Besluit van 8 december 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 2 december 2020 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag (Stb. 2020, 518)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2020, nr. 2020-0000162487;

Gelet op artikel II, eerste lid, van de Wet van 2 december 2020 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag (Stb. 2020, 518);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen I, onderdelen A tot en met H, I, J, en Ia van de Wet 2 december 2020 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag (Stb. 2020, 518) treden in werking met ingang van 1 januari 2021, waarbij artikel I, onderdeel A, terug werkt tot en met 1 augustus 2015.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 december 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout

Uitgegeven de zestiende december 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt dat artikel I, onderdelen A tot en met H, I, en J, en artikel Ia van de Wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag (hierna: de wet) op 1 januari 2021 in werking treden.

Artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, van de Wet kinderopvang wordt met deze wet twee keer gewijzigd. De eerste wijziging betreft artikel I, onderdeel A. Deze wijziging, waaraan terugwerkende kracht is verleend, werkt terug tot en met 1 augustus 2015 en heeft betrekking op de periode tot en met 31 december 2020. De tweede wijziging betreft artikel I, onderdeel B. Deze wijziging ziet op de periode vanaf 1 januari 2021. De wet regelt in artikel II, tweede lid, de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Ha en Hb. Deze onderdelen treden per 1 januari 2023 in werking.

Vanwege de begunstigde werking voor belanghebbenden is bij de vaststelling van het moment van inwerkingtreding afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout

Naar boven