Besluit van 2 juli 2021 tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in verband met het niet van toepassing zijn van bepaalde informatieverplichtingen vanwege de bescherming van de wezenlijke belangen van de landsverdediging en nationale veiligheid

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 19 maart 2021, nr. IENW/BSK-2021/57970, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 346 van Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Trb. 2010, 43) en op artikel 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 mei 2021, nr. W17.21.0090/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 28 juni 2021, nr. IENW/BSK-2021/161926, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 7a van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op leveranciers van voorwerpen als bedoeld op de lijst met producttypen van wapens, munitie en oorlogsmateriaal, vastgesteld bij Besluit 255/58 van de Raad van 15 april 1958, die zijn bedoeld ten dienste van defensiebelangen van Nederland of op die voorwerpen die daarvoor in gebruik zijn geweest.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit kan worden bepaald dat dit besluit terugwerkt tot en met 5 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 juli 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Uitgegeven de veertiende juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Het voorliggende besluit wijzigt artikel 7a van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. De wijziging leidt tot het buiten toepassing blijven van de in artikel 7a opgenomen informatieplicht voor leveranciers van bepaalde producten die aan het Ministerie van Defensie worden geleverd. Artikel 7a is ingevoegd in het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen ingevolge artikel 4, onderdeel F, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen (Stb 2020, 197).1

De wijziging treedt (met terugwerkende kracht) in werking op het moment van het ingaan van de informatieplicht van artikel 7a zodat betrokkenen geen wijziging in hun situatie ondervinden.

Inhoud van de wijziging

De Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra is in 2018 herzien.2 Artikel 7a implementeert artikel 9, eerste lid, onderdeel i, van de herziene KRA.3 Dit betreft een verplichting voor elke leverancier van een voorwerp, zoals gedefinieerd in de REACH-verordening, om de informatie over aanwezige zeer zorgwekkende stoffen die hij op grond van artikel 33, eerste lid, van die verordening aan de afnemer van een voorwerp moet verstrekken, tevens te verstrekken aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA).

Van deze informatieplicht wordt ingevolge het voorliggende besluit uitgezonderd leveringen aan het Ministerie van Defensie voor defensiedoeleinden, met het oog op het belang van de landsverdediging.

Bij registratie in een openbare database kan eenieder achterhalen welke producten (incl. de samenstelling daarvan) aan het Ministerie van Defensie worden geleverd. Dit compromitteert het belang van landsverdediging. Essentiële leveranciers van Defensie mogen bovendien op basis van de regelgeving in het eigen land niet leveren als de informatie van stoffen in de producten openbaar wordt. De bepaling van artikel 9, eerste lid, onder i, van de Kra kent geen uitzondering vanuit die richtlijn zelf. Artikel 2, derde lid, van REACH kent overigens wel een uitzondering voor defensiematerieel.4

Bij het beperken van de informatieplicht wordt toepassing gegeven aan artikel 346, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Daarin wordt bepaald dat elke lidstaat de maatregelen kan nemen die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van zijn veiligheid en die betrekking hebben op de productie van of de handel in wapenen, munitie en oorlogsmateriaal. Het verdrag staat als primair recht toe om in specifieke gevallen uitzonderingen toe te laten op het VWEU (i.c. op het secundaire recht dat zijn grondslag daarin vindt). Het artikel in het VWEU functioneert als restbepaling in dezen. Om gebruik te kunnen maken van artikel 346 VWEU moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • de maatregel is noodzakelijk ter bescherming van de wezenlijke veiligheidsbelangen;

  • het moet gaan om materieel dat specifiek voor defensiedoeleinden werd gebruikt en voorkomt op een lijst die op 15 april 1958 door de Raad is vastgesteld (naar deze lijst wordt verwezen in artikel 346);5

  • de mededingingsverhoudingen op de markt voor civiele producten mogen niet worden verstoord, en

  • het inroepen van artikel 346 VWEU door de lidstaat moet aantoonbaar, noodzakelijk en proportioneel zijn in verhouding tot het te beschermen wezenlijk veiligheidsbelang.6

Het gaat in dit geval alleen om materieel dat wordt geleverd aan het Ministerie van Defensie voor defensiedoeleinden die op de genoemde lijst voorkomen of het uitwisselen van materieel tussen bijvoorbeeld NAVO-partners en andere internationale samenwerkingspartners of samenwerkingsvormen waarin Nederland participeert.

Het niet openbaar maken doet niets af aan de mededinging van partijen die met het Ministerie van Defensie een contract willen aangaan. Het zorgt er juist voor dat in veel gevallen buitenlandse bedrijven kunnen blijven leveren. Defensie zelf krijgt de informatie over aanwezige zeer zorgwekkende stoffen wel. De Minister van Defensie onderschrijft het belang van het op een gedegen wijze informeren van afvalbedrijven over de samenstelling van producten ten bate van de veiligheid, maar dan op een niet openbare wijze, zoals reeds gebruikelijk is. Met de afvalverwerkers, uiteraard anders dan voor het reguliere huishoudelijke bedrijfsafval, wordt door Defensie met het oog op de veiligheid van de verwerking wel vertrouwelijk informatie uitgewisseld. Het belang van de afvalverwerker blijft daarmee geborgd. Dat maakt de maatregel proportioneel.

Voorbereiding

Via wijziging van artikel 7a van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (een algemene maatregel van bestuur) wordt toepassing gegeven aan de verdragsrechtelijke bevoegdheid van het VWEU. Ook de vrijstelling bij algemene maatregel van bestuur in het kader van REACH vanwege de landsverdediging (zie artikel 9.2.1.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer) is op dit niveau neergelegd.

In verband met de beperkte impact, het bijzondere belang en de gewenste spoed die is verbonden met dit besluit is niet gekozen voor openbare internetconsultatie. De wijziging treedt (met terugwerkende kracht) in werking op het moment van het ingaan van de informatieplicht, zodat betrokkenen geen wijziging in hun situatie ondervinden.

Effecten

Deze wijziging heeft geen financiële of administratieve gevolgen voor bedrijven of burgers. De reikwijdte van de informatieplicht wordt beperkt vanaf het moment van inwerkingtreding. Betrokkenen hoeven hun handelingswijze niet aan te passen.

Een concept van dit besluit is voorgelegd aan de Adviescollege Toetsing Regeldruk. In overleg met het adviescollege is afgezien van een verdere toets vanwege het ontbreken van effecten voor de regeldruk. In het kader van de Handhavings- en uitvoeringstoets is het besluit tevens voorgelegd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport. Daaruit zijn geen inhoudelijke opmerkingen voortgekomen.

Voorhang

Op grond van artikel 21.6 van de Wet milieubeheer is een voorhangprocedure van toepassing. Het besluit is ter kennisneming aangenomen door de vaste Kamercommissie van Infrastructuur en Waterstaat van de Tweede Kamer. Van de Eerste Kamer is geen reactie ontvangen over het ontwerpbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel I

Zie het algemene deel van deze toelichting.

Artikel II

De verplichting om gegevens aan de ECHA-database aan te leveren geldt gelet op artikel 9, eerste lid, onder i, van de Kra met ingang van 5 januari 2021. Om die reden treedt de bepaling ter implementatie van deze verplichting in het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen op dat moment in werking.

De wijziging van artikel 7a ingevolge dit besluit treedt onmiddellijk daarna in werking. Via artikel II is de volgtijdelijke inwerkingtreding met terugwerkende kracht geregeld. Hierbij wordt dus de richtlijn gevolgd. Vanwege de op grond van artikel 21.6 van de Wet milieubeheer voorgeschreven nahang vindt de inwerkingtreding plaats bij koninklijk besluit. Het is immers vooralsnog niet duidelijk op welk tijdstip de vier weken van de nahang ingaan.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Besluit van 18 juni 2020, houdende implementatie van enkele bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150/109) (Stb 2020, 197).

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU 2018, L 150).

X Noot
3

Richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312);

X Noot
4

Zie art. 9.2.1.5 van de Wet milieubeheer waarin de mogelijkheid wordt gegeven om uitwerking te geven van de mogelijkheid die de verordening geeft in dit artikel.

X Noot
5

Lijst met producttypen van wapens, munitie en oorlogsmateriaal, vastgesteld bij Besluit 255/58 van de Raad van 15 april 1958. Op deze lijst staat materiaal dat is ontworpen, ontwikkeld en geproduceerd voor specifiek militaire doeleinden. Deze generieke lijst dient, bijvoorbeeld met behulp van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (PbEU 2009, C 65/01), te worden geïnterpreteerd in het licht van de technologische ontwikkeling die sindsdien heeft plaatsgevonden, het aanbestedingsbeleid en de militaire behoeften die leiden tot de ontwikkeling van nieuwe typen van materiaal. In concreto gaat het om materiaal dat specifiek voor militaire doeleinden is ontworpen. Dit besluit is niet bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, maar een uittreksel ervan is opgenomen in document nr. 14538/4/08 van de Raad van 26 november 2008, dat voor het publiek toegankelijk is op de internetsite van de Raad op het adres http://register.consilium.europa.eu. Zie verder ook de Mededeling van de Commissie van 7 december 2006 over de toepassing van artikel 296 (thans 346) van het Verdrag (werkingsverdrag EU) voor overheidsopdrachten op defensiegebied, COM (2006)779, SEC(2006)1554 die stelt dat de lijst kan worden gelezen in het licht van de technologische vooruitgang.

X Noot
6

Zaken HvJEU 15-12-2009, C-284/05, HvJEU C-294/05 (Commissie v Finland), r.o. 47, HvJEU 15-12-2009, C-372/05 (Commissie v Zweden), r.o. 45, HvJEU 15-12-2009, C-387/05, (Commission v Duitsland), r.o. 70, HvJEU 15-12-2009, C-409/05 (Commissie v Italie), r.o. 47, HvJEU 15-12-2009 C-461/05 (Commissie v Griekenland), r.o. 52, Commissie v Denemarken, r.o. 53 en HvJEU 15-12-2009, C-239/06 Commissie v Italie, r.o. 48.

Naar boven