Besluit van 2 februari 2021 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 1 februari 2021, nr. WJZ / 21024691;

Gelet op artikel III van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11) (Stb. 2021, 9) treedt met uitzondering van artikel I, onderdeel E, onder 1, in werking met ingang van 4 februari 2021. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 3 februari 2021, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet in werking treedt, treedt artikel I, onderdeel E, onder 1, van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11) (Stb. 2021, 9) op hetzelfde tijdstip in werking.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 februari 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Uitgegeven de zeventiende februari 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11) (Stb. 2021, 9). Artikel 34, eerste lid, van richtlijn 2019/1/EU bepaalt dat de richtlijn uiterlijk 4 februari 2021 geïmplementeerd dient te zijn. Dit inwerkingtredingsbesluit strekt daartoe en regelt dat de wet, met uitzondering van artikel I, onderdeel E, onder 1, in werking treedt met ingang van 4 februari 2021. Omdat niet zeker is of het onderhavige besluit tijdig gepubliceerd kan worden, is geregeld dat indien het Staatsblad waarin het onderhavige inwerkingtredingsbesluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 3 februari 2021, de wet in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. Met deze inwerkingtreding wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, zoals vastgelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd door het feit het de implementatie van een Europese richtlijn betreft.

Artikel I, onderdeel E, onder 1, van de wet treedt in werking op het moment dat de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Kamerstukken II, 2019/20, 35 256, nr. 2) in werking is getreden. Met voornoemd wetsvoorstel wordt namelijk aan bestuursorganen de algemene bevoegdheid toegekend bij overtreding van artikel 5:20 een last onder dwangsom op te leggen (artikel I, onderdeel C). Wanneer deze wetswijziging in werking is getreden, is het niet langer nodig dat in artikel 12m, derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt door middel van de thans opgenomen verwijzing naar het eerste lid, onderdeel c, wordt voorzien in de mogelijkheid om bij overtreding van artikel 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht een last onder dwangsom op te kunnen leggen. Om die reden vervalt de verwijzing naar onderdeel c in artikel 12m, derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt op het moment dat de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht in werking is getreden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven