Wet van 22 april 2020 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 tot aanpassing van de wettelijke grondslag voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoek

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wettelijke grondslag voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoek aan te passen aan hetgeen voortvloeit uit relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt «voor ten hoogste vier weken».

2. Het zesde lid vervalt, onder vernummering van het zevende en het achtste lid tot het zesde en het zevende lid.

3. In het zesde lid (nieuw) vervalt de eerste zin.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De vreemdeling die aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 te willen indienen kan, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn, eveneens worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek, in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over de toegang.

2. In het zesde lid wordt «wiens aanvraag als bedoeld in artikel 28 in de grensprocedure is afgewezen» vervangen door «aan wie toegang is geweigerd en op wie voorafgaand aan de toegangsweigering het derde lid van toepassing was,».

C

In artikel 109a, onderdeel a, wordt «anders dan met toepassing van artikel 3, zesde lid» vervangen door «anders dan na indiening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28».

ARTIKEL II

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 september 2015 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring, 34 309) tot wet is of wordt verheven en artikel 99, onderdeel B, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, komt artikel I, onderdeel B, van deze wet als volgt te luiden:

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden

  • 3. De vreemdeling die aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 te willen indienen kan, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn, eveneens worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek, in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over de toegang.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De artikelen 58, tweede en derde lid, en 58a zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.

4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 5. Onze Minister kan de maatregel, bedoeld in het eerste en tweede lid, opleggen aan de vreemdeling aan wie toegang is geweigerd en op wie voorafgaand aan de toegangsweigering het derde lid van toepassing was, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door: het vijfde lid.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 september 2015 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring, 34 309) tot wet is of wordt verheven en artikel 99, onderdeel B, later in werking treedt dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, vervalt onderdeel B, punt 3, van die wet.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 april 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Uitgegeven de dertiende mei 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 271

Naar boven