Besluit van 16 december 2021 tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met een tijdelijk vuurwerkverbod vanwege COVID-19

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 23 november 2021, nr. IENW/BSK-2021/299048, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 9.2.2.1, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 december 2021, nr. W17.21.0352/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 16 december 2021, nr. IENW/BSK-2021/324629, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vuurwerkbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.2.4, vierde lid, wordt na «is» ingevoegd «, met uitzondering van het vervoer door particulieren van consumentenvuurwerk,».

B

In artikel 2.3.2 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

C

In artikel 2.3.6 vervalt «op een ander tijdstip dan tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar».

D

Artikel 1.2.4, vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het eerste lid is tevens niet van toepassing indien het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik worden vervoerd overeenkomstig de eisen gesteld bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en met inachtneming van artikel 1.2.5.

E

Artikel 2.3.2 komt te luiden:

Artikel 2.3.2

  • 1. Het is verboden consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen aan een particulier.

  • 2. Het verbod geldt niet op 29, 30 en 31 december met dien verstande dat als een van deze dagen een zondag is het verbod eveneens op die zondag geldt, in welk geval het verbod om vuurwerk ter beschikking te stellen dan niet geldt op 28 december.

F

Artikel 2.3.6 komt te luiden:

Artikel 2.3.6

Het is verboden vuurwerk, anders dan bedrijfsmatig, tot ontbranding te brengen op een ander tijdstip dan tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen D, E en F, dat in werking treedt met ingang van 2 januari 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

Uitgegeven de zeventiende december 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Aanleiding en achtergrond

Dit besluit strekt tot wijziging van het Vuurwerkbesluit. De wijziging betreft het tijdelijk verbieden van de verkoop, het bezit1, het vervoer en het afsteken van consumentenvuurwerk voor de jaarwisseling 2021–2022 in verband met COVID-19 (hierna: het coronavirus).

Op dit moment heeft Nederland te lijden onder een nieuwe en heftige golf van besmettingen met het coronavirus. Dit zorgt ervoor dat de zorgverleners in ziekenhuizen, zoals de spoedeisende hulp en op de IC-afdelingen, wederom onder grote druk staan en overbelast zijn. De verwachting is dat de toegang tot de gezondheidszorg net als eind vorig jaar onder grote druk komt te staan. Het kabinet heeft daarom besloten aanvullende maatregelen te treffen om de infectiedruk tegen te gaan en de zorg te ontlasten. Naast het strenger reguleren van de toegang tot publieke activiteiten en evenementen, is één van deze maatregelen een verbod op de verkoop, het bezit, het vervoer en het afsteken van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling.

Meer specifiek beoogt het onderhavige besluit:

  • 1. Het beoogt te voorkomen dat door het afsteken van vuurwerk veel en ernstig letsel ontstaat waardoor de door de behandeling van COVID-19 patiënten al overbelaste zorginstellingen verder worden belast en tijdige en adequate zorgverlening voor acute patiënten mogelijk in het gedrang komt.

  • 2. Het voorkomen dat het afsteken van vuurwerk er tijdens de jaarwisseling toe leidt dat mensen massaal naar buiten gaan, waardoor er extra besmettingen ontstaan omdat onvoldoende afstand wordt bewaard.

2. Inhoud van het besluit

De verkoop van consumentenvuurwerk is thans het hele jaar verboden, met uitzondering van de drie dagen voor de jaarwisseling (artikel 2.3.2 van het Vuurwerkbesluit). Met de onderhavige wijziging (artikel I, onderdeel B) wordt deze uitzondering geschrapt. Daarmee is de verkoop van het consumentenvuurwerk rondom de jaarwisseling verboden voor dit jaar. Het tot ontbranding brengen van consumentenvuurwerk is thans verboden, met uitzondering van het tijdstip tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur. Met deze wijziging wordt ook deze uitzondering geschrapt (artikel I, onderdeel C), waardoor het tijdens de jaarwisseling verboden is om consumentenvuurwerk tot ontbranding te brengen. Door het verkoop- en afsteekverbod is het particulieren ook niet toegestaan om vuurwerk voorhanden te hebben, behalve op een voor het publiek niet toegankelijke plaats, zoals in huis, de schuur of garage (artikel 1.2.4, eerste en tweede lid, van het Vuurwerkbesluit). In het belang van de handhaafbaarheid van het verkoop- en afsteekverbod mogen particulieren evenmin vuurwerk vervoeren (artikel I, onderdeel A).2 Immers, als de aanvoer van vuurwerk vanuit andere landen niet kan worden tegengehouden zal het verbod minder effectief zijn. Voor het begrip vervoer wordt in het Vuurwerkbesluit aangesloten bij de definitie daarvan in artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit betekent onder meer dat ook het laten staan van een vervoermiddel met daarin vuurwerk onder het begrip vervoer valt. Het vervoersverbod gaat in op de dag van inwerkingtreding van dit besluit en geldt tot en met 1 januari 2022.

