Besluit van 16 juli 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 13 juli 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2969111;

Gelet op artikel 16.1, eerste lid, van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 32 van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel 8.64, onderdelen HH, KK, XX en DDD, van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES treden in werking met ingang van 1 augustus 2020.

Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juli 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de vierentwintigste juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit regelt de invoering van jeugdstrafrecht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De invoering krijgt vorm door de inwerkingtreding van enkele onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna ook: de Aanpassingswet) gelijktijdig met het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES (Stb. 2020, 288) (hierna ook: het Uitvoeringsbesluit).

2. Het jeugdstrafrecht in het Wetboek van Strafrecht BES

Artikel 8.64 van de Aanpassingswet bevat wijzigingen in het Wetboek van Strafrecht BES. De onderdelen HH, KK, XX en DDD van dit artikel houden verband met de regeling voor het jeugdstrafrecht. Op de inhoud van deze, met elkaar samenhangende, onderdelen wordt hieronder nader ingegaan.

Onderdeel DDD van de Aanpassingswet introduceert een volledig nieuwe regeling voor het jeugdstrafrecht (artikelen 79a tot en met 79w Wetboek van Strafrecht BES (nieuw) (Sr BES)). Deze bepalingen zijn grotendeels gebaseerd op de voorschriften die ten tijde van het opstellen van de Aanpassingswet waren opgenomen in het toenmalige ontwerp-wetboek van strafrecht van de Nederlandse Antillen. Op hun beurt heeft voor die voorstellen weer de Nederlandse regeling als uitgangspunt gegolden (vgl. Kamerstukken II 2008-2009, 31 959, nr. 3, blz. 99 en 100). De in de afdeling voor jeugdigen opgenomen voorschriften hebben voornamelijk betrekking op specifieke straffen voor jeugdige personen. Daarbij geldt als ondergrens, dat voor feiten die voor het bereiken van de leeftijd van twaalf jaren zijn begaan, betrokkene niet kan worden vervolgd en berecht. De bovengrens vindt nadere regeling in de artikelen 79a tot en met 79c Sr BES: in bijzondere gevallen kan het volwassenenstrafrecht worden toegepast bij zestien- en zeventienjarigen, terwijl dit in beginsel de regel vormt bij achttienjarigen.

Het nieuwe stelsel maakt meerdere sancties mogelijk. Volledig nieuw is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de zogenaamde pij-maatregel). Deze maatregel vervangt de terbeschikkingstelling van de regering voor jeugdigen. Het vervallen van de terbeschikkingstelling van de regering voor jeugdigen wordt geregeld met onderdeel KK van artikel 8.64 van de Aanpassingswet.

De zwaarste straf is jeugddetentie voor de duur van vierentwintig maanden en in de ernstigste gevallen voor de duur van vier jaren. Deze straf kan worden opgelegd aan zestien- en zeventienjarigen en aan meerderjarigen die ten tijde van het begaan van het strafbare feit nog geen eenentwintig jaar zijn.

De artikelen 79a tot en met 79c Sr BES geven aan welk strafrecht ten aanzien van jeugdigen toepassing kan vinden dan wel dient te worden toegepast. Artikel 79d Sr BES regelt dat de verjaringstermijn voor minderjarigen van kortere duur is dan de termijn welke geldt voor volwassenen. In verband hiermee kan het huidige artikel 72, tweede lid, Sr BES komen te vervallen. Dit wordt gerealiseerd met inwerkingtreding van onderdeel XX van artikel 8.64 van de Aanpassingswet.

De artikelen 79e en 79f Sr BES voeren de mogelijkheid van de (politie)transactie in het jeugdstrafrecht in. Vervolgens beschrijven de artikelen 79g en 79h Sr BES welke sancties de rechter ten aanzien van jeugdigen ter beschikking staan. De (hoofd)straf van jeugddetentie kan worden opgelegd aan jeugdigen die een ernstig misdrijf hebben gepleegd. De aanwijzing van de inrichting waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt, geschiedt bij ministerieel besluit (artikel 79j Sr BES). Bij gelegenheid van de totstandkoming van de Aanpassingswet bestond reeds het voornemen speciale voorzieningen in het leven te roepen waarin de jeugddetentie kan worden ten uitvoer gelegd. Met het Uitvoeringsbesluit is hiervoor voorzien in de aanwijzing van een afdeling van de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN).

Artikel 79l Sr BES betreft de voorschriften met betrekking tot het opleggen van een geldboete aan jeugdigen. De regeling is sterk geënt op de Nederlandse bepaling ter zake (artikel 77l Sr), met dien verstande dat, in afwijking daarvan, het tweede lid de rechter verplicht tot vaststelling van vervangende jeugddetentie.

De nieuwe maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is neergelegd in de artikelen 79m en 79n Sr BES. De maatregel kan worden opgelegd bij een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, wanneer de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, terwijl de maatregel daarbij tevens in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Zij staat ook ter beschikking indien de jeugdige verminderd toerekenbaar is. Vermelding verdient nog dat de maatregel ingevolge artikel 79m, achtste lid, Sr BES kan worden beëindigd door de rechter die de maatregel heeft opgelegd. In Nederland is deze bevoegdheid in handen van de Minister van Justitie en Veiligheid. Artikel 79o Sr BES maakt het mogelijk dat alle hoofdstraffen voorwaardelijk kunnen worden opgelegd. Daarnaast voorziet het tweede lid erin dat bij oplegging van een (voorwaardelijke) jeugddetentie ook een geldboete kan worden opgelegd. Nadere voorschriften dienaangaande, onder meer met betrekking tot de proeftijd, te stellen voorwaarden en het toezicht, worden gegeven in de artikelen 79p tot en met 79t Sr BES. Artikel 79u Sr BES voorziet in enkele algemene procedurele bepalingen met het oog op de te nemen rechterlijke beslissingen ingevolge deze titel.

Artikel 79v Sr BES maakt het stellen van nadere regels mogelijk ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de jeugdsancties bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Hierin is met het Uitvoeringsbesluit voorzien. Conform hetgeen hierover bij de totstandkoming van de Aanpassingswet als voornemen van de regering tot uitdrukking is gebracht (vgl. Kamerstukken II 2008-2009, 31 959, nr. 3, blz. 99 en 100), hebben voor de in het Besluit vervatte regels de voorschriften uit de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen het uitgangspunt gevormd.

Tot slot wordt in de titel over het jeugdstrafrecht, overeenkomstig artikel 77gg Sr, geregeld dat er bij poging, voorbereiding, deelneming en medeplichtigheid de straffen en maatregelen niet anders zullen uitvallen dan wanneer sprake zou zijn geweest van een voltooid misdrijf. En bij samenloop worden voor de toepassing van straffen en maatregelen meer feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd als één feit aangemerkt (artikel 79w Sr BES).

Het hiervoor reeds aangehaalde onderdeel KK regelt, naast het vervallen van de ter beschikkingstelling aan de regering, het vervallen van de regeling voor het «teruggeven van de schuldige aan ouders of voogd, zonder toepassing van straf» (artikel 40 Sr BES), de geldboete en de berisping (artikel 41septies Sr BES). De geldboete keert in gewijzigde vorm terug (artikel 79l (nieuw) Sr BES). Verder vervalt met onderdeel KK een tweetal strafbaarstellingen die nog naar de regeling van terbeschikkingstelling verwijzen. De strafbaarstellingen zien op die gedragingen gesteld door personen die in de uitvoering van deze terbeschikkingstelling een rol speelden (artikelen 385, tweede lid, en 488 Sr BES).

3. Het Uitvoeringsbesluit

Het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES (Stb. 2020, 288) geeft, zoals hiervoor reeds aangegeven, nadere uitvoering aan de bijzondere titel voor jeugdigen in het Wetboek van Strafrecht BES. Ook worden voorschriften gegeven met betrekking tot de afdoening met een project (HALT, «transactie») en de rechtspositie van jeugdigen die in de JICN verblijven. Voor dit onderdeel van het Besluit heeft de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen model gestaan.

4. Tijdstip van inwerkingtreding

Dit inwerkingtredingsbesluit voorziet in de inwerkingtreding van de toegelichte onderdelen van de Aanpassingswet en het Uitvoeringsbesluit op 1 augustus 2020.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven