Besluit van 15 december 2021 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2022 alsmede van artikel 7 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, nr. 2021-0000208079;

Gelet op artikel XXXV van de Verzamelwet SZW 2022 en artikel 11 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Verzamelwet SZW 2022 treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van:

  • a. de artikelen IA, II, onderdeel B, III, onderdeel aA, VI, onderdeel E, VII, VIII, onderdeel Ba, X, onderdelen Ea en G, XA, XVIIIA, XVIIIB, XIX, XXIII, onderdeel Aa, XXXII, onderdeel Da, XXXIII, onderdeel Ba, die in werking treden de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en terugwerken tot en met 15 november 2021;

  • b. artikelen III, onderdelen A en B, en V;

  • c. artikel VI, onderdelen aaA, aA, Aa, Ca en Cb;

  • d. de artikelen XVII en XVIII, onderdeel F, die in werking treden met ingang van 1 januari 2022 en voordat de Wet inburgering 2021 in werking treedt;

  • e. artikel XX, onderdeel A, dat in werking treedt de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2021;

  • f. artikel XXXI, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2022 en voordat de Wet van 29 september 2021 tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (Stb. 2021, 505) in werking treedt.

ARTIKEL II

Artikel 7 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad al worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 december 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

Uitgegeven de twintigste december 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

Artikel XXXV van de Verzamelwet SZW 2022 bepaalt dat de artikelen van die wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Dit besluit regelt dat de Verzamelwet SZW 2022 in werking treedt met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van een aantal artikelen.

De artikelen IA, II, onderdeel B, III, onderdeel aA, VI, onderdeel E, VII, VIII, onderdeel Ba, X, onderdelen Ea en G, XA, XVIIIA, XVIIIB, XIX, XXIII, onderdeel Aa, XXXII, onderdeel Da, XXXIII, onderdeel Ba, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werken terug tot en met 15 november 2021. Zoals toegelicht aan de Kamer bij brief van 23 november 20211 is aan het UWV, de SVB en gemeenten toestemming verleend om in de uitvoering te anticiperen op de inwerkingtreding van deze wetswijzigingen, vanwege het zwaarwegende maatschappelijke belang dat daarmee wordt gediend. In overleg met gemeenten, SVB en UWV bleek 15 november 2021 een voor de uitvoering geschikte ingangsdatum te zijn. Daarom wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 15 november 2021.

De artikelen III, onderdelen A en B, en V treden op een nader te bepalen tijdstip in werking. Deze artikelen hebben betrekking op het hanteren van het nationaliteitsvereiste in de AOW en hangen samen met aanpassingen in lagere regelgeving. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2022.

Artikel VI, onderdelen aaA, aA, Aa, Ca, en Cb, treden op een nader te bepalen tijdstip in werking. Deze artikelonderdelen regelen de herziening van de studietoeslag in de Participatiewet die met het amendement Maatoug en Gijs van Dijk2 in de Verzamelwet SZW 2022 is opgenomen. De regering streeft er naar – in lijn met de intentie van de indieners zoals opgenomen in de toelichting bij genoemd amendement – deze wijziging met ingang van 1 april 2022 in werking te laten treden. Of dit haalbaar is, is nog onzeker. Daarom zal de inwerkingtreding van deze onderdelen bij separaat koninklijk besluit gebeuren. Opgemerkt wordt dat artikel 78dd, dat met onderhavig besluit in werking treedt (artikel VI, onderdeel F, van de Verzamelwet SZW 2022) in het tweede lid overgangsrecht bevat dat betrekking heeft op genoemde herziening van de studietoeslag. Aangezien dit tweede lid verwijst naar de inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel Cb, van de Verzamelwet SZW 2022, sorteert dit overgangsrecht voor de studietoeslag pas effect wanneer het herziene artikel 36b Participatiewet in werking treedt.

Artikel XVII bevat wijzigingen van de Wet inburgering. Die wet zal met de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 worden ingetrokken (zie artikel 54 van de Wet inburgering 2021) met ingang van 1 januari 2022. Om die reden dient artikel XVII van de Verzamelwet SZW 2022 in werking te treden voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021. Artikel XVIII, onderdeel F, van de Verzamelwet SZW 2022 betreft een wijziging van artikel 45, onderdeel A, van de Wet inburgering 2021. De Wet inburgering 2021 treedt met ingang van 1 januari 2022 in werking. In artikel 45, onderdeel A, van de Wet inburgering 2021 is echter abusievelijk een verkeerde wijzigingsopdracht opgenomen. Deze omissie wordt hersteld met artikel XVIII, onderdeel F, van de Verzamelwet SZW 2022, waarmee artikel 45, onderdeel A, van de Wet inburgering 2021 wordt vervangen. De Verzamelwet SZW 2022 treedt eveneens met ingang van 1 januari 2022 in werking. Omdat met de Verzamelwet SZW 2022 artikel 45, onderdeel A, van de Wet inburgering 2021 wordt verbeterd, is het van belang dat dit onderdeel van de Verzamelwet SZW 2022 eerder in werking treedt dan de Wet inburgering 2021.

Artikel XX, onderdeel A, regelt de wijziging van artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, onder 4°, van de Wet kinderopvang. Dit artikel bepaalt dat leerlingen en studenten in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag. Per abuis ziet dit artikel niet op postinitiële masterstudenten. Via artikel XX, onderdeel A, wordt dit met terugwerkende kracht verduidelijkt tot en met 1 januari 2021. Er zijn geen effecten voor de uitvoering.

Artikel XXXI, onderdeel A, herstelt een onjuiste verwijzing in de Wet van 29 september 2021 (Stb. 2021, 505) tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie. Derhalve is het van belang dat dit artikel van de Verzamelwet SZW 2022 eerder in werking treedt dan eerstgenoemde wet.

Artikel II

Artikel 7 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 legt het moment van uitbetalen van de loonkostensubsidie door gemeenten aan werkgevers uniform vast voor zover er sprake is van een vaste arbeidsomvang.3 Uit het oogpunt van uitvoerbaarheid is het wenselijk dat artikel 7 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 tegelijkertijd met de wijzigingen met betrekking tot de samenloop tussen loonkostensubsidie en ziektewet- en Wazo-uitkeringen in werking treedt (artikel IX, onderdelen A en B en artikel XXXIII, onderdelen B en G, van de Verzamelwet SZW 2022).4 Van de gelegenheid wordt dan ook gebruik gemaakt om met onderhavig besluit het betreffende artikel ook op 1 januari 2022 in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 17 050, nr. 601

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 35 897, nr. 24

X Noot
3

Zie voor de achtergrond bij dit artikel de toelichting bij het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021: Stb. 2021, p. 15.

X Noot
4

Zie tevens Gemeentenieuws SZW 2021-4, Kamerstukken II 2020/21, 2021Z10408.

Naar boven