Besluit van 14 maart 2019, houdende regels met betrekking tot de werking en exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en de beheerder van dat net in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Besluit grensoverschrijdend net Nederland – Verenigd Koninkrijk na Brexit)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 4 februari 2019, nr. WJZ / 19028033;

Gelet op de artikelen 10Aa, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 2b, zevende lid, van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 28 februari 2019, nr. No.W18.19.0032/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 12 maart 2019, nr. WJZ / 19061962;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

«Landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt»:

een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt als bedoeld in artikel 10Aa, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998 dan wel artikel 2b, zevende lid, van de Gaswet;

«Beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt»:

de beheerder als bedoeld in artikel 3 dan wel artikel 18;

«landelijk netbeheerder»:

de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, dan wel de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gaswet.

Artikel 2

  • 1. Een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die in elk geval qua rechtsvorm gescheiden is van de landelijk netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dan wel het landelijk gastransportnet, waar het aan gekoppeld is.

  • 2. Een beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt handelt onafhankelijk van een landelijk netbeheerder.

  • 3. De overeenkomsten tussen een beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en een landelijk netbeheerder zullen een goed netbeheer door de landelijk netbeheerder niet schaden, zijn niet-discriminatoir en marktconform.

  • 4. De exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt gaat niet ten koste van de mededinging of de efficiënte werking van de elektriciteits- dan wel gasmarkt, en is niet nadelig voor de efficiënte werking van het net van een landelijk netbeheerder.

HOOFDSTUK 2 – REGELS OVER DE WERKING EN EXPLOITATIE VAN HET LANDSGRENSOVERSCHRIJDEND NET MET HET VERENIGD KONINKRIJK VOOR HET TRANSPORT VAN GAS

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 3

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

«de beheerder»:

de beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en waardoor gas wordt getransporteerd;

«net»:

landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en waardoor gas wordt getransporteerd op en vanaf het punt waar het gas op Nederlands grondgebied wordt ingevoed of onttrokken tot de plek waar het gas het Nederlands grondgebied verlaat of binnenkomt;

«netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet»:

de beheerder van het landelijk gastransportnet in het Verenigd Koninkrijk;

«netbeheerder van het landelijk gastransportnet»:

de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gaswet;

«punt»:

het fysieke punt waar het gas wordt ingevoed in of onttrokken aan het landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt;

«gebruiker»:

degene voor wie met behulp van het net het transport van gas wordt verricht;

«uitzonderlijke gebeurtenis»:

elke niet-geplande gebeurtenis die niet redelijkerwijs te controleren of te voorkomen is en die gedurende een beperkte periode een capaciteitsvermindering kan veroorzaken waardoor de hoeveelheid of de kwaliteit van het gas in het punt wordt beïnvloed, met mogelijke effecten op de interacties tussen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en tussen de beheerder, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en gebruikers;

«lopende verschilrekening»:

een rekening tussen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, te gebruiken om de stuurafwijkingen in een punt te beheren teneinde de allocatie van capaciteit aan gebruikers te vereenvoudigen;

«gemeten hoeveelheid»:

de hoeveelheid gas die overeenkomstig de meetapparatuur van de beheerder per tijdsperiode fysiek over het punt heeft gestroomd;

«stuurafwijking»:

het verschil tussen de hoeveelheid gas die de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voornemens waren te doen stromen, en de gemeten hoeveelheid.

Artikel 4
  • 1. De beheerder maakt geen deel uit van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt.

  • 2. Rechtspersonen en vennootschappen die deel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt, houden geen aandelen in de beheerder of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook de beheerder behoort en nemen niet deel in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook de beheerder behoort.

  • 3. De beheerder en met de beheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

    • a) houden geen aandelen in een rechtspersoon die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt;

    • b) nemen niet deel in een vennootschap die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt of in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt.

  • 4. De beheerder informeert Autoriteit Consument en Markt bij wijzigingen van de vennootschapsstructuur, zeggenschapsstructuur, of wijzigingen van een andere aard, die van invloed zijn op het bepaalde in dit artikel.

Artikel 5

In afwijking van artikel 4, tweede lid, is toegestaan dat een rechtspersoon of vennootschap, die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt, aandelen houdt in de beheerder of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook de beheerder behoort, indien geen van zijn aandeelhouders met tegenstrijdig belangen directe of indirecte invloed kan uitoefenen op besluiten van de beheerder.

Artikel 6
  • 1. De beheerder heeft tot taak het in evenwicht houden van het net op basis van de door hem opgestelde balanceringsregels.

  • 2. De balanceringsregels worden ontworpen op eerlijke, niet-discriminatoire en transparante wijze, zij zijn gebaseerd op objectieve criteria. De balanceringsregels zijn een afspiegeling van de werkelijke systeembehoeften, rekening houdend met de voor de beheerder beschikbare hulpmiddelen. Balanceringsregels zijn marktgericht.

  • 3. De beheerder publiceert op een geschikte wijze en op een voor ieder toegankelijke website de balanceringsregels.

Paragraaf 2. Interoperabiliteit

Artikel 7
  • 1. De beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet sluiten met inachtneming van de artikelen 9 tot en met 13 een overeenkomst en nemen daarbij in ieder geval op:

    • a) voorschriften voor het beheersen van de gasstroom;

    • b) meetbeginselen ter bepaling van gashoeveelheden en -kwaliteit;

    • c) regels voor de toewijzing van gashoeveelheden;

    • d) communicatieprocedures in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen;

    • e) beslechting van geschillen in het kader van de overeenkomst;

    • f) wijzigingsprocedure voor de overeenkomst.

  • 2. De in het eerste lid genoemde voorwaarden en bepalingen van de overeenkomst, of alle wijzigingen daarvan, worden binnen tien dagen na de sluiting of wijziging van de overeenkomst door de beheerder medegedeeld aan Autoriteit Consument en Markt.

  • 3. Op verzoek van Onze Minister deelt de beheerder binnen een termijn van tien dagen de overeenkomst mee.

Artikel 8

Voor uitvoering van de taak genoemd in artikel 52a Gaswet, kan Onze Minister verlangen van de beheerder dat hij hem gegevens en inlichtingen verstrekt binnen een door hem te bepalen termijn en op een door hem te bepalen wijze.

Artikel 9
  • 1. Met betrekking tot het beheersen van de gasstroom zorgen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ervoor dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 7, eerste lid:

    • a) voorschriften worden vastgesteld om een gecontroleerde, nauwkeurige, voorspelbare en efficiënte gasstroom over het punt mogelijk te maken;

    • b) voorschriften worden vastgesteld voor de sturing van de gasstroom over het punt en voor het minimaliseren van verstoringen van de stroom volgend uit het matchingsproces;

    • c) de beheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet wordt aangewezen voor het sturen van de gasstroom over het punt;

    • d) wanneer de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet er niet in slagen overeenstemming over deze aanwijzing te bereiken, wordt de beheerder danwel de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voor zover hij de apparatuur voor het beheersen van de gasstroom onder zijn hoede heeft, in samenwerking met de beheerder danwel de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voor zover hij de apparatuur voor het beheersen van de gasstroom niet onder zijn hoede heeft, belast met het sturen van de gasstroom over het punt.

  • 2. Om de gasstroom te sturen, beslist de beheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, die overeenkomstig het eerste lid, onderdeel c, is aangewezen, over de hoeveelheid en de richting van de gasstroom voor het punt en voor elk uur van de gasdag en waakt ervoor dat de beheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, die niet overeenkomstig het eerste lid, onderdeel c, is aangewezen, de contractuele verplichtingen inzake druk in acht neemt:

    • a) op een niveau van nauwkeurigheid dat voldoende hoog ligt om de stuurafwijking te minimaliseren; en

    • b) op een niveau van stabiliteit dat in overeenstemming is met een efficiënt gebruik van het net en het landelijk gastransportnet.

  • 3. De hoeveelheid en richting van de gasstroom die de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn overeengekomen, weerspiegelen:

    • a) het resultaat van het matchingsproces;

    • b) de correctie van de lopende verschilrekening;

    • c) alle efficiënte regelingen voor het beheersen van de gasstroom tussen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet met het oog op het op- en afregelen (ramp-up, ramp-down), de minimumstroomwaarde, het splitsen van de stroom in een virtueel punt, als dat aanwezig is, en/of de wisseling van stroomrichting of de efficiëntie van de operationele kosten;

    • d) alle regelingen voor het beheer van grensoverschrijdende handelsbeperkingen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen overeenkomstig artikel 14 en/of odorisatiepraktijken overeenkomstig artikel 15.

  • 4. De beheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan ertoe besluiten de hoeveelheid gas of de richting van de gasstroom, of beide, te wijzigen wanneer dit nodig is om:

    • a) te voldoen aan de bepalingen van de voor het punt geldende nationale veiligheidswetgeving;

    • b) te voldoen aan de voorschriften die zijn neergelegd in de noodplannen en preventieve actieplannen;

    • c) te reageren wanneer het net of het landelijk gastransportnet getroffen wordt door een uitzonderlijke gebeurtenis.

Artikel 10
  • 1. Met betrekking tot de meetbeginselen voor volume, energie en gaskwaliteit zorgen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ervoor dat de voor het punt geldende meetnormen duidelijk zijn vastgesteld en omschreven in de overeenkomst, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2. De beheerder is belast met de installatie, het beheer en het onderhoud van de meetapparatuur. Op de beheerder berust de verplichting om alle informatie en gegevens met betrekking tot de meting van gasstromen in het punt tijdig en met een vastgestelde frequentie ter beschikking te stellen aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet.

  • 3. Bij de installatie, het beheer en het onderhoud van de meetapparatuur in een punt wordt rekening gehouden met de technische eisen die bij nationale regelgeving aan de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn opgelegd.

  • 4. De beheerder sluit een overeenkomst met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, en streeft ernaar een overeenkomst te sluiten met de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet, over basismeetbeginselen, die minimaal de volgende elementen omvatten:

    • a) een beschrijving van het meetstation, met onder meer een beschrijving van de te gebruiken meet- en analyseapparatuur en nadere bijzonderheden over reserveapparatuur die bij storingen van de hoofdapparatuur kan worden gebruikt;

    • b) de gaskwaliteitsparameters en het te meten volume en de te meten energie-inhoud, alsook het meetbereik en de maximaal toegestane fout of onzekerheidsmarge waarbinnen de meetapparatuur werkt, de meetfrequentie, de gebruikte eenheden en overeenkomstig welke normen de metingen gebeuren, en de eventueel te gebruiken conversiefactoren;

    • c) de procedures en methoden die zullen worden gebruikt om de niet rechtstreeks gemeten parameters te berekenen;

    • d) een beschrijving van de methode die wordt gebruikt voor de berekening van de maximaal toegestane fout of onzekerheid bij de bepaling van de getransporteerde energie;

    • e) een beschrijving van het voor de te meten parameters gebruikte proces van gegevensvalidatie;

    • f) de regelingen voor de validatie van de meting en de kwaliteitsborging, inclusief de verificatie- en aanpassingsprocedures;

    • g) de manier waarop gegevens, inclusief frequentie en inhoud, worden uitgewisseld tussen de beheerder, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet wat de gemeten parameters betreft;

    • h) de specifieke lijst van signalen en alarmen die door de beheerder die de meetapparatuur beheert, moet worden doorgegeven aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet;

    • i) de methode voor de bepaling van een meetcorrectie en alle daaropvolgende procedures die vereist kunnen zijn in een tijdelijke situatie waarin de meetapparatuur foutief blijkt te hebben gewerkt (een te lage of een te hoge meting die buiten het vastgestelde onzekerheidsbereik valt). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet neemt dan passende actie om deze situatie te beëindigen;

    • j) voor de beheerder geldende regels in het geval van storing van de meetapparatuur;

    • k) voor de beheerder geldende regels voor:

      • i) toegang tot de meetfaciliteit;

      • ii) aanvullende verificaties van de meetfaciliteit;

      • iii) aanpassing van de meetfaciliteit;

      • iv) aanwezigheid tijdens kalibratie- en onderhoudswerkzaamheden aan de meetfaciliteit.

Artikel 11
  • 1. Met betrekking tot de toewijzing van gashoeveelheden waarborgen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in de overeenkomst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de consistentie tussen de toegewezen hoeveelheden aan beide zijden van het punt.

  • 2. Tenzij door de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in hun overeenkomst anderszins is overeengekomen, gebruiken de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een lopende verschilrekening. De beheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet die de meetapparatuur onder zijn hoede heeft, herberekent de lopende verschilrekening op basis van de gevalideerde hoeveelheden en deelt het resultaat mede aan de beheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

  • 3. Wanneer een lopende verschilrekening wordt gebruikt:

    • a) wordt de stuurafwijking gealloceerd aan een lopende verschilrekening van de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en zijn de toewijzingen die door de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan gebruikers danwel netgebruikers van het landelijk gastransportnet, moeten worden toegekend, gelijk aan de bevestigde hoeveelheden;

    • b) handhaven de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een balans van de lopende verschilrekening die zo dicht mogelijk bij nul ligt;

    • c) wordt bij de vaststelling van de grenzen van de lopende verschilrekening rekening gehouden met de kenmerken van het punt, en met name met:

      • i) de fysieke kenmerken van het punt;

      • ii) de leidingbuffercapaciteit van het net en het landelijk gastransportnet;

      • iii) de totale technische capaciteiten in het punt;

      • iv) de dynamiek van de gasstroom van het net en het landelijk gastransportnet. Wanneer de vastgestelde grenzen van de lopende verschilrekening zijn bereikt, kunnen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overeenkomen de desbetreffende grenswaarden te verhogen teneinde toewijzingen aan gebruikers danwel netgebruikers van het landelijk gastransportnet toe te kennen die gelijk zijn aan hun bevestigde hoeveelheden, dan wel kunnen zij hoeveelheden aan gebruikers danwel netgebruikers van het landelijk gastransportnet toewijzen die op evenredige wijze zijn gebaseerd op de gemeten hoeveelheid gas die overeenkomstig de meetapparatuur van de beheerder per tijdsperiode fysiek over het punt heeft gestroomd.

  • 4. De beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kunnen overeenkomen om een andere toewijzingsregel dan de lopende verschilrekening te handhaven of toe te passen, op voorwaarde dat deze regel gepubliceerd is en dat gebruikers danwel netgebruikers van het landelijk gastransportnet zijn uitgenodigd om binnen een termijn van ten minste twee maanden na publicatie van de toewijzingsregel hun opmerkingen over de voorgestelde toewijzingsregel te maken.

Artikel 12
  • 1. De beheerder stelt communicatieprocedures met de netbeheerder van het landelijk gastransport vast in de overeenkomst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en streeft naar vaststelling van communicatieprocedures met de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet. Deze communicatieprocedures dienen snelle en gelijktijdige communicatie in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen te vergemakkelijken.

  • 2. Op de beheerder rust de verplichting om, als zij getroffen wordt door een uitzonderlijke gebeurtenis, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet in kennis te stellen van deze uitzonderlijke gebeurtenis en alle nodige informatie te verstrekken over:

    • a) het eventuele effect op de hoeveelheden en kwaliteit van het gas dat door het punt kan worden getransporteerd;

    • b) het verwachte en feitelijke einde van de uitzonderlijke gebeurtenis.

Artikel 13
  • 1. De beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet werken met elkaar samen en werken samen met de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet om beperkingen van de grensoverschrijdende handel tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen te voorkomen. De desbetreffende acties, door de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van hun standaardactiviteiten geïnitieerd en uitgevoerd, kunnen onder meer uitruil (swapping) en menging (co-mingling) omvatten.

  • 2. Wanneer een beperking van de grensoverschrijdende handel ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen niet kan worden vermeden, informeren de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet Autoriteit Consument en Markt en Onze Minister.

  • 3. Autoriteit Consument en Markt kan de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opdragen om binnen een tijdsbestek van twaalf maanden successievelijk de onder a) tot en met e) bedoelde maatregelen te treffen:

    • a) samenwerking en uitwerking van technisch haalbare opties, zonder een wijziging van de gaskwaliteitsspecificaties, wat nadere afspraken over de gasstroom en gasbehandeling kan inhouden met als doel een einde te maken aan de erkende beperking;

    • b) gezamenlijke uitvoering van een kosten-batenanalyse inzake de technisch haalbare opties, met als doel in economische zin doeltreffende oplossingen uit te werken met daarbij een uitsplitsing van de kosten en baten onder de categorieën van betrokken partijen;

    • c) opstelling van een raming van de uitvoeringstijd voor elke potentiële optie;

    • d) uitvoering van een openbare raadpleging over de geïdentificeerde haalbare oplossingen, en vervolgens rekening houden met de resultaten van die raadpleging;

    • e) indiening van een gezamenlijk voorstel om een einde te maken aan de erkende beperking, met inbegrip van een tijdschema voor de tenuitvoerlegging, gebaseerd op de kosten-batenanalyse en de resultaten van de openbare raadpleging.

  • 4. Wanneer de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geen overeenstemming over een oplossing bereiken, stellen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet Autoriteit Consument en Markt daarvan onverwijld in kennis.

  • 5. De beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voeren het voorstel, bedoeld in het derde lid, onderdeel e, uit, indien Autoriteit Consument en Markt daarmee heeft ingestemd.

Artikel 14
  • 1. De beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet streven naar samenwerking met de netbeheerder van het aangrenzende landelijk gastransportnet om beperkingen van de grensoverschrijdende handel tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk ten gevolge van onderling verschillende odorisatiepraktijken te vermijden.

  • 2. Wanneer een beperking van de grensoverschrijdende handel tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, ten gevolge van onderling verschillende odorisatiepraktijken niet kan worden vermeden informeren de beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet Autoriteit Consument en Markt en Onze Minister.

Paragraaf 3. Uitwisseling van gegevens

Artikel 15
  • 1. De beheerder gebruikt het in dit artikel gedefinieerde gemeenschappelijk stelsel van eenheden.

  • 2. Voor de parameters druk, temperatuur, volume, calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index gebruikt de beheerder de volgende eenheden:

    • a) druk: bar

    • b) temperatuur: °C (graden Celsius)

    • c) volume: m3

    • d) calorische bovenwaarde (GCV): kWh/m3

    • e) energie: kWh (gebaseerd op de GCV)

    • f) Wobbe-index: kWh/m3 (gebaseerd op de GCV).

    Wat druk betreft, geeft de beheerder aan of de waarde verwijst naar absolute druk (bar (a)) of relatieve druk (bar (g)).

    De referentieomstandigheden voor volume zijn 0 °C en 1,01325 bar (a). Voor calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index is de standaard verbrandingsreferentietemperatuur 25 °C. Wanneer de beheerder gegevens inzake volume, calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index mededeelt of publiceert, specificeert zij de referentieomstandigheden waaronder deze waarden zijn berekend.

  • 3. De beheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kunnen met instemming van Autoriteit Consument en Markt overeenkomen andere referentieomstandigheden voor de uitwisseling van gegevens te gebruiken.

Artikel 16
  • 1. De beheerder gebruikt één of meer van de volgende types van gegevensuitwisseling:

    • a) op documenten gebaseerde gegevensuitwisseling: de gegevens worden in de vorm van een bestand en automatisch uitgewisseld tussen de respectieve IT-systemen;

    • b) geïntegreerde gegevensuitwisseling: de gegevens worden uitgewisseld tussen twee applicaties die zich direct op de respectieve IT-systemen bevinden;

    • c) interactieve gegevensuitwisseling: de gