Besluit van 21 november 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de Wet van 10 juli 2019 tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris (Stb. 2019, 288), het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg en het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 november 2019, kenmerk 1584267-195310-WJZ, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op artikel 79 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, artikel 16:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikel VII van de Wet van 10 juli 2019 tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris (Stb. 2019, 288), artikel 7.1 van het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, artikel 8.1 van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg en artikel 15 van het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van 1 januari 2020 treden de volgende wetten en besluiten in werking, in de hieronder aangegeven volgorde:

  • a. de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;

  • b. de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van de artikelen 14:4, onderdeel E, subonderdeel b, 14:4, onderdeel H en 14:25, onderdeel C;

  • c. de Wet van 10 juli 2019 tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris (Stb. 2019, 288), met uitzondering van artikel I, onderdelen A en Ab;

  • d. het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;

  • e. het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg;

  • f. het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de bijbehorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 november 2019

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Uitgegeven de negenentwintigste november 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit wordt uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming, en regelt dat de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), de Wet van 10 juli 2019 tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris (Stb. 2019, 288) (Aanpassingswet), het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Bzd), het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg (Bvggz) en het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist met ingang van 1 januari 2020 in werking treden, conform het voornemen aangekondigd tijdens de behandeling van de Aanpassingswet in de Tweede Kamer in juni 2019.

Hierop worden enkele uitzonderingen gemaakt die nodig zijn uit een oogpunt van wetgevingstechniek.

Onderdeel b (Wvggz)

Artikel 14:4, onderdeel E, subonderdeel b, Wvggz (wijziging Wfz)

Voor de reden waarom artikel 14:4, onderdeel E, subonderdeel b, zijnde wijziging van artikel 37a Wetboek van Strafrecht (Sr), niet in werking moeten treden, wordt verwezen naar het thans in de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Kamerstukken 35 311). In dat wetsvoorstel wordt onder meer voorgesteld om het criterium voor het kunnen opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) in artikel 37a Sr te wijzigen. Deze wijzigingen zouden dan met elkaar conflicteren.

Artikel 14:4, onderdeel H, Wvggz (wijziging Wfz)

Door dit onderdeel niet in werking te laten treden wordt bereikt dat de evaluatie van de Wvggz, de Wzd en de Wfz gelijktijdig zal plaatsvinden. Dat is gewenst vanwege de onderlinge samenhang tussen deze wetten.

Artikel 14:25, onderdeel C, Wvggz (wijziging Sr)

Dit onderdeel treedt niet in werking vanwege de hiervoor genoemde wijziging van het tbs-criterium in artikel 37a Sr. In navolging daarvan zal ook het criterium voor het kunnen opleggen van een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (pij-maatregel; artikel 77s Sr) worden gewijzigd. Het wetsvoorstel daartoe is op dit moment in voorbereiding. Deze wijzigingen zouden dan met elkaar conflicteren en het tijdelijk hanteren van een andere terminologie bij de pij-maatregel dan bij de tbs-maatregel is onwenselijk.

Onderdeel c (Aanpassingswet)

Dit onderdeel is een zuiver wetstechnisch punt. De Aanpassingswet voorzag zekerheidshalve in een aantal bepalingen die er rekening mee hielden dat het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist niet tijdig gereed zou zijn. Nu dat besluit tijdig gereed is, kunnen die bepalingen achterwege blijven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven