Besluit van 21 april 2022, tot wijziging van enkele besluiten ter uitvoering van Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 februari 2022, nr. WJZ / 21321894;

Gelet op Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PBEU2018, L 150) en de artikelen 4 en 8 van de Landbouwkwaliteitswet, de artikelen 2.2, tweede, derde, negende en tiende lid, 2.7, tweede lid, en 3.1, tweede lid, onderdeel k, en 9.25, eerste lid, van de Wet dieren, artikel 8:40, eerste lid, van de Wet milieubeheer, artikelen 6 en 7 van de Wet bodembescherming en artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 maart 2022 nr. W11.22.00007/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 april 2022, nr. WJZ / 22114002;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel houdende de definitie van verordening (EG) 834/2007 vervalt.

2. Na het onderdeel houdende de definitie van verordening (EU) 1308/2013 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

verordening (EU) 2018/848:

verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

3. In het onderdeel houdende de definitie van biologische productiemethode wordt «verordening (EG) 834/2007» vervangen door «verordening (EU) 2018/848».

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «artikel 25 van verordening (EG) 834/2007» wordt vervangen door «artikel 33 van verordening (EU) 2018/848».

2. De zinsnede «bij of krachtens verordening (EG) 834/2007» wordt vervangen door «bij of krachtens verordening (EU) 2018/848».

C

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

De Stichting Skal wordt aangewezen als bevoegde autoriteit voor zover het betreft het gebied, genoemd in artikel 1, tweede lid, aanhef en onderdeel i, van verordening (EU) 2017/625 voor:

  • a. het documenteren, bedoeld in artikel 29, zesde lid, van verordening (EU) 2018/848 van onderzoeksresultaten naar de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen en genomen maatregelen;

  • b. het ontvangen van de melding, bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) 2018/848;

  • c. het meedelen van de informatie, bedoeld in artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) 2018/848 aan het daar bedoelde betaalorgaan;

  • d. de handhavingsverplichtingen, bedoeld in artikel 137 van verordening (EU) 2017/625, en

  • e. het nemen van de acties en maatregelen, bedoeld in artikel 138 van verordening (EU) 2017/625,

en belast met deze taken.

D

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «verordening (EU) 2017/625» ingevoegd «en belast met de taken die aan de bevoegde autoriteit of een lidstaat kunnen worden opgedragen en die niet op grond van artikel 15 of het tweede lid aan de Stichting Skal zijn opgedragen».

2. In het tweede lid wordt na «de wet» ingevoegd «en is:

  • a. gelet op verordening (EU) 2018/848 belast met alle taken die in verband met de toepassing van verordening (EU) 2018/848 aan een controleautoriteit kunnen worden opgedragen, en

  • b. gelet op artikel 4, derde lid, van verordening (EU) 2017/625 belast met de officiële controles en andere officiële activiteiten en de daarbij behorende taken en verantwoordelijkheden bedoeld in titel II, hoofdstukken II, V en VII, van verordening (EU) 2017/625 ten aanzien van de in artikel 1, tweede lid, aanhef en onderdeel i, van verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels».

E

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

2. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdelen c tot en met d tot onderdelen b tot en met c.

F

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Indien het in het belang van een goede uitvoering van de bij of krachtens verordening (EU) 2018/848 gestelde voorschriften aangewezen is dat in die voorschriften genoemde taken en bevoegdheden aan de Stichting Skal worden opgedragen, kunnen deze, onverminderd het bepaalde in de artikelen 15 en 16, tweede lid, worden opgedragen bij ministeriële regeling.

ARTIKEL II

Het Besluit diergezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «verordening (EG) nr. 834/2007» vervalt.

2. In de alfabetische volgorde wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

verordening (EU) 2018/848:

Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

B

In artikel 5.7, derde lid, onder a, wordt «artikel 23, eerste lid, van verordening(EG) nr. 834/2007» vervangen door «artikel 30, eerste lid, van verordening (EU) 2018/848».

ARTIKEL III

Het Besluit dierlijke producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na het onderdeel houdende de begripsbepaling van verordening (EU) nr. 2017/625 een onderdeel ingevoegd, luidende:

verordening (EU) 2018/848:

verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

B

In artikel 2.8c, eerste lid, wordt «artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007» vervangen door «artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EU) 2018/848».

C

In artikel 2.10, aanhef, wordt na «en» ingevoegd «, overeenkomstig artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007,».

ARTIKEL IV

Het Besluit diervoerders 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 vervalt de begripsbepaling met betrekking tot «Verordening (EG) nr. 834/2007».

B

Artikel 2.4 komt te vervallen.

C

In artikel 2.5 wordt na «De Stichting Skal is» ingevoegd «overeenkomstig artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007».

ARTIKEL V

In artikel 1 van het Besluit emissiearme huisvesting wordt in het onderdeel houdende de definitie van biologische productiemethode «Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189)» vervangen door «Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150)».

ARTIKEL VI

In artikel 1 van het Besluit gebruik meststoffen komt onderdeel r te luiden:

r. biologische productiemethode:

biologische productiemethode als bedoeld in Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

ARTIKEL VII

Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.807, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 2, onder a, van de verordening » vervangen door «artikel 3, onderdeel 1, van de verordening».

B

In Bijlage I, onderdeel A, wordt in de begripsbepaling van «biologisch geteelde gewassen» «Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake biologische producten en etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189)» vervangen door «verordening».

C

In Bijlage I, onderdeel B, wordt in de begripsbepaling van «verordening» «Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische producten en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189)» vervangen door «Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150)».

ARTIKEL VIII

Het Besluit houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:

verordening (EU) 2018/848:

Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

B

In artikel 2.49, onderdeel f, wordt «verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 1991, L 198)» vervangen door «verordening (EU) 2018/848».

C

Na artikel 2.77 wordt een artikel ingevoegde, luidende:

Artikel 2.78

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het houden van aquacultuur ten behoeve van de biologische productie, bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EU) 2018/848, van aquacultuur.

ARTIKEL IX

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VII in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 april 2022

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Uitgegeven de vierde mei 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Per 1 januari 2022 wordt Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake biologische producten en etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189) (hierna: de oude bioverordening) vervangen door Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150) (hierna: de nieuwe bioverordening). De ook voor het terrein van de biologische productie en etikettering van biologische producten al geldende verordening (EU) 2017/625 (hierna: de controleverordening) blijft bestaan. De nieuwe bioverordening brengt met zich dat (bepalingen met) verwijzingen in de wet- en regelgeving naar de oude bioverordening zullen worden vervangen door (bepalingen met) verwijzingen naar de nieuwe bioverordening, daarbij rekening houdend met de samenhang van controleverordening en nieuwe bioverordening.

Ter implementatie is reeds de Regeling autoriteiten verordening (EU) 2018/848 en verordening (EU) 2017/625 op 1 januari 2022 in werking getreden. Deze regeling dient tijdelijk om aan te geven met welke taken de Stichting Skal en de Minister van LNV als controle- en/of bevoegde autoriteit zijn belast en te verduidelijken dat zij daarmee hun huidige taken op het terrein van de biologische productie en de etikettering van biologische producten voortzetten. Materieel is dit naar nationaal recht als terrein met name ondergebracht in de landbouwkwaliteitswetgeving en de wetgeving bij of krachtens de Wet dieren.

2. Implementatiewetgeving

2.1 Hoofdlijnen verordening

De biologische productie is een alomvattend systeem om landbouwbedrijven te beheren en levensmiddelen te produceren volgens een methode die de beste milieu- en klimaatactiepraktijken, een hoog biodiversiteitsniveau, de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en de toepassing van strenge normen op het gebied van dierenwelzijn en productie combineert en is afgestemd op de vraag van een toenemend aantal consumenten naar producten die worden vervaardigd met natuurlijke stoffen en processen. De biologische productie speelt aldus een tweeledige rol in de samenleving, enerzijds als leverancier aan een specifieke markt die inspeelt op de vraag van de consument naar biologische producten, en anderzijds als leverancier van voor het algemene publiek beschikbare goederen die bijdragen aan de bescherming van het milieu en het dierenwelzijn, alsmede aan de plattelandsontwikkeling.

De Verordening inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten (EG) nr. 834/2007 wordt vervangen door Verordening (EU) 2018/848 die per 1 januari 2022 van toepassing is. Reden voor herziening is dat veel regels intussen zijn verouderd en moeten worden aangepast om rekening te houden met de grote veranderingen die de biologische sector in de EU de laatste twee decennia heeft ondergaan. De biologische landbouwsector in de Unie heeft zich de voorbije jaren snel ontwikkeld, niet alleen wat de oppervlakte betreft die voor biologische landbouw wordt gebruikt, maar ook wat het aantal bedrijven betreft en het totale aantal biologische exploitanten die in de Unie zijn geregistreerd.

Gezien de dynamische evolutie van de biologische sector werd in de oude bioverordening bepaald dat de voorschriften van de Unie inzake de biologische productie in de toekomst moesten worden geëvalueerd, rekening houdend met de ervaring die met de toepassing ervan was opgedaan. Uit deze door de Commissie verrichte evaluatie blijkt dat het rechtskader van de Unie voor de biologische productie moet worden verbeterd aan de hand van voorschriften die aansluiten op de hoge verwachtingen van de consument en die voldoende duidelijk zijn voor de partijen waarvoor zij zijn bestemd. De oude bioverordening is derhalve ingetrokken en door een nieuwe verordening vervangen.

Met de nieuwe verordening is sprake van verdergaande eisen en harmonisatie, zodat nationale regelgeving op die terreinen vervalt. Een voorbeeld betreft toegelaten additieven in diervoer voor huisdieren die met de nieuwe bioverordening Europees zijn geregeld. Door deze meer geharmoniseerde aanpak van de nieuwe verordening, zullen consumenten in heel Europa dezelfde kwaliteitsgaranties krijgen. Immers, deze eisen zijn in alle EU-landen hetzelfde. Voorbeelden hiervan zijn eisen omtrent dierenwelzijn en geen gebruik van kunstmest en chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen.

Dit stevige wettelijke kader is voor de Commissie aanleiding geweest om met de boer-tot-bord strategie 2030 op biologische productie en consumptie in te zetten, vanwege een duidelijke definitie, gelijk speelveld, en het toezicht dat keten-breed is geregeld, van import tot verkoop.

Ook Nederland zal in 2022 een ambitie op biologische productie en consumptie formuleren, passend binnen de Nederlandse context.

Net als andere Europese verordeningen heeft ook deze nieuwe verordening een rechtstreeks bindende werking voor lidstaten, bedrijven en burgers van de Europese Unie. Dat betekent dan ook dat het merendeel van de artikelen van de Verordening 2018/848 rechtstreeks van toepassing is op de lidstaten en bedrijven en, waar aan de orde, ook op personen/burgers. Het rechtstreekse karakter van de verordening betekent ook dat deze verordening automatisch deel uitmaakt van de nationale rechtsorde.

De nieuwe bioverordening bevat bepalingen over het handelsverkeer met derde landen. Voor de uitvoer geldt dat een product als biologisch product uit de Europese Unie mag worden uitgevoerd en het biologische logo mag dragen als het aan de voorschriften van de nieuwe bioverordening voldoet. Voor de invoer geldt dat een product uit een derde land mag worden ingevoerd met het doel in de EU als biologisch product of omschakelingsproductie in de handel te worden gebracht, indien een door de Commissie erkende controleautoriteit of controleorgaan bevestigt dat het product aan de nieuwe bio verordening voldoet of een derde land door de EU in het kader van een handelsovereenkomst is erkend als een land met een gelijkwaardig biologisch productiesysteem.

In paragraaf 2.2 worden de hoofdlijnen van de verordening uiteengezet en wordt aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan de diverse keuzes en alternatieven die de verordening bevat.

2.2 Beleidsruimte

De nieuwe bioverordening bevat dezelfde doelstellingen en beginselen inzake de biologische productie en etikettering van biologische producten als de oude bioverordening. Ten behoeve van deze doelstellingen en beginselen zijn voorschriften gesteld voor de hele biologische keten waaraan exploitanten aan moet voldoen. Zowel productie in derde landen bestemd voor de de EU, handel, bewerking en verkoop in de EU, zijn certificeringsplichtig. Controle op het voldoen aan de eisen van de nieuwe bioverordening gebeurt in de hele keten: in derde landen, aan de EU-grens en in de lidstaten zelf. In Nederland is Stichting Skal verantwoordelijk voor certificering en het toezicht op de hele Nederlandse biologische keten. Aangezien de biologische keten veelomvattend is, zijn er Europese voorschriften op vele terreinen zoals plantaardige productie voor voedsel en diervoeders, dierlijke productie, algen en aquacultuurdieren, verwerkte levensmiddelen, wijn en gist. Bedrijven in Nederland die zich biologisch willen laten certificeren, moeten zich aanmelden bij Skal.

