Besluit van 19 februari 2021 tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in verband met het aanbrengen van verduidelijkingen en herstel van technische gebreken van ondergeschikte aard

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 10 december 2020, nr. WJZ / 20297891;

Gelet op Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG 1998, L 80), artikel 3, onderdeel 8, van Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2017, L 345), artikel 2b, eerste lid, onderdelen a en b, van de Prijzenwet, artikel 14a.4, derde en vierde lid, van de Telecommunicatiewet, artikel 6.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming en artikel 16.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 januari 2021, nr. W18.20.0473/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 februari 2021, nr. WJZ / 21020416;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 1 van het Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang komt te luiden:

Artikel 1

Als aangewezen instantie als bedoeld in artikel 6.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt aangewezen de Stichting Reclame Code.

ARTIKEL II

Bijlage I van het Besluit handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

1. In Categorie A, onder 1, wordt «per inrichting» vervangen door «per broeikasgasinstallatie».

2. In Categorie B, onder 6, 8 en 9, en in Categorie C, onder 15 en 18, vervalt telkens «per inrichting».

3. «Rekenregel» wordt vervangen door «Samentelregel».

4. «verbrandingseenheden per inrichting» wordt vervangen door «een broeikasgasinstallatie».

ARTIKEL III

Artikel 1, eerste lid, van het Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «artikel 14a.4, derde lid,» ingevoegd «van de Telecommunicatiewet,».

2. In onderdeel h wordt in subonderdeel 3° «het jaarlijks verbruik» vervangen door «de stroomcapaciteit», en vervalt in subonderdeel 4° «miljoen».

ARTIKEL IV

Het Besluit prijsaanduiding producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, vervalt «voor zover dat product of monster ter plaatse aanwezig is,».

B

In artikel 4, eerste lid, wordt na «de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid» ingevoegd «van een product, dan wel een monster met gebruikmaking waarvan een product wordt aangeboden, dat ter plaatse aanwezig is».

C

In artikel 5 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 februari 2021

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout

Uitgegeven de vierde maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en strekking

Dit besluit strekt tot aanpassing van vier algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het gaat daarbij om het aanbrengen van verduidelijkingen in een aantal bepalingen en het herstel van technische gebreken van ondergeschikte aard in de volgende besluiten:

  • 1. het Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang,

  • 2. het Besluit handel in emissierechten,

  • 3. het Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie, en

  • 4. het Besluit prijsaanduiding producten.

2. Regeldruk

De wijzigingen die zijn opgenomen in dit besluit zijn van ondergeschikte aard en hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

3. Inwerkingtreding

Aangezien het om reparatieregelgeving gaat, treedt dit besluit onmiddellijk na publicatie in werking, en wordt afgezien van invoering op de vaste verandermomenten en van het hanteren van een invoeringstermijn van twee maanden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang)

Het betreft een technische wijziging van het Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang als gevolg van de Wet van 5 februari 2020 tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (Stb. 2020, 64).

In artikel 1 van het Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang stond een verwijzing opgenomen naar artikel 4, tweede lid, van de inmiddels ingetrokken Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PbEU 2004, 364). Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 6.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming.

Artikel II (Besluit handel in emissierechten)

Artikel II strekt tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten. Bij eerdere wijziging van dit besluit (Stb. 2019, 359) is het begrip inrichting vervangen door het begrip broeikasgasinstallatie. Hiermee is vooruitgelopen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zodat deze term niet tijdens de looptijd van de vierde handelsperiode van het EU-ETS gewijzigd wordt, maar bij aanvang daarvan. Bij deze eerdere wijziging is abusievelijk bijlage I van het Besluit handel in emissierechten niet aangepast. Met onderhavige wijziging wordt dit gecorrigeerd en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de terminologie van bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU 2003, L 275).

De term rekenregel in bijlage I van het Besluit handel in emissierechten wordt tot slot vervangen door de term samentelregel, opdat aangesloten wordt bij de terminologie in het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt de term samentelregel gebruikt ter implementatie van artikel 4 van Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313). Inhoudelijk verandert er niets aan het doel van de regel: het voorkomen dat (broeikasgas)installaties worden opgesplitst om buiten de regelgeving te vallen of onder soepeler eisen.

Artikel III (Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie)

In artikel 1, eerste lid, van het Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie is bepaald dat relevante invloed in de telecommunicatiesector wordt aangenomen indien de telecommunicatiepartij, bedoeld in artikel 14a.4, eerste lid, en eventuele andere telecommunicatiepartijen waarin de houder of verkrijger of de groep waarvan de houder of verkrijger deel uitmaakt overwegende zeggenschap houdt of verkrijgt, alleen of tezamen een of meer van de in onderdelen a tot en met g genoemde diensten aanbiedt en daarbij een van de daarin bepaalde drempelwaarden overschrijdt. In onderdeel h wordt bepaald dat relevante invloed onder omstandigheden ook wordt aangenomen indien de betreffende telecommunicatiepartijen meerdere diensten, genoemd in de onderdelen a tot en met e aanbieden, maar geen van de daar bepaalde drempelwaarden zelfstandig met een of meer van die diensten overschrijden. Als bijvoorbeeld een van de telecommunicatiepartijen waarin overwegende zeggenschap wordt gehouden of verkregen een internettoegangsdienst aanbiedt aan de helft van de eindgebruikers genoemd in onderdeel a, en de houder of verkrijger daarnaast ook overwegende zeggenschap houdt in een aanbieder van datacenterdiensten met een stroomcapaciteit van meer dan de helft dan het aantal MW genoemd in onderdeel d, maakt deze combinatie dat sprake is van relevante invloed in de sector. In dit artikellid zijn echter drie kennelijke verschrijvingen geslopen die met het onderhavige besluit worden gecorrigeerd. In de aanhef wordt verduidelijkt dat de verwijzing naar artikel 14a.4 betrekking heeft op de Telecommunicatiewet. De subonderdelen 3° en 4° van onderdeel h worden in lijn gebracht met de drempelwaarden zoals die in de onderdelen d en e zijn geformuleerd.

Artikel IV (Besluit prijsaanduiding producten)

Artikel IV voorziet in een wijziging van het Besluit prijsaanduiding producten ter verduidelijking van de implementatie van Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG 1998, L 080) (hierna: richtlijn 98/6/EG). Die richtlijn voorziet in regels over de aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid van de producten die een verkoper aan de consument aanbiedt, met als doel de voorlichting aan de consument te verbeteren en een prijsvergelijking te vergemakkelijken. De richtlijn is geïmplementeerd in het Besluit prijsaanduiding producten.

Richtlijn 98/6/EG bevat in artikel 3, eerste lid, de verplichting voor de verkoper om de verkoopprijs te vermelden bij het aanbieden van producten. De regering is van oordeel dat de implementatie hiervan in artikel 3, eerste lid, van het Besluit prijsaanduiding producten aanpassing behoeft. Die bepaling in het besluit was slechts van toepassing op verkoop van producten of monsters die ter plaatse worden aangeboden. De formulering in artikel 3, eerste lid, van het Besluit prijsaanduiding producten over het vereiste van aanwezigheid ter plaatse komt echter niet volledig overeen met het toepassingsbereik van de bepaling hierover in de richtlijn. Het toepassingsbereik van de richtlijn strekt zich ook uit tot situaties waarin een product niet ter plaatse aanwezig is. Daarom wordt met deze wijziging de zinsnede «ter plaatse aanwezig» in voornoemd artikellid verwijderd (artikel IV, onderdeel A). Daarmee is duidelijk dat de regels over prijsaanduidingen ook van toepassing zijn op bijvoorbeeld een aanbod tot koop op afstand. Het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van het Besluit prijsaanduiding producten is naar zijn aard wél uitsluitend van toepassing op de gevallen dat een product of monster ter plaatse aanwezig is, waarvan overigens ook sprake kan zijn als het product of monster buiten de verkoopruimte aanwezig is. Een wijziging van die bepaling verduidelijkt dat (artikel IV, onderdeel B). Hiermee wordt voorkomen dat de verbreding van de reikwijdte die in artikel 3, eerste lid, wordt aangebracht, doorwerkt in artikel 4, eerste lid. Ten overvloede zij vermeld dat de eisen die artikel 4, tweede lid, van het besluit stelt aan de aanduiding van de verkoopprijs en prijs per meeteenheid niet uitsluitend van toepassing zijn op de verkoop van producten en monsters die ter plaatse aanwezig zijn.

Artikel 5, tweede lid, van het Besluit prijsaanduiding producten zonderde overeenkomsten op afstand uit van toepassing van het besluit voor zover dat ziet op de aanduiding van de verkoopprijs. De ratio van deze bepaling was dat het in het besluit bepaalde ten aanzien van de aanduiding van de verkoopprijs voor verkoop op afstand reeds volgt uit bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Bij nader inzien moet worden geconstateerd dat het helderder is om – nu deze verkoopwijze in richtlijn 98/6/EG geen uitgezonderde positie inneemt – die verkoopwijze ook in het Besluit prijsaanduiding producten niet uit te zonderen. Het is niet bezwaarlijk dat de op verkopers rustende verplichting om duidelijke informatie te bieden over de verkoopprijs is opgenomen in meerdere bepalingen, te weten niet alleen in Afdeling 2B van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, maar ook in het Besluit prijsaanduiding producten. Artikel 5, tweede lid, van het besluit is daarom geschrapt (artikel IV, onderdeel C).

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven