiegegevens zijn die deel uitmaken van een lopend politieonderzoek. Dit kan informatie zijn waarvan de aanvrager nog geen weet heeft en die wellicht op korte termijn justitiële gegevens worden, omdat het openbaar ministerie een strafzaak start. De politie zal dan, in samenspraak met het OM, moeten afwegen welk belang zwaarder weegt: het opsporingsbelang of een beperking van risico’s voor de samenleving, via een screening door Justis. Deze belangenafweging kan tot gevolg hebben dat de aanwezige politiegegevens uiteindelijk niet worden verstrekt aan Justis en dus niet kunnen worden meegewogen in de VOG-screening. Op deze manier wordt de interpretatie van de politiegegevens zoveel mogelijk aan de politie en het openbaar ministerie gelaten. Dit sluit aan bij het voorstel van de politie waarnaar de leden van de VVD-fractie vragen.

Als politiegegevens aan Justis zijn verstrekt, kan Justis de politie om aanvullende gegevens vragen indien dit nodig is om een gedegen beoordeling te kunnen maken. Dit kan bijvoorbeeld de aard en zwaarte van de gegevens betreffen. Tezamen met bovenbeschreven uitgangspunten – gegevens over de aanvrager van de VOG in de hoedanigheid van slachtoffer, aangever of getuige en gegevens waarvan niet vaststaat dat deze betrouwbaar zijn, worden niet aan Justis verstrekt – maakt dit een zorgvuldige beoordeling van elke aanvraag mogelijk. De inbreuk die wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager, waarover de leden van de D66-fractie zorgen hebben, is hierdoor zo beperkt mogelijk. Alleen betrouwbare gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van de VOG-aanvraag worden met Justis gedeeld. Gezien de maatschappelijke veiligheidsrisico’s waarmee de kwetsbare functies waar het om gaat gepaard gaan, acht ik dit ook noodzakelijk. Bij het bepalen of een functie voor aanwijzing in aanmerking komt en of in een concreet geval een afgifte van een VOG moet worden geweigerd, wordt steeds getoetst of dit proportioneel is.

De leden van de VVD-fractie en van de D66-fractie hebben vragen over de invulling van de interpretatie van gegevens. De leden van de D66-fractie vragen of de regering explicieter kan beargumenteren wat zij verstaat onder «relevante» politiegegevens. De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast om meer inzicht in het soort politiegegevens dat niet relevant is bij het beoordelen van VOG-screenings. Ik voldoe graag aan deze verzoeken en zal in het navolgende zo nauwkeurig mogelijk uiteenzetten welke gegevens relevant zijn in het kader van een aanvraag voor een VOG politiegegevens. Daarbij stel ik voorop dat een belangrijk kenmerk van de VOG-procedure is dat elke aanvraag zorgvuldig wordt beoordeeld en dat steeds een individuele afweging wordt gemaakt.

Relevante politiegegevens in het kader van een aanvraag voor een VOG politiegegevens zijn gegevens die inzicht kunnen geven in verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten en daarmee over risico’s voor de uitoefening van de functie door de aanvrager. Per geval onderzoekt de behandelend medewerker van Justis of de ontvangen politiegegevens over de aanvrager blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten die een risico vormen voor de uitoefening van de functie.

Niet-relevant bij de beoordeling van de aanvraag zijn politiegegevens over de betrokkene in diens hoedanigheid van slachtoffer, aangever of getuige. Deze gegevens worden daarom niet aan Justis verstrekt. De beschikbare politiegegevens worden door Justis in samenhang bezien in het licht van de aan de specifieke functie verbonden risico’s. Per functie kan het daarom verschillen welke politiegegevens wel of niet relevant zijn. De factoren die bepalend kunnen zijn voor de relevantie van gegevens zijn de aard van de gegevens, de frequentie van de gegevens, de actualiteit en de onderlinge samenhang van de gegevens. In het voorgestelde artikel 35a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is daarom vastgelegd dat deze factoren moeten worden meegewogen bij de beoordeling van politiegegevens ten behoeve van een aanvraag voor een VOG politiegegevens.

Zoals eerder is aangegeven, zorgt de politie op verschillende manieren voor een adequate filtering van de politiegegevens. Toepassing van het beoordelingskader door Justis zorgt steeds voor een zorgvuldige beoordeling van de VOG-aanvraag.

De leden van de SP-fractie vragen of het correct is te stellen dat het aan de medewerkers van de Dienst Justis is om te bepalen wanneer een observatie in de politiegegevens van subjectieve betrokkenen is of wanneer het een valse aangifte betreft, oftewel of die medewerkers moeten besluiten of de gegevens bruikbaar zijn of niet. En als dat het geval is, in welke gevallen die medewerkers moeten besluiten of de gegevens bruikbaar zijn of niet, hoe dit moet worden gedaan en op basis waarvan zij een beoordeling mogen maken. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen van de leden van de fracties van de VVD, D66 en de SP heb uiteengezet, is de beoordeling van de betrouwbaarheid van gegevens niet aan Justis. Deze beoordeling wordt door de politie uitgevoerd.

De leden van de D66-fractie vragen wat de regering verstaat onder een «verband tussen aanvrager en strafbare feiten». Deze leden constateren dat meestal niet duidelijk is of iemand daadwerkelijk schuldig is aan het in de politiegegevens vermelde gedrag en dat vaak zelfs ook (nog) niet duidelijk is of er zal worden vervolgd. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom in te gaan op de waarde van deze politiegegevens.

Mijn antwoord op deze vragen luidt als volgt. Met een «verband tussen de aanvrager en strafbare feiten» wordt tot uitdrukking gebracht dat de betrokkenheid van de aanvrager bij het plegen van strafbare feiten ook relevant kan zijn indien niet duidelijk is in welke mate de aanvrager betrokken is, welke specifieke strafbare feiten het betreft en of deze strafbare feiten reeds zijn gepleegd. Politiegegevens waaruit niet duidelijk blijkt wat het aandeel van de aanvrager is bij een bepaald strafbaar feit, of hij voor een bepaald strafbaar feit zou kunnen worden vervolgd en of hij daaraan schuldig is, kunnen van waarde zijn bij het maken van een goede risico-inschatting. In bijvoorbeeld de situatie dat de aanvrager van de VOG een hennepplantage heeft in zijn woning maar niet volledig duidelijk is wat zijn betrokkenheid hierbij is, zijn de politiegegevens waaruit dit blijkt zeker van waarde.

De leden van de fracties van SP en ChristenUnie stellen vragen over het beoordelingskader voor de VOG en de vastlegging van dit beoordelingskader in beleidsregels. De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering het belang weegt van de zorgvuldigheid waarmee het weigeren van een VOG op basis van politiegegevens moet worden omkleed ten opzichte van de snelheid waarmee het beoordelingskader kan worden gewijzigd. De leden van de ChristenUnie-fractie ontvangen graag een nadere onderbouwing van de beslissing om niet te komen tot een nadere uitwerking van het beoordelingskader in wetgeving en vragen welke mogelijkheden de regering ziet om de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) te betrekken en te laten adviseren bij de totstandkoming van deze beleidsregels.

De leden van de SP-fractie wijzen op een belangrijk aspect van de VOG-procedure: zorgvuldigheid staat voorop bij de beoordeling van elke VOG-aanvraag. Daarom is het belangrijk dat er een duidelijk beoordelingskader is op grond waarvan de behandelend medewerker van Justis tot een goede afweging kan komen. Voor de beoordeling van een reguliere VOG-aanvraag ontvangt Justis alle relevante justitiële gegevens van de aanvrager die in het JDS zijn geregistreerd. Indien de aanvrager niet voorkomt in het JDS wordt in de huidige situatie zonder meer een VOG afgegeven. Wanneer de aanvrager wel voorkomt in het JDS, wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld in twee fasen: ten eerste aan de hand van een objectief criterium, waarbij wordt getoetst of er, gelet op het doel van de aanvraag, relevante antecedenten zijn. En ten tweede aan de hand van een subjectief criterium, waarbij de omstandigheden van het geval centraal staan. Voor de reguliere VOG is dit beoordelingskader vastgelegd in beleidsregels.

De regering is voornemens het beoordelingskader voor de VOG politiegegevens op dezelfde wijze vast te leggen, door middel van een aanvulling op de bestaande beleidsregels voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een VOG. Vanwege het gebruik van politiegegevens, die door hun aard anders zijn dan justitiële gegevens, zijn de hoofdlijnen van de beoordeling die door Justis wordt uitgevoerd, vastgelegd in dit wetsvoorstel. In het voorgestelde artikel 35a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is expliciet opgenomen wat het toetsingscriterium is en welke factoren moeten worden meegewogen bij de beoordeling van politiegegevens ten behoeve van de aanvraag van een VOG politiegegevens. In het beoordelingskader wordt de wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven uitgewerkt.

Het beoordelingskader voor de VOG politiegegevens zal in grote mate overeenkomen met het beoordelingskader voor de reguliere VOG. Het verschil is dat een VOG kan worden geweigerd op basis van politiegegevens in plaats van justitiële gegevens en dat de toetsing ook ziet op verbanden met strafbare feiten die een risico vormen voor de uitoefening van de functie. Indien over de aanvrager politiegegevens beschikbaar zijn, zal aan de hand van eerdergenoemd objectief en subjectief criterium worden getoetst of een VOG kan worden afgegeven. Door Justis wordt een zorgvuldige afweging gemaakt waarbij proportionaliteit in ogenschouw wordt genomen. Hierbij wordt gekeken naar de omstandigheden van het geval en de functie die de aanvrager voornemens is te gaan vervullen. De VOG wordt alleen geweigerd indien Justis tot de conclusie komt dat in het specifieke geval sprake is van een risico voor de uitoefening van de functie terwijl weigering van de VOG proportioneel is.

Het beoordelingskader biedt duidelijkheid voor de aanvrager van de VOG en degene die de aanvraag moet beoordelen doordat hierin wordt beschreven op welke wijze aanvragen worden beoordeeld en hoe de verschillende criteria hierbij worden gewogen. Dit past bij een beoordeling die een risico-inschatting vergt omdat het ruimte voor maatwerk biedt. Het relatief snel kunnen wijzigen van het beoordelingskader kan belangrijk zijn om continu een zorgvuldige afhandeling van VOG aanvragen te garanderen. Het beoordelingskader dient steeds actueel te zijn. Justis voert regelmatig kwaliteitscontroles uit en past het beoordelingsproces aan waar nodig. Hierover wordt, zoals nu al gebeurt, gerapporteerd in de jaarverslagen van Justis.

Ik dank de leden van de ChristenUnie-fractie voor de suggestie de AP te betrekken bij de totstandkoming van de beleidsregels. De AP wordt geraadpleegd over regelgeving die de verwerking van persoonsgegevens betreft. Dit wetsvoorstel is daarom aan de AP voorgelegd. Het advies van de AP heeft aanleiding gegeven het wetsvoorstel aan te passen en de memorie van toelichting te verduidelijken. Het voorleggen van beleidsregels aan de AP is minder gebruikelijk. In dit geval is de verwerking van persoonsgegevens geregeld in dit wetsvoorstel en ziet het beoordelingskader op de inhoudelijke beoordeling van aanvragen voor een VOG politiegegevens, binnen de kaders van dit wetsvoorstel. Vooralsnog lijkt het dus niet voor de hand te liggen de beleidsregels aan de AP voor te leggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de nadere uitwerking van functies waarvoor politiegegevens als zelfstandige weigeringsgrond bij de VOG-beoordeling zouden moeten worden betrokken. Het verheugt mij dat de route voor het aanwijzen van functies, via de vakminister en de Minister voor Rechtsbescherming, deze leden een zorgvuldige lijkt. Deze leden vragen of ik hierbij terughoudendheid als uitgangspunt wil hanteren en of het van toegevoegde waarde kan zijn bij uitbreiding van de ministeriële regeling, de AP te betrekken. Terughoudendheid zal bij het aanwijzen van deze functies inderdaad het uitgangspunt zijn. In het navolgende licht ik graag toe hoe ik hieraan invulling zal geven.

Ook de leden van de fracties van D66, SP en ChristenUnie hebben vragen gesteld over de aanwijzing van functies waarvoor een VOG politiegegevens wordt aangevraagd. De leden van de D66-fractie vragen uiteen te zetten waarom de functies waarop het voorgestelde artikel 35a betrekking heeft, zouden moeten worden vastgelegd bij ministeriële regeling en of het niet beter zou zijn deze functies vast te leggen in de wet of in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). De leden van de SP-fractie verzoeken de regering uiteen te zetten waarom juist deze beroepsgroepen voor deze uitgebreidere screening aan bod komen en waarom wat de regering betreft deze groep beroepen de komende jaren niet hoeft te worden uitgebreid, zoals bijvoorbeeld door het Bureau Regioburgemeesters en de Vereniging Nederlandse Gemeenten wordt bepleit. Graag verduidelijk ik waarom voor deze beroepsgroepen een uitgebreidere screening nodig is en op de keuze voor het aanwijzen van deze functies bij ministeriële regeling.

De mogelijkheid om een VOG-aanvraag af te wijzen louter op basis van politiegegevens is een ingrijpend middel en zal daarom met de nodige zorgvuldigheid en terughoudendheid worden gebruikt. De ontvangen adviezen hebben aanleiding gegeven in het voorgestelde artikel 35a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens nader tot uitdrukking te brengen welke functies kunnen worden aangewezen als functies waarvoor een VOG politiegegevens wordt aangevraagd. Voor aanwijzing bij ministeriële regeling komen functies in aanmerking die een hoge mate van integriteit vereisen en waarin sprake is van:

  • a. een bevoegdheid geweld te gebruiken;

  • b. toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde; of

  • c. integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Voor het aanwijzen van de functies gelden naast het wettelijk kader van artikel 35a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens een aantal randvoorwaarden. Per functie is een proportionaliteitsafweging noodzakelijk. Daarnaast zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid en transparantie belangrijk. Aan deze randvoorwaarden wordt als volgt invulling gegeven:

  • 1. Gezamenlijke verantwoordelijkheid: de mate waarin een sector zelf maatregelen neemt is de belangrijkste succesfactor voor de inzet van screening. De verantwoordelijkheid voor het beheersen van risico’s ligt primair bij sectoren en werkgevers. De sector zal mede om die reden eerst zelf moeten beoordelen of, en door welke maatregelen, integriteitsschendingen door personeel kunnen worden voorkomen. De VOG politiegegevens zal enkel het sluitstuk zijn van een breder integriteitsbeleid binnen een kwetsbare sector.

