Besluit van 25 november 2019 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening (Stb. 2019, 185) en het Besluit van 4 oktober 2019, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de verdere doorvoering van het abonnementstarief voor maatschappelijke ondersteuning, de aanpassing van de bijdragesystematiek voor persoonsgebonden budgetten voor beschermd wonen en het regelen van een bevoegdheid voor het inkorten van de termijn waarover de bijdrage wordt geïnd of kwijtschelden van een bijdrage in het geval een verzuim in het opleggen daarvan niet aan de verzekerde of cliënt te wijten is (Stb. 2019, 319)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 november 2019, kenmerk 1609795-198456-WJZ;

Gelet op artikel XIII van de Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening (Stb. 2019, 185) en artikel IV van het Besluit van 4 oktober 2019, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de verdere doorvoering van het abonnementstarief voor maatschappelijke ondersteuning, de aanpassing van de bijdragesystematiek voor persoonsgebonden budgetten voor beschermd wonen en het regelen van een bevoegdheid voor het inkorten van de termijn waarover de bijdrage wordt geïnd of kwijtschelden van een bijdrage in het geval een verzuim in het opleggen daarvan niet aan de verzekerde of cliënt te wijten is (Stb. 2019, 319);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening (Stb. 2019, 185) en het Besluit van 4 oktober 2019, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de verdere doorvoering van het abonnementstarief voor maatschappelijke ondersteuning, de aanpassing van de bijdragesystematiek voor persoonsgebonden budgetten voor beschermd wonen en het regelen van een bevoegdheid voor het inkorten van de termijn waarover de bijdrage wordt geïnd of kwijtschelden van een bijdrage in het geval een verzuim in het opleggen daarvan niet aan de verzekerde of cliënt te wijten is (Stb. 2019, 319), treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 november 2019

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Uitgegeven de vijfde december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met de Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening (hierna: de Wet van 24 april 2019) wordt het abonnementstarief voor voorzieningen in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 breder ingevoerd.

Op grond van de Wet van 24 april 2019 wordt een aantal zaken nader uitgewerkt in het Besluit van 4 oktober 2019, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de verdere doorvoering van het abonnementstarief voor maatschappelijke ondersteuning, de aanpassing van de bijdragesystematiek voor persoonsgebonden budgetten voor beschermd wonen en het regelen van een bevoegdheid voor het inkorten van de termijn waarover de bijdrage wordt geïnd of kwijtschelden van een bijdrage in het geval een verzuim in het opleggen daarvan niet aan de verzekerde of cliënt te wijten is (hierna: het Besluit van 4 oktober 2019).

In de toelichting bij de Wet van 24 april 2019 en de toelichting bij het Besluit van 4 oktober 2019 is opgenomen dat gestreefd wordt naar inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2020.1 Via de inwerkingtredingsbepaling van dit koninklijk besluit wordt aan dat streven voldaan.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 35 093, nr. 3, p. 16, respectievelijk Stb. 2019, 319, p. 26.

Naar boven