Op 2 januari 2022 komt het Vuurwerkbesluit vervolgens weer te luiden zoals dit luidde voor inwerkingtreding van de hiervoor genoemde wijzigingen (artikel I, onderdelen D, E en F). Daarmee is op basis van de regelgeving voor de jaarwisseling 2022–2023, het binnen de regels afsteken van vuurwerk weer mogelijk.

Het verbod voor de jaarwisseling 2021–2022 geldt niet voor het zogeheten fop- en schertsvuurwerk, zoals sterretjes of knalerwten. Dat betreft het vuurwerk dat wegens het geringe veiligheidsrisico het hele jaar door mag worden verkocht en afgestoken. In de Europese Pyrorichtlijn3 is immers vastgelegd dat lidstaten omwille van openbare orde of gezondheid en veiligheid (uitsluitend) het gebruik en/of de verkoop van vuurwerk kunnen verbieden voor de categorieën vuurwerk F2 en F3. Uitzondering is F1 vuurwerk (licht vuurwerk dat afgestoken mag worden door personen vanaf 12 jaar), dat het hele jaar door mag worden verkocht en afgestoken. Dat betekent dat de verkoop en het afsteken van het F1 vuurwerk dan ook niet verder kan worden ingeperkt of verboden op grond van de genoemde Pyrorichtlijn.

3. Uitvoering en handhaving

Zowel politie als buitengewone opsporingsambtenaren worden ingezet voor de strafrechtelijke handhaving van het verbod om consumentenvuurwerk te verkopen, voorhanden te hebben, te vervoeren of af te steken. De handhaving zal naar verwachting eenvoudiger worden, aangezien als er vuurwerk wordt afgestoken, anders dan het lichte fop- en schetsvuurwerk zoals knalerwtjes en sterretjes, niet nagegaan hoeft te worden of dit legaal of illegaal vuurwerk betreft. Immers, het afsteken van vuurwerk is dit jaar niet toegestaan. De Inspectie Leefomgeving en Transport en de Omgevingsdiensten zijn belast met de bestuursrechtelijke handhaving van de vuurwerkregelgeving.

4. Gevolgen van dit besluit

Gevolgen voor bedrijven

Door het verbod voor de jaarwisseling 2021–2022 mist de vuurwerksector de facto een compleet jaar aan verkopen, terwijl de sector wel kosten heeft gemaakt ter voorbereiding op de verkoop (zoals het keuren van en onderhoud aan de bunkers). Bijkomende kosten zijn de kosten voor de opslag van het reeds bestelde en niet op korte termijn te verkopen vuurwerk, en voor het langer opslaan van het vuurwerk dat er nog ligt van vorig jaar. Het kabinet komt met een passende compensatie voor de vuurwerkbranche. Het wegvallen van de inkomsten uit de verkoop van consumentenvuurwerk aan het einde van het jaar heeft tot gevolg dat winkeliers en importeurs de daarvoor reeds gedurende dit jaar gemaakte kosten niet kunnen compenseren met de inkomsten van de eindejaarsverkoop. Het kabinet heeft toegezegd dat er financiële maatregelen komen ter ondersteuning van de door de coronamaatregelen getroffen bedrijven. Deze maatregelen zullen zo spoedig mogelijk worden vastgesteld en zo nodig ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Indien akkoord van de EC benodigd is, kan openstelling kort daarna plaatsvinden. Uitgangspunt voor compensatie is te komen tot regelingen die zoveel mogelijk aansluiten bij de subsidieregelingen in verband met het vuurwerkverbod voor de jaarwisseling 2020–2021. Voor winkeliers gaat het hierbij om gedurende het jaar gemaakte kosten die specifiek zijn toe te schrijven aan de verkoop van vuurwerk. Voor importeurs gaat het om de extra kosten voor opslag en eventueel transport die in deze nieuwe situatie te verwachten zijn. Alvorens tot het opstellen van regelingen over te gaan, zal overleg met vertegenwoordigers van zowel winkeliers als importeurs plaatsvinden. Uitgaande van het uitgangspunt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij eerdere regelingen zou een regeling voor winkeliers in het eerste kwartaal van 2022 kunnen worden vastgesteld. Een regeling voor importeurs neemt meer voorbereidingstijd in beslag en zal naar verwachting op zijn vroegst in het tweede kwartaal van 2022 kunnen worden vastgesteld. De regering stelt voor het totale pakket aan maatregelen voor de branche een redelijk bedrag ter beschikking. De verdere invulling via coronaregelingen en/of specifieke regelingen wordt separaat uitgewerkt en volgt separate vaststellingsprocedures. Voorwaarde hierbij is dat de subsidieregelingen passen binnen de staatssteunkader van de Europese Commissie.

In feite heeft het kabinet een afweging van de verschillende belangen gemaakt en overwogen dat dit jaar het belang om vuurwerkslachtoffers rond de jaarwisseling 2021–2022 te voorkomen, moet prevaleren. Omdat tegelijkertijd zal worden voorzien in een passende compensatie van de schade van de vuurwerkbranche, wordt de tijdelijke invoering van het vuurwerkverbod gerechtvaardigd en redelijk geacht.

Gevolgen voor de opslag

Er is oog voor de gevolgen voor de opslag van de reeds gedane bestellingen. Vorig jaar is gebleken dat alle niet verkochte voorraden door de importeurs in Nederland zijn opgeslagen. Daarvoor is ook gebruik gemaakt van beschikbare opslagcapaciteit in Duitsland. Het niet doorgaan van de eindejaarverkoop betekent dat de opslag van de voorraden met een jaar moet worden verlengd. Op basis van de ervaringen van de afgelopen jaarwisseling is de verwachting dat er voldoende opslagcapaciteit beschikbaar is.

5. Advisering en consultatie

Bij een wijziging van het Vuurwerkbesluit wordt normaliter o.g.v. artikel 21.6, vierde en vijfde lid, van de Wet Milieubeheer een voor- en nahangprocedure gevolgd en vindt voorpublicatie plaats van het ontwerp in de Staatscourant. Artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid maakt het echter mogelijk dat indien terstond intredende onaanvaardbare gevolgen in verband met de uitbraak van COVID-19 noodzaken tot de vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, ten aanzien van deze algemene maatregel van bestuur enkele wettelijke voorschriften buiten toepassing kunnen blijven. Het gaat dan om de bepalingen dat over het ontwerp van het besluit advies moet worden gevraagd, van het ontwerp kennis moet worden gegeven en zij niet eerder in werking kunnen treden dan nadat sedert hun vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken.

Zoals is toegelicht in paragraaf 2 is het noodzakelijk om de verkoop, het bezit, het vervoer en de ontbranding van consumentenvuurwerk te verbieden voor de jaarwisseling 2021–2022 om terstond intredende onaanvaardbare gevolgen in verband met de uitbraak van COVID-19 te voorkomen. Wanneer het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling leidt tot nog grotere druk op de al overbelaste zorgcapaciteit, treden onaanvaardbare gevolgen in omdat de zorg voor zowel patiënten met corona, de reguliere zorg als vuurwerkslachtoffers dan niet gegarandeerd kan worden. Om een tijdige wijziging van het Vuurwerkbesluit voor de jaarwisseling te kunnen realiseren is het noodzakelijk om van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid gebruik te maken. Conform artikel 1, vierde lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is op 19 november 2021 hiervan mededeling gedaan aan de Tweede Kamer en op 25 november 2021 aan de Eerste Kamer.

Met de Inspectie Leefomgeving en Transport is een concept van voorliggende wijziging afgestemd. Daarnaast is een concept ambtelijk gedeeld met het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft geen formeel advies uitgebracht. Dit omdat het voorstel weinig tot geen regeldrukeffecten heeft voor burgers en bedrijven. Er is tevens afgezien van internetconsultatie in verband met het spoedeisende karakter van de regelgeving.

6. Notificatie

Op grond van de notificatierichtlijn dient deze wijziging aan de Europese Commissie gemeld te worden. Derhalve is een ontwerp van deze regeling op 1 december aan de Europese Commissie voorgelegd voor spoednotificatie (notificatienummer 2021/795/NL).

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L178), hebben de lidstaten de mogelijkheid om in het belang van de «openbare orde of gezondheid en veiligheid, of omwille van milieubescherming», maatregelen te nemen om het bezit, gebruik en de verkoop aan het grote publiek van consumentenvuurwerk van de categorieën F2 en F3 te verbieden of te beperken. Derhalve staat de voornoemde richtlijn toe dat de verkoop van consumentenvuurwerk met het oog op gezondheid en veiligheid vanwege de corona-bestrijding en toegankelijkheid van de zorg en handhaving van de openbare orde rondom de jaarwisseling 2021–2022 te beperken.

7. Inwerkingtreding

Artikel I, onderdelen A, B en C, van dit besluit waarmee het vuurwerkverbod voor dit jaar wordt geregeld treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Staatsblad. Artikel I, onderdelen D, E en F, van dit besluit zorgt ervoor dat na de jaarwisseling de betreffende bepalingen in het Vuurwerkbesluit weer komen te luiden zoals voor inwerkingtreding van deze wijziging. Met de inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving en van de minimuminvoeringstermijn. Dit is echter noodzakelijk om deze wijziging voor de aankomende jaarwisseling te realiseren. De inwerkingtreding van het besluit dient daarnaast zo snel als mogelijk bekend te zijn om de partijen in de markt daarover duidelijkheid te bieden en het verbod op vervoer te kunnen handhaven. Daarmee is sprake van de uitzonderingsgrond voor spoedregelgeving zoals genoemd in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Het verbod op bezit heeft overigens geen betrekking op een voor het publiek niet toegankelijke plaats, zoals in huis.

X Noot
2

Weliswaar is in artikel 4, aanhef en onder h, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen bepaald dat het vervoer van 25 kg consumentenvuurwerk voor eigen gebruik is toegestaan, maar, zoals in de Nota van toelichting is opgemerkt (Stb. 1996, 297), laat dit onverlet dat andere regelgeving mogelijk beperkingen oplegt, zoals onderhavige wijziging van het Vuurwerkbesluit die het vervoer door particulieren van consumentenvuurwerk niet zijnde fop- en schertsvuurwerk tijdelijk verbiedt.

X Noot
3

Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L 178/27).

Naar boven