In de nieuwe bioverordening zijn de voorschriften verduidelijk en aangescherpt, waar de oude verordening nog ruimte liet aan de lidstaten. Op enkele punten biedt de verordening nog wel ruimte voor nationale regels. Vanwege harmonisatie en gelijk speelveld die gepaard gaan met rechtstreekse doorwerking van de nieuwe bioverordening in lidstaten, heeft Nederland ervoor gekozen om geen extra nationale voorschriften toe te passen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de bioverordening, het vereenvoudigen van de implementatie ervan in de praktijk, of als er sprake is van specifieke nationale omstandigheden. Zo zijn er bijvoorbeeld geen extra nationale productievoorschriften voor grootkeukens, diersoorten, producten en zijn er in Nederland geen nationale richtlijnen voor biologische bijenteelt. Wel wordt er specifieke nationale invulling gegeven aan de databases met biologisch plantaardig en dierlijk uitgangsmateriaal die sinds de nieuwe verordening verplicht zijn, die past bij de huidige werkwijze van producenten en afnemers.

Deze databases zijn een voorbeeld van een aanscherping van de oude verordening. Waar exploitanten voorheen zelf in registers de beschikbaarheid bijhielden, dienen lidstaten nu te beschikken over systemen om deze beschikbaarheid bij te houden. Gegevens van exploitanten worden dus verzameld in een database, waarmee de beschikbaarheid van biologisch materiaal overzichtelijker wordt en makkelijker controleerbaar. Indien hieruit blijkt dat er niet voldoende biologisch uitgangsmateriaal voorradig is, kan Skal besluiten in individuele gevallen gangbaar teeltmateriaal toe te laten. Voorheen werden de registers van exploitanten hiervoor gebruikt.

Gelet op artikel 53, zesde lid, onderdeel a, van de nieuwe bioverordening moeten de lidstaten jaarlijks aan de Commissie en andere lidstaten de informatie uit deze databank verstrekken.

Onverlet de verdergaande harmonisatie door de nieuwe bioverordening, zijn er nationale voorschriften, voortkomend uit andere regelgeving, waaraan exploitanten moeten voldoen. Zo dienen gewasbeschermingsmiddelen, ook indien de werkzame stoffen op de positieve geharmoniseerde biologische inputlijst staan, een nationale toelating te verkrijgen van de bevoegde autoriteit. Dat kan mogelijk leiden tot verschillen tussen lidstaten.

Behalve nationale voorschriften, biedt de nieuwe bioverordening nationaal ook mogelijkheden om biologische productie te faciliteren. Zo maakt Nederland gebruik van de mogelijkheid om certificeringslasten voor kleine ondernemers te beperken door een vrijstelling van een certificaat te verlenen aan exploitanten die onverpakte producten verkopen, mits zij aan de voorwaarden uit de nieuwe bioverordening voldoen. Nederland maakt hier geen gebruik van de mogelijkheid om striktere voorwaarden te stellen.

Ook kan in geval van fytosanitaire redenen bij uitzondering gebruik worden gemaakt van chemische (synthetische) middelen. Het betreft dan de Europees verplichte bestrijding van zogeheten «quarantaineorganismen» of quarantainewaardige organismen. Dit zijn in Europese regelgeving aangewezen organismen waarvan op basis van deze fytosanitaire regelgeving de verspreiding moet worden voorkomen en waarvoor uitroeiingsmaatregelen moeten worden getroffen.

De nieuwe bioverordening bepaalt dat de bevoegde autoriteit criteria voor traaggroeiende rassen of een lijst van die rassen vaststelt en deze informatie aan exploitanten, andere lidstaten en de Commissie verstrekt. Voor de oude bioverordening was dit al bepaald onder de begripsbepaling voor in artikel 2.10 van Regeling dierlijke producten en deze bepaling wordt gecontinueerd onder de nieuwe bioverordening.

Tenslotte maakt Nederland gebruik van de tijdelijke mogelijkheid niet-biologische juvenielen te benutten in aquacultuur om een biologische populatie te kunnen opbouwen. Dit is geregeld in het nieuwe artikel 7d.2 van de Regeling houders van dieren. De nieuwe bioverordening laat wederom de mogelijkheid aan lidstaten om een periode te bepalen van leegstand van de uitloop bij pluimvee om de vegetatie te laten aangroeien. Dit wordt geregeld in artikel 2.18 van de Regeling dierlijke producten.

3. Inhoud van het besluit

In dit besluit zijn bepalingen opgenomen die ter uitvoering van Verordening 2018/848 noodzakelijk zijn. Het gaat om wijzigingen van met name het Landbouwkwaliteitsbesluit en van enkele andere besluiten die verwijzingen bevatten naar de oude verordening. Dit wijzigingsbesluit zal met terugwerkende kracht per 1 januari 2022 in werking treden.

3.1 Skal als controleautoriteit (artikel I, onderdeel D, onder 2)

De Stichting Skal is in artikel 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 aangewezen als controleautoriteit bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet, en dus als «controleautoriteit voor biologische producten» in de zin van artikel 3, punt 4, van de controleverordening. Daarmee is de Stichting Skal ook controleautoriteit in de zin van de nieuwe bioverordening omdat artikel 3, onderdeel 55, van de nieuwe verordening «controleautoriteit» definieert als «controleautoriteit voor biologische producten» in de zin van de controleverordening. Artikel 16, tweede lid, onderdeel a (nieuw), van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 geeft aan dat dit met zich brengt dat de Stichting Skal als controleautoriteit belast is met de taken die op grond van de bioverordening aan de controleautoriteit kunnen worden opgedragen. Hieronder vallen in ieder geval:

  • de taken genoemd in artikel 9, achtste lid,

  • de taken van de controleautoriteit bij (vermoedens van) niet-naleving van de bioverordening of de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen, beschreven in de artikelen 27, onder d en e, 28, tweede lid onder d en e, en 29,

  • de controle op de activiteiten die door een (groep) exploitant(en) zijn uitbesteed aan derden (artikel 34, derde lid),- het verstrekken (artikel 35, eerste lid) en intrekken (artikel 36, tweede lid) van certificaten,

  • het opleggen van de maatregelen in geval van niet-naleving bedoeld in artikel 41, eerste lid, (decertificeren van producten) en 42 (decertificeren van producten en (groepen) exploitanten),

  • de kennisgeving en informatie-uitwisseling, bedoeld in artikel 43, tweede, derde en vierde lid, en

  • de taken van de controleautoriteit met betrekking tot importcontroles (artikel 45 van de bioverordening), in aansluiting op de importcontroletaken van Skal als controleautoriteit in de zin van de controleverordening (zie artikel 45, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid, van de nieuwe bioverordening jo. titel II hoofdstuk V controleverordening).1

Hiermee wordt de situatie onder de oude bioverordening, waarin de Stichting Skal in artikel 15 van het Landbouwkwaliteitsbesluit als controleautoriteit de controlebevoegdheden op grond van artikel 27, vierde lid, onderdeel a, van de oude bioverordening kreeg opgedragen, gecontinueerd.

In artikel 16, tweede lid, onderdeel b (nieuw), van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt daarnaast de huidige situatie met betrekking tot de taken op grond van de controleverordening bestendigd. Dit houdt in dat de officiële controles en andere officiële activiteiten, beschreven in de hoofdstukken 2, 5 en 7 van de controleverordening, aan de Stichting Skal als controleautoriteit zijn opgedragen. Voor de duidelijkheid wordt hierbij benadrukt dat het hier niet gaat om het delegeren van taken aan een gemachtigde instantie, maar om het opdragen van deze taken aan de controleautoriteit, zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, van de controleverordening.

Volledigheidshalve wordt vermeld dat de Stichting Skal haar taken op basis van de nieuwe bioverordening dus óf als controleautoriteit óf – zie de paragraaf hieronder – als bevoegde autoriteit uitvoert. Skal is met andere woorden geen controleorgaan in de zin van artikel 3, punt 56, van de nieuwe bioverordening. Deze definitie van controleorgaan verwijst naar de gemachtigde instantie in de zin van artikel 3, punt 5, van de controleverordening; een rol die Skal eveneens niet heeft.

3.2 Skal als bevoegde autoriteit (artikel I, onderdeel C)

In artikel 15 (nieuw) van het Landbouwkwaliteitsbesluit wordt de Stichting Skal aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van de nieuwe bioverordening en de controleverordening voor de in dat artikel opgesomde taken waar het gaat om de biologische productie en etikettering van biologische producten.

Hiermee wordt de huidige situatie ten aanzien van bijvoorbeeld de ontvangst van meldingen (met het oog op certificering) dat tot productie of invoer van biologische producten wordt overgegaan, ook na 1 januari 2022 gecontinueerd. Zo wordt de Stichting Skal op grond van artikel 34, vierde lid, van de nieuwe bioverordening aangewezen om de in dat artikel bedoelde meldingen te ontvangen (vergelijkbaar met artikel 17, tweede lid (oud), van het Landbouwkwaliteitsbesluit waarin de Stichting Skal is aangewezen als bevoegde autoriteit die de meldingen bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel a, en 28, eerste lid, onderdeel a, van de oude bioverordening in ontvangst neemt).

In samenhang met haar taken als controleautoriteit wordt verduidelijkt dat de Stichting Skal tevens als bevoegde autoriteit in de zin van de controleverordening is belast met het uitvoeren van de handhavingsverplichtingen bedoeld in artikel 137, en het nemen van acties en maatregelen bedoeld in artikel 138 van de controleverordening (met name de leden 1, 2 onder c, d, f, g, i, en j, 3 en 4, zijn daarbij relevant). Ook onder de oude bioverordening is de Stichting Skal de autoriteit die de certificaten verstrekt en – als zodanig – ook bevoegd is om in voorkomend geval een verleend certificaat in te trekken (artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling). Het reglement dat Skal op grond van artikel 10, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet heeft opgesteld, beschrijft in welke gevallen tot decertificeren wordt overgegaan. Met de goedkeuring van dit reglement op grond van artikel 10, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot uitdrukking gebracht dat de Stichting Skal de bevoegde autoriteit is die is belast met de toepassing van artikel 138 van de controleverordening ten aanzien van biologische productie en etikettering van biologische producten. Artikel 15 (nieuw) van het Landbouwkwaliteitsbesluit continueert deze situatie.

3.3 Minister van LNV als bevoegde autoriteit (artikel I, onderdeel D, onder 1)

In artikel 16, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van de controleverordening. Dit maakt de minister, blijkens de definitie in artikel 3, van de nieuwe bioverordening, tevens de aangewezen bevoegde autoriteit is in de zin van de nieuwe bioverordening. Dit brengt met zich mee (artikel I, onderdeel D, onder 1) dat de minister belast is met alle taken die op grond van de bioverordening en de controleverordening aan de bevoegde autoriteit kunnen worden opgedragen, met uitzondering van de taken die de minister op grond van de artikelen 15 of 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 aan de Stichting Skal heeft opgedragen. De minister is bijvoorbeeld de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de bioverordening, die informatie over vermoede niet-naleving deelt via het OFIS-systeem. In de praktijk doet RVO dit namens de Minister van LNV.

Met betrekking tot artikel 43, zesde lid, van de bioverordening is de Stichting Skal in artikel 15, onder b, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (artikel I, onderdeel C) belast met specifiek het delen van de informatie over controles aan het betaalorgaan GLB (zijnde RVO) bedoeld in dat artikellid. Dit laat onverlet dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het overige de bevoegde autoriteit is die de verantwoordelijkheid heeft ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden voor die informatiedeling bedoeld in artikel 43, zesde lid, op orde zijn.

3.4 Verhouding landbouwkwaliteitsregelgeving tot andere regelgeving

De nationale regels over biologische productie zijn opgenomen in diverse regelgeving. Ten eerste in de landbouwkwaliteitsregelgeving die naast regels over biologische productie in brede zin (algemene bepalingen, bevoegdheidsbepalingen (artikel I)) bevat over de plantaardige productie (Landbouwkwaliteitsregeling 2007). De specifieke regels ten aanzien van biologische dierlijke productie (zoals dierlijke producten, diervoeders, houders van dieren en diergezondheid) zijn opgenomen in de dierregelgeving (artikelen II tot en met IV en VIII). De bepalingen in de dierenregelgeving die de taken en bevoegdheden van Stichting Skal dubbel regelen worden aangepast zodat die bepalingen nu verwijzen naar de relevante landbouwkwaliteitsregelgeving op dat punt.

Tot slot zijn er bepalingen over (dat wil zeggen verwijzingen naar) biologische productie opgenomen in milieuregelgeving (artikel V), in de mestregelgeving (artikel VI) en in regelgeving met betrekking tot de beoogde Omgevingswet (artikel VII).

3.5 Voorhang

Artikel 4, vierde lid, van de Landbouwkwaliteitswet, artikel 92, eerste lid, van de Wet bodembescherming, artikel 10.10 van de Wet dieren, artikel 21.6 van de Wet milieubeheer en artikel 23.5, eerste lid, van de Omgevingswet voorzien in voorhangbepalingen. Daarnaast voorziet artikel 92, tweede lid, van de Wet bodembescherming in een nahangbepaling. Gelet op artikel 1:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 23.5, derde lid, van de Omgevingswet zijn deze procedures niet van toepassing indien dat besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van EU regelgeving, zoals hier aan de orde is.

4. Uitvoering, toezicht en handhaving

Dit implementatiebesluit brengt materieel geen wijziging in de taken van Skal en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Skal en de Minister van LNV en heeft derhalve geen effecten voor uitvoering, toezicht en handhaving. Het besluit is ambtelijk met Skal besproken en afgestemd.

5. Regeldruk

Omdat dit besluit implementatie van EU-regelgeving betreft en materieel geen wijziging brengt in de taken en bevoegdheden van Skal en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Skal en de Minister van LNV of andere betrokken organisaties is er geen sprake van regeldrukeffecten.

6. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022 (en sluit daarmee aan op de inwerkingtreding van de bioverordening). Per 1 januari 2022 wordt met de Regeling autoriteiten verordening (EU) 2018/848 en verordening (EU) 2017/625 (hierna: tijdelijke regeling) tijdelijke aangegeven met welke taken de Stichting Skal en de Minister van LNV als controle- en/of bevoegde autoriteit zijn belast. Met het onderhavige besluit wordt dit ordelijk in de daarvoor al bestemde artikelen van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 geregeld (artikelen 15 en 16). Door aan het besluit terugwerkende kracht te geven wordt duidelijk dat het besluit volledig in de plaats komt van de tijdelijke regeling die (met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022) zal vervallen zodra de implementatieregeling in werking treedt en wordt bereikt dat de taken en bevoegdheden vanaf het moment van inwerkingtreding van de nieuwe bioverordening zijn geregeld op de daarvoor bestemde plek in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. Terugwerkende kracht is mogelijk nu de bevoegdheidsregeling materieel niet verandert ten opzichte van de tijdelijke regeling en het besluit ten opzichte van de tijdelijke regeling geen bepalingen bevat die de rechtspositie van biologische bedrijven (kunnen) schaden. Ten opzichte van de tijdelijke regeling regelt het besluit alleen extra dat in de diverse bestaande besluiten de verwijzingen naar de oude bioverordening worden aangepast, dat dubbele regeling van taken en bevoegdheden voor Skal in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en dierbesluiten wordt opgelost (artikelen III, onderdeel C, en IV, onderdeel C; zie ook paragraaf 3.4 van het algemeen deel van de toelichting) en dat twee delegatiegrondslagen worden toegevoegd, een in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (artikel 18) en een in het Besluit houders van dieren (artikel 2.78).

Artikel VII (wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving) treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet is 1 januari 2023.

De inwerkingtreding van dit besluit wijkt af van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden die volgt uit het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Volgens dit kabinetsbeleid kan een uitzondering worden gemaakt indien het implementatie van een Europese verordening betreft.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

Onderdeel A wijzigt een aantal begripsbepalingen in artikel 1 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. De begripsbepaling van de oude bioverordening vervalt, de begripsbepaling van de nieuwe bioverordening wordt opgenomen en de verwijzing naar de nieuwe bioverordening in de begripsbepaling van «biologische productiemethode» wordt geactualiseerd.

Onderdeel B actualiseert de verwijzingen naar de nieuwe bioverordening in artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, zodat het artikel verwijst naar de juiste verordening.

Onderdeel C vervangt artikel 15 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. In het nieuwe artikel 15 wordt de Stichting Skal aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van de nieuwe bioverordening en de controleverordening voor de in dat artikel opgesomde taken waar het gaat om de biologische productie en etikettering van biologische producten. De tekst komt materieel overeen met artikel 3 van de Regeling autoriteiten verordening (EU) 2018/848 en verordening (EU) 2017/625. Zie verder paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel D wijzigt artikel 16 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. Onderdeel 1 wijzigt artikel 16, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zodat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit belast is met alle taken die op grond van de bioverordening en de controleverordening aan de bevoegde autoriteit kunnen worden opgedragen, met uitzondering van de taken die de minister op grond van de artikelen 15 of 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 aan de Stichting Skal heeft opgedragen. De tekst komt materieel overeen met artikel 4 van de Regeling autoriteiten verordening (EU) 2018/848 en verordening (EU) 2017/625. Zie verder paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel 2 wijzigt artikel 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zodat duidelijk wordt dat de Stichting Skal als controleautoriteit belast is met alle taken die op basis van de controleverordening aan de controleautoriteit voor biologische producten en basis van de nieuwe bioverordening aan de controleautoriteit kunnen worden opgedragen. De tekst komt materieel overeen met artikel 2 van de Regeling autoriteiten verordening (EU) 2018/848 en verordening (EU) 2017/625. Zie verder paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel E wijzigt artikel 17 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. Onderdeel 1 laat artikel 17, tweede lid, van dat besluit vervallen. Dat lid ziet op een taak van de Stichting Skal als bevoegde autoriteit die in de nieuwe opzet wordt geregeld in voorgesteld artikel 15, onderdeel b, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (onderdeel C).

Onderdeel 2 laat artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 vervallen. Dat onderdeel b betreft de taken van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als bevoegde autoriteit in de zin van de nieuwe bioverordening wat in de nieuwe opzet wordt geregeld door voorgesteld artikel 16, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.

Onderdeel F voorziet in een nieuw artikel 18 in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007. Op grond van dit artikel kan de Stichting Skal met andere taken worden belast dan die reeds in artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 aan de Stichting Skal zijn opgedragen, indien dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de nieuwe bioverordening en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn dat de Stichting Skal een ontheffing kan verlenen indien een verordening in de mogelijkheid van het verlenen van een ontheffing voorziet. De delegatiegrondslag van artikel 18 maakt het dan mogelijk die ontheffingsbevoegdheid bij de Stichting Skal neer te leggen. Gebruik van het woord «opdragen» betekent dat de Stichting Skal dergelijke opgedragen taken en bevoegdheden zelfstandig uitoefent, dat wil zeggen in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid. Vaak zal het gaan om bevoegdheden die op grond van de desbetreffende verordening door de of een bevoegde autoriteit kunnen worden uitgeoefend, maar de verordeningspraktijk is divers in zijn formuleringen; vandaar dat de delegatiegrondslag niet is beperkt tot taken en bevoegdheden die overeenkomstig genoemde verordeningen aan bevoegde autoriteiten kunnen worden opgedragen.

Artikel II (Besluit diergezondheid)

In het Besluit diergezondheid vervalt de begripsbepaling van de oude bioverordening en wordt de begripsbepaling van de nieuwe bioverordening opgenomen (onderdeel A). Verder wordt de verwijzing naar biologische eieren in de bioverordening geactualiseerd in artikel 5.7 van het Besluit diergezondheid met betrekking tot het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van legkippen (onderdeel B).

Artikel III (Besluit dierlijke producten)

In het Besluit dierlijke producten wordt een begripsbepaling opgenomen voor de nieuwe bioverordening (onderdeel A). In artikel 2.8c, eerste lid, van het Besluit dierlijke producten betreft een delegatiegrondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen over de biologische productie van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen. De verwijzing naar de definitie van opfokhennen wordt geactualiseerd (onderdeel B). In artikel 2.10 van het Besluit dierlijke producten wordt een verwijzing opgenomen naar de bevoegdheid van Skal ten aanzien dergelijke controles en bewijsstukken in artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (onderdeel C) om de verhouding te regelen tussen artikel 2.10 en de in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 opgenomen algemene regeling van de taken en bevoegdheden van Stichting Skal (zie ook paragraaf 3.4 van het algemeen deel van de toelichting).