  • 2. Proportionaliteit: nadat de eigen inzet van maatregelen door de sector is gewogen, moet worden beoordeeld of screening aan de hand van de VOG politiegegevens proportioneel is. Welk probleem of risico wordt geadresseerd? Wat is de waarschijnlijkheid dat het risico zich voordoet? Welke impact heeft een mogelijke integriteitsschending op de samenleving? Rechtvaardigt het in geding zijnde belang de inzet van de VOG politiegegevens? Per functie moet inzichtelijk gemaakt worden dat dat het geval is.

  • 3. Transparantie: alleen de sector kan inzichtelijk maken welke functies in aanmerking zouden moeten komen voor screening door middel van de VOG politiegegevens.

Indien is voldaan aan bovenstaande criteria komt de desbetreffende functie in aanmerking voor toepassing van de VOG politiegegevens door de aanwijzing bij ministeriële regeling. Er zijn naast de functies bij DJI, openbaar ministerie en BOA´s meerdere beroepsgroepen die voor de VOG politiegegevens in aanmerking zouden kunnen komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan functies bij de Douane en bepaalde functies bij gemeenten. De groep beroepen waarvoor een VOG politiegegevens is vereist, zal daarom in de loop der tijd toenemen. Naast bovengenoemde inhoudelijke criteria speelt bij het aanwijzen van functies echter ook de noodzaak een zorgvuldige werkprocedure te garanderen. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met de uitvoeringscapaciteit bij de politie en Justis. Bij het aanwijzen van functies zal een prioritering worden aangebracht met het oog op maatschappelijk belang (risico’s) in relatie tot een beheersbare uitbreiding bij de politie en Justis. Per jaar zal de lijst van functies maximaal twee keer worden aangepast. Hiermee heb ik ook de vraag van de leden van de SP-fractie beantwoord over het uitbreiden van de groep beroepen.

Onder de functies die in eerste instantie zullen worden aangewezen vallen, zoals reeds aangegeven, in ieder geval functies bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), functies bij het openbaar ministerie en de BOA’s. De leden van de SP-fractie verzoeken uiteen te zetten waarom juist deze beroepsgroepen voor de voorgestelde uitgebreidere screening aan bod komen. Aan dit verzoek voldoe ik graag. Voor DJI-medewerkers geldt dat zij een bijzondere informatiepositie hebben en dat er een verhoogd risico op integriteitsschendingen aanwezig is. Justis houdt hier op dit moment in de screening al rekening mee door onder meer een langere terugkijktermijn voor het beoordelen van justitiële documentatie te hanteren. Het openbaar ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Deze positie heeft tot gevolg dat op het gebied van integriteit hoge eisen worden gesteld aan het personeel van het openbaar ministerie. Voor BOA’s kunnen politiegegevens op dit moment, buiten de VOG om, zoals eerder is beschreven al de doorslag geven in het oordeel over de betrouwbaarheid van betrokkenen. Daarnaast wordt ook voor BOA’s een langere terugkijktermijn voor de justitiële documentatie gehanteerd. De evidente risico’s die met deze functies gepaard gaan geven aanleiding een bijzondere vorm screening toe te passen. Zoals aangegeven zal het aantal functies op beheersbare wijze worden uitgebreid.

In antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie waarom de functies zouden moeten worden vastgelegd bij ministeriële regeling en niet in de wet of in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), merk ik graag op dat het toepassingsbereik van de VOG politiegegevens door het opnemen van een omschrijving van de functies die voor aanwijzing in aanmerking komen in het voorgestelde artikel 35a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en het benoemen van bovenstaande randvoorwaarden sterk is ingekaderd. De wijze waarop aan bovenstaande criteria in een bepaald geval invulling wordt gegeven, betreft een uitvoerende exercitie. Daarom zal de aanwijzing bij ministeriële regeling plaatsvinden. Daarbij speelt mee dat functies en takenpakket regelmatig kunnen wijzigen, waardoor het noodzakelijk kan zijn om de regeling snel te kunnen wijzigen. Vanwege de technische aard van de aanwijzing van de functies op grond van vastgestelde criteria, die per functie een beoordeling van het takenpakket vergt en waarbij het niet gaat om de verwerking van persoonsgegevens, ligt het betrekken van de AP ook bij de uitbreiding van deze ministeriële regeling, zoals is voorgesteld door de leden van de ChristenUnie-fractie, niet voor de hand.

4. Verhouding van gebruik politiegegevens tot grondrechten en rechtsbescherming

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre politiegegevens over naasten van invloed kunnen zijn op het besluit een VOG wel of niet uit te geven en in welke gevallen een politiegegeven van een naaste hierop van invloed kan zijn. Alleen over de aanvrager van de VOG worden politiegegevens opgevraagd. De politie zoekt niet op naasten van de aanvrager. Wel kan het zijn dat de politie, bij een zoekslag in de politiesystemen op de aanvrager, gegevens over de aanvrager aantreft waarbij ook informatie over naasten boven water komt. Bijvoorbeeld omdat in een proces-verbaal over de aanvrager ook een familielid wordt genoemd. In dat geval worden alleen de politiegegevens uit dit proces-verbaal die betrekking hebben op de aanvrager, en daarmee over mogelijke verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten, meegewogen bij de beoordeling van de VOG-aanvraag.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat personen hun VOG geweigerd zien in situaties waarin naasten zich ophouden met criminele activiteiten zonder medeweten van de aanvrager. Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend. Met dit wetsvoorstel wordt hier dan ook niet in voorzien.

De leden van de SP-fractie vragen of dit voorstel niet eigenlijk een bredere weigeringsgrond creëert dan het voorkomen van recidive door medewerkers in de desbetreffende beroepen. In dit wetsvoorstel wordt een aanvullende weigeringsgrond voor de VOG voorgesteld die, in de gevallen waarin een VOG politiegegevens is vereist, in aanvulling op de weigeringsgrond uit artikel 35 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens geldt. Een beoordeling van een aanvraag voor een VOG politiegegevens ziet dus op twee aspecten:

Er wordt in de eerste plaats gekeken of in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan (toets reguliere VOG).

Daarnaast wordt getoetst of eventueel over de aanvrager bestaande politiegegevens blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie (aanvullende toets VOG politiegegevens).

Het doel van de VOG politiegegevens is niet alleen het voorkomen van recidive, maar juist het voorkomen dat personen op functies terechtkomen waarin zij veel schade aan de desbetreffende organisatie en daarmee aan de samenleving kunnen toebrengen.

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering te reflecteren op de onschuldpresumptie en hoe deze presumptie zich verhoudt tot dit wetsvoorstel. De VOG is een bestuursrechtelijk instrument dat een preventief doel dient, namelijk het voorkomen van risico’s voor de samenleving. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een VOG politiegegevens wordt onderzocht of politiegegevens blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van één van de kwetsbare functies waar het in dit wetsvoorstel om gaat. Steeds moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen het belang van de samenleving om tegen een dergelijk risico te worden beschermd en het individuele belang van de aanvrager bij verlening van de VOG politiegegevens. De VOG is derhalve een instrument om een risicobeoordeling te kunnen maken. Het weigeren van de afgifte van een VOG is geen straf: niet wordt beoogd leed toe te voegen. Het niet-afgeven van een VOG zegt ook niets over de schuld van een persoon aan het plegen van een strafbaar feit. Justis kan niet in die beoordeling treden. De beslissing of vervolging wordt ingesteld en of iemand schuldig is aan een strafbaar feit is aan het openbaar ministerie respectievelijk aan de rechter. Een eventuele strijdigheid met de onschuldpresumptie is dan ook niet aan de orde. Hierbij wordt overigens opgemerkt dat de VOG een momentopname is: het risico wordt beoordeeld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens. Het risico kan op een later moment op basis van andere informatie anders worden beoordeeld.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan garanderen dat de politiegegevens 100% de werkelijkheid weerspiegelen en of de regering het wenselijk acht dat personen hun VOG geweigerd zien op basis van valse aangiftes. Ook vragen deze leden hoe wordt voorkomen dat vijf onderzoeken naar vermeende criminaliteit waarbij er geen enkele op de werkelijkheid is geschoeid tot een onterechte weigering van de VOG gaan leiden. Ook de leden van de ChristenUnie vragen hoe wordt omgegaan met valse meldingen of meldingen waarvan dit nog niet is komen vast te staan.

Garanderen dat politiegegevens 100% de werkelijkheid weerspiegelen kan ik niet. Wel wil ik benadrukken dat de betrouwbaarheid van politiegegevens steeds door de politie wordt onderzocht op de wijze beschreven in voorgaande paragraaf. De politie verstrekt alleen politiegegevens aan Justis waarvan de betrouwbaarheid naar het professioneel oordeel van de politie vaststaat. Hiermee wordt voorkomen dat een VOG wordt geweigerd op basis van niet-geverifieerde politiegegevens, zoals evident valse aangiftes.

De leden van de VVD-fractie delen de zorg van de leden van de eerder vermelde fracties en verzoeken de regering in te gaan op de reeds door de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) genoemde mogelijkheid dat een VOG zal worden geweigerd op oneigenlijke of ongerechtvaardigde gronden. Deze leden vragen of hiermee niet een onevenredige last op de aanvrager wordt gelegd door omkering van bewijslast. Ook de leden van de SP-fractie stellen vragen over omkering van de bewijslast. Zij vragen hoe de regering de omgekeerde bewijslast waardeert. De leden van de D66-fractie vragen uit te leggen hoe het waarheidsgehalte van politiegegevens kan worden getoetst en vragen daarbij in te gaan op de vraag hoe de bestuursrechter, in geval iemand beroep heeft ingesteld tegen een geweigerde VOG, kan beoordelen of een politiegegeven dat aan die weigering ten grondslag lag juist is of niet. In het antwoord op deze vragen ga ik graag in op de mogelijkheden die een aanvrager van een VOG heeft om foutieve politiegegevens te corrigeren en om op te komen tegen een (voornemen tot een) afwijzende beslissing.

Vooropgesteld wordt dat naar verwachting over de meeste aanvragers van een VOG politiegegevens geen relevante politiegegevens zullen bestaan. Indien er wel politiegegevens over de aanvrager zijn, kan de VOG in veel gevallen wel worden verleend. Justis zal alleen tot het oordeel komen dat een VOG politiegegevens niet kan worden afgegeven als verstrekte politiegegevens blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de kwetsbare functie. Aan de weigering gaat altijd een zorgvuldige voorbereiding vooraf. De politie beoordeelt de betrouwbaarheid van de politiegegevens en Justis kan de politie zo nodig om aanvullende informatie vragen. Mocht Justis voornemens zijn de VOG te weigeren, dan wordt aan de aanvrager eerst een voornemen tot afwijzen gestuurd waarin de redenen voor de voorgenomen weigering van de VOG staan vermeld. Indien de aanvrager het hier niet mee eens is, kan hij een zienswijze indienen. Indien de VOG daarna wordt geweigerd en de aanvrager van de VOG meent dat dit niet terecht is, kan hij binnen zes weken na verzending van de beslissing bezwaar maken tegen dit besluit. Als de aanvrager bezwaar maakt tegen de weigering van de VOG, wordt de aanvraag door Justis opnieuw beoordeeld. In sommige gevallen wordt de VOG alsnog afgegeven. Indien dat niet gebeurt kan de aanvrager beroep instellen.

De bestuursrechter beoordeelt dan of de weigering van de VOG terecht is. Hiervoor worden alle relevante stukken overgelegd, inclusief de politiegegevens die tot weigering van de VOG politiegegevens hebben geleid. De bestuursrechter gaat uit van de redenen die door Justis in de beslissing tot weigering van de afgifte van de VOG zijn opgenomen. In een dergelijke procedure gaat het, anders dan in een strafproces, niet om de waarheidsvinding. De vraag die de rechter beantwoordt is of Justis op basis van de op dat moment beschikbare gegevens tot de afwijzende beslissing heeft kunnen komen en of die beslissing voldoende is gemotiveerd.

Ook kan de aanvrager op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens de korpschef verzoeken zijn politiegegevens te corrigeren of aan te vullen als deze onjuist of onvolledig zijn. De leden van de SP-fractie vragen hoe het proces gaat verlopen als er tijdens het aanvragen van een VOG politiegegevens een dergelijk verzoek van de aanvrager bij de politie loopt. Het antwoord op deze vraag is dat bij de beoordeling van de aanvraag zal worden uitgegaan van de op dat moment beschikbare politiegegevens. Tijdens een lopend correctieverzoek worden politiegegevens niet gewijzigd. Wanneer op grond van de aanwezige politiegegevens geen VOG politiegegevens kan worden verleend, zal deze niet worden verstrekt. Wanneer er naar aanleiding van een correctieverzoek wijziging of verwijdering van politiegegevens heeft plaatsgevonden, kan een nieuwe VOG-aanvraag worden ingediend die mogelijk anders wordt beoordeeld. Dit betekent niet dat de bewijslast wordt omgekeerd: op basis van de bij de politie beschikbare en aan Justis verstrekte relevante politiegegevens komt Justis tot een oordeel over de ingediende aanvraag. Gelet op het doel van de VOG politiegegevens en op de hiervoor genoemde waarborgen waarmee de procedure is omkleed, meen ik dan ook dat er geen sprake is van een onevenredige last die op de aanvrager wordt gelegd.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering afziet van een privacy impact assessment. Anders dan de leden van de SP-fractie aannemen, is een privacy impact assessment (PIA) uitgevoerd. Dit is van belang geweest bij het vormgeven van het instrument en de wijze waarop hieraan in de praktijk uitvoering wordt gegeven. Een belangrijke waarborg die uit de PIA is voortgekomen, is dat gebruik zal worden gemaakt van een hit/no hit-vergelijking, waarbij gegevens die in het kader van de beoordeling van de VOG-aanvraag niet relevant zijn vanwege de rol van de aanvrager, bijvoorbeeld als slachtoffer, zullen worden uitgefilterd.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen nadrukkelijk te garanderen én te communiceren dat slachtoffergegevens niet zullen worden betrokken bij het onderzoek. Zij vragen of dit ook de intentie van de regering is en op welke wijze controle zal plaatsvinden dat dergelijke gegevens niet (onverhoopt) worden verstrekt door de Dienst Justis. Ik deel het standpunt van de leden van de ChristenUnie-fractie dat slachtoffergegevens niet mogen worden betrokken bij het onderzoek. Bij de implementatie van dit wetsvoorstel zal hieraan nadrukkelijk aandacht worden besteed. Voor het beoordelen van een VOG-aanvraag zijn gegevens over de aanvrager van de VOG in diens hoedanigheid van slachtoffer, aangevers of getuige niet relevant. Deze gegevens worden door de politie niet aan Justis verstrekt en worden dus ook niet betrokken bij de beoordeling van een aanvraag. Dit geldt ook voor gegevens over andere slachtoffers en aangevers: indien over de aanvrager politiegegevens aan Justis worden verstrekt, worden gegevens over eventuele slachtoffers en aangevers niet meegestuurd. Als bijvoorbeeld aangifte is gedaan tegen de aanvrager van de VOG, wordt Justis niet geïnformeerd over de identiteit van degene die dit heeft gedaan. Deze gegevens kunnen dus ook niet door Justis worden verstrekt.

5. Financiële en administratieve consequenties van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dit wetsvoorstel ten opzichte van de behandeling van de huidige VOG-aanvraag zal leiden tot langere doorlooptijden voor de aanvragers van een VOG politiegegevens die werkzaam zijn bij het openbaar ministerie of DJI, of als BOA. Zij vragen of de regering een inschatting kan geven van het extra tijdsbeslag, indien het antwoord op de voorgaande vraag bevestigend luidt. Ook vragen zij of de spoedprocedure onverkort mogelijk blijft voor alle VOG-aanvragen.

Voor de functies die in aanmerking komen voor de VOG politiegegevens wordt nu nog een reguliere VOG aangevraagd. Bij deze aanvraag kan Justis in aanvulling op justitiële gegevens op dit moment al politiegegevens bij de beoordeling betrekken. Wat wijzigt is dat politiegegevens zullen worden opgevraagd voor elke aanvraag voor een VOG politiegegevens. Dit leidt tot meer werk voor de politie omdat steeds moet worden beoordeeld of beschikbare politiegegevens aan Justis kunnen en mogen worden verstrekt. Bij Justis neemt het beoordelen van dergelijke politiegegevens, ook wanneer er geen justitiële gegevens aanwezig zijn, eveneens extra tijd in beslag. De politie en Justis zullen over voldoende personele capaciteit en ICT-ondersteuning moeten beschikken om voor de aangewezen functies de reguliere doorlooptijden te halen. Over de aanvraag van een VOG politiegegevens zal Justis binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing nemen. In geval van een voornemen afwijzend te beslissen, wordt de beslissing binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag genomen.

Conform de beleidsregels VOG NP-RP 2018 kan in bijzondere gevallen een aanvraag met spoed worden afgehandeld indien ten aanzien van de aanvrager geen justitiële gegevens worden aangetroffen. Deze spoedprocedure geldt eveneens voor een aanvraag voor een VOG politiegegevens mits er geen justitiële gegevens en geen politiegegevens over de aanvrager worden aangetroffen. Ik kan bevestigen dat de spoedprocedure onverkort mogelijk blijft indien aan deze voorwaarden is voldaan.

De leden van de VVD-fractie vragen of het wetsvoorstel betekent dat in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever hierom vraagt, een hernieuwde check vereist is voor mensen die reeds binnen de organisatie werken. Zij vragen of de regering van mening is dat dit wetsvoorstel om deze reden leidt tot een toename van het aantal VOG-aanvragen.

De verwachting is niet dat dit wetsvoorstel zal leiden tot een toename van het aantal VOG-aanvragen. Een VOG politiegegevens wordt gevraagd bij indiensttreding van nieuwe medewerkers. Voor de functies waar het om gaat wordt nu een reguliere VOG aangevraagd. Deze wordt vervangen door een VOG politiegegevens.

Dit wetsvoorstel wijzigt geen sectorale wetgeving waarin eisen worden gesteld aan het herhalen van screening van personeel in bepaalde functies na verloop van een vastgestelde termijn. Dat betekent dat alleen een hernieuwde check plaatsvindt indien hierin in sectorale wetgeving is voorzien. Indien de desbetreffende functie wordt aangewezen als een functie waarvoor een VOG politiegegevens is vereist, zal de volgende VOG-aanvraag een aanvraag voor een VOG politiegegevens zijn. Voor DJI geldt bijvoorbeeld dat bij een omzetting van een tijdelijk dienstverband in een vast dienstverband en bij plaatsing in een nieuwe functie opnieuw een VOG kan worden gevraagd. BOA’s dienen elke vijf jaren hun akte van opsporingsbevoegdheid te verlengen. Hierbij dient steeds opnieuw een VOG te worden overgelegd.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom zij, ondanks de inschatting van de Rvdr, toch verwacht dat de toegenomen werklast voor de Rvdr zal meevallen. Zij vragen waarop de regering deze verwachting baseert. De leden van de SP-fractie vragen de regering de financiële en administratieve consequenties uiteen te zetten. Zij wensen graag een reflectie van de regering op de constatering dat de Koninklijke Marechaussee hierin volledig ontbreekt, dat de politie zich zorgen maakt over de extra taken en dat de Rvdr heeft aangegeven zich zorgen te maken over een verdere toename van de werk. Met mijn antwoord op de vragen van deze leden hoop ik inzichtelijk te maken wat de verwachte consequenties voor de betrokken organisaties zullen zijn. Ik vind het belangrijk daarbij te benadrukken dat vanwege de te verwachten werklast voor Justis en de politie het aantal functies waarvoor vanaf inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een VOG politiegegevens kan worden aangevraagd, beperkt zal zijn.

De procedure voor de aanvraag van een VOG is omkleed met rechtsbescherming voor de aanvrager die de Algemene wet bestuursrecht biedt. Indien Justis voornemens is afgifte van de VOG te weigeren, ontvangt de aanvrager eerst een voornemen tot afwijzing. Binnen twee weken kan de aanvrager hierover een zienswijze indienen.Na een definitieve afwijzing bestaat nog de mogelijkheid van bezwaar. Dit is ook bij een VOG politiegegevens het geval.

In 2019 werd van de 1.229.447 reguliere VOG-aanvragen 0,33% afgewezen. In totaal waren dit 4.115 aanvragen. In dat jaar werd 665 keer bezwaar aangetekend en 159 maal een (hoger) beroep. In de meeste gevallen vervangt de aanvraag voor een VOG politiegegevens de aanvraag voor een reguliere VOG. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een VOG politiegegevens wordt net zoals bij de reguliere VOG een zorgvuldige afweging gemaakt tussen enerzijds de belangen die samenhangen met veiligheid van de samenleving en anderzijds het belang de aanvrager. Daarom wordt een grote toename van het aantal rechtszaken niet verwacht.

De structurele lasten die samenhangen met de behandeling van de aanvragen van een VOG politiegegevens zijn afhankelijk van het aantal aanvragen. In eerste instantie wordt – mede gezien de beschikbare capaciteit – uitgegaan van ongeveer 18.500 aanvragen per jaar. Politie en Justis verwachten dat op jaarbasis 50% van de aanvragen een hit zal opleveren, waarna aan de politie om toezending van de beschikbare gegevens wordt verzocht. Dit betreft ruim 9.000 verzoeken om politiegegevens op jaarbasis.

Aanpassing van de lijst van functies, die maximaal twee keer per jaar kan plaatsvinden, zal tijdig worden besproken met de politie en Justis zodat zij voldoende tijd hebben om eventuele uitbreiding te realiseren.

De structurele kosten voor de VOG politiegegevens worden evenals voor de reguliere VOG, in rekening gebracht bij de aanvrager. Net zoals bij de reguliere VOG zullen deze kosten doorgaans worden vergoed door de (toekomstige) werkgevers. Een voorlopige raming laat zien dat de kosten tussen dertig en vijftig euro per VOG liggen. Hiermee worden de uitvoeringskosten bij politie en Justis gedekt.

Voor de aanpassing van de huidige systemen worden kosten gemaakt bij Justis en politie. De incidentele kosten voor de aanpassing van de systemen worden voor Justis geraamd op 500.000 euro. Dit betreft onder andere de koppeling met de politiesystemen op basis van een hit/no hit-systeem. Op basis van een recent verschenen uitvoeringstoets van de politie worden de incidentele kosten voor de aanpassing van de systemen bij de politie geraamd op ongeveer 500.000 euro. Dit wijkt af van het geschatte bedrag van 300.000 euro dat in de memorie van toelichting is vermeld. Dit komt onder meer doordat het aantal systemen dat bij de politie moet worden bevraagd is toegenomen en er een geautomatiseerde koppeling van deze verschillende systemen naar Justis wordt ontwikkeld.

In eerste instantie zullen alleen de bij de politie beschikbare politiegegevens bij de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken omdat het overgrote deel van de voor dit doel relevante politiegegevens worden verwerkt onder verantwoordelijkheid van de politie. Zo kunnen de politie en Justis gezamenlijk een zorgvuldige werkprocedure inrichten. Bij een eerste evaluatie van het wetsvoorstel kan worden bezien of ook informatie van andere opsporingsorganisaties, zoals de Koninklijke marechaussee, bij de VOG politiegegevens kan worden betrokken.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Het oordeel over de betrouwbaarheid van een BOA baseert de Minister van Justitie en Veiligheid op een overgelegde VOG en, indien van toepassing, op eventuele aanvullende informatie afkomstig van de toezichthouder of de direct toezichthouder. Dit kunnen politiegegevens betreffen, afkomstig van de korpschef van politie. Zie voor een meer uitgebreide beschrijving pagina 15 van de memorie van toelichting of de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar.

Naar boven