Besluit van 31 maart 2022, houdende inwerkingstelling van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 31 maart 2022, nr. 3763231;

Overwegende dat er sprake is van een zodanig grote toestroom van ontheemden uit Oekraïne dat met de bestaande structuren niet in de benodigde opvang kan worden voorzien, en dat het door deze buitengewone omstandigheden noodzakelijk is enkele artikelen uit de Wet verplaatsing bevolking in werking te stellen;

Gelet op artikel 2, eerste lid, en vijfde lid, eerste zin, van de Wet verplaatsing bevolking;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking worden in werking gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt door publicatie in het Staatsblad.

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 31 maart 2022

Willem-Alexander

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Uitgegeven de eerste april 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Het opvangen van ontheemden uit Oekraïne is een humanitaire verplichting. Mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten, krijgen bescherming in Nederland en hebben op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming recht op onder meer fatsoenlijk onderdak, levensonderhoud en medische zorg. In de brief van 8 maart 2022 heeft het kabinet aangekondigd dat het voornemens is om noodrecht in te zetten, indien er sprake is van buitengewone omstandigheden vanwege een zeer grote toestroom van ontheemden uit Oekraïne.1 Die voorwaarde is inmiddels vervuld.

De toestroom van ontheemden uit Oekraïne is dermate hoog dat Nederland niet in staat is aan hen binnen de bestaande structuren (nood)opvang te bieden. Daarom is begin maart 2022 al aan de burgemeesters gevraagd de noodzakelijke opvang te realiseren, waarbij de voorzitter van elke veiligheidsregio op grond van de Wet veiligheidsregio’s een coördinerende rol vervult. Er is immers sprake van een landelijke crisis ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne, die elke gemeente en veiligheidsregio kan raken, en daarmee is er ook een crisis van meer dan plaatselijke betekenis. Deze crisis is inmiddels tevens uitgegroeid tot een buitengewone omstandigheid die afwijking van bestaande structuren noodzakelijk maakt om deze het hoofd te bieden.2

In deze situatie is het noodzakelijk om gebruik te maken van de Wet verplaatsing bevolking (hierna: Wvb).3 De Wvb bevat een aantal noodwettelijke bepalingen. Deze kunnen ook buiten een noodtoestand worden toegepast indien er sprake is van buitengewone omstandigheden (de zogeheten separate toepassing). Volgens de systematiek van noodwetgeving dienen deze bepalingen in werking te worden gesteld voordat er gebruik van kan worden gemaakt. Dit is geregeld in artikel 2, eerste lid, van de Wvb.

Dit besluit strekt ertoe de artikelen 2c en 4 van de Wvb in werking te stellen. Dat gebeurt op tijdelijke basis en derhalve niet langer dan strikt noodzakelijk: zodra de omstandigheden dit toelaten worden deze bepalingen weer buiten werking gesteld (artikel 2, vierde lid, Wvb).

De inwerkingstelling van artikel 2c van de Wvb maakt het mogelijk de bevoegdheden uit de Wvb ook in te zetten in een situatie zoals deze zich nu voordoet. In de toelichting bij het artikel is opgemerkt dat de Wvb tevens van toepassing is op volksverplaatsingen op grote schaal, welke niet het gevolg zijn van een last tot verplaatsing, en dat daarbij kan worden gedacht aan het overschrijden van onze grenzen door grote groepen van ontheemden.4

Voorts wordt artikel 4 in werking gesteld. Op grond van artikel 4, eerste lid, krijgen burgemeesters de wettelijke taak om zorg te dragen voor de opvang, waaronder begrepen de huisvesting en verzorging en de registratie, van ontheemden uit Oekraïne, alsmede de voorbereidingen daartoe. Zo wordt duidelijk dat gemeenten in de huidige situatie verantwoordelijkheid dragen voor de opvang van deze groep ontheemden en wie binnen het gemeentebestuur die taak heeft, namelijk de burgemeester. De burgemeester handelt hiermee in medebewind. Op grond van artikel 4, tweede lid, kan de Minister van Justitie en Veiligheid richtlijnen of aanwijzingen geven aan de burgemeester met betrekking tot deze taak. Dit gebeurt bij ministeriële regeling. In deze regeling wordt afgebakend ten aanzien van welke groep ontheemden uit Oekraïne de burgemeester deze taak heeft en worden voorwaarden gesteld ten aanzien van de huisvesting en verzorging van deze doelgroep.