Artikel IV (Besluit diervoerder 2012)

Artikel 2.4 van het Besluit diervoerder 2012 komt te vervallen (onderdeel B). Het artikel betreft een delegatiegrondslag om nadere regels te stellen over de productie van biologische diervoeders voor gezelschapsdieren voor de uitvoering van krachtens artikel 40 van Verordening (EG) nr. 834/2007 gestelde regels. Artikel 40 van de oude bioverordening bevatte een grondslag om indien nodig maatregelen vast te stellen «om de overgang van Verordening (EEG) nr. 2092/91 naar de onderhavige verordening te vergemakkelijken». De nieuwe bioverordening heeft geen vergelijkbare bepaling. Aangezien er verder in het besluit geen bepalingen zijn met verwijzingen naar de bioverordening kan ook de begripsbepaling in artikel 1.1 vervallen (onderdeel A). In artikel 2.5 van het Besluit diervoerder 2012 wordt een verwijzing opgenomen naar de bevoegdheid van Skal ten aanzien dergelijke controles en bewijsstukken in artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (onderdeel C) om de verhouding te regelen tussen artikel 2.10 en de in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 opgenomen algemene regeling van de taken en bevoegdheden van Stichting Skal (zie ook paragraaf 3.4 van het algemeen deel van de toelichting).

Artikel V (Besluit emissiearme huisvesting)

In artikel 1 van het Besluit emissiearme huisvesting wordt in het onderdeel houdende de definitie van biologische productiemethode de verwijzing geactualiseerd naar de nieuwe bioverordening.

Artikel VI (Besluit gebruik meststoffen)

In artikel 1 van het Besluit gebruik meststoffen wordt in het onderdeel houdende de definitie van biologische productiemethode de verwijzing geactualiseerd naar de nieuwe bioverordening.

Artikel VII (Besluit activiteiten leefomgeving)

Op diverse plekken in het Besluit activiteiten leefomgeving wordt de verwijzing naar de nieuwe verordening geactualiseerd. Het betreft de begripsbepaling «verordening» in bijlage I, onderdeel B, (onderdeel C), de begripsbepaling «biologisch geteelde gewassen» in bijlage I, onderdeel A, (onderdeel B) en artikel 4.807, eerste lid, onderdeel b, (verwijzing naar «biologische productiemethode») (onderdeel A).

Artikel VIII (Besluit houders van dieren)

Er is een begripsbepaling voor de nieuwe bioverordening opgenomen (onderdeel A). In artikel 2.49, onderdeel f, van het Besluit houders van dieren wordt de verwijzing naar de nieuwe bioverordening geactualiseerd met betrekking tot vleeskuikens die worden gehouden overeenkomstig deze verordening (onderdeel B). Daarnaast wordt in het nieuwe artikel 2.78 van het Besluit houders van dieren gebruik gemaakt van de delegatiegrondslag in artikel 2.2, negende en tiende lid, van de Wet dieren om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen ten aanzien van het houden van aquacultuur ten behoeve van de biologische productie (onderdeel C). Deze grondslag is nodig om in de Regeling houders van dieren te regelen dat de minister regels kan stellen over het houden van aquacultuur ten behoeve van de biologische productie. De nieuwe bioverordening bevat productievoorschriften voor aquacultuurdieren (zie met name artikel 15 en bijlage II, deel III, van de nieuwe bioverordening). Deze grondslag is in ieder geval nodig zodat Nederland gebruik kan maken van de ruimte die bijlage II, deel III, punt 3.1.2.1, sub e, tweede alinea, van de nieuwe bioverordening biedt aan lidstaten om toe te staan dat in een biologische productie-eenheid gebruik wordt gemaakt van maximaal 50% niet-biologische juvenielen van soorten die niet biologisch werden ontwikkeld in de Unie vóór 1 januari 2022, mits ten minste het laatste tweederde deel van de productiecyclus volgens de biologische methode wordt beheerd. Deze afwijking kan worden toegekend voor maximaal twee jaar en is niet hernieuwbaar.

Artikel IX

Voor een toelichting op het inwerkingtredingsartikel wordt verwezen naar paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting.

III. Transponeringstabel

Bepaling EU-regeling Vo (EU) 2018/848

Bepaling in uitvoeringregeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting bij keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 2

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

Lid 3: De lidstaten kunnen nationale voorschriften of, bij ontstentenis daarvan, particuliere normen inzake de productie, etikettering en controle van producten afkomstig van grootkeukendiensten toepassen.

Net als vorige keer wordt hier geen gebruik van gemaakt. Zie verder §2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikelen 3-8

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 9

Lid 8

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Overige leden

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 10

Lid 2

Artikel I, onderdeel C (artikel 15, onderdeel b, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007) en implementatie in artikel 2 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Overige leden

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikelen 11-12

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 13

Lid 2

Reeds geïmplementeerd in de Regeling verhandeling teeltmateriaal

   

Overige leden

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikelen 14-19

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 20

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

Tweede alinea: een lidstaat kan voor specifieke diersoorten of groepen diersoorten gedetailleerde nationale productievoorschriften toepassen inzake de elementen die deel moeten uitmaken van de in de punten a), b) en c) bedoelde maatregelen, mits die nationale voorschriften in overeenstemming zijn met deze verordening en mits zij geen verbod, beperking of belemmering inhouden voor het in de handel brengen van buiten zijn grondgebied geproduceerde producten die in overeenstemming zijn met deze verordening.

Hier is vooralsnog niet voor gekozen. Zie verder §2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 21

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

Lid 2, onderdeel b: een lidstaat kan voor de in lid 1 bedoelde producten gedetailleerde nationale productievoorschriften toepassen, mits die voorschriften in overeenstemming zijn met deze verordening en mits zij geen verbod, beperking of belemmering inhouden voor het in de handel brengen van buiten zijn grondgebied geproduceerde producten die in overeenstemming zijn met deze verordening.

Hier is vooralsnog niet voor gekozen. Zie verder §2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 22

Lid 1

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Lid 2

Implementatie in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Lid 3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 23

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 24

Lid 7

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Overige leden

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 25

Lid 1

Implementatie in artikel 6 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Lid 2, 3 en 5

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 4

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 26

Lid 1-3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

Lid 3: De lidstaten kunnen ook systemen opzetten waarmee exploitanten die aan de biologische productie aangepaste rassen en stammen in de handel brengen overeenkomstig bijlage II, deel II, punt 1.3.3, of biologische jonge hennen, en die deze dieren in voldoende hoeveelheden en binnen een redelijke termijn kunnen leveren, op vrijwillige basis en kosteloos de relevante informatie, alsmede hun namen en contactgegevens, openbaar kunnen maken.

