Besluit van 10 december 2019 tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2019/876 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 (kapitaalvereisten), de uitvoering van Verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten) en tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/49/EU (depositogarantiestelsel) (uitvoering van de TLAC-norm en rapportage van het FRTB-kader)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 3 oktober 2019, 2019-0000160669, directie Financiële Markten;

Gelet op Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150), Verordening (EU) nr. 260/2012 van 14 maart 2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012 L, 94) en de artikelen 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, en 1:81, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 november 2019, nr. W06.16.0309/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 december 2019, 2019-0000200312, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan de opsomming van artikelen in het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten) wordt «artikel 9» toegevoegd.

2. Het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) wordt als volgt gewijzigd:

a. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 1. Algemene bepalingen wordt in de numerieke volgorde «12 bis,» ingevoegd.

b. De aanduiding «Deel 2. Eigenvermogen» wordt vervangen door «Deel 2. Eigenvermogen en in aanmerking komende passiva»

c. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 2. Eigen vermogen en in aanmerking komende passiva wordt in de numerieke volgorde «72 bis, 72 sexies, 72 duodecies, 72 terdecies,» en «79 bis,» ingevoegd.

d. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 3. Kapitaalvereisten wordt in de numerieke volgorde «92 bis, 92 ter,», «104 ter,» en «325, 325 bis,» ingevoegd.

e. Onder de aanduiding Deel 7. Hefboomfinanciering wordt «Artikelen 429 en 430.» vervangen door «Artikel 429 en artikel 430, naar de tekst zoals deze is vastgesteld bij verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).».

f. Na de aanduiding Deel 7. Hefboomfinanciering en de daarbij behorende artikelen wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

Deel 7 bis. Rapportagevereisten

Artikelen 430, eerste lid, onderdeel b, en 430 ter.

g. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 10. Overgangsbepalingen, verslagen, toetsingen en wijzigingen wordt in de numerieke volgorde «494, 494 bis, 494 ter,» ingevoegd.

B

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan de opsomming van artikelen in het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten) wordt het volgende artikel met de daarbij behorende boetecategorie toegevoegd:

9

3

2. Het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder de aanduiding Deel 1. Algemene bepalingen na Boetecategorie 3 wordt «artikel 11.» vervangen door «artikel 11 en 12 bis.».

b. De aanduiding «Deel 2. Eigenvermogen» wordt vervangen door «Deel 2. Eigenvermogen en in aanmerking komende passiva».

c. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 2. Eigen vermogen en in aanmerking komende passivana Boetecategorie 2 wordt in de numerieke volgorde «72 sexies,» en «79 bis,» ingevoegd en na Boetecategorie 3 wordt in de numerieke volgorde «72 bis, 72 duodecies, 72 terdecies,» ingevoegd.

d. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 3. Kapitaalvereisten na Boetecategorie 2 wordt in de numerieke volgorde «104 ter,» en «325, 325 bis,» ingevoegd en na Boetecategorie 3 wordt in de numerieke volgorde «92 bis, 92 ter,» ingevoegd.

e. Onder de aanduiding Deel 7:. Hefboomfinanciering wordt «artikelen 429 en 430.» vervangen door «artikel 429 en artikel 430, naar de tekst zoals deze is vastgesteld bij verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).».

f. Na de aanduiding Deel 7:. Hefboomfinanciering en de daarbij behorende artikelen wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

Deel 7 bis. Rapportagevereisten

Boetecategorie 3: artikelen 430, eerste lid, onderdeel b, en 430 ter.

g. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 10. Overgangsbepalingen, verslagen, toetsingen en wijzigingen wordt na Boetecategorie 3 in de numerieke volgorde «494, 494 bis, 494 ter,» ingevoegd.

ARTIKEL II

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 1 wordt het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) als volgt gewijzigd:

1. Onder de aanduiding Deel 7. Hefboomfinanciering wordt «Artikel 429 en artikel 430, naar de tekst zoals deze is vastgesteld bij verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).» vervangen door «Artikel 429.».

2. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 10. Overgangsbepalingen, verslagen, toetsingen en wijzigingen vervalt «494, 494 bis, 494 ter,».

B

In bijlage 2 wordt het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) als volgt gewijzigd:

1. Onder de aanduiding Deel 7:. Hefboomfinanciering wordt «artikel 429 en artikel 430, naar de tekst zoals deze is vastgesteld bij verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).» vervangen door «artikel 429.».

2. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding Deel 10. Overgangsbepalingen, verslagen, toetsingen en wijzigingen na Boetecategorie 3 vervalt «494, 494 bis, 494 ter,».

ARTIKEL III

Artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3:66 van de Wet op het financieel toezicht, is beboetbaar met categorie 2.

2. In de tabel «Wet op het financieel toezicht» wordt in de numerieke volgorde het volgende artikellid met de daarbij behorende boetecategorie ingevoegd:

3:17, zesde lid

1

3. In de tabel «Wet op het financieel toezicht» komt in de numerieke volgorde artikel 3:66 met de daarbij behorende boetecategorie te vervallen.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, onder 1, en onderdeel B, onder 1, dat in werking treedt op 20 januari 2020, artikel II, onderdeel A, onder 1, en onderdeel B, onder 1, dat in werking treedt op 28 juni 2022 en artikel II, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, onder 2, dat in werking treedt op 1 januari 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 december 2019

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Uitgegeven de achttiende december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Dit besluit voorziet in de uitvoering van enkele onderdelen van Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/20131 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L150) (verder: wijzigingsverordening).

Het gaat om de onderdelen die betrekking hebben op de zogenaamde TLAC-norm (TLAC staat voor Total Loss-Absorbing Capacity) en de rapportageverplichting inzake het FRTB-kader (FRTB staat voor Fundamental Review of the Trading Book) en die van toepassing zijn geworden op 27 juni 2019.2 De desbetreffende artikelen worden toegevoegd aan de bijlagen van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten zodat bij overtreding van de artikelen een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De overige onderdelen van de wijzigingsverordening worden pas van toepassing op verschillende momenten vanaf 28 december 2020. De uitvoering van die onderdelen wordt om die reden meegenomen in het Implementatiebesluit wijzigingsrichtlijn en verorderning kapitaalvereisten 2020.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een omissie in verband met de verordening kapitaalvereisten en twee kleine wijzigingen in verband met Verordening (EU) nr. 260/2012 van 14 maart 2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012 L 94) (verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten)) en Richtlijn 2014/49/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PbEU 2014, L 173) mee te nemen. Zie daarvoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen A, onder 1 en B, onder 1, en artikel III.

TLAC-norm

In 2015 is in de Financial Stability Board (of FSB, een internationaal samenwerkingsverband dat de stabiliteit van de financiële markten bewaakt) een internationale standaard overeengekomen voor het minimale beschikbare verliesabsorberende vermogen dat een wereldwijd systeemrelevante bank moet aanhouden om verliezen te dragen in geval de bank faalt en moet worden afgewikkeld. Deze standaard staat bekend als Total Loss-Absorbing Capacity (in het Nederlands: totaal verliesabsorberend vermogen). De wijzigingsverordening introduceert deze verplichting als «vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva» in de verordening kapitaalvereisten en daarmee als bindende eis binnen de EU.

De TLAC-norm geldt alleen voor mondiaal systeemrelevante instellingen (in de verordening kapitaalvereisten aangeduid als Global Systemically Important Institutions, afgekort als G-SIIs) of onderdelen daarvan die voor afwikkeling/resolutie in aanmerking komen op grond van de SRM-verordening3 en voor binnen de EU gevestigde dochterondernemingen van niet-EU G-SIIs. De TLAC-norm bestaat uit een verplichting om een minimum aan eigen vermogen en in aanmerking komende (d.w.z. verliesabsorberende) passiva aan te houden die bij afwikkeling van de instelling verliezen kunnen dragen. De norm heeft als doel dat falende banken beter kunnen worden afgewikkeld, waardoor de financiële stabiliteit wordt beschermd en het risico voor de belastingbetalers tot een minimum wordt beperkt.

De TLAC-norm bestaat uit twee elementen waaraan naast elkaar moet worden voldaan, te weten een risicogewogen eis en een niet-risicogewogen eis. De risicogewogen eis wordt gevormd door het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva van de instelling, uitgedrukt als percentage van het totaal van de risicoposten. De risicogewogen eis bedraagt 18% voor G-SIIs of onderdelen daarvan die als af te wikkelen entiteiten zijn geïdentificeerd. Om te voorkomen dat passiva voor de toepassing van de risicogewogen TLAC-norm dubbel worden geteld, gelden regels die een afspiegeling zijn van de overeenkomstige aftrekbenadering die al voor kapitaalinstrumenten is ontwikkeld. Separaat aan de risicogewogen eis geldt ook een niet-risicogewogen eis die wordt gevormd door het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva van de instelling uitgedrukt als percentage van de totale blootstellingswaarde (de noemer) van de leverage ratio. Deze niet-risicogewogen eis bedraagt 6,75% voor G-SIIs of onderdelen daarvan die als af te wikkelen entiteiten zijn geïdentificeerd. Voor binnen de EU gevestigde dochterondernemingen van niet-EU G-SIIs gelden dezelfde eisen tegen een factor van 90%. Voor de periode vanaf het moment waarop de wijzigingsverordening in werking is getreden, te weten 27 juni 2019 tot en met 31 december 2021 is als overgangsrecht (in artikel 494 van de wijzigingsverordening) een verlaagde TLAC-norm opgenomen, namelijk een risicogewogen eis van 16% en indien de norm wordt berekend op niet-risicogewogen basis, een eis van 6%. In Nederland kwalificeert op dit moment alleen ING Bank als mondiaal systeemrelevante instelling. De Europese Centrale Bank (ECB) houdt volgens de verordening bankentoezicht4 in algemene zin toezicht op de mondiaal systeemrelevante instellingen en de SRB (Single Resolution Board) houdt specifiek toezicht op de TLAC-eis. Bij overtreding zal de SRB DNB verzoeken handhavend op te treden.

FRTB-kader

De Fundamental Review of the Trading Book is een herziening van de kapitaalstandaard voor het handelsboek die is ontwikkeld door het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS, verder: Bazels Comité) als onderdeel van het Bazel III akkoord. Deze standaard heeft betrekking op de handelsactiviteiten van banken en stelt eisen aan het kapitaal dat aangehouden moet worden voor het marktrisico dat bij deze activiteiten gelopen wordt. Het handelsboek bevat voornamelijk de instrumenten van een bank die zij op relatief korte termijn weer wil verhandelen, en verschilt van het zogenaamde «bankenboek» dat voornamelijk langlopende activa (bijvoorbeeld hypotheken) bevat. Het is ontwikkeld om vastgestelde tekortkomingen in het raamwerk voor marktrisico van het Bazel II akkoord te corrigeren en is op 1 januari 2016 gepubliceerd. Om de mondiale FRTB-standaard bindend in te voeren in de EU is deze als «eigenvermogenseisen voor marktrisico» (verder kortweg aangeduid als het FRTB-kader als tegenhanger van de mondiale FRTB-standaard) opgenomen in de wijzigingsverordening kapitaalvereisten zoals gepubliceerd in november 2016.5 In december 2017 besloot het Bazels Comité echter tot uitstel van de vereiste inwerkingtreding van de mondiale FRTB-standaard van januari 2019 tot januari 2022 om enkele elementen nogmaals tegen het licht te houden en om instellingen extra tijd te geven om aan de vereisten te voldoen. Er is inmiddels (in januari 2019) een herziene versie van de mondiale FRTB-standaard gepubliceerd door het Bazels Comité. Aangezien bekend was dat de standaard op mondiaal niveau zou worden aangepast, is in de wijzigingsverordening gekozen voor een gedelegeerde handeling die uiterlijk op 31 december 2019 door de Europese Commissie moet worden vastgesteld (zie artikel 461 bis van de wijzigingsverordening). Hiermee kan de commissie het FRTB-kader in de verordening kapitaalvereisten wijzigen om het in lijn te brengen met de aanpaste mondiale standaard. Dit aangepaste FRTB-kader in de verordening zal vooralsnog alleen gelden als een rapportageverplichting. De Europese Commissie wordt er in de wijzigingsverordening tevens toe opgeroepen om het FRTB-kader vier jaar na inwerkingtreding als bindende kapitaalvereiste geïmplementeerd te hebben.

De rapportageverplichting zal starten nadat het aangepaste FRTB-kader door de Europese Commissie met gedelegeerde regelgeving is ingevoerd. Gezien de eerder genoemde uiterste datum van 31 december 2019 waarop de commissie een gedelegeerde handeling moet hebben vastgesteld, zou het aangepaste FRTB-kader mogelijk reeds in de loop van 2020 als rapportageverplichting van toepassing kunnen zijn. Om die reden is gekozen te voorzien in de mogelijkheid van handhaving van de rapportageverplichting in dit besluit. De rapportageverplichting zal gelden voor alle instellingen die aan marktrisico onderhevig zijn met uitzondering van instellingen met een zeer klein handelsboek. DNB of de Europese Centrale Bank, indien deze bevoegd is toezicht uit te oefenen op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht6 houdt toezicht op de rapportageverplichting.

Gefaseerde invoering TLAC-norm en FRTB-kader

De wijzigingsverordening is inwerking getreden op 27 juni 2019. Artikel 3 van de wijzigingsverordening regelt het moment waarop de verschillende wijzigingen van de verordening kapitaalvereisten van toepassing worden en dus gaan gelden. Als hoofdregel geldt dat de wijzigingen van toepassing worden met ingang van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de wijzigingsverordening, dat wil zeggen op 28 juni 2021. Daarop zijn enkele uitzonderingen gemaakt. In artikel 3, derde lid van de wijzigingsverordening zijn de wijzigingen opgesomd die van toepassing zijn geworden op het moment van inwerkingtreding, dus op 27 juni 2019. Dat is onder meer het geval voor de nieuwe artikelen (genoemd in artikel 3, derde lid, onderdelen c en f) omtrent de TLAC-norm en de rapportageverplichting inzake het FRTB-kader. Daarom wordt in dit besluit zo snel mogelijk voorzien in de mogelijkheid tot handhaving van de desbetreffende artikelen.

De overige wijzigingen van de verordening kapitaalvereisten die op 27 juni 2019 van toepassing zijn geworden (opgesomd in artikel 3, derde lid van de wijzigingsverordening), nopen niet tot aanpassing van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten aangezien de desbetreffende artikelen reeds zijn opgenomen in de bijlagen van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten of bepalingen bevatten omtrent technische uitvoeringsnormen of gedelegeerde regels. Voor de wijzigingen die op een later moment van toepassing worden, zal te zijner tijd een aparte aanpassing van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten worden voorbereid.

Financiële gevolgen, regeldrukkosten en uitvoeringslasten

Aangezien met dit uitvoeringsbesluit uitsluitend wordt voorzien in de mogelijkheid tot handhaving van enkele onderdelen van rechtstreeks werkende verordeningen en een bepaling in de Wft ter implementatie van een richtlijn, heeft dit besluit geen financiële gevolgen. Het besluit heeft ook geen regeldrukgevolgen. De eventuele toezichtslasten als gevolg van de rapportage en publicatieverplichtingen t.a.v. de TLAC-norm en het FRTB-kader worden veroorzaakt door de bepalingen uit de rechtstreeks werkende verordening en niet door nationale regelgeving. Het besluit is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het college deelt de analyse en conclusie dat dit besluit geen gevolgen heeft voor de regeldruk. Het besluit is afgestemd met en akkoord bevonden door DNB. Het besluit heeft geen uitvoeringslasten tot gevolg. Gezien de aard van het besluit is afgezien van het openbaar consulteren van het besluit op www.internetconsultatie.nl en het opnemen van een transponeringstabel.

Artikelsgewijs

Artikel I

A, onder 2

In onderdeel A, onder 2, is geregeld voor welke artikelen met betrekking tot de TLAC-norm en de rapportageverplichting inzake het aangepaste FRTB-kader bij overtreding een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Deze artikelen worden toegevoegd aan het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) van bijlage 1 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.

TLAC-norm

In artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de wijzigingsverordening worden alle wijzigingen opgesomd met betrekking tot de TLAC-norm. Daarvan wordt artikel 12 bis toegevoegd aan bijlage 1 omdat dat artikel regelt hoe de geconsolideerde berekening voor G-SII’s met meerdere af te wikkelen entiteiten moet plaatsvinden in aanvulling op het geregelde in artikel 11 (waarvoor ook is voorzien in de mogelijkheid van een dwangsom). Voor de artikelen 72 bis tot en met 72 terdecies, waarin de regels voor de aftrekbenadering van de in aanmerking komende passivabestanddelen staan, is gekozen om alleen voor overtreding van de artikelen 72 bis, 72 sexies, 72 duodecies, 72 terdecies en 79 bis te voorzien in de mogelijkheid van een dwangsom. De overige artikelen betreffen een nadere uitwerking van die artikelen zodat separate handhaving daarvan niet nodig is. Voor overtreding van de TLAC-norm, die staat in de artikelen 92 bis en 92 ter, is als kernbepaling voorzien in de mogelijkheid van een dwangsom. Zo ook voor de tijdelijk lagere TLAC-norm (als overgangsrecht voor de periode tot en met 31 december 2021), opgenomen in artikel 494. In de artikelen 494 bis en 494 ter is tot en met 31 december 2021 de toepassing van grandfathering op uitgiftes via special entities en op eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten geregeld. Deze mogelijkheden kunnen van invloed zijn op de berekening waarmee wordt bepaald of voldaan wordt aan de verlaagde TLAC-norm. Om die reden is in geval van overtreding van deze artikelen tevens voorzien in de mogelijkheid van een dwangsom.

In de wijzigingsverordening (artikel 3, derde lid, laatste alinea) is bepaald dat bepalingen omtrent rapportage en openbaarmaking van toepassing worden op het moment dat het vereiste waarop de rapportage of openbaarmaking betrekking heeft, van toepassing wordt. Om die reden wordt in dit besluit tevens voorzien in de mogelijkheid tot handhaving van de rapportage en openbaarmaking van de cijfers die inzicht geven of wordt voldaan aan de TLAC-norm. De rapportage met betrekking tot de TLAC-norm is geregeld in artikel 430, eerste lid, onderdeel b. De overige onderdelen van artikel 430, eerste lid bevatten de verzameld weergegeven andere rapportageverplichtingen uit de verordening kapitaalvereisten. Het gewijzigde artikel 430 zal gefaseerd van toepassing worden aangezien de rapportageverplichtingen van toepassing worden op het moment waarop de eisen waarop zij betrekking hebben van toepassing worden. Het is belangrijk dat overtreding van artikel 430 (oud), waarin rapportage van de hefboomratio is geregeld, handhaafbaar blijft totdat de overige onderdelen (en dan met name het onderdeel dat de rapportage van de hefboomratio regelt, onderdeel a) van artikel 430, eerste lid van toepassing zijn. Daarom is in de bijlage van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten aan de vermelding van artikel 430 onder de aanduiding «Deel 7. Hefboomfinanciering» een statische verwijzing toegevoegd. Artikel 430, eerste lid, onderdeel b, waarin de rapportageverplichting voor de TLAC-norm is geregeld, is vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid in de bijlage reeds opgenomen onder de nieuwe aanduiding «Deel 7 bis. Rapportagevereisten».

Om handhaving van overtreding van de nieuwe publicatieverplichting die geldt met betrekking tot de TLAC-norm mogelijk te maken is geen wijziging van de bijlage van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten nodig. Het desbetreffende artikel, te weten artikel 433 bis, derde lid maakt reeds onderdeel uit van de opsomming (artikelen 431 tot en met 440) onder de aanduiding «Deel 8. Openbaarmaking door instellingen».

FRTB-kader

In artikel 3, derde lid onderdeel f van de wijzigingsverordening worden alle wijzigingen opgesomd met betrekking tot de rapportageverplichting inzake het FRTB-kader. Daarvan zijn de artikelen 104 ter, 325, 325 bis en 430 ter (uit de wijzigingen genoemd in artikel 3, derde lid onder f) toegevoegd aan bijlage 1. Artikel 430 ter is opgenomen omdat daarin de rapportageverplichting staat. Het artikel is vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid reeds geplaatst onder de nieuwe aanduiding «Deel 7 bis. Rapportagevereisten» in bijlage 1. De artikelen 325 en 325 bis zijn toegevoegd omdat in deze artikelen de rapportageverplichting wordt uitgewerkt, wordt geregeld van welke benadering een instelling gebruik moet maken om te voldoen aan die verplichting en welke eisen gelden in geval van vrijstelling van de rapportageverplichting. Tot slot wordt voor artikel 104 ter voorzien in de mogelijkheid van een dwangsom omdat in dat artikel een eis omtrent de uitvoering van de rapportageverplichting staat.

Voor de overige artikelen (de artikelen 325 quater tot en met 325 novosexagies) met betrekking tot de rapportagevereisten voor marktrisico die volgens de inwerkingtredingsbepaling van de wijzigingsverordening (artikel 3, derde lid, onderdeel f) direct van toepassing worden, zijn geen handhavingsbevoegdheden nodig.

B, onder 2

In onderdeel B, onder 2, is geregeld voor welke artikelen met betrekking tot de TLAC-norm en de rapportageverplichting inzake het FRTB-kader bij overtreding een boete opgelegd kan worden. Deze artikelen worden toegevoegd aan het onderdeel met betrekking tot Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten) van bijlage 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Voor de artikelen waarvoor bij overtreding is voorzien in de mogelijkheid van een dwangsom (zie onderdeel A, onder 2) is tevens voorzien in de mogelijkheid van een boete. Bij het bepalen van de boetecategorie voor deze overtredingen is rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding. Er is aangesloten bij de boetecategorie die passend is geacht voor overtreding van vergelijkbare bepalingen uit de verordening, waarbij voor de artikelen die de kern van het regime bevatten, boetecategorie 3 passend is geacht en voor artikelen met wijzen van berekeningen of met de regels omtrent aftrekking, boetecategorie 2. Hieronder wordt de keuze per artikel uit de wijzigingsverordening toegelicht.

TLAC-norm

Voor artikel 12 bis, is als kernbepaling omtrent de geconsolideerde berekening van het risico gewogen deel van de TLAC-norm voor MSI's boetecategorie 3 passend geacht. Voor overtreding van de artikelen 72 bis, 72 duodecies, 72 terdecies, waarin de hoofdregels voor de aftrekbenadering van de in aanmerking komende passivabestanddelen staan, is boetecategorie 3 passend geacht (vergelijkbaar met de artikelen 51 en 61, uit deel 2 van de verordening). Overtreding van de artikelen 72 sexies en 79 bis is ingedeeld in boetecategorie 2 omdat het daarbij gaat om uitwerking van de kernbepaling (vergelijkbaar met de artikelen 56 en 66, uit deel 2 van de verordening). Voor overtreding van de artikelen 92 bis en 92 ter waarin de TLAC-norm staat en artikel 494 met de tijdelijke lagere TLAC-norm, is voorzien in boetecategorie 3 aangezien de norm geldt als kernbepaling. Bij overtreding van de artikelen 494 bis en 494 ter is boetecategorie 2 passend geacht, in aansluiting bij de boetecategorie die passend is geacht voor overtreding van vergelijkbare bepalingen in deel 10 van de verordening (te weten de artikelen 467 tot en met 481).

Voor overtreding van de rapportageverplichting met betrekking tot de TLAC-norm, geregeld in artikel 430, eerste lid, onderdeel b, is aangesloten bij de boetecategorie die passend is geacht voor overtreding van andere rapportageverplichtingen uit de verordening kapitaalvereisten (bijvoorbeeld de artikelen 99, 100, 101, 394 en 415), namelijk boetecategorie 3. Het artikelnummer is net als in bijlage 1 geplaatst onder het nieuw in te voegen «Deel 7 bis. Rapportagevereisten». Ook in bijlage 2 is ervoor gekozen aan de vermelding van het bestaande artikel 430 (oud) onder de aanduiding «Deel 7. Hefboomfinanciering» een statische verwijzing toe te voegen. Voor nadere toelichting hieromtrent zij verwezen naar onderdeel A.

FTRB-kader

Om overtreding van de rapportageverplichting inzake het FRTB-kader beboetbaar te maken, is artikel 430 ter toegevoegd aan bijlage 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Artikel 430 ter is net als artikel 430, eerste lid, onderdeel b vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid reeds geplaatst onder de nieuwe aanduiding «Deel 7 bis. Rapportagevereisten». Wat betreft de boetehoogte is aangesloten bij de boetecategorie die passend is geacht voor overtreding van andere rapportageverplichtingen uit de verordening kapitaalvereisten (bijvoorbeeld de artikelen 99, 100, 101, 394 en 415), namelijk boetecategorie 3. Voor overtreding van de artikelen 325 en 325 bis is boetecategorie 2 passend geacht aangezien in deze artikelen een nadere uitwerking wordt gegeven van de rapportageverplichting. Ook voor overtreding van artikel 104 ter is boetecategorie 2 passend geacht aangezien het instellingen een bepaalde wijze van handelen voorschrijft ten behoeve van de rapportageverplichting.

A en B, onder 1

In onderdelen A en B, onder 1, wordt artikel 9 van verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten) toegevoegd aan de onderdelen van bijlage 1 en 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten die zien op deze verordening. Dit artikel was per abuis bij de oorspronkelijke implementatie niet opgenomen in de bijlagen waardoor het opleggen van een last onder dwangsom of boete door toezichthouder DNB niet mogelijk was. Voor overtreding van artikel 9 is boetecategorie 3 passend geacht. Er is daarbij aangesloten bij de boetecategorie die passend is geacht voor overtreding van vergelijkbare bepalingen uit de verordening die de kern van het regime bevatten.

Artikel III

Artikel 3:66 is toegevoegd aan de Wft met de implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten en geeft uitvoering aan artikel 458 van de verordening kapitaalvereisten. Overtreding van dat artikel is in het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector beboetbaar gesteld met een boete in de tweede categorie. Echter artikel 3:66 Wft bevat als zodanig geen materiële voorschriften die kunnen worden overtreden. Dergelijke voorschriften worden juist opgenomen in de regelingen die krachtens die bepaling kunnen worden gesteld. Voor regelingen op basis van dat artikel ontbreekt echter de boetemogelijkheid. Dat is een omissie. Om voor regelingen op basis van artikel 3:66 handhaving mogelijk te maken, wordt een nieuw lid toegevoegd aan artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector. Daarmee wordt geregeld dat voor overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 3:66 een boete kan worden opgelegd in de tweede categorie. Omdat artikel 3:66 Wft zelf geen materiële voorschriften bevat die kunnen worden overtreden en beboetbaarheid daarmee niet aan de orde is, wordt deze bepaling uit de tabel bij artikel 10 van het Besluit verwijderd.

Artikel 3:17, zesde lid, Wft bevat een verplichting voor banken om in het kader van de uitvoering van het depositogarantiestelsel voor bepaalde doeleinden het burgerservicenummer (BSN) te gebruiken. Dit is nodig om de in de richtlijn depositogarantiestelsels opgenomen termijnen voor uitkering van gegarandeerde deposito’s te halen. Dit artikellid wordt opgenomen in de lijst van de bijlage bij artikel 1:80 Wft, zodat de Nederlandsche Bank (DNB) een boete kan opleggen als banken dit voorschrift overtreden. Op grond van artikel 1:81 Wft worden overtredingen vervolgens bij algemene maatregel van bestuur gerangschikt in boetecategorieën in de tabellen van artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.

Artikel 3:17, zesde lid, wordt ingedeeld in de eerste en laagste boetecategorie. Deze categorie wordt over het algemeen gebruikt voor overtreding van normen die bedoeld zijn om de Nederlandsche Bank te ondersteunen bij het uitvoeren van zijn taken. De verplichting om het BSN te gebruiken is een dergelijke norm, omdat zij mogelijk maakt dat DNB zijn taken in het kader van het depositogarantiestelsel goed en tijdig kan uitvoeren. Met de indeling in categorie 1 wordt dan ook aangesloten bij de categorie die geldt voor vergelijkbare verplichtingen, zoals de verplichting van artikel 26a van het Besluit prudentiële regels Wft, dat banken de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de vangnetregeling voortdurend actueel bijhouden en aan DNB kunnen verstrekken.

Artikel II en IV

De bepalingen waar dit besluit op ziet zijn reeds van toepassing geworden cq. in werking getreden. Deze bepalingen kunnen zonder dit besluit niet gehandhaafd worden. Omdat sprake is van de uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen is afgezien van de toepassing van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn en is voor het grootste gedeelte van dit besluit in het artikel dat de inwerkingtreding regelt, te weten artikel IV, gekozen voor inwerkingtreding op de dag na publicatie van dit besluit in het Staatsblad. Daarop zijn drie uitzonderingen gemaakt.

De wijziging in artikel I, onderdeel A, onder 1, en onderdeel B, onder 1, treedt in werking op 20 januari 2020.

In artikel II, onderdeel A, onder 1, en onderdeel B, onder 1, is geregeld dat de vermelding van artikel 430 met de statische verwijzing komt te vervallen onder de aanduiding «Deel 7 Hefboomfinanciering» in de bijlagen. Deze wijziging treedt in werking op het moment dat artikel 430 in «Deel 7 bis. Rapportagevereisten» in zijn geheel van toepassing is geworden, te weten op 28 juni 2021, hetgeen is geregeld in artikel IV.

In artikel II, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, onder 2, is geregeld dat de vermelding van artikel 494 met de tijdelijke lagere TLAC-norm en de artikelen 494 bis en 494 ter met de grandfatheringsmogelijkheden in de bijlagen komt te vervallen. Deze wijziging treedt in werking op het moment dat deze artikelen zijn uitgewerkt, te weten op 1 januari 2022, hetgeen is geregeld in artikel IV.

Omwille van de overzichtelijkheid is gekozen voor een apart artikel voor de onderdelen die op een later moment in werking treden, te weten artikel II.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176). In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten is deze verordening gedefinieerd als verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten). In deze toelichting wordt deze verordening aangeduid als de verordening kapitaalvereisten.

X Noot
2

Zie ook de paragraaf «Gefaseerde invoering TLAC-norm en FRTB-kader in deze toelichting.

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225), in het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten gedefinieerd als verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme).

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) (verordening bankentoezicht).

X Noot
5

Zie Kamerstukken II 2016–17, 22 112, nr. 2261.

X Noot
6

Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) (verordening bankentoezicht).

Naar boven