Besluit van 7 juli 2020, houdende regels met betrekking tot het via een centraal elektronisch systeem geautomatiseerd ontsluiten van identificerende gegevens alsmede enkele andere gegevens door banken en andere betaaldienstverleners (Besluit verwijzingsportaal bankgegevens)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 16 juni 2020, 2020-0000090763, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen 1:81 en 3:267i van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 juni 2020, nr. W06.20.0137/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 3 juli 2020, 2020-0000122784, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1 Definities

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. aangesloten partijen:

partijen die op grond van artikel 3:267i van de wet zijn aangesloten op het verwijzingsportaal bankgegevens;

b. bevoegde autoriteiten:

de instanties en functionarissen, genoemd in artikel 6 van dit besluit;

c. verwijzingsportaal bankgegevens:

het centraal elektronisch systeem, bedoeld in artikel 3:267i van de wet;

d. wet:

Wet op het financieel toezicht.

Artikel 2

Identificerende gegevens als bedoeld in artikel 3:267i van de wet zijn:

  • a. in geval van een natuurlijke persoon:

    Veldnaam

    Omschrijving

    naam

    voorletter(s), voornaam, tussenvoegsel en achternaam

    tenaamstelling financieel product

    accountnaam of naam van de rekeninghouder die hoort bij een financieel product

    adres

    straat, huisnummer en eventuele toevoegingen, eventueel postbusnummer, postcode, woonplaats en land

    adrestype

    huis- of postadres

    geboortedatum

     

    rol persoon

    is de persoon een rekeninghouder of gemachtigde?

    status cliënt

    is de relatie actief of beëindigd?

    productnummer

    een uniek nummer dat aan een product is toegekend

    productsoort

    een waarde uit een limitatieve lijst van productsoorten

    status product

    is het product actief, geblokkeerd of beëindigd?

    rekening geschikt voor uitbetaling toeslagen (ja/nee)

    staat de rekening wel of niet op naam van de toeslaggerechtigde?

    identiteit van de contractspartij

    wordt het product door een andere organisatie uitgegeven?

  • b. in geval van een rechtspersoon:

    Veldnaam

    Omschrijving

    naam

    naam van de rechtspersoon

    tenaamstelling financieel product

    accountnaam of naam van een rechtspersoon die hoort bij een financieel product

    adres

    straat, huisnummer en eventuele toevoegingen, eventueel postbusnummer, postcode, vestigingsplaats en land

    adrestype

    kantoor- of postadres

    identificatienummer

    door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer of hiermee vergelijkbaar

    status cliënt

    is de relatie actief of beëindigd?

    productnummer

    een uniek nummer dat aan een product is toegekend

    productsoort

    een waarde uit een limitatieve lijst van productsoorten

    status product

    is het product actief, geblokkeerd of beëindigd?

§ 2 Algemeen

Artikel 3

  • 1. Onze Minister van Justitie en Veiligheid, de bevoegde autoriteiten en de aangesloten partijen treffen ieder de technische en organisatorische voorzieningen die nodig zijn teneinde uitvoering te geven aan de ingevolge de artikelen 4 tot en met 9 op hen rustende verplichtingen.

  • 2. De technische voorzieningen bij de bevoegde autoriteiten zijn zo ingericht dat ze uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daartoe door de betreffende bevoegde autoriteit zijn geautoriseerd. De bevoegde autoriteiten houden een registratie bij van daartoe geautoriseerde personen.

  • 3. De beveiliging van de technische voorzieningen en de verbinding met het verwijzingsportaal bankgegevens is zodanig dat de vertrouwelijkheid en integriteit van de verstrekte gegevens gewaarborgd is.

  • 4. De technische voorzieningen zijn zo ingericht dat ontvangen verzoeken voor bankrekeningnummerverificatie binnen vijf seconden na ontvangst kunnen worden beantwoord en overige vorderingen en verzoeken binnen 30 seconden na ontvangst kunnen worden beantwoord.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen regels worden gesteld over de technische specificaties waaraan de technische voorzieningen moeten voldoen.

§ 3 Het beheer van het verwijzingsportaal bankgegevens

Artikel 4

  • 1. Onze Minister van Justitie en Veiligheid draagt er zorg voor dat het verwijzingsportaal bankgegevens de in dit artikel genoemde eigenschappen bezit.

  • 2. Het verwijzingsportaal bankgegevens leidt een vordering of een verzoek van een bevoegde autoriteit geautomatiseerd door aan de aangesloten partijen en leidt de van de aangesloten partijen ontvangen gegevens geautomatiseerd door aan de vorderende of verzoekende bevoegde autoriteit.

  • 3. Het verwijzingsportaal bankgegevens leidt een vordering of een verzoek uitsluitend door aan de betreffende aangesloten partijen en leidt de ontvangen gegevens uitsluitend door aan de vorderende of verzoekende bevoegde autoriteit.

  • 4. Het verwijzingsportaal bankgegevens legt voor elke vordering of verzoek en voor elke verstrekking een kenmerk vast aan de hand waarvan kan worden herleid door welke aangesloten partij, aan welke bevoegde autoriteit en op basis van welke wettelijke grondslag gegevens zijn gevorderd, verzocht en verstrekt. De vastlegging vindt op zodanige wijze plaats dat daarin geen gegevens worden opgenomen die herleidbaar zijn tot personen op wie een vordering of een verzoek om identificerende gegevens betrekking heeft en het vastgelegde kenmerk wordt gedurende vijf jaren bewaard.

Artikel 5

  • 1. Onze Minister van Justitie en Veiligheid stelt jaarlijks een verslag op waarin melding wordt gemaakt van het aantal malen waarin door tussenkomst van het verwijzingsportaal bankgegevens aan een bevoegde autoriteit gegevens zijn verstrekt.

  • 2. Dit verslag is in ieder geval uitgesplitst naar:

    • a. de wettelijke grondslag van de vordering of het verzoek;

    • b. de bevoegde autoriteiten.

  • 3. Er wordt tweejaarlijks een audit gedaan naar de goede uitvoering van dit besluit, waarbij ten minste de volgende onderwerpen worden behandeld:

    • a. de werking van het verwijzingsportaal bankgegevens;

    • b. de kwaliteit van de vorderingen, verzoeken en verstrekkingen van gegevens.

  • 4. In afwijking van het derde lid, wordt de audit de eerste vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit jaarlijks gedaan.

§ 4 Vorderingen door bevoegde autoriteiten

Artikel 6

De volgende bevoegde autoriteiten gebruiken het verwijzingsportaal bankgegevens:

  • 1°. opsporingsambtenaren als bedoeld in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering, werkzaam bij de Nationale Politie, het openbaar ministerie, de Koninklijke Marechaussee, de Rijksrecherche, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • 2°. de officier van justitie, bedoeld in artikel 9 van het Wetboek van Strafvordering;

  • 3°. de Financiële inlichtingen eenheid, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

  • 4°. de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet normalisation "Duizendtallen signaleren" 1990 en de Belastingdienst/Toeslagen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

Artikel 7

De bevoegde autoriteiten vorderen of verzoeken om verstrekking van gegevens bij aangesloten partijen via het verwijzingsportaal bankgegevens indien het een vordering of verzoek betreft als bedoeld in artikel 3:267i, derde lid, van de wet.

§ 5 Het verstrekken van gegevens door aangesloten partijen

Artikel 8

Aangesloten partijen dragen zorg voor een goed functionerende aansluiting op het verwijzingsportaal bankgegevens.

Artikel 9

  • 1. Aangesloten partijen treffen technische en organisatorische voorzieningen om via het verwijzingsportaal bankgegevens gegevens te verstrekken over cliënten, voor zover die in hun administratie zijn opgenomen.

  • 2. Zij zorgen dat gegevens worden geleverd die niet meer dan 48 uur ouder zijn dan de actuele gegevens die zij gebruiken voor de bedrijfsvoering.

Artikel 10

  • 1. Aangesloten partijen verlenen het verwijzingsportaal bankgegevens langs geautomatiseerde weg gedurende 24 uur per dag toegang tot een geautomatiseerde voorziening waarmee gegevens kunnen worden opgevraagd, tenzij sprake is van vooraf aangekondigd onderhoud of overmacht.

  • 2. Indien een aangesloten partij niet over gegevens beschikt waarop de vordering of het verzoek is gericht, vernietigt die partij terstond de gegevens uit de vordering of het verzoek waaruit blijkt op wie de vordering betrekking heeft.

§ 6 Wijzigingen en slotbepalingen

Artikel 11

In artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt in de tabel «Wet op het financieel toezicht» in de numerieke volgorde het volgende artikel met de daarbij behorende boetecategorie ingevoegd:

3:267i, eerste lid

1

Artikel 12

In artikel 2 wordt na »Identificerende gegevens» ingevoegd »en gegevens over de uiteindelijk belanghebbende».

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verwijzingsportaal bankgegevens.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juli 2020

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de zeventiende juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet verwijzingsportaal bankgegevens1 strekt ertoe het proces van het verstrekken van bepaalde gegevens door banken en andere betaaldienstverleners, alsmede het door bepaalde overheidsinstanties vorderen en opvragen van die gegevens bij banken en andere betaaldienstverleners, te automatiseren en daarmee efficiënter te laten verlopen. Hiertoe wordt de Wet op het financieel toezicht (Wft) gewijzigd door de afdeling Verwijzingsportaal bankgegevens op te nemen, die banken en andere betaaldienstverleners die in Nederland rekeningen aanbieden met een Nederlands IBAN identificatienummer dan wel die in Nederland kluizen aanbieden verplicht om aan te sluiten op een verwijzingsportaal bankgegevens. Het verwijzingsportaal bankgegevens is een technische koppeling die het voor aangesloten banken en andere betaaldienstverleners mogelijk maakt om geautomatiseerd te voldoen aan bepaalde vorderingen of verzoeken van overheidsinstanties. Hiermee wordt ook de verplichting geïmplementeerd voor elke lidstaat van de Europese Unie om te voorzien in een centraal elektronisch systeem ter identificatie van cliënten van banken en andere betaaldienstverleners. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 32bis van Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (hierna: wijzigingsrichtlijn). Dit artikel dient uiterlijk op 10 september 2020 geïmplementeerd te zijn in Nederlandse wetgeving. Zie voor de implementatie tevens de transponeringstabel die aan het eind van deze toelichting is opgenomen. Daarnaast implementeert het onderhavige besluit de handhavingsverplichtingen uit artikel 58 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141/73) (vierde anti-witwasrichtlijn).

Het onderhavige besluit stelt regels over het verwijzingsportaal bankgegevens, te weten over het beheer daarvan, de instanties en functionarissen die het systeem gebruiken, de gegevens die via het systeem worden ontsloten, de technische eisen waaraan het systeem en de aansluiting daarop moet voldoen, het vorderen of opvragen van gegevens via het portaal en het verstrekken van die gegevens via het portaal. Daarmee wordt invulling gegeven aan delegatiegrondslagen in de Wet verwijzingsportaal bankgegevens en het Wetboek van Strafvordering. Hoewel er voor de aansluitverplichting voor banken en andere betaaldienstverleners op het verwijzingsportaal bankgegevens om diverse redenen voor is gekozen om deze verplichting op te nemen in de Wft, is ervoor gekozen om de regels over bovengenoemde onderwerpen op te nemen in een nieuw besluit. Reden hiervoor is dat een aantal bepalingen in het besluit (mede) zijn gegrond op de artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering. Verder is hierbij van belang dat de aansluitverplichting op het verwijzingsportaal bankgegevens een nieuw element vormt in de Wft in de zin dat dit geen prudentieel of gedragsvereiste is. Regeling van uiteenlopende aspecten van het verwijzingsportaal bankgegevens sluit niet goed aan bij de reeds in het Besluit prudentiële regels Wft dan wel in de andere besluiten op grond van de Wft opgenomen regels.

2. Het verwijzingsportaal bankgegevens en het beheer daarvan

Het besluit stelt een aantal algemene eisen aan het verwijzingsportaal bankgegevens en aan het beheer daarvan. Het beheer van het verwijzingsportaal bankgegevens wordt, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid, uitgevoerd door de Justitiële Informatiedienst, afdeling Informatiepunt Bijzondere Opsporingsonderzoeken (Justid-IBO). Voor zover daarbij persoonsgegevens worden verwerkt, treedt de Minister van Justitie en Veiligheid op als verwerker in de zin van artikel 4, onderdeel 8, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en artikel 1, onderdeel i, van de Wet politiegegevens (Wpg), behalve als het gaat om verwerkingen door FIU-Nederland. Zowel Justid-IBO als de FIU-Nederland zijn dienstonderdelen die vallen onder de Minister van Justitie en Veiligheid. Daardoor kan geen sprake zijn van een verwerkersrelatie tussen de Minister van Justitie en Veiligheid, Justid-IBO en FIU-Nederland. Dit is anders voor de andere partijen die gegevens kunnen opvragen via het verwijzingsportaal bankgegevens (zie het overzicht in paragraaf 8). Omdat er binnen het Rijk (tussen overheidsonderdelen) geen overeenkomsten gesloten kunnen worden, is er voorzien in een document «verwerkersafspraken». Met elk van de op het portaal aangesloten bevoegde autoriteiten waarbij sprake is van een verwerkersrelatie met Justid-IBO, maakt Justid-IBO verwerkersafspraken voor zover het betreft de verwerkingen in het verwijzingsportaal bankgegevens. Daarbij zijn bijvoorbeeld de verwerkersafspraken met de politie gebaseerd op de Wpg2 en die met de Belastingdienst op de AVG3. In de verwerkersafspraken is uitgegaan van de verwerkingsverantwoordelijken die als zodanig zijn aangewezen in de specifieke wettelijke regelingen (zie het overzicht in paragraaf 8). De verwerkersafspraken zien onder meer op de rechten en plichten van de verschillende partijen ten aanzien van de gegevens, het melden van datalekken, het toegang geven van personen tot het verwijzingsportaal bankgegevens binnen Justid-IBO (medewerkers hebben alleen in zeer uitzonderlijke gevallen volgens vastgestelde procedures toegang tot persoonsgegevens), uitvoeren van audits en feitelijke werkplekken van beheerders.

De Minister van Justitie en Veiligheid/Justid-IBO zorgt er als beheerder van het verwijzingsportaal bankgegevens voor dat het portaal zo wordt ingericht dat het gegevens geautomatiseerd doorgeleidt en dat alleen de bevoegde autoriteit die een bepaald verzoek via het portaal doet inzicht krijgt in de gevorderde identificerende gegevens. De technische voorziening verwijzingsportaal bankgegevens is daartoe zo ingericht dat door compartimentering gegevensstromen strikt van elkaar zijn gescheiden (zogenaamde «Çhinese walls»). De gegevensstromen kunnen in het verwijzingsportaal niet vermengen. Daarmee wordt ook voorkomen dat er gegevens buiten het oorspronkelijke verwerkingsdoel worden verwerkt.

Ook krijgt elke vordering of verzoek een eigen kenmerk. Hierdoor kan achteraf worden gecontroleerd wat met een vordering of verzoek is gebeurd. Deze gegevens worden gebruikt voor de periodieke audits en kunnen ook van belang zijn voor cliënten en gevolmachtigden wiens gegevens zijn verstrekt of voor bevoegde autoriteiten die een vordering of verzoek hebben ingediend. De Minister van Justitie en Veiligheid stelt verder jaarlijks een verslag op over het gebruik van het verwijzingsportaal bankgegevens. In dit verslag wordt vermeld hoe vaak via het verwijzingsportaal bankgegevens identificerende gegevens zijn verstrekt en aan welke bevoegde autoriteit. Hierdoor wordt het gebruik van het systeem inzichtelijk.

3. Vorderingen door bevoegde autoriteiten

Via het verwijzingsportaal bankgegevens kunnen identificerende gegevens, alsmede gegevens over de uiteindelijk belanghebbende en de begin- en einddatum van een rekening of kluis worden opgevraagd op grond van artikelen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv), de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), de Wet op de economische delicten (Wed), de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990 (IW 1990) en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Deze wetgeving bepaalt ook welke overheidsinstanties bevoegd zijn om via het portaal deze gegevens op te vragen (ook wel: bevoegde autoriteiten). Niet elke organisatie die op grond van deze artikelen bevoegd is om deze gegevens te vorderen of op te vragen, is aangesloten op het portaal. Aangesloten zijn de Nationale Politie, het openbaar ministerie, de Koninklijke Marechaussee, de Rijksrecherche, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport, de officier van justitie, FIU-Nederland en de Belastingdienst (de inspecteur, de ontvanger en de Belastingdienst/Toeslagen). Deze partijen zijn geselecteerd vanwege hun rol bij de aanpak en het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering en de daaraan ten grondslag liggende delicten zoals corruptie en fiscale misdrijven waaronder belastingontduiking en -fraude. Deze partijen mogen het verwijzingsportaal bankgegevens ook gebruiken voor andere verzoeken en vorderingen op basis van de genoemde wettelijke grondslagen. Bij onderhavig besluit zijn functionarissen van deze organisaties of de organisaties zelf aangewezen als bevoegde autoriteiten.

4. Het verstrekken van gegevens door aangesloten partijen

Dit besluit geeft uitvoering aan artikel 3:267i Wft en aan de artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, Sv. Artikel 3:267i Wft verplicht banken en andere betaaldienstverleners, die rekeningen aanbieden met een IBAN identificatienummer dat de landcode «NL» bevat, alsmede banken die kluizen aanbieden, aan te sluiten op het verwijzingsportaal bankgegevens om gegevens over hun cliënten te kunnen verstrekken, voor zover zij hiertoe wettelijk verplicht zijn. Het betreft de verplichting op basis van de artikelen 126a, 126nc, 126uc, 126zk, 126ii of 577bb Sv, artikel 19 Wed, artikel 17 Wwft, artikel 53, eerste lid, aanhef en onderdeel a, AWR, de artikelen 62 of 62bis IW1990 en artikel 38 Awir en de daarop berustende bepalingen. Genoemde bepalingen bevatten de bevoegdheden op basis waarvan de opsporingsambtenaar, de inspecteur, de ontvanger, de Belastingdienst/Toeslagen en de FIU-Nederland gegevens kunnen opvragen of vorderen. Uiterlijk op 20 september 2020 dient de bepaling in werking te treden betreffende de verplichtingen op basis van de artikelen 126nd, 126ud, 126zl, 126hh en 577bd Sv, op grond waarvan gegevens gevorderd kunnen worden over de uiteindelijk belanghebbende en de openings- en sluitingsdatum van een rekening of kluis.

Als een partij op grond van artikel 3:267i Wft is aangesloten op het verwijzingsportaal bankgegevens, moet zij via het portaal identificerende gegevens verstrekken over cliënten die in Nederland rekeningen bij haar afnemen met een IBAN identificatienummer dat de landcode «NL» bevat of die kluizen bij haar afnemen en over eventuele personen die namens hen zeggenschap uit kunnen oefenen over deze rekeningen of kluizen.

De rekeningen waar het in dit geval om gaat kunnen verband houden met financiële producten, zoals gedefinieerd in de Wft. Het betreft:

  • a. een beleggingsobject;

  • b. een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten;

  • c. elektronisch geld;

  • d. een financieel instrument;

  • e. krediet;

  • f. een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten;

  • g. een verzekering die geen herverzekering is;

  • h. een premiepensioenvordering; of

  • i. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product.

Concreet worden daaronder in elk geval de volgende producten begrepen die worden aangeboden door aangesloten partijen: betaalrekening, spaarrekening, effectenrekening, levenslooprekening, lijfrentespaarrekening, creditcard, debitcard, rekening-courant krediet, hypothecair krediet, consumptief krediet, zakelijk krediet, effectendepot, digitale portemonnee, verzekering.

Het onderhavige besluit bepaalt welke gegevens aangesloten partijen via het portaal moeten kunnen verstrekken. Bij natuurlijke personen gaat het om: naam, tenaamstelling financieel product, adres, adrestype, geboortedatum en een aantal administratieve kenmerken. Dit geldt ook in geval van uiteindelijk belanghebbenden. Bij rechtspersonen gaat het om: naam, tenaamstelling financieel product, adres, adrestype, door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer of hiermee vergelijkbaar identificatienummer en een aantal administratieve kenmerken.

Aan de hand van door een aangesloten partij verstrekte gegevens kan de bevoegde autoriteit nader onderzoek doen in het kader van de (verdere) uitoefening van haar bevoegdheden. Zo kunnen bijvoorbeeld inhoudelijke bankgegevens (daaronder begrepen de saldo- en transactiegegevens) worden opgevraagd. Met behulp van het rekeningnummer kan namelijk onder meer de financiële situatie van een verdachte in kaart worden gebracht, kan worden onderzocht wie bij een ongebruikelijke transactie betrokken is en kan de Belastingdienst bepalen of een rekeningnummer geschikt is voor het innen en uitbetalen van belastinggelden.

De artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, Sv bepalen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens worden gevorderd en verstrekt. In hoofdstuk 4 en 5 van het besluit wordt hieraan invulling gegeven middels het stellen van regels over het vorderen en verstrekken van gegevens via het verwijzingsportaal bankgegevens.

5. Wijzigingen

Artikel 3:267i, eerste lid, Wft, is opgenomen in de bijlagen bij de artikelen 1:79 en 1:80 Wft, zodat DNB een last onder dwangsom of een boete kan opleggen als banken of andere betaaldienstverleners dit voorschrift overtreden. Op grond van artikel 1:81 Wft worden overtredingen vervolgens bij algemene maatregel van bestuur gerangschikt in boetecategorieën. Dit gebeurt in de tabellen van artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector. Artikel 3:267i, eerste lid, Wft wordt met dit besluit ingedeeld in de eerste en laagste boetecategorie. Deze categorie wordt over het algemeen gebruikt voor overtredingen van normen over informatieverstrekking door instellingen aan overheidsinstanties. Een voorbeeld is artikel 3:10, derde lid, Wft over de informatie die instellingen aan DNB moeten verstrekken bij een incident.

6. Gegevensbescherming

In het verwijzingsportaal bankgegevens worden persoonsgegevens verwerkt. Om die reden is er een privacy impact assessment uitgevoerd voor het verwijzingsportaal bankgegevens. Dit privacy impact assessment omvat het gehele verwijzingsportaal bankgegevens en beslaat derhalve zowel hetgeen in de wet is geregeld als hetgeen in het onderhavige besluit is geregeld.

De resultaten zijn weergegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarmee artikel 3:267i Wft wordt geïntroduceerd.4 Enkele maatregelen die zijn voorgesteld om de risico’s voor de bescherming van de persoonsgegevens van cliënten van aangesloten partijen te beperken, zijn in het besluit vastgelegd, zoals het periodiek verrichten van een audit. Om te controleren of het vorderen, opvragen en verstrekken verloopt volgens de daartoe afgesproken procedures wordt het systeem periodiek geaudit. Daarnaast wordt voorgeschreven dat de vordering of het verzoek (inclusief de daarin vermelde persoonsgegevens) direct wordt vernietigd door de aangesloten partij indien de aangesloten partij niet over de gevraagde gegevens beschikt.

Hieronder is een aangepast overzicht gegeven van verwerkingsverantwoordelijken voor verwerkingen van persoonsgegevens in het verwijzingsportaal. Het overzicht bevat een aantal wijzigingen ten opzichte van het overzicht, zoals opgenomen in paragraaf 4.5 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Zo is conform het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (zie paragraaf 8) een aantal wettelijke bepalingen aangevuld dan wel aangepast en is voor de verwerkingen van de bijzondere opsporingsdiensten de daarvoor verantwoordelijke minister genoemd als verwerkingsverantwoordelijke.

Bevragende organisatie

Verwerkingsverantwoordelijke

Nationale Politie

de korpschef (artikel 1, aanhef en onderdeel f, onder 1, en artikel 6c Wet politiegegevens)

OM

het College van procureurs-generaal (artikel 1, aanhef en onderdeel k, onder 2, Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens)

Koninklijke Marechaussee

de Minister van Defensie (artikel 1, aanhef en onderdeel f, onder 3, Wet politiegegevens)

Rijksrecherche

het College van procureurs-generaal (artikel 1, aanhef en onderdeel f, onder 2, en artikel 6c Wet politiegegevens)

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

de Minister van Financiën (artikel 2, onderdeel a, Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en artikel 1, onderdeel c, onder 1, Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten)

Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (artikel 2, onderdeel c, Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en artikel 1, onderdeel c, onder 3, Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten)

Directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (artikel 2, onderdeel c, Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en artikel 1, onderdeel c, onder 4, Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten)

Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (artikel 2, onderdeel c, Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en artikel 1, onderdeel c, onder 2, Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten)

Belastingdienst

Inkomstenkant: de Minister van Financiën (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, AVG jo. artikel 2, eerste lid, onderdelen h en i, Invorderingswet 1990)

Heffingskant: de Minister van Financiën (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, AVG jo. artikel 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen)

FIU-Nederland

de Minister van Justitie en Veiligheid (artikel 14, derde lid, Wwft)

7. Uitvoeringsgevolgen en regeldruk

De kosten van de naleving van dit besluit zijn toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet verwijzingsportaal bankgegevens5.

8. Consultatie en advisering

Het onderhavige besluit is binnen het project verwijzingsportaal bankgegevens afgestemd met de betrokken overheidsinstanties en een vertegenwoordiging van de banken en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).

Internetconsultatie

Het besluit is daarnaast van 19 september tot en met 17 oktober 2019 openbaar via internet geconsulteerd. Er zijn elf openbare reacties ontvangen en vier niet-openbare reacties. Van de openbare reacties zijn er negen afkomstig van particulieren. De overige twee reacties zijn van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBG) en de NVB.

De meeste reacties zien – net als bij het wetsvoorstel – op bestaande zorgen over de bescherming van gegevens en op de rechten van de betrokken personen van wie gegevens worden opgevraagd. Op een aantal specifieke vragen en opmerkingen uit de reacties wordt hieronder ingegaan.

In een aantal reacties zijn vragen gesteld over de rechten van de betrokken personen van wie gegevens worden opgevraagd.

Audit:

Zo is de suggestie gedaan om bij de tweejaarlijks uit te voeren audit ook onbevoegd gebruik door autoriteiten en derden te betrekken.

Onderdeel van de audit is onder meer of door bevoegde autoriteiten aan de vereisten is voldaan om een vordering of verzoek in het verwijzingsportaal te doen. De audit rapporteert niet over individuele bevragingen, maar ziet op de werking van het systeem. Betrokkenen kunnen niet via de audit te weten komen of sprake is (geweest) van een onrechtmatige bevraging. Dit kan wel op andere wijze, bijvoorbeeld via een strafdossier. Met vragen of klachten over gegevensverwerking via het verwijzingsportaal zullen betrokkenen zich in dat geval moeten wenden tot de bank of de bevoegde autoriteiten. In geval van onrechtmatig gebruik door bevoegde autoriteiten of derden (bijvoorbeeld als gevolg van een datalek) gelden reeds de rechten die betrokkenen hebben op grond van de AVG en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.

Informeren betrokkene/toestemming:

Verder wordt in een aantal reacties gevraagd om in het besluit op te nemen dat verstrekking van gegevens van cliënten door banken alleen mogelijk is als de betrokkene daarvoor vooraf toestemming geeft dan wel dat de betrokkene door de bank moet worden geïnformeerd als van hem of haar gegevens zijn verstrekt.

