Besluit van 25 november 2019 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 13 november 2019 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken erin te voorzien dat de quotumheffing niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 2019, nr. 2019-0000166791,

Gelet op artikel IV van de Wet van 13 november 2019 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen van de Wet van 13 november 2019 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. artikel III terug werkt tot en met 1 januari 2019;

  • b. artikel I, onderdelen A, onder 1, C, onder 4, en D, onder 2, en artikel II, onder 1, terug werken tot en met 1 december 2018;

  • c. artikel I, onderdeel E, terug werkt tot en met 1 januari 2018;

  • d. artikel II, onder 2, terug werkt tot en met 1 januari 2016;

  • e. artikel I, onderdelen A, onder 2, en C, onder 1, sub b, terug werken tot en met 1 mei 2015.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 november 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Uitgegeven de derde december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel IV van de Wet van 13 november 2019 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440) voorziet in de inwerkingtreding op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip van de artikelen van die wet. Dat tijdstip kan voor de artikelen of onderdelen daarvan verschillend worden vastgesteld, waar nodig met terugwerkende kracht. Het onderhavige besluit voorziet in inwerkingtreding met ingang van de dag na plaatsing in het Staatsblad, waarbij voor de meeste onderdelen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van terugwerkende kracht. Het tijdstip van inwerkingtreding en de verschillende termijnen van de terugwerkende kracht worden hieronder toegelicht.

Op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad treden zonder terugwerkende kracht in werking de artikelen I, onderdelen B, C (met uitzondering van het eerste subonderdeel onder b, en het vierde subonderdeel) en D (met uitzondering van het tweede subonderdeel). Deze onderdelen hebben betrekking op het introduceren van de mogelijkheid tot de-activering van de quotumheffing en op enkele technische correcties in de wijze van berekening van het quotumpercentage. Voor deze onderdelen is terugwerkende kracht niet nodig, maar het is wel wenselijk dat deze zo snel als mogelijk in werking treden.

Met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2019 treedt artikel III in werking, dat strekt tot wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Aanpassingen in de loonkostenvoordelen op grond van de Wtl kunnen slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van een jaar. Voor de groepen die met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2018 aan de doelgroep banenafspraak worden toegevoegd (zie hierna), is derhalve vanaf 1 januari 2019 het instrument van een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak beschikbaar. Dit geldt ook voor arbeidsbeperkten die niet langer aan de voorwaarden voldoen voor het zijn van arbeidsbeperkte en op grond van de zogeheten «uitlooptermijn» nog zijn opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten. Bij brief van 20 november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) is aan beide kamers van de Staten-Generaal medegedeeld dat vanaf die datum zal worden geanticipeerd op deze wijzigingen.

Met terugwerkende kracht tot en met 1 december 2018 treden artikel I, onderdelen A, onder 1, C, onder 4, en D, onder 2, en artikel II, onder 1, in werking. Deze artikelen betreffen de wijzigingen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) die enerzijds betrekking hebben op het weer toevoegen van arbeidsbeperkten die eerder waren uitgeschreven wegens het verlopen van de registratietermijn (T+2-regel) aan de registratie arbeidsbeperkten, en anderzijds op het gelijkschakelen van arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, tweede lid, van de Wfsv met de doelgroep banenafspraak. Het zelfde geldt voor de wijziging in de aanspraak op de no-riskpolis op grond van artikel 29b van de Ziektewet (artikel II, onder 1). Deze artikelen werken terug tot en met 1 december 2018. Bij eerdergenoemde brief van 20 november 2018 aan beide kamers van de Staten-Generaal is medegedeeld dat vanaf die datum zal worden geanticipeerd op deze wijzigingen. Door te anticiperen op deze wijzigingen tellen beide groepen ook mee als arbeidsbeperkte voor de monitorresultaten over het jaar 2018.

Met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018 treedt artikel I, onderdeel E, in werking. Deze wijziging heeft betrekking op het ondanks het activeren niet uitvoeren van de quotumheffing met betrekking de kalenderjaren die gelegen zijn voor 1 januari 2022. Inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot en met die datum is nodig, omdat vanaf die datum de quotumheffing is geactiveerd voor de sector overheid. In de hiervoor genoemde brief aan beide kamers is eveneens aangekondigd dat op deze wijziging zal worden geanticipeerd.

Met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 treedt artikel II, onder 2, in werking. Deze wijziging hangt samen met de wijziging, opgenomen in artikel I, onderdeel A, onder 2, die met terugwerkende kracht tot en met 1 mei 2015 in werking treedt. Omdat de no-riskpolis op grond van de Ziektewet voor arbeidsbeperkten pas met ingang van 1 januari 2016 is gaan gelden, gaat de overeenkomstige wijziging in met terugwerkende kracht tot de laatstgenoemde datum.

Tot slot treedt artikel I, onderdelen A, onder 2, en C, onder 1, sub b, in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 mei 2015. Deze wijzigingen hebben betrekking op het aanmerken als arbeidsbeperkte van personen die niet langer aan de inhoudelijke criteria voor het zijn van arbeidsbeperkte voldoen, maar met inachtneming van een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn nog zijn opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten. Deze wijziging betreft het herstel van een technische omissie in de regelgeving, die overeenstemt met de bestaande praktijk en dient daarom terug te werken tot en met de datum van inwerkingtreding van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven