Besluit van 9 oktober 2019, houdende wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met de handel in emissierechten voor de periode 2021–2030

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 4 juli 2019, nr. WJZ / 19154685;

Gelet op Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU 2018, L76) en de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.6 van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies 14 augustus 2019, nr. W18.19.0225/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 7 oktober 2019, nr. WJZ / 19228964;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 2.1 komt te luiden:

Paragraaf 2.1. Broeikasgasinstallaties

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «inrichtingen» vervangen door «broeikasgasinstallaties».

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «zich bevindt in een inrichting bestemd» vervangen door «bestemd is».

3. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten op verzoek van de exploitant van de broeikasgasinstallatie is uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten en minder dan 2500 ton CO2-equivalenten aan emissies heeft gerapporteerd aan het bestuur van de emissieautoriteit, uitgezonderd emissies van biomassa, in elk van de drie jaren voorafgaand aan het moment van aanmelding bij de Europese Commissie en voldaan wordt aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.

4. In het vijfde lid wordt «een inrichting» vervangen door «een broeikasgasinstallatie», wordt «broeikasgasinstallaties» vervangen door «broeikasgasinstallatie» en vervalt «binnen die inrichting».

C

In artikel 5, tweede lid, wordt «inrichting» telkens vervangen door «broeikasgasinstallatie».

D

Artikel 12 vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen B, onder 3, en D, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, B, onder 1, 2 en 4 en C, treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 oktober 2019

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de drieëntwintigste oktober 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze algemene maatregel van bestuur strekt tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (hierna: het besluit). Aanleiding hiervoor vormt Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU 2018, L76) (hierna: Richtlijn 2018/410). Richtlijn 2018/410 is een wijziging van de oorspronkelijke ETS-richtlijn uit 2003 (hierna: EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), waarin het EU-ETS is vormgegeven waarmee bedrijven emissierechten voor CO2-emissies kunnen verhandelen.

Richtlijn 2018/410 is gericht op de regels van het Europese systeem voor handel in broeikasgasemissierechten (hierna: emissierechten) zoals die gelden in de periode 2021–2030. Het Europese systeem voor emissiehandel, ook wel bekend als het ETS, is in 2005 gestart en gaat in 2021 de zogenaamde vierde handelsperiode in.

2. Inhoud van het besluit

Een belangrijke wijziging heeft betrekking op de reikwijdte van het ETS. Broeikasgasinstallaties met minder emissies dan 2.500 ton koolstofdioxide (CO2) per jaar kunnen op grond van artikel 27bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten worden uitgezonderd van deelname aan het ETS. In het besluit wordt opgenomen dat installaties die aan de eisen voldoen, op hun verzoek kunnen worden uitgesloten. Nederland moet deze installaties aanmelden bij de Europese Commissie. Aanmelding van installaties voor uitsluiting is in de vierde handelsperiode op twee momenten mogelijk, de eerste keer in 2019 en de tweede keer in 2024.

In de nationale regelgeving wordt het begrip inrichting met ingang van 1 januari 2021 vervangen door het begrip broeikasgasinstallatie. Het besluit moet daaraan worden aangepast. Ook in het besluit zal vanaf 1 januari 2021 uitsluitend het begrip broeikasgasinstallatie worden gehanteerd.

Het verbranden van gevaarlijk of huishoudelijk afval is uitgezonderd van deelname aan het ETS. Hetzelfde geldt voor installaties voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten. Op grond van het besluit waren broeikasgasinstallaties die zich op het terrein bevinden van een inrichting, bestemd voor het verbranden van gevaarlijke of huishoudelijke afvalstoffen of bestemd voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving ook uitgezonderd van deelname aan het ETS, ook al werd in de installatie zelf niet een van de uitgesloten activiteiten uitgevoerd. Aan deze situatie komt een einde door de overstap naar het installatiebegrip. De Nederlandse Emissieautoriteit zal er op toezien dat installaties die hierdoor niet langer uitgezonderd zijn van deelname aan het ETS, ook daadwerkelijk gaan voldoen aan de verplichtingen die het EU-ETS met zich brengt. Tevens is de bepaling dat een emissieverslag vergezeld moet gaan met een verklaring van een onafhankelijke deskundige verwijderd. Deze bepaling kan verwijderd worden omdat dit reeds op grond van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel verplicht is.

3. Administratieve lasten, bedrijfseffecten en milieueffecten

Dit besluit leidt tot een daling van de administratieve lasten voor broeikasgasinstallaties met geringe emissies. Het gaat naar schatting om veertig broeikasgasinstallaties die niet meer hoeven te voldoen aan de meeste ETS-regels. Installaties op het terrein van een afvalverbrander zullen ingevolge de wijziging niet langer uitgezonderd zijn van het ETS. Dit zal een lastenverzwaring betekenen voor naar schatting maximaal tien installaties.

Per saldo betekent dit dat dertig broeikasgasinstallaties enkel nog moeten bewaken dat zij niet boven de grens van 2.500 ton uitstoot komen. Dit zullen zij conform artikel 27bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten moeten bewaken. Ingeschat wordt dat dit niet meer dan twee uur per jaar per installatie kost.

In eerder onderzoek (Actal IV: Administratieve Lasten NOx- en CO2- emissiehandel, Onderzoek naar de Administratieve Lasten voortvloeiend uit de regelgeving voor de NOx- en CO2-emissiehandel) is berekend dat de ETS-richtlijn voor laag complexe installaties gemiddeld € 8.500 per jaar aan administratieve lasten veroorzaakt. Van deze administratieve lasten vervalt ongeveer 98%. Ingeschat wordt daarom dat de administratieve lasten voor deze broeikasgasinstallaties maximaal met € 250.000 per jaar afnemen.

4. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

Het onderhavige besluit heeft geen directe gevolgen voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het ETS.

II. Artikelen

Artikel I, onderdelen A, B, onder 1 en 2 en C

In artikel I, onderdelen A, B, onder 1, 2 en C, wordt het begrip inrichting vervangen door het begrip broeikasgasinstallatie. Deze wijziging volgt uit het centraal stellen van het begrip «broeikasgasinstallatie». Met de wijziging worden broeikasgasinstallaties binnen een inrichting bedoeld voor het verbranden van gevaarlijk of huishoudelijk afval, niet langer uitgezonderd. De installatie waarin het gevaarlijk of huishoudelijk afval verbrand wordt, valt niet onder de reikwijdte.

2. Artikel I, onderdeel B, onder 3 en 4

Aan artikel 2, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd. Hiermee wordt een uitzonderingsbepaling uit de EG-richtlijn handel in emissierechten geïmplementeerd. Broeikasgasinstallaties die jaarlijks minder dan 2500 ton CO2-equivalenten uitstoten, hoeven niet deel te nemen aan emissiehandel. Wel moeten de installaties aantonen dat voor de drie voorgaande jaren er minder dan 2.500 ton CO2-equivalenten uitgestoten is. Emissies die het gevolg zijn van biomassaverbranding tellen niet mee bij het halen van deze drempel. In de Regeling handel in emissierechten zullen regels worden gesteld voor de manier waarop zal worden bewaakt of een uitgesloten installatie in enig jaar meer dan 2.500 ton CO2-equivalent uitstoot.

In het vijfde lid wordt het begrip inrichting vervangen door het begrip broeikasgasinstallatie. Verder blijft dit lid inhoudelijk ongewijzigd en de basis vormen om installaties uit te zonderen van het handelssysteem zoals bedoeld in artikel 27 van de EG-Richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.

3. Artikel I, onderdeel D

Op grond van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel moet het emissieverslag vergezeld gaan van een verklaring van een onafhankelijk deskundige. Deze verplichting volgt nu direct uit artikel 35 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel. Artikel 12 kan daarmee komen te vervallen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven