Besluit van 14 juli 2021 tot wijziging van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding en het Besluit kredietvergoeding ten behoeve van het voortzetten van de tijdelijke verlaging van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding in verband met de gevolgen van covid-19

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 11 juni 2021, 2021-0000109789, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op artikel 76 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juni 2021, nr. W06.21.0156/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 juli 2021, 2021-0000129237, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel II, onderdeel B, onder 2, komt te luiden:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Op krediettransacties, aangegaan voor 1 juli 2022, blijven, ten aanzien van geldsommen of diensten die tussen 10 augustus 2020 en 1 juli 2022 ter beschikking zijn gesteld, zijn opgenomen of verschaft of ten aanzien van genot van zaken dat tijdens die periode is verschaft, de artikelen 4 en 16a van het Besluit kredietvergoeding, zoals die artikelen luidden op 10 augustus 2020, van toepassing.

B

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «1 maart 2021» vervangen door «1 juli 2022».

2. Het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

ARTIKEL II

Artikel 15 van het Besluit kredietvergoeding komt te luiden:

Artikel 15

Op krediettransacties, aangegaan voor 10 augustus 2020, blijven, ten aanzien van geldsommen of diensten die voor die datum ter beschikking zijn gesteld, zijn opgenomen of verschaft of ten aanzien van genot van zaken dat voor die datum is verschaft, de artikelen 4 en 16a van het Besluit kredietvergoeding, zoals die artikelen luidden voor 10 augustus 2020, van toepassing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juli 2021

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 10 augustus 2020 is de maximale kredietvergoeding die in rekening mag worden gebracht door aanbieders van consumptief krediet, tijdelijk verlaagd in verband met de gevolgen van COVID-19.1 De opslag op de wettelijke rente – van thans 2 procent – is verlaagd van 12 procentpunten naar 8 procentpunten, waardoor de maximale kredietvergoeding 10 procent op jaarbasis bedraagt. De tijdelijke verlaging is eenmaal verlengd tot 1 september 2021.2 De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer bij brief van 11 februari 2021 bericht dat indien de gevolgen van de crisis hiertoe aanleiding geven hij een nieuw besluit zal voorbereiden om de kredietvergoeding ook na 1 september 2021 langer tijdelijk te verlagen.3 Met dit wijzigingsbesluit wordt de tijdelijke verlaging verder verlengd tot 1 juli 2022.

Vanwege zijn verantwoordelijkheid voor consumentenrecht en contractenrecht, waaronder Boek 7 BW waarin de grondslag voor het Besluit kredietvergoeding is opgenomen, is de Minister voor Rechtsbescherming medeondertekenaar van dit wijzigingsbesluit.

Doel tijdelijke verlaging

De tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding is ingevoerd om te zorgen dat consumenten tegen lagere maandlasten geld kunnen lenen voor consumptieve uitgaven zolang Nederland wordt getroffen door de gevolgen van de coronacrisis. Dit biedt bescherming aan consumenten die als gevolg van de crisis behoefte hebben aan bijvoorbeeld een persoonlijke lening of genoodzaakt zijn een product met krediet te betalen. Voor de verlenging is van belang dat volgens het Centraal Planbureau de gevolgen van de coronacrisis nog doorwerken, ook voor consumenten, ook al is economisch herstel inmiddels in zicht.4 De werkloosheid bijvoorbeeld stijgt naar verwachting dit jaar nog om vervolgens pas in de loop van volgend jaar af te nemen. Een terugval van inkomsten kan huishoudens met een beperkte buffer in de problemen brengen. Circa een op vijf huishoudens heeft een buffer van minder dan € 2.500 aan liquide middelen.5 Een doorsnee huishouden heeft maar € 2.000 om een inkomensterugval op te vangen, zonder in te teren op het spaarpotje voor tegenvallers. Vaak zijn jongeren, flexwerkers en zelfstandigen extra kwetsbaar. De voortzetting van de tijdelijke maatregel heeft tot doel om consumenten die lenen te beschermen. De maatregel beoogt niet om kredietverlening aan consumenten te stimuleren. Omdat consumenten nog steeds een verlies van inkomen kunnen ondervinden door de gevolgen van de coronacrisis en behoefte kunnen hebben aan krediet, bijvoorbeeld voor het vervangen van een kapotte wasmachine, wordt de maatregel verlengd. Hierdoor kunnen consumenten langer tegen lagere maandlasten geld lenen voor consumptieve uitgaven en zijn zij beter beschermd tegen hoge kosten van krediet. De verlaging van de maximale kredietvergoeding treft vooral kleine, kortlopende (goederen)kredieten. Uit eerder onderzoek blijkt dat bij die categorie kredieten de achterstanden, en dus de problemen voor consumenten, het grootst zijn.6

Besluitvorming structurele verlaging

Met de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding naar 10 procent is gezocht naar een balans tussen een snelle maatregel voor betere consumentenbescherming om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten en het beperken van de kans op het intreden van onwenselijke neveneffecten. Vanwege de wens om de maximale kredietvergoeding snel te verlagen in verband met de gevolgen van de coronacrisis, is gekozen voor een tijdelijke maatregel. Ter uitvoering van de motie Krol en Van Brenk en van de motie Jasper van Dijk c.s.7 is daarnaast door het bureau SEO Economisch Onderzoek onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten van een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding. In de brief van 11 februari 2021 is de Tweede Kamer ook bericht over de uitkomsten van dit onderzoek. Uit het onderzoek blijkt niet onomstotelijk bij welk percentage de juiste balans tussen gewenste en ongewenste effecten, bijvoorbeeld het verdwijnen van aanbod van bepaalde kredieten, is gevonden. Daarom wordt besluitvorming over een mogelijke structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding aan een volgend kabinet gelaten. In het kader van die besluitvorming zal een weging worden gemaakt van de mogelijke effecten en neveneffecten van een structurele verlaging voor consumenten en kredietaanbieders. Daarbij zal ook gekeken worden naar mogelijke effecten van de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding.

Mogelijke effecten van de tijdelijke verlaging

Sinds het ingaan van de verlaging heeft het ministerie de markt voor consumptief krediet gemonitord en hierover met verschillende stakeholders gesproken. Daarbij is een punt van aandacht dat het verband tussen eventuele veranderingen en de verlaging van de maximale kredietvergoeding moeilijk aan te tonen is, ook vanwege andere ontwikkelingen in de markt voor consumptief krediet. Ontwikkelingen die eveneens een rol spelen zijn bijvoorbeeld de opkomst van nieuwe betaalmethoden of afspraken over strengere leennormen op basis van zelfregulering. Uit de monitoring en de gesprekken is niet direct gebleken dat het aanbod daadwerkelijk is afgenomen door de tijdelijke maatregel, of dat andere (neven)effecten zijn ingetreden, zoals verlenging van de looptijd van kleine kredieten of dat consumenten zoeken naar alternatieven als huur (private lease). Zoals ook in het onderdeel «Consultatie en advisering» wordt besproken, heeft de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN) in reactie op de internetconsultatie geschreven dat volgens het onderzoek een verlaging van de maximale kredietvergoeding ertoe kan leiden dat aanbieders ervoor kiezen om het segment te verlaten, een risico dat groter wordt naarmate de maximale kredietvergoeding sterker wordt verlaagd, en dat de VFN ook daadwerkelijk dergelijke signalen ontvangt. Het is evenwel niet duidelijk of dit ook het gevolg is van de verlaging van de maximale kredietvergoeding.

Ook de komende periode zal het ministerie mogelijke effecten van de verlaging van de kredietvergoeding verder in kaart brengen, zoals of er sprake is van verlenging van de looptijd van kleine kredieten, en inventariseren of mogelijke negatieve gevolgen van een teruglopend aanbod zoals beschreven door de onderzoekers zichtbaar zijn.

Duur verlenging

Vanwege de onzekerheid over de epidemiologische en economische ontwikkeling vindt het kabinet het belangrijk dat consumenten kunnen terugvallen op de bescherming die de tijdelijke maatregel van verlaging van de maximale kredietvergoeding biedt. Er is immers nog geen volledig zicht op de effecten van de coronacrisis voor huishoudens. Daarbij is overwogen of de verlenging alleen het eerste kwartaal van 2022 zou moeten voortduren, of dat deze ook moet gelden voor het tweede kwartaal. Gekozen is voor een verlenging van de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding tot 1 juli 2022. Daarbij is ook meegewogen dat indien wordt besloten om de maximale kredietvergoeding structureel te verlagen naar een percentage van minder dan 14 procent, hierdoor meer tijd is om dit te laten aansluiten op de beëindiging van de tijdelijke verlaging. Een kortere verlenging zou betekenen dat de uitvoering van structurele besluitvorming over verlaging van de maximale kredietvergoeding mogelijk niet op de tijdelijke verlaging kan aansluiten en dat de maximale kredietvergoeding in korte tijd verschillende keren wijzigt, als tot structurele verlaging wordt overgegaan.

Regeldrukeffecten

Omdat het een voortzetting betreft van de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding, verwijs ik voor de regeldrukeffecten naar de toelichting op het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding.8

Consultatie en advisering

Over het ontwerpbesluit is openbaar geconsulteerd van 21 mei 2021 tot en met 4 juni 2021. Omdat het voortzetting van een tijdelijke crisismaatregel betreft, is gekozen voor een korte reactietermijn.

Er zijn drie openbare reacties ontvangen op de consultatie. Het gaat om reacties van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN), de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK) en Koninklijke INretail.9 Deze partijen hebben vorig jaar ook gereageerd op de consultatie over de oorspronkelijke tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding en de VFN en NVVK verwijzen ook naar die eerdere reacties. De VFN wijst daarnaast nog op de verbeterde leennormenmethodiek voor het afsluiten van consumptief krediet, die de financiële situatie van de consument nog beter in kaart brengt. Ook meldt de VFN dat naar haar mening de consument meer gebaat is bij verkorting van de looptijd van het krediet dan een verlaging van de maximale kredietvergoeding.

Het is goed dat kredietverstrekkers zelf maatregelen nemen om overkreditering en de kans op problematische schulden tegen te gaan, zoals aanscherping van de leennormen. Het kabinet heeft daarnaast met de crisismaatregel wettelijk geborgd dat consumenten beschermd worden tegen de hoge kosten van krediet.

De VFN verwijst naar de bevinding in het externe onderzoek van SEO Economisch Onderzoek naar effecten van een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding, dat een verlaging van de maximale kredietvergoeding er toe kan leiden dat aanbieders ervoor kiezen om het segment te verlaten; een risico dat groter wordt naar mate de maximale kredietvergoeding sterker wordt verlaagd. De VFN ontvangt ook daadwerkelijk dergelijke signalen. Ook wijst de VFN op mogelijk negatieve effecten voor consumenten bij wegvallen van kredietaanbod. De NVVK meldt positief te zijn over de voortzetting van de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding maar wijst er ook op dat zij zich zorgen blijft maken over de mogelijke effecten op de markt voor kleine leningen. Ook maakt de NVVK zich zorgen over de begrotingen van gemeenten bij verlaging van de kredietvergoeding.

Met de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding naar 10 procent is gezocht naar een balans tussen betere consumentenbescherming en beperking van de kans op het intreden van onwenselijke neveneffecten. Uit het externe onderzoek naar een verlaging van de maximale kredietvergoeding blijkt dat een fors lagere rente onder andere als gevolg kan hebben dat kredietverlening afneemt of bepaalde kredietvormen zelfs helemaal verdwijnen. Ook is het effect op de dienstverlening van gemeentelijke kredietbanken beschreven. Omdat, zoals hierboven beschreven, uit het externe onderzoek niet onomstotelijk blijkt bij welk percentage de juiste balans tussen gewenste en ongewenste effecten is gevonden, wordt besluitvorming over een mogelijke structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding aan een volgend kabinet gelaten. In de tussentijd wordt het aanbod van krediet gemonitord, net als de gevolgen en waterbedeffecten die kunnen samenhangen met afname van aanbod van krediet.

INretail heeft gelet op de uitzonderlijke situatie veroorzaakt door het coronavirus begrip voor de afweging om de maximale kredietvergoeding tijdelijk te verlagen. Wel vraagt INretail aandacht voor de tijdelijkheid van de maatregel en verzoekt om de duur van de verlenging te beperken en niet voor te sorteren op eventuele besluiten van een volgend kabinet.

Vanwege de verwachtingen over het doorwerken van de gevolgen van de crisis wordt de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding voortgezet. Voor de duur van de maatregel is meegewogen dat het onwenselijk is dat de maximale kredietvergoeding binnen korte tijd verschillende keren kan wijzigen.

Het ontwerpbesluit is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het college van ATR heeft besloten het dossier niet te selecteren voor een formeel advies omdat er naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk zullen zijn.

Artikelsgewijs

Artikelen I en II

Artikel I, onderdeel B, bevat de kern van dit besluit: in artikel III van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding wordt 1 juli 2022 als nieuwe einddatum voor de tijdelijke verlaging opgenomen. Dat is de datum waarop artikel II van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in werking treedt, waarmee de oorspronkelijke opslag van 12 procentpunten op de wettelijke rente in artikel 4 van het Besluit kredietvergoeding terugkeert. Verder wordt het inmiddels uitgewerkte tweede lid van artikel III van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding, dat voorzag in de mogelijkheid om de oorspronkelijke einddatum van 1 maart 2021 bij koninklijk besluit met ten hoogste zes maanden te verlengen, geschrapt.

De artikelen I, onderdeel A, en II bevatten niet-inhoudelijke wijzigingen in het overgangsrecht dat verband houdt met de tijdelijke verlaging van de kredietvergoeding. Bij de totstandkoming van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding waren de exacte data waarop de verlaging van kracht zou worden en weer zou worden beëindigd, nog niet bekend. Inmiddels zijn deze data wel bekend, zodat deze ook als concrete data in artikel 15 van het Besluit kredietvergoeding (zie artikel II) en het nog niet in werking getreden nieuwe tweede lid van artikel 15 (zie artikel I, onderdeel A) kunnen worden genoemd.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op de dag na plaatsing in het Staatsblad. Omdat de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding eindigt op 1 september 2021 en het doel is om de tijdelijke verlaging te verlengen, is het noodzakelijk om af te wijken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving. Voor kredietaanbieders blijft de hoogte van de maximale kredietvergoeding die zij mogen berekenen gelijk. De duur van de tijdelijke maatregel wordt verlengd.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Stb. 2020, 272.

X Noot
2

Stb. 2021, 75.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 579.

X Noot
4

Centraal Economisch Plan 2021, CPB raming maart 2021, zie https://www.cpb.nl/centraal-economisch-plan-cep-2021.

X Noot
5

Onderzoek van de AFM «Korte termijn financiële weerbaarheid van huishoudens», zie https://www.afm.nl/nl-nl/nieuws/2020/juli/financiele-weerbaarheid-huishoudens.

X Noot
6

Kamerstukken II 2017/18, 24 515, nr. 450, Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 505 en Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 579.

X Noot
7

Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 511, Kamerstukken II 2019/20, 35 316, nr. 21.

X Noot
8

Stb. 2020, 272, p. 5–6.

Naar boven