Hier is vooralsnog niet voor gekozen. Zie verder §2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Lid 4-7

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 27

Onderdelen d en e

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Overige onderdelen

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 28

Onderdelen d en e

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Overige onderdelen

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 29

Lid 1-3

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Lid 4 en 8

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Lid 5, 6, tweede alinea, 7 en 9

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

Lid 7: De lidstaten kunnen op hun grondgebied passende maatregelen nemen om de onbedoelde aanwezigheid in de biologische landbouw te vermijden van producten en stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

Zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Lid 6 eerste alinea

Artikel I, onderdeel C (artikel 15, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 30

Artikel I, onderdeel B (artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007) en implementatie in de Regeling dierlijke producten

   

Artikelen 31-33

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 34

Lid 1-4

Implementatie in artikel 15, onderdeel b, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 jo. artikel 2, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

Lid 4: Lidstaten kunnen een autoriteiten aanwijzen of een instantie goedkeuren die de meldingen dien te ontvangen.

Zie par. 3.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Lid 5, 8 en 9

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Lid 6

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 7

Implementatie artikel 26b, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007; verder reeds geïmplementeerd in artikel 11 Landbouwkwaliteitswet jo. artikelen 26b en 26c van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Artikel 35

Lid 1

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Lid 2-7, 9-10

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Lid 8

Implementatie in artikel 2, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en wordt verder vorm gegeven door feitelijk handelen

De lidstaten kunnen exploitanten die onverpakte biologische producten, met uitzondering van diervoeders, rechtstreeks aan de eindgebruiker verkopen, – onder de in artikel 35, achtste lid, van de verordening genoemd voorwaarden – vrijstellen van de verplichting over een certificaat

Hier is voor gekozen zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 36

Lid 1, 3-4

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Lid 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 37

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 38

Lid 1-6

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel b, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Lid 7-9

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 39

Lid 1

Reeds geïmplementeerd in artikelen 2, vierde lid, en 4, tweede lid, onderdeel h, van de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2022.

   

Lid 2

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 40

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 41

Lid 1-2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Lid 3

Implementatie in artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007, artikelen 13-13y, 18 en 19 van de Landbouwkwaliteitswet en artikel 1, onder 4, van de Wet op de economische delicten.

   

Lid 4

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 5

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 42

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007) jo. artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Artikel 43

Lid 1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 2-4

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Lid 5 en 7

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Lid 6

Implementatie in artikel 15, onderdeel c, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007

   

Aritkel 44

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie.

   

Artikel 45

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007).

In de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3, onderdeel B, van de Algemene douanewet staan de bevoegdheden voor de douane ten aanzien van de Landbouwkwaliteitswet. Zie ook Convenant Douane – Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Bijlage 3: Biologische productie.

   

Artikel 46-49

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 50

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 51

Lid 1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 2

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 52

Lid 1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 2

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 53

Lid 6

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Overige leden

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikelen 54-59

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 60

Artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en artikel 2.13 van de Regeling dierlijke producten.

   

Artikel 61

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Bijlage I

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Bijlage II (in hoofdstuk III bedoelde gedetailleerde productievoorschriften)

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie m.u.v. de volgende punten:

   

Deel I: plantaardige productie

punten 1.7.2 en 1.7.3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

punt 1.7.4.1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

punten 1.8.5.1, 1.8.5.3, 1.8.5.7 en 1.8.5.8

Artikel 6, derde lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

 

Zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

punt 1.8.5.5

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 1.8.5.6

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   
 

punt 1.8.6, eerste alinea, aanhef

Artikel 6, derde lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Punt 1.8.6, eerste alinea, onderdeel a

Reeds geïmplementeerd in artikel 2 van de Plantgezondheidswet

   

punt 1.8.6, eerste alinea, onderdeel e en f

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 1.8.6, tweede alinea

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

punt 1.9.9

Implementatie in artikel 3.7 van de Regeling dierlijke producten

   

Deel II: dierlijke productie

Punt 1.3.4 (punten 1.3.4.3, 1.3.4.4 en 1.3.4.4.3)

Implementatie in artikel 2.16 van de Regeling dierlijke producten

   

punt 1.6.7

Implementatie in artikel 2.17 van de Regeling dierlijke producten

   

punt 1.7.5

Implementatie in artikel 2.16 van de Regeling dierlijke producten

   

punt 1.7.8

Implementatie in artikel 2.16 van de Regeling dierlijke producten

   

punt 1.9.3.1 sub c

Implementatie in artikel 5a van de Regeling diervoeders 2012

   

punt 1.9.4.1, tweede alinea

Reeds geïmplementeerd in begripsbepaling voor «traaggroeiend pluimveeras» in artikel 2.10 van Regeling dierlijke producten

De bevoegde autoriteit stelt de criteria voor traaggroeiende rassen of een lijst van die rassen vast

Zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

punt 1.9.4.2 sub c

Implementatie in artikel 5a van de Regeling diervoeders 2012

   

punt 1.9.4.4 sub c

Implementatie in artikel 2.18 van de Regeling dierlijke producten

Een door de lidstaten te bepalen minimumperiode

Zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

punt 1.9.6.5 sub i

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

Lidstaten kunnen gebieden of zones aanmerken als ongeschikt voor de biologische bijenteelt

Zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

punt 1.9.6.6.

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Deel III: algen en aquacultuurdieren

punt 1.3

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 2.4.2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 2.4.4

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

punt 3.1.2.1 sub b

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

3.1.2.1 sub d

Implementatie in de Regeling houders van dieren

   

3.1.2.1 sub e, tweede alinea

Implementatie in de Regeling houders van dieren

voor opkweekdoeleinden mag een lidstaat in afwijking van punt a) toestaan dat in een biologische productie-eenheid gebruik wordt gemaakt van maximaal 50% niet-biologische juvenielen van soorten die niet biologisch werden ontwikkeld in de Unie vóór 1 januari 2022, mits ten minste het laatste tweederde deel van de productiecyclus volgens de biologische methode wordt beheerd. Deze afwijking kan worden toegekend voor maximaal twee jaar en is niet hernieuwbaar.

Zie par. 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

punt 3.1.4.1 sub g sub i

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 3.1.4.2 sub g

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 3.2.1 sub d

Implementatie in de Regeling houders van dieren

   

punt 3.2.3 sub b

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Deel IV: verwerkte levensmiddelen

punt 1.5 sub a

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 2.2.2 sub d

Implementatie in artikel 2.16 van de Regeling dierlijke producten

   

punt 2.3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Deel V: verwerkte diervoerders

punt 1.5 sub a

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

punt 2.5

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Deel VI: wijn

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Deel VII: gist

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Bijlage III

Punten 1, 2.1.1, onder c en d, 2.2 onder d, 3, onder b, sub iii

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Overige punten

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Bijlage IV

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Bijlage V

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Bijlage VI

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Hieronder wordt alleen ingegaan op artikelen uit de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen van Vo (EU) 2018/848 die niet naar de aard van de bepalingen geen implementatie behoeven.

Bepaling EU-regeling

Bepaling in uitvoeringregeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting bij keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/464 van de Commissie van 26 maart 2020 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de documenten die nodig zijn voor de erkenning met terugwerkende kracht van perioden in het kader van de omschakeling, de productie van biologische producten en de door de lidstaten te verstrekken informatie

Artikel 1

Lid 1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 2, onderdelen b tot en met f

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 23

Lid 3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 24

Lid 2

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 25

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Bijlage III

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   
       

Gedelegeerde verordening (EU) 2020/2146 van de Commissie van 24 september 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft uitzonderlijke productievoorschriften in de biologische productie

Artikel 1

Implementatie in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Artikel 2

Implementatie in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   

Artikel 4

Lid 1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   
 

Lid 3

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
         

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/279 van de Commissie van 22 februari 2022 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft controles en andere maatregelen ter waarborging van de traceerbaarheid en naleving in de biologische productie en de etikettering van biologische producten

Artikel 1

Lid 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 6 en 7

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 8 jo. bijlage I

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen (zie ook Skal-Reglement Certificatie en Toezicht)

   

Artikel 9 jo. bijlage II

Lid 1 en 6

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Lid 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
         

Gedelegeerde verordening (EU) 2021/771 van de Commissie van 21 januari 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke criteria en voorwaarden voor de controles van de administratie in het kader van de officiële controles op het gebied van biologische productie en de officiële controles van groepen exploitanten

Artikel 1

Lid 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
       

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1189 van de Commissie van 7 mei 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal van bepaalde genera of soorten

 

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   
       

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1165 van de Commissie van 15 juli 2021 betreffende de toelating van bepaalde producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie en de opstelling van de lijsten van die producten en stoffen

Artikel 2 en 3

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 5

Implementatie in artikel 8a jo. bijlage III van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

   
       

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1342 van de Commissie van 27 mei 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met voorschriften inzake de informatie die door derde landen en door controleautoriteiten en controleorganen moet worden verzonden met het oog op het toezicht op hun erkenning uit hoofde van artikel 33, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad voor ingevoerde biologische producten en de maatregelen die bij de uitoefening van dat toezicht moeten worden genomen

Artikel 1 lid 6 en artikel 2 lid 1

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   
       

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1378 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot vaststelling van bepaalde voorschriften betreffende het certificaat dat wordt afgegeven aan exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen die betrokken zijn bij de invoer van biologische producten en omschakelingsproducten in de Unie en tot vaststelling van de lijst van overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad erkende controleautoriteiten en controleorganen

 

Behoeft naar de aard van deze verordening geen implementatie

   
       

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1698 van de Commissie van 13 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met procedurele voorschriften voor de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen die bevoegd zijn voor de controle van exploitanten en groepen exploitanten die in derde landen biologisch gecertificeerd zijn en van biologische producten in derde landen, en met voorschriften inzake het toezicht daarop en de door die controleautoriteiten en controleorganen uit te voeren controles en andere activiteiten

Artikel 3 lid 6

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 16 lid 6 en 7

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 19 lid 2

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 21 lid 1-3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   
       

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1935 van de Commissie van 8 november 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/723 wat betreft de door middel van het standaardformulier in te dienen informatie en gegevens over de biologische productie en de etikettering van biologische producten

Artikel 1

Artikel I, onderdeel D, onder 1 (artikel 16, eerste lid, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
       

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2119 van de Commissie van 1 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor bepaalde registers en verklaringen die van exploitanten en groepen exploitanten worden verlangd, en voor de technische middelen voor de afgifte van certificaten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1378 van de Commissie wat betreft de afgifte van het certificaat aan exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen

Artikel 2 lid 1 en artikel 3 aanhef

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
       

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2304 van de Commissie van 18 oktober 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met voorschriften voor de afgifte van voor de uitvoer bedoelde aanvullende certificaten die bevestigen dat geen antibiotica zijn gebruikt bij de biologische productie van dierlijke producten

Artikel 1

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
       

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2305 van de Commissie van 21 oktober 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder biologische producten en omschakelingsproducten zijn vrijgesteld van officiële controles aan grenscontroleposten en inzake de plaats van officiële controles voor dergelijke producten, en tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2123 en (EU) 2019/2124 van de Commissie

 

Artikel 4 lid 2 en 3

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   

Artikel 4 lid 1 en artikel 5

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
       

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2306 van de Commissie van 21 oktober 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met regels betreffende de officiële controles van zendingen biologische producten en omschakelingsproducten die bestemd zijn voor invoer in de Unie en betreffende het inspectiecertificaat

Artikel 5 lid 5

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

Een lidstaat kan ermee instemmen dat certificaten in een andere officiële taal van de Unie worden opgesteld en zo nodig vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling.

 

Artikelen 6, 7 lid 4 en 10 lid 1 en 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   
       

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2307 van de Commissie van 21 oktober 2021 tot vaststelling van regels betreffende documenten en kennisgevingen die vereist zijn voor biologische en omschakelingsproducten die bestemd zijn voor invoer in de Unie

Artikel 3 lid 1 en 2

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 4 lid 4

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

Een lidstaat kan ermee instemmen dat een uittreksel uit de certificaten in een andere officiële taal van de Unie wordt opgesteld en zo nodig vergezeld gaat van een gewaarmerkte vertaling.

 

Artikel 5

Artikel I, onderdeel D, onder 2 (artikel 16, tweede lid, onderdeel a, Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

   

Artikel 7

Implementatie wordt vorm gegeven door feitelijk handelen

   
       

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2325 van de Commissie van 16 december 2021 tot vaststelling, op grond van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad, van de lijst van derde landen en van de lijst van controleautoriteiten en controleorganen die op grond van artikel 33, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad zijn erkend met het oog op de invoer van biologische producten in de Unie

 

Behoeft naar de aard van deze verordening geen implementatie

   

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer


X Noot
1

De bepalingen m.b.t. import van biologische- en omschakelingsproducten zijn verder uitgewerkt in de uitvoerings- en gedelegeerde verordeningen waaronder de Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2305, Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2306 en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2307. Tevens wordt voor import van biologische- en omschakelingsproducten verwezen naar bepalingen in de Europese Controleverordening (EU) 2017/625.

Naar boven