Besluit van 11 december 2019 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enkele wijzigingen omtrent medezeggenschapsactiviteiten van buitenlandse studenten en studenten van de Academie van Bouwkunst en een wijziging in de categorieën vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning wordt voorzien van een aantekening waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 november 2019, nr. 2019-0000163181;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel c, en 4, tweede lid, onderdeel c, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 november 2019, nr. W12.19.0367/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 2019, nr. 2019-0000176337,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het eerste lid van artikel 1f wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt «of» na de puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c, onder 6° door «; of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor studie als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, en activiteiten verricht in het kader van medezeggenschap of een bestuursfunctie als bedoeld in artikel 7.51, tweede lid, onder a, van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.

B

In artikel 1m, eerste lid, onderdeel d, wordt «20 uur» vervangen door «32 uur».

C

Aan onderdeel a van artikel 2 wordt onder vervanging van «, of» aan het slot van onderdeel 2° door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 3° door «; of» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 4°. een zelfstandige als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2019

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de achttiende december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (hierna: BuWav) in verband met het wegnemen van knelpunten betreffende respectievelijk de mogelijkheden voor het verrichten van medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties door buitenlandse studenten en het maximale aantal uren dat buitenlandse studenten die een opleiding volgen aan een Academie van Bouwkunst mogen werken.

Daarnaast wordt met deze wijziging geregeld dat familie- of gezinsleden van vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder de beperking «zelfstandige» in het bezit worden gesteld van een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid Vreemdelingen (hierna: Wav) en derhalve in staat zijn om te werken op de Nederlandse arbeidsmarkt zonder dat zij in het bezit hoeven te zijn van een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (twv of gvva).

Vrijstelling tewerkstellingsvergunningsplicht voor medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties door buitenlandse studenten

Verschillende universiteiten hebben aangegeven dat de bereikbaarheid van medezeggenschap en het uitoefenen van bestuursfuncties binnen de universiteit voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) een knelpunt is. Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) treft het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student die in verband met het verrichten van hiervoor genoemde activiteiten studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen.

Voor studenten van buiten de EER die in Nederland studeren en een verblijfsvergunning voor studie hebben, zijn op grond van de Wav alleen mogelijkheden neergelegd voor het doen van een stage en voor het hebben van een bijbaan: zij mogen een stage doen zonder dat een tewerkstellingsvergunning (TWV) nodig is en mogen – met TWV – maximaal 16 uur per week betaalde «arbeid van bijkomende aard» verrichten. Medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties vallen buiten deze twee categorieën. Ingevolge de Wav worden dergelijke activiteiten echter wel aangemerkt als arbeid waarvoor in beginsel een TWV nodig is die door de onderwijsinstelling zou moeten worden aangevraagd.

De regering acht het van belang dat ook studenten van buiten de EER gebruik (kunnen) maken van het recht op medezeggenschap of een bestuursfunctie kunnen uitoefenen, zonder dat zij afhankelijk zijn van het aanvragen van een TWV door de onderwijsinstelling. Het is belangrijk dat zowel nationale als internationale studenten in gesprek gaan over beleid dat binnen de instelling wordt gevoerd (bijvoorbeeld op het gebied van internationalisering).

Voor medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties door studenten van buiten de EER is een vrijstelling van de TWV-plicht opgenomen om op deze wijze de toegankelijkheid en bereikbaarheid van medezeggenschap en bestuursfuncties te waarborgen.

Uitbreiding aantal uren arbeid door buitenlandse studenten Academie van Bouwkunst

Zes Academies van Bouwkunst hanteren voor de masterfase een onderwijsmodel waarin studie en arbeid worden gecombineerd, het zogenaamde «concurrent model». Studenten moeten minimaal 840 uur beroepservaring per jaar opdoen. Zij werken maximaal vier dagen per week en volgen één dag onderwijs. Studenten voldoen na het afronden van de opleiding aan de eis van twee jaar werkervaring voor een inschrijving in het architectenregister. Aanvankelijk konden studenten van buiten de EER niet worden toegelaten tot Nederland om een dergelijke studie te volgen omdat onder meer de Wav het werk niet toestond dat deze studenten in het kader van hun opleiding moeten verrichten.

Via een wijziging van het BuWav per 5 oktober 20161 is het mogelijk gemaakt dat werkgevers die deze studenten tewerkstellen geen TWV meer nodig hebben. Werkgevers van deze studenten kunnen volstaan met notificatie van studenten die voor hen werken. Studenten mogen maximaal 20 uur per week werken en de werkgever moet de werkzaamheden melden bij UWV. De regeling is van toepassing op de instroom van de eerste 50 studenten per studiejaar.

