Besluit van 2 september 2020 tot wijziging van het Besluit Wfsv om in verband met de bijzondere omstandigheden als gevolg van covid-19 tijdelijk de AWf-premie niet te herzien bij overwerk

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2020, nr. 2020-0000008261;

Gelet op artikel 27, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2020, nr. W12.20.0227/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 augustus 2020, nr. 2020-0000107178;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT WFSV

Na artikel 2.3 van het Besluit Wfsv wordt een artikel ingevoegd, luidende;

Artikel 2.3a Tijdelijke opschorting 30% herzieningssituatie

  • 1. Artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing in het kalenderjaar 2020.

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2021.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 september 2020

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de veertiende september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

MEMORIE VAN TOELICHTING

Sinds 1 januari betalen werkgevers, als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab), een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele contracten. In het verlengde daarvan is in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv opgenomen dat werkgevers met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie moeten afdragen voor vaste werknemers die in een kalenderjaar meer dan 30% hebben overgewerkt. Vanwege het Coronavirus leidt deze bepaling nu tot onbedoelde effecten in sectoren waar veel extra overwerk nodig is, zoals de zorg. De Stichting van de Arbeid heeft derhalve verzocht deze regeling aan te passen en het kabinet heeft dit toegezegd.1

Om deze onbedoelde effecten weg te nemen regelt dit besluit een tijdelijke afwijking van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv. Hierdoor zal in kalenderjaar 2020 op basis van de 30% herzieningssituatie de lage WW-premie niet worden herzien. Omdat een gerichte sectorale maatregel zeer bewerkelijk voor de uitvoering is, is ervoor gekozen een generieke uitzondering te maken voor de toepassing van de 30% herzieningssituatie. Een generieke oplossing geldend voor alle werkgevers, voorkomt daarnaast discussie over wie er wel of niet onder de uitzondering moet vallen.

Een generieke uitzondering voor de 30% herzieningssituaties zorgt ervoor dat er minder WW-premies afgedragen worden. De kosten van de maatregel zijn lastig in te schatten, omdat er bij invoering van de Wab geen informatie was over het aantal herzieningen. Op basis van cijfers van UWV over 2017–2018 zou het gaan om maximaal € 90 mln.

Het besluit is door UWV beoordeeld met een uitvoeringstoets en uitvoerbaar geacht per de data van inwerkingtreding. De uitvoeringskosten zijn € 0,1 mln. De uitvoeringskosten van de Belastingdienst worden nader bepaald middels een herijking van de kosten die niet eerder kan plaatsvinden dan eind 2021.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft naar het besluit gekeken en kan zich vinden in de gevolgen daarvan voor de regeldruk.

Aangezien de 30% herzieningssituatie wordt opgeschort voor het gehele kalenderjaar 2020 werkt deze wijziging terug tot en met 1 januari 2020. De bepaling waarin de tijdelijke afwijking is geregeld vervalt op 1 januari 2021. Om in de tijd van Coronacrisis zo veel en zo snel mogelijk duidelijkheid aan werkgevers te geven over het niet herzien van de lage premie, treedt dit besluit zo snel mogelijk na publicatie in werking. Om diezelfde reden is ook afgezien van internetconsultatie, de vaste verandermomenten en de vaste invoertermijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 2.

Naar boven