Banken informeren hun cliënten in algemene zin – bijvoorbeeld via een privacy statement of de algemene voorwaarden – over de wettelijke verplichting van banken om desgevraagd gegevens aan de Belastingdienst en/of aan een opsporingsinstantie te verstrekken (informatieplicht). Daarnaast geldt dat een betrokkene altijd bij een bank of overheidsdienst kan verzoeken om inzage van zijn persoonsgegevens. Het belang van het opsporingsonderzoek kan zich echter verzetten tegen inzage. Banken informeren hun cliënten niet automatisch als zij gegevens over hen hebben verstrekt via het verwijzingsportaal. Zij kunnen dit wel doen, maar alleen nadat de overheidsdienst die de gegevens heeft opgevraagd daarvoor toestemming heeft gegeven.6

Verdenking:

In een viertal reacties wordt opgemerkt dat er eerst sprake moet zijn van een verdenking voordat gegevens via het verwijzingsportaal worden opgevraagd, dan wel dat alleen gegevens opgevraagd mogen worden van personen die een strafblad hebben. Voor vorderingen van opsporingsdiensten geldt dat alleen gegevens via het portaal opgevraagd mogen worden als sprake is van een verdenking van een strafbaar feit. Dit vloeit voort uit de wettelijke grondslagen zoals opgenomen in het wetsvoorstel, op grond waarvan gegevens mogen worden gevorderd. Deze wettelijke bepalingen eisen niet dat sprake moet zijn van een persoon met een strafblad. Voor verzoeken van de Belastingdienst geldt niet dat sprake moet zijn van een verdenking, aangezien het doel van deze bevragingen anders is, namelijk de belastingheffing of -inning dan wel de uitbetaling of terugbetaling van toeslagen. Er wordt met het wetsvoorstel en het onderhavige besluit geen wijziging beoogd van de wettelijke grondslagen op grond waarvan gegevens gevorderd of opgevraagd mogen worden.

Proportionaliteit:

In een aantal reacties wordt gesteld dat de inbreuk die met het verwijzingsportaal wordt gemaakt op de privacy niet proportioneel is gelet op de zeer kleine groep criminelen die op die manier kan worden gepakt. Ook wordt gevraagd om een proportionaliteitstoets uit te laten voeren door de rechterlijke macht. Op dit punt wordt verwezen naar de proportionaliteitstoets die is opgenomen in de PIA bij het wetsvoorstel verwijzingsportaal bankgegevens. Het wetsvoorstel met de bijbehorende memorie van toelichting en de PIA zijn destijds voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft in haar advies over het wetsvoorstel geen opmerkingen gemaakt over de proportionaliteit van de gegevensverwerking.

Waarborgen en beveiliging:

Verder worden de risico’s op privacygebied en datalekken genoemd en wordt gesteld dat de beveiliging onvoldoende in beeld is. Bevragingen via het verwijzingsportaal moeten nog steeds aan dezelfde wettelijke eisen voldoen als nu het geval is. Alleen het proces van bevragen verandert met het verwijzingsportaal, waardoor het mogelijk wordt om juist gerichter te bevragen. Het geautomatiseerde proces van bevragen via het portaal is met de nodige waarborgen op het gebied van beveiliging omgeven, zoals gecontroleerde toegang tot het portaal en beveiligde verbindingen die aan de geldende NEN-normen voldoen. Daarnaast geldt een jaarlijkse verslagleggingsplicht en een tweejaarlijkse verplichting tot het uitvoeren van een audit met betrekking tot onder meer de werking van het portaal. Gedurende de eerste vijf jaren na inwerkingtreding van het besluit vindt de audit jaarlijks plaats.

De Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft in haar consultatiereactie verzocht ook gerechtsdeurwaarders toe te voegen als bevoegde autoriteit onder artikel 1, onderdeel b, van het ontwerpbesluit. Als reden hiervoor wordt in de eerste plaats aangevoerd dat de in het nieuwe artikel 475aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gecreëerde bevoegdheid van gerechtsdeurwaarders pas effectief kan worden ingericht zij toegang hebben tot het verwijzingsportaal bankgegevens. Als tweede reden wordt aangevoerd de EAPO-procedure7. De KBvG heeft in haar consultatiereactie op het wetsvoorstel verwijzingsportaal bankgegevens eveneens verzocht om gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid te geven om het verwijzingsportaal bankgegevens te gebruiken. Op dit punt wordt volstaan met verwijzing naar de hetgeen daarover is opgemerkt in de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel.

De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft in haar reactie vijf zorgpunten geuit. In de eerste plaats stelt de NVB dat sprake is van onvoldoende rechtswaarborgen waar het gaat om het tijdig en volledig in lijn brengen van het Voorschrift informatie Fiscus/banken met het wetsvoorstel verwijzingsportaal bankgegevens. De NVB stelt op dat punt voor om in het besluit zelf de verplichting op te nemen voor de Belastingdienst om eerst belastingplichtigen zelf te benaderen voordat een verzoek om gegevens wordt ingediend via het verwijzingsportaal. Nu dit punt een reeds bestaande praktijk is en dit bovendien al is opgenomen in het Voorschrift informatie Fiscus/banken, is het opnemen van deze verplichting in het besluit niet noodzakelijk.

Verder ziet de NVB graag toegelicht of en hoe het besluit in lijn is gebracht met richtlijn (EU) 2019/1153. Het wetsvoorstel en het besluit alsmede het verwijzingsportaal zelf zijn al in lijn met richtlijn (EU) 2019/1153, omdat al bij de ontwikkeling van het verwijzingsportaal rekening is gehouden met de eisen gesteld in deze richtlijn.

De NVB stelt verder voor om de ontvangst van audituitkomsten voor banken in het besluit op te nemen. Dit lijkt niet nodig, omdat de beoogde uitvoerder van de audits, de ADR, de uitkomsten van de audits publiceert.

De NVB verzoekt aan te geven hoe de toegang tot het verwijzingsportaal en het UBO-register zich tot elkaar verhouden. De herziene vierde anti-witwasrichtlijn schrijft voor dat banken via het verwijzingsportaal desgevraagd ook UBO-gegevens moeten verstrekken. De informatie die banken via verwijzingsportaal aanleveren kan voor opsporingsdiensten waardevol zijn, omdat banken verplicht zijn om zelf de UBO vast te stellen, terwijl het UBO-register in eerste instantie gevuld wordt door de opgave van vennootschappen. Hierdoor krijgen opsporingsdiensten inzicht in mogelijke discrepanties tussen de UBO-gegevens uit verschillende bronnen.

De NVB stelt voor om de beantwoording van verzoeken voor bankrekeningnummerverificatie binnen vijf seconden weer terug te brengen tot een inspanningsverplichting. Tijdens recente tests met het verwijzingsportaal is vastgesteld dat een responstijd van maximaal vijf seconden voor bankrekeningnummerverificatie goed realiseerbaar is. De verwachting is dan ook dat de in het besluit gestelde eis van vijf seconden geen probleem zal opleveren voor banken.

De NVB verzoekt voorts om daar waar geen toelichting is gegeven voor een wijziging ten opzichte van de versie van het besluit die bij het wetsvoorstel was gevoegd, alsnog nadere uitleg hiervoor te geven. De bij het wetsvoorstel gevoegde versie van het besluit betrof een eerste concept dat louter als achtergrondinformatie bij de consultatie van het wetsvoorstel is gevoegd. De keuzes die gemaakt zijn in het ontwerpbesluit zoals dat nu in consultatie is gebracht, zijn toegelicht in de nota van toelichting bij het besluit.

De NVB heeft in haar consultatiereactie op het wetsvoorstel Wet verwijzingsportaal bankgegevens gevraagd om te verduidelijken wat precies wordt bedoeld met het gegeven «rekening geschikt voor uitbetaling toeslagen (ja/nee)». Concreet gaat het om de vaststelling dat de bankrekening geschikt is voor de uitbetaling van een voorschot of een tegemoetkoming door de Belastingdienst/Toeslagen. Dit hangt samen met de informatieverplichting op grond van artikel 38 Awir.

Advies Autoriteit Persoonsgegevens

Bij brief van 14 november 2019 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) advies uitgebracht over het ontwerpbesluit, op grond van artikel 36, vierde lid, van de AVG. De AP adviseert in de eerste plaats om ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijkheid in de nota van toelichting alsnog aan te geven op grond van welke wettelijke bepalingen de verantwoordelijkheid voor de verwerkingen van OM, FIOD, NVWA, Directie Opsporing (Inspectie SZW), Belastingdienst en FIU-Nederland zijn geattribueerd aan de in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel genoemde personen en instanties. Daarbij adviseert de AP om nog eens grondig te bezien of de voorgestelde verantwoordelijkheidsverdeling wel voldoende aansluit op het feitelijk beheer van het verwijzingsportaal en of de gekozen constructie niet onnodig complex is. De AP adviseert op dit punt verder om de definitieve AVG-verantwoordelijkheidsverdeling expliciet op te nemen in het concept. Het advies op het punt van de verantwoordelijkheidsverdeling heeft ertoe geleid dat het overzicht van verwerkingsverantwoordelijken, zoals opgenomen in paragraaf 4.5 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, is aangepast in de zin dat daarin conform het advies een aantal wettelijke bepalingen is aangevuld dan wel aangepast en voor de verwerkingen van de bijzondere opsporingsdiensten de daarvoor verantwoordelijke minister is genoemd als verwerkingsverantwoordelijke. Het aangepaste overzicht is weergegeven in paragraaf 6.

Voor de verwerkingen in het verwijzingsportaal bankgegevens is er niet voor gekozen om, zoals de AP suggereert, de Minister van Justitie en Veiligheid als verwerkingsverantwoordelijke aan te wijzen. Reden hiervoor is dat voor de bevoegde autoriteiten die het verwijzingsportaal gebruiken, de verwerkingsverantwoordelijkheid al wettelijk is geregeld in andere wetgeving en op de verwerkingen in het verwijzingsportaal bovendien meerdere wettelijke regimes van toepassing zijn. Zo zijn enerzijds de vorderingen in het kader van opsporing en vervolging gebaseerd op het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de economische delicten en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en daarmee verwerkingen die vallen onder de Richtlijn 2016/6808, zoals geïmplementeerd in onder meer de Wpg en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Anderzijds zijn de verzoeken om inlichtingen van de Belastingdienst gebaseerd op de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en daarmee verwerkingen die vallen onder de AVG. De voorgestelde verantwoordelijkheidsverdeling sluit daarmee aan bij de bestaande wettelijke regeling van verwerkingsverantwoordelijkheid. Daarmee wordt ook aangesloten bij het feitelijke beheer van het verwijzingsportaal bankgegevens, dat ligt bij de Minister van Justitie en Veiligheid (zie de artikelen 4 en 5 van dit besluit). Wijziging van de bestaande wettelijke regeling van verwerkingsverantwoordelijkheid is niet wenselijk, nu dit gevolgen heeft voor de bestaande systematiek van toedeling van verwerkingsverantwoordelijkheid voor deze bevoegde autoriteiten, die ook raakt aan andere verwerkingen dan die in het verwijzingsportaal bankgegevens. Ter verduidelijking dat sprake is van gescheiden gegevensstromen in het verwijzingsportaal is paragraaf 2 nog aangevuld op dit punt.

De AP adviseert verder om, als sprake is van meerdere verwerkingsverantwoordelijken voor het verwijzingsportaal, rekening te houden met de bijzondere transparantieverplichtingen bij gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van artikel 26 AVG. Zo wordt geadviseerd om de wijze waarop de bevragende organisaties aan de rechten van de betrokkenen tegemoetkomen vast te leggen in het concept, evenals de onderlinge rolverdeling tussen de bevragende organisaties. Alleen de AVG kent een gezamenlijke verantwoordelijkheid (artikel 26 AVG). Daarvan is alleen sprake als twee of meer verwerkingsverantwoordelijken het doel en de middelen van een verwerking bepalen. Daarvan is hier geen sprake, aangezien de verwerkingsverantwoordelijkheid en daarmee het doel en middelen van de verwerkingen in het verwijzingsportaal in de specifieke wettelijke regelingen, zoals genoemd in bovenstaand overzicht, zijn vastgelegd. Aangezien de verwerkingen in het verwijzingsportaal vallen onder verschillende wettelijke regimes, zoals hiervoor uiteengezet, gelden ten aanzien van de omgang met rechten van betrokkenen en de onderlinge rolverdeling de hiervoor genoemde specifieke wettelijke regelingen, te weten de AVG, Wpg, Wjsg, Bpbo en Wwft. Als betrokkenen hun rechten willen uitoefenen is het in de eerste plaats van belang bij welke instantie een verzoek daartoe wordt ingediend. Als dat wordt ingediend bij banken of bij de Belastingdienst dan geldt de AVG (en eventueel daarin geregelde uitzonderingen). Als het verzoek wordt gedaan bij de politie of de bijzondere opsporingsdiensten geldt de Wpg (met de daarin geregelde uitzonderingen). Als het verzoek wordt ingediend bij het OM geldt de Wjsg (met de daarin geregelde uitzonderingen). Als een betrokkene meent dat de Belastingdienst of de politie onterecht gegevens van hem heeft verwerkt, kan hij de Minister van Financiën respectievelijk de korpschef onder meer vragen zijn gegevens te verbeteren of aan te vullen, te vernietigen of af te schermen. Tegen deze beslissing is bezwaar en beroep mogelijk. Deze rechten zijn in de Wpg en in de AVG op verschillende wijze geregeld. Een voorbeeld hiervan is het recht op inzage. In het algemeen geldt dat een betrokkene altijd bij een bank of overheidsdienst kan verzoeken om inzage in de persoonsgegevens die van hem worden verwerkt.9 Het belang van het opsporingsonderzoek kan zich echter verzetten tegen inzage.10 Banken informeren hun cliënten niet automatisch als zij gegevens over hen hebben verstrekt via het verwijzingsportaal. Zij kunnen dit wel doen, maar alleen nadat de overheidsdienst die de gegevens heeft opgevraagd daarvoor toestemming heeft gegeven.11 Tegen een beslissing van een bank staat beroep open bij de civiele rechter.

De AP adviseert voorts om alsnog in te gaan op haar opmerking in het advies over het wetsvoorstel Wet verwijzingsportaal bankgegevens betreffende de positie van de Minister van Justitie en Veiligheid c.q. Justid als verwerker. In dat advies heeft de AP aangegeven dat Justid niet als verwerker kan optreden voor verwerkingen van de minister van Justitie en Veiligheid, omdat een verwerker geen onderdeel kan zijn van de organisatie van de verwerkingsverantwoordelijke. Deze opmerking van de AP heeft geleid tot een aanpassing van paragraaf 2 van de toelichting in de zin dat geen sprake is van een verwerkersrelatie tussen de Minister van Justitie en Veiligheid, Justid-IBO en FIU-Nederland.

Ten slotte adviseert de AP om in de nota van toelichting aan te geven op welke wijze de verwerkersafspraken tussen de bevragende organisaties en Justid zullen worden vormgegeven. Naar aanleiding hiervan is paragraaf 2 aangepast in de zin dat daarin wordt ingegaan op de verwerkersafspraken met Justid-IBO, waarbij expliciet wordt verwezen naar de verwerkingsverantwoordelijken, zoals die zijn aangewezen in de specifieke wettelijke regelingen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel introduceert een aantal nieuwe definities.

Artikel 2

Op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft geeft dit artikel een uitwerking van de identificerende gegevens die aangesloten partijen via het portaal moeten kunnen verstrekken, zoals bepaald in artikel 32bis (3) van de wijzigingsrichtlijn.

Bij de uitwerking van wat onder identificerende gegevens wordt verstaan is uitgegaan van het bepaalde in artikel 126nc, eerste lid, Sv. Daarin is bepaald dat onder identificerende gegevens wordt verstaan:

  • a. naam, adres, woonplaats en postadres;

  • b. geboortedatum en geslacht;

  • c. administratieve kenmerken;

  • d. in geval van een rechtspersoon, in plaats van de gegevens, bedoeld onder a en b: naam, adres, postadres, rechtsvorm en vestigingsplaats.

De in artikel 2, onderdeel a, sub 6 tot en met 11, en in onderdeel b, sub 5 tot en met 9, genoemde gegevens zijn administratieve kenmerken.

Onder naam wordt verstaan de voorletter(s), voornaam, tussenvoegsel, achternaam van de natuurlijke persoon dan wel de naam van de rechtspersoon. Onder tenaamstelling financieel product wordt verstaan de accountnaam die (alleen) bij een 1BRN (1 bankrekeningnummer) bevraging vanuit de Belastingdienst gebruikt wordt en bij een product hoort, bijvoorbeeld: «W. Jansen e/o M. Jansen-de Vries» bij een betaalrekening.

Het adresgegeven omvat de straat, het huisnummer en eventuele toevoegingen, het eventuele postbusnummer, de postcode, woonplaats/vestigingsplaats en land van de natuurlijke persoons of rechtspersoon. Met adrestype wordt bedoeld de vraag of het een huis- of postadres betreft in geval van een natuurlijke persoon en ingeval van een rechtspersoon of het een kantoor- of postadres betreft. Met het gegeven rol persoon wordt bedoeld of de cliënt een rekeninghouder of gemachtigde is en met status cliënt of de relatie actief of beëindigd is. Onder status product wordt verstaan of het product actief, geblokkeerd of beëindigd is. Onder identiteit van de contractspartij wordt verstaan de situatie dat een product door een andere organisatie wordt uitgegeven. Bijvoorbeeld een creditcard die wordt uitgegeven door een creditcardmaatschappij en die door tussenkomst van een bank wordt verstrekt aan de klant. Bij een door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer of hiermee vergelijkbaar identificatienummer kan het ook gaan om een vergelijkbaar buitenlands identificatienummer.

Op termijn worden de gegevens die via het verwijzingsportaal opgevraagd en verstrekt kunnen worden uitgebreid met gegevens over de uiteindelijk belanghebbende. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 12.

Artikel 3

Op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft bepaalt dit artikel onder meer dat de door onze Minister van Justitie en Veiligheid, de bevoegde autoriteiten en de aangesloten partijen te treffen technische voorzieningen geschikt moeten zijn om te voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen 4 tot en met 9. In het tweede tot en met het vierde lid is een aantal eisen geformuleerd waaraan de technische voorzieningen moeten voldoen. In het vijfde lid is bepaald dat Onze Minister van Justitie en Veiligheid bij ministeriële regeling regels kan stellen over de technische specificaties van de betreffende technische voorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan technische specificaties met betrekking tot het koppelvlak (interface) dat banken en andere betaaldienstverleners ontwikkelen om aan te sluiten op het verwijzingsportaal bankgegevens. De bankensector en het ministerie van Justitie en Veiligheid hebben gezamenlijk afspraken gemaakt over deze technische specificaties. Indien nodig kunnen deze afspraken worden vastgelegd in een ministeriële regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 4

Dit artikel stelt, op grond van artikel 3:671i, vierde lid, Wft en de artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, Sv, regels over de wijze waarop vorderingen en verzoeken om gegevens moeten worden ingediend en over de wijze waarop gevorderde of verzochte gegevens moeten worden aangeboden. Zo is bepaald dat vorderingen en verzoeken door het verwijzingsportaal bankgegevens moeten worden doorgeleid aan uitsluitend de aangesloten partijen en dat de gevorderde of verzochte gegevens ook uitsluitend aan de vorderende of verzoekende bevoegde autoriteiten moet worden doorgeleid. Ter waarborging hiervan bepaalt dit artikel dat voor elke vordering of verzoek en voor elke verstrekking bepaalde gegevens worden gelogd in het verwijzingsportaal bankgegevens.

