Besluit van 20 november 2019, houdende aanwijzing van de Raad voor de rechtspraak als houder van het centraal register voor collectieve vorderingen (Besluit register collectieve vorderingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 18 oktober 2019, nr. 2728330; Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 305a, zevende lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 2019, No.W16.19.0333/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2019, nr. 2748405, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Als instantie voor het houden van het centraal register voor collectieve vorderingen wordt aangewezen de Raad voor de rechtspraak.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit register collectieve vorderingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 november 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de vierde december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Aanwijzing houder centraal register

In de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie van 1 april 2019 (Stb. 2019, nr. 30, hierna: de wet) is de regeling voor collectieve acties van artikel 3:305a BW aangepast. De wet maakt een collectieve actie tot verkrijging van schadevergoeding mogelijk en scherpt de eisen voor belangenorganisaties aan. Afwikkeling van collectieve acties volgens de wet vindt plaats in één gecoördineerde procedure op basis van een nieuwe afdeling 14A in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de wet is 1 januari 2020.

Voor het afwikkelen van een collectieve vordering in één gecoördineerde procedure is nodig dat gedupeerden en geïnteresseerde belangenorganisaties op de hoogte zijn van aanhangig gemaakte collectieve vorderingen. Daarom is in lid 7 van artikel 3:305a BW voorzien in een centraal register voor collectieve vorderingen. Zo kunnen gedupeerden en de belangenorganisaties die voor hen opkomen beslissen of zij voor dezelfde gebeurtenis ook een collectieve vordering willen instellen.

In dit besluit wordt de Raad voor de rechtspraak aangewezen als houder van het centrale register. Het register is openbaar en dus toegankelijk voor eenieder. Er vindt geen beoordeling plaats wie onder welke voorwaarden toegang heeft tot de informatie in het register. De Raad voor de rechtspraak kan voor het register een afzonderlijke pagina op Rechtspraak.nl beschikbaar maken.

In het centrale register wordt de volgende informatie aangetekend:

  • 1) het afschrift van de dagvaarding van een collectieve vordering (artikel 1018c lid 2 Rv);

  • 2) een goedgekeurde collectieve schikking voor deze vordering (1018h lid 4 Rv);

  • 3) uitspraken in de procedure over een collectieve vordering over de aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger (1018e lid 5 Rv) en over de vaststelling van een collectieve schadeafwikkeling (1018j lid 2 Rv).

De (advocaten van de) belangenorganisaties zijn verantwoordelijk voor het aantekenen van de onder 1 en 2 genoemde informatie en de gerechten zijn elk afzonderlijk verantwoordelijk voor het aantekenen van de onder 3 bedoelde informatie in het register. De Raad voor de rechtspraak is de houder van het register. Dit betekent dat de Raad voor de rechtspraak zorg draagt voor de beveiliging van het register en het bewerkstelligen dat betrokkenen hun rechten met betrekking tot de door de Raad openbaar gemaakte gegevens kunnen effectueren. De Raad voor de rechtspraak zal de aangeleverde informatie niet eigener beweging inhoudelijk bewerken of inhoudelijke informatie toevoegen. Dat zal alleen in opdracht van c.q. in afstemming met de (advocaten van de) belangenorganisaties en de gerechten geschieden.

Artikel 1018c lid 2, Rv verplicht een belangenorganisatie die een collectieve vordering instelt, deze vordering binnen twee dagen bij de griffie aan te brengen en de dagvaarding aan te tekenen in het centrale register, vergezeld van een afschrift van de dagvaarding. Op de termijn van twee dagen is de Algemene termijnenwet van toepassing. De belangenorganisatie kan aantekening in het register verzoeken door een mailbericht met de dagvaarding te sturen aan een centraal daarvoor bestemd mailadres van de Rechtspraak. Producties hoeven niet te worden aangetekend in het register. Het is de verantwoordelijkheid van (de advocaat van) de belangenorganisatie om de dagvaarding zo aan te leveren dat deze in het register kan worden geplaatst. Voor de juiste wijze van aanleveren kan het procesreglement zo nodig nadere eisen stellen. De Raad zorgt voor onmiddellijke plaatsing in het register.

Na aantekening in het register wacht de rechter drie maanden met het in behandeling nemen van de zaak om andere organisaties in de gelegenheid te stellen hun collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis voor te bereiden en in te dienen. Deze termijn van drie maanden vangt aan nadat de informatie in het register openbaar is geworden. Als zich andere belangenorganisaties hebben gemeld en de rechter gaat over tot het aanwijzen van een exclusieve belangenbehartiger, wordt de uitspraak waarbij deze wordt aangewezen ook in het register aangetekend. Hetzelfde geldt voor een eventuele goedgekeurde collectieve schikking en de uitspraak waarbij de rechter een collectieve schadeafwikkeling vaststelt.

Verwerking persoonsgegevens

De stukken die in het register worden aangetekend, kunnen persoonsgegevens bevatten. De Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG) is van toepassing op de verwerking van deze gegevens.

Voor de verwerking van persoonsgegevens door aantekening in het register eist de AVG een grondslag voor verwerking. De wettelijke verplichting in de artikelen 1018c, 1018e, 1018h, 1018i en 1018j Rv om stukken aan te tekenen in het register biedt in dit geval de grondslag voor verwerking (artikel 6 lid 1 onder c AVG). De AVG verplicht in artikel 5 lid 1 en c de verwerking te beperken tot welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden (sub b «doelbinding») en tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt («minimale gegevensverwerking»). Het doel van de aantekening in het register is kenbaarheid van een ingestelde collectieve vordering voor anderen, gedupeerden of belangenorganisaties. Daarvoor is belangrijk dat zij kunnen zien welke belangenorganisatie tegen welke verweerder welke collectieve vordering instelt en op welke grondslag. De verplichting tot minimale gegevensverwerking brengt mee dat persoonsgegevens van natuurlijke personen zoveel mogelijk moeten worden geanonimiseerd1.

Om het doel van kenbaarheid voor anderen te bereiken zijn sommige persoonsgegevens, zoals de namen van partijen, van cruciaal belang voor de beoordeling door andere belangenorganisaties of zij ook een collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis willen instellen. Die gegevens moeten zichtbaar zijn in het register. Dit betekent dat de namen van partijen dus volledig en ongeanonimiseerd in het register moeten komen te staan. Voor de eiser van de collectieve vordering is dit geen probleem: alleen een vereniging of een stichting kan een 3:305a-actie instellen. Dit zijn geen natuurlijke personen. Ook de verweerders zullen in de praktijk veelal rechtspersonen zijn. Niet uitgesloten is dat (daarnaast) een natuurlijk persoon, bijvoorbeeld een grootaandeelhouder van een bedrijf, wordt gedagvaard. In dat geval zal de naam van deze persoon niet mogen worden geanonimiseerd in het register. Andere belangenorganisaties moeten kunnen beoordelen of zij hun collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis ook of juist niet tegen deze verweerder in willen stellen. Die beoordeling kan alleen als zij weten om wie het gaat.

Als de dagvaarding verder namen of andere persoonsgegevens van natuurlijke personen bevat voor de beschrijving van de gebeurtenis of voor het onderbouwen van de aard van de schade, moeten de gegevens van deze personen worden geanonimiseerd. Voor het bereiken van het doel van het register, het kunnen beoordelen of een andere belangenorganisatie ook een collectieve vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis, zijn deze gegevens niet cruciaal.

De (advocaat van de) belangenorganisatie is verantwoordelijk voor het waar nodig juist anonimiseren van persoonsgegevens van natuurlijke personen in de stukken die zij aanlevert voor aantekening in het register. Het gerecht waar de procedure aanhangig is, is eveneens verantwoordelijk voor het zo nodig anonimiseren van de uitspraken die in het register worden opgenomen. De Raad houdt geen actief toezicht op de juistheid van deze anonimisering, vanzelfsprekend zal de Raad een mogelijkheid faciliteren voor betrokkenen tot het signaleren van anonimiseringsfouten waarna hij in contact treedt met de advocaat of het gerecht dat het desbetreffende stuk aanleverde. De Raad kan eventueel de vorm van de aantekening aanpassen om te voldoen aan webrichtlijnen over bijvoorbeeld de leesbaarheid voor slechtzienden. Voor de registratie van rechterlijke uitspraken hanteert de Rechtspraak dezelfde wettelijke en beleidsmatige uitgangspunten (anonimiseringsrichtlijnen) als voor de anonimisering van overige uitspraken.

Ingevolge de AVG mogen gegevens niet langer dan nodig worden bewaard of verwerkt. Op enig moment moeten gegevens weer worden verwijderd. De beschikbaarheid van de gegevens in het centraal register voor collectieve acties kan gedurende de hele procedure over de collectieve vordering van belang blijven voor andere belangenorganisaties en hun achterban. Mogelijk meldt een belangenorganisatie zich niet omdat zij meent dat haar collectieve vordering buiten het bereik van de collectieve vordering in het register valt. In dat geval blijft voor haar nuttig om in het register de informatie over deze laatste collectieve vordering te kunnen inzien. De gegevens in het register mogen daarom pas na afloop van de procedure door de houder van het register uit het register worden verwijderd. Een goedgekeurde collectieve schikking zou in elk geval zichtbaar moeten blijven totdat de termijn voor het doen van aanvragen voor een uitkering op basis van die schikking is verstreken. Pas daarna mag – en moet – de Raad die verwijderen. Rechterlijke uitspraken in de collectieve procedure blijven ook daarna van belang en hoeven daarom niet te worden verwijderd.

Aan de uitvoering van deze regeling zijn geen substantiële kosten verbonden.

Dit besluit treedt op dezelfde dag in werking als de wet.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Voor dit register zal in de praktijk eerder sprake zijn van pseudonimisering in de zin van de AVG, omdat de informatie mogelijk nog wel herleidbaar is tot individuele personen aangezien echter de term anonimiseren bij rechtspraak gebruikelijk is, is ervoor gekozen die terminologie in deze toelichting aan te houden.

Naar boven