Met de activering van deze bepalingen kiest de regering er voor gebruik te maken van op deze situatie toegespitste noodwettelijke bepalingen. Volgens de systematiek van de Wvb is de burgemeester immers het aangewezen orgaan om in geval van buitengewone omstandigheden de opvang van, in dit geval, ontheemden te verzorgen. Nu deze buitengewone omstandigheden zich voordoen, wordt daarbij aangesloten. Daarbij wordt betrokken dat, in elk geval op de korte termijn, niet op enige andere wijze in deze opvang kan worden voorzien.

Met de activering van de artikelen 2c en 4 van de Wvb krijgt de burgemeester een wettelijke taak. Deze taak gaat op dit moment niet gepaard met de activering van bepaalde noodwettelijke bevoegdheden. De regering acht activering van verdergaande noodbevoegdheden, waarbij ook grondrechten in het geding zijn, op dit moment nog niet proportioneel. De burgemeester zal dus zelf een inschatting moeten maken van de lokale omstandigheden en mogelijkheden en daarbinnen de opvang realiseren, met inachtneming van de richtlijnen of aanwijzingen van de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wvb. Indien de omstandigheden daar om vragen, kan dit echter opnieuw gewogen worden. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor activering van de bevoegdheid om verplaatsing van personen te gelasten (artikelen 2a en 2b van de Wvb) om zo spreiding over Nederland mogelijk te maken, of de bevoegdheid om het gebruik van panden te vorderen (artikel 7, eerste lid, van de Wvb).

Zoals in de brief van 8 maart 2022 is toegezegd, zal het Rijk de kosten die gemaakt zullen worden door gemeenten integraal vergoeden. Artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet is van toepassing op deze taak van de burgemeester. In dat artikel is bepaald dat het rijk de kosten voor gevorderd medebewind vergoedt. De wijze waarop deze vergoeding geschiedt, is onderwerp van gesprek, en mede afhankelijk van de richtlijnen die zullen worden vastgesteld. De toepassing van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet wordt in dat verband ingebed.

Ingevolge artikel 2, vijfde lid, van de Wvb regelt artikel 2 van dit besluit dat dit besluit wordt bekendgemaakt door publicatie in het Staatsblad. Er wordt dus niet afgeweken van hetgeen in artikel 2, zesde lid, van de Wvb is bepaald, namelijk dat het besluit in ieder geval in het Staatsblad wordt geplaatst. Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Wvb treedt dit besluit terstond na de bekendmaking in werking.

Onverwijld na het nemen van dit besluit zal overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Wvb een voorstel van wet in procedure worden gebracht omtrent het voortduren van de werking van de bij dit besluit in werking gestelde bepalingen. De Minister van Justitie en Veiligheid is, samen met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gestart met de voorbereiding daarvan.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 19 637, nr. 2829.

X Noot
2

Zoals in de brief van 8 maart 2022 is opgemerkt heeft het kabinet het noodzakelijk geacht om met ingang van 9 maart – tijdelijk – de crisisstructuur te activeren, opdat op hoog ambtelijk en politiek-bestuurlijk niveau zorg wordt gedragen voor coördinatie en besluitvorming over het geheel van maatregelen en voorzieningen die in samenwerking met de betrokken publieke en private partners – met het oog op een samenhangende aanpak – moeten worden getroffen. Deze structuur voor nationale crisisbesluitvorming is geactiveerd specifiek ten behoeve van de opvangopgave voor vluchtelingen uit Oekraïne. Binnen deze structuur wordt nauw samengewerkt met veiligheidsregio’s, gemeenten en andere crisispartners, vooruitlopend op een programmatische aanpak.

X Noot
3

In de Wet verplaatsing bevolking is sprake van de Minister van Binnenlandse Zaken en Defensie gezamenlijk. Bij de portefeuilletoedeling in 2010 zijn onder meer crisis gerelateerde aangelegenheden de verantwoordelijkheid geworden van de minister van Justitie en Veiligheid (toen nog: Veiligheid en Justitie).

X Noot
4

Kamerstukken II 1951/52, 2419, nr. 7. Het artikel was bij inwerkingtreding vernummerd tot artikel 25, en in 1955 tot artikel 27. In 1996 is de bepaling als artikel 2c opgenomen in de Wet verplaatsing bevolking (Stb. 1996, 366 en Kamerstukken II 1995/96, 23 791, nr. 3).

Naar boven