Artikel 5

In dit artikel worden regels gesteld over het jaarlijks op te stellen verslag en de tweejaarlijks uit te voeren audit in het kader van het beheer van het verwijzingsportaal bankgegevens, op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft. Aan de hand van het verslag en de audit kan door de minister van Justitie en Veiligheid achteraf worden gecontroleerd of het verwijzigingsportaal bankgegevens door zowel aangesloten partijen als bevoegde autoriteiten op de juiste wijze is gebruikt en of alle processtappen juist zijn doorlopen. Aan de hand van de resultaten hiervan kan zo nodig worden bijgestuurd. Een jaarlijks verslag over het gebruik van het verwijzingsportaal bankgegevens geeft inzicht in de mate waarin de bevoegde autoriteiten vorderingen en verzoeken indienen via het portaal. Daardoor wordt een jaarlijkse toe- of afname van vorderingen en verzoeken inzichtelijk. Dit is van belang voor het krijgen van inzicht in de mate waarin het verwijzingsportaal bankgegevens wordt ingezet ter ondersteuning van onderzoeken van de bevoegde autoriteiten en in de effectiviteit daarvan. Omdat een groot aantal bevoegde autoriteiten en aangesloten partijen van het verwijzingsportaal bankgegevens gebruik gaat maken, wordt daarmee op grote schaal privacygevoelige informatie opgevraagd en verstrekt. Het is daarom van groot belang dat zowel de personen van wie gegevens opgevraagd en verstrekt worden, de bevoegde autoriteiten als de aangesloten partijen erop mogen vertrouwen dat het opvragen en verstrekken van deze gegevens zorgvuldig en volgens de wettelijke bepalingen gebeurt. Dit wordt gemonitord middels het uitvoeren van een periodieke audit.

Artikel 6

In dit artikel worden, op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft de bevoegde autoriteiten aangewezen die gebruik zullen maken van het verwijzingsportaal bankgegevens voor het vorderen of opvragen van gegevens bij aangesloten partijen. Voor zover het betreft aanwijzing van de Financiële inlichtingen eenheid (FIU- Nederland) is dit ter implementatie van artikel 32bis (2) van de wijzigingsrichtlijn.

Artikel 7

Dit artikel stelt, op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft en de artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, Sv, regels over de wijze waarop vorderingen of verzoeken om gegevens moeten worden ingediend. Daarmee wordt bewerkstelligd dat voor deze vorderingen en verzoeken om gegevens bij aangesloten partijen indiening via het verwijzingsportaal bankgegevens de standaardwerkwijze is voor de bevoegde autoriteiten die op dit portaal zijn aangesloten.

Artikel 8

Dit artikel bepaalt, op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft dat aangesloten partijen ervoor moeten zorgen dat hun aansluiting op het verwijzingsportaal goed moet werken. In de tussen een aangesloten partij en de beheerder van het portaal overeengekomen gegevensleveringsprotocol, of in daarmee vergelijkbare afspraken, wordt nader gepreciseerd wat onder een goed werkende aansluiting op het verwijzingsportaal wordt verstaan.

Artikelen 9 en 10

Deze artikelen stellen, op grond van artikel 3:267i, vierde lid, Wft en de artikelen 126nc, zevende lid, en 126nd, zevende lid, Sv, regels over de wijze waarop de gevorderde of verzochte gegevens door de aangesloten partijen moeten worden aangeboden en stellen tevens een aantal technische eisen waaraan de aansluiting van deze partijen op het verwijzingsportaal bankgegevens moet voldoen.

Artikel 11

Dit artikel implementeert artikel 58 van de vierde anti-witwasrichtlijn.

Artikel 12

Een UBO is een «ultimate beneficial owner» of uiteindelijk belanghebbende. Op grond van de Wwft is een instelling verplicht de identiteit van de UBO vast te stellen. Dat hoeft niet de persoon te zijn die de transactie daadwerkelijk doet. De transactie kan gedaan worden door een tussenpersoon of een zakelijk waarnemer. De twee criteria die van belang zijn om een persoon te kwalificeren als UBO betreffen het houden van het uiteindelijke eigendom of het hebben van de uiteindelijke zeggenschap in een cliënt, via het houden van aandelen, stemrechten, eigendomsbelang of andere middelen. Accurate en actuele informatie over de UBO is van belang in het kader van financieel onderzoek. Het geeft de bevoegde autoriteiten een betere informatiepositie. Actuele informatie over de uiteindelijk belanghebbende is immers een bepalende factor bij het opsporen van criminelen die hun identiteit anders achter ondoorzichtige juridische structuren kunnen verbergen. Aangezien technische realisatie van de mogelijkheid om gegevens over de uiteindelijk belanghebbende via het verwijzingsportaal bankgegevens op te vragen en te verstrekken meer tijd vergt, zal artikel 11 naar verwachting pas op een later moment, te weten op 10 september 2020, in werking treden. Dit is de datum waarop artikel 32bis van de wijzigingsrichtlijn geïmplementeerd moet zijn in nationale wetgeving.

Artikel 13

Aangezien technische realisatie van de mogelijkheid om gegevens over de uiteindelijk belanghebbende via het verwijzingsportaal bankgegevens op te vragen en te verstrekken meer tijd vergt, zal artikel 12 naar verwachting pas op een later moment, te weten op 10 september 2020, in werking treden. Dit is de datum waarop artikel 32bis van de wijzigingsrichtlijn geïmplementeerd moet zijn in nationale wetgeving.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Bijlage

Transponeringstabel I

Artikel 32bis van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156)

Bepaling richtlijn

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting

32bis, derde lid

2 en 11 Besluit verwijzingsportaal bankgegevens op grond van 3:267i, vierde lid, Wft

 

Betreft de informatie die via het verwijzingsportaal bankgegevens toegankelijk moet zijn

32bis, vierde lid

2 Besluit verwijzingsportaal bankgegevens op grond van 3:267i, vierde lid, Wft

Lidstaatoptie om meer informatie toegankelijk te maken. Hiervan is beperkt gebruik gemaakt.

Via het verwijzingsportaal bankgegevens zijn ook enkele administratieve kenmerken van producten en cliënten beschikbaar. Daarnaast kan informatie worden gevorderd/opgevraagd over cliënten die andere producten afnemen dan betaalrekeningen en kluizen.

Transponeringstabel II

Artikel 58 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141/73)

Bepaling richtlijn

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting

58

Artikel 10 Besluit bestuurlijke boetes financiële sector op grond van 1:81 Wft

 

Betreft de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in geval van niet-naleving van de aansluitverplichting op het verwijzingsportaal bankgegevens


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 35 238, nr. 2.

X Noot
2

Artikel 6c Wpg.

X Noot
3

Artikel 28 AVG.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 35 238, nr. 3, p. 10–17.

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 35 238, nr. 3.

X Noot
6

Artikelen 15 AVG en 126bb Sv.

X Noot
7

Op grond van artikel 5 van de Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen hebben gerechtsdeurwaarders de bevoegdheid om een verzoek tot het verkrijgen van rekeninginformatie in te dienen bij in Nederland gevestigde banken als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de EAPO-Verordening (Verordening (EU) nr. 655/2014, PbEU 2014, L 189).

X Noot
8

Richtlijn (EU) 2016/680 bescherming natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op voorkoming, onderzoek, opsporing en vervolging van strafbare feiten of tenuitvoerlegging van straffen, en vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ (Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie) (PbEU 2016, L119).

X Noot
9

Artikel 15 AVG resp. artikel 25 Wpg.

X Noot
10

Artikel 23, eerste lid, onderdeel d, AVG jo. artikel 41, eerste lid, onderdeel d, UAVG resp. artikelen 25 en 27, eerste lid, onderdeel b, Wpg.

X Noot
11

Artikel 126bb Sv.

Naar boven