Uit de ervaringen van de Academies van Bouwkunst met de regeling, zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen. De strikte hantering van maximaal 20 uur per week arbeid leidt in de praktijk tot een belemmering voor studenten van buiten de EER om een studie aan een Academie van Bouwkunst te kunnen doen. Dit komt bijvoorbeeld doordat werkgevers er vanuit bedrijfseconomisch oogpunt de voorkeur aan geven om studenten van een Academie van Bouwkunst voor 32 uur per week in plaats van 20 uur per week aan te nemen. Studenten van buiten de EER hebben ten opzichte van de overige studenten minder kans op het vinden van een geschikte werkkring. Daarnaast hebben niet-EER-studenten weinig flexibiliteit om afwisselend meer of minder te werken. Het totaal aantal uren kan verspreid worden over de vier jaren, maar dat geldt niet voor niet-EER-studenten. Ook is 20 uur werken per week vaak niet genoeg om de juiste werkervaring (als bijvoorbeeld projectleider) op te doen.

Om deze belemmering weg te nemen wordt het aantal uren dat studenten mogen werken verhoogd van 20 naar 32 uur. Hiermee worden studenten van buiten de EER dezelfde mogelijkheden geboden als de overige studenten en hebben zij de nodige flexibiliteit om de vereiste beroepservaring op te doen. Het beleid gericht op het versterken van de kenniseconomie, wordt hiermee verder ondersteund.

Familie- of gezinsleden zelfstandigen

Op dit moment mogen familie- of gezinsleden van vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder de beperking «zelfstandige» alleen in Nederland als zelfstandige werken. Onderzoek2 wijst uit dat het aantal buitenlandse zelfstandigen dat in Nederland wil blijven sterk wordt beïnvloed door de mogelijkheid voor partners om te kunnen werken. Om het vestigingsklimaat voor ondernemers te bevorderen wordt met deze wijziging geregeld dat familie- of gezinsleden van buitenlandse zelfstandigen kunnen werken zonder in het bezit te hoeven zijn van een TWV of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA).

Handhavingstoets

Het conceptbesluit is aan de Inspectie SZW voorgelegd met het verzoek het conceptbesluit te toetsen op handhaafbaarheid. De Inspectie SZW heeft aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen de handhaafbaarheid van de Wet arbeid vreemdelingen niet beïnvloeden.

Regeldruk

De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet- en regelgeving) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten.

Na de wijziging geldt er geen TWV-plicht meer voor studenten van buiten de EER voor activiteiten in het kader van medezeggenschap en bestuursfuncties en voor familie- of gezinsleden van zelfstandigen. Deze wijzigingen leveren derhalve een verlichting op voor de regeldruk.

Met de wijziging van artikel 1m vindt een verhoging plaats van het aantal toegestane uren arbeid van 20 naar 32 uur voor studenten die een opleiding doen aan een Academie van Bouwkunst. Voor het overige blijven de voorwaarden ongewijzigd. Werkgevers van studenten die een opleiding doen aan een Academie van Bouwkunst, hebben ook na de wijziging geen TWV nodig om arbeid te verrichten die noodzakelijk is voor het opdoen van werkervaring in het kader van een opleiding aan een Academie van Bouwkunst waarbij werk en studie wordt gecombineerd, dus dat brengt geen wijziging in regeldruk met zich mee.

Dit voorstel heeft dan ook, alles bijeen genomen, geen effecten op de totale regeldruk.

Het voorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR zich kan vinden in de analyse en conclusie ten aanzien van de gevolgen voor de regeldruk.

Financiële consequenties

Met de wijziging van artikel 1m vindt een verhoging plaats van het aantal toegestane uren arbeid van 20 naar 32 uur voor studenten die een opleiding doen aan een Academie van Bouwkunst. Aangezien er per jaar maximaal 50 studenten per jaar gebruik mogen maken van deze regeling worden de financiële consequenties van de wijziging zeer marginaal geschat.

Daarnaast geldt na de wijziging geen TWV-plicht voor familie- of gezinsleden van zelfstandigen. In de 2016 en 2017 zijn per jaar ongeveer 600 verblijfsvergunningen afgegeven onder de beperking «arbeid als zelfstandige». Gelet hierop is het de inschatting dat de wijziging maar op een beperkte groep ziet en de financiële consequenties van deze wijziging derhalve zeer beperkt zijn.

Internetconsultatie

Burgers, bedrijven en instellingen zijn via internet geconsulteerd over het voorstel. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) heeft daarop een reactie kenbaar gemaakt. NOvA heeft ten eerste opgemerkt zich goed te kunnen vinden in de vrijstelling van de TWV-plicht voor medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties door buitenlandse studenten. Wel merkt NOvA op dat het een definitie of omschrijving van medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties mist. Voor de definitie of afbakening van medezeggenschapsactiviteiten en bestuursfuncties is in het voorstel aangesloten bij de afbakening, zoals omschreven in artikel 7.51, tweede lid, onder a WHW. In deze bepaling zijn de activiteiten beschreven waarvoor het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs voorzieningen treft voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student in geval van studievertraging. Daarnaast merkt NOvA op dat onduidelijk is voor welke verenigingen of organisaties deze uitzonderingen gelden. Ook hiervoor geldt dat is aangesloten bij de afbakening van artikel 7.51, tweede lid, onder a WHW. Voor activiteiten bij de organisaties waarvoor de instelling voorzieningen treft voor financiële ondersteuning, geldt de vrijstelling. Voor overige activiteiten bij overige organisaties of verenigingen kan mogelijk een vrijstelling aan de orde zijn op basis van een vrijwilligersverklaring die op aanvraag wordt afgegeven door het UWV. Een vrijwilligersverklaring kan aan een organisatie worden verstrekt voor arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk heeft en een algemeen maatschappelijk doel dient. Ook heeft NOvA opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met de bepaling in het Vreemdelingenbesluit waarin is neergelegd dat de verblijfsvergunning voor studie kan worden ingetrokken wanneer een student onvoldoende studievoortgang boekt. Hiermee is rekening gehouden; uit de regelgeving op grond van de bepaling in het Vreemdelingenbesluit (artikel 4.20 van het Voorschrift Vreemdelingen) vloeit voort dat geen afmelding bij de IND hoeft plaats te vinden als er een verschoonbare reden is voor onvoldoende studievoortgang wegens persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 7.51 WHW, zoals bijvoorbeeld bestuursactiviteiten.

Ten tweede heeft NOvA aangegeven positief te zijn over de wijziging waarmee het mogelijk wordt gemaakt voor familie- of gezinsleden van vreemdelingen die zelfstandige zijn om in Nederland te werken zonder in het bezit te hoeven zijn van een TWV of GVVA. NOvA geeft aan toe te juichen wanneer dit ook zou gelden voor familie- en gezinsleden van vreemdelingen die voor de overige arbeidsgerelateerde verblijfsdoelen naar Nederland komen (met name: grensoverschrijdende dienstverlening en arbeid in loondienst). Ook voor deze vreemdelingen (waaronder zich ook gespecialiseerde vakmensen bevinden) wordt het aantrekkelijk(er) om in Nederland te gaan werken. Er is ook een reactie van een burger ontvangen waarin een opmerking van dezelfde strekking is opgenomen. Bij enkele andere arbeidsgerelateerde verblijfsdoelen geldt al dat familie- of gezinsleden vrij zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt, bijvoorbeeld voor familie- of gezinsleden van kennismigranten of van houders van een verblijfsvergunning in het kader van overplaatsing binnen een onderneming. Dit vergt een eigen afweging per categorie; er bestaat geen aanleiding om deze categorieën verder uit te breiden.

Ten derde heeft NOvA een reactie gegeven op een voorgenomen wijziging van artikel 2, aanhef en onder g BuWav. Deze wijziging zag op het regelen dat aan de groep van vreemdelingen die terminaal ziek zijn en hun gezinsleden, vanwege de aard en het zeer tijdelijke karakter van de vergunning, niet langer de aantekening «arbeid vrij» zou worden verleend. In reactie op deze voorgenomen wijziging gaf NOvA aan dat het denkbaar is dat de vreemdeling die terminaal ziek is nog (enkele) maanden of zelfs langer dan een jaar leeft. Het is derhalve onwenselijk dat de vreemdeling of gezinsleden geen vrije toegang heeft tot de Nederlandse arbeidsmarkt om gedurende de terminale fase in inkomen te kunnen voorzien. Daarnaast acht NOvA het onwenselijk dat zonder vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt het gezinslid strikt genomen geen (mantel)zorg meer mag verlenen aan de terminale echtgeno(o)t(e) of partner zonder tewerkstellingsvergunning. De reactie heeft ertoe geleid dit onderdeel te heroverwegen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1f BuWav)

Activiteiten in het kader van medezeggenschap en bestuursfuncties door studenten van buiten de EU/EER en Zwitserland die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning «studie», worden vrijgesteld van de TWV-plicht. Voor een heldere afbakening van de vrijgestelde activiteiten wordt aangesloten bij artikel 7.51, tweede lid, onder a WHW, waarin de activiteiten zijn beschreven waarvoor het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs voorzieningen treft voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student die in verband met het verrichten van de genoemde activiteiten studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen.

Onderdeel B (artikel 1m BuWav)

Het aantal uren dat studenten van buiten de EER die een opleiding doen aan een Academie van Bouwkunst mogen werken, wordt verhoogd van 20 naar 32 uur. Voor het overige blijven alle voorwaarden van de regeling ongewijzigd, en moet het gaan om werk binnen de kaders van de opleiding aan een Academie van Bouwkunst.

Onderdeel C (artikel 2 BuWav)

Met de toevoeging van een vierde subonderdeel aan artikel 2, onderdeel a, van het BuWav wordt een familie- of gezinslid van een vreemdeling met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking van «zelfstandige» op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van de Wav, vrijgesteld van de TWV- of GVVA-plicht.

Artikel II

Bij de inwerkingtredingsdatum is rekening gehouden met de haalbaarheid van de wijziging voor de uitvoering.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Stb. 2016, 347.

X Noot
2

Werkgroep warm welkom talent, City deal warm welkom talent, Den Haag, mei 2017 en Regioplan beleidsonderzoek, Aantrekkelijkheid van Nederland voor kennismigranten, Amsterdam, november 2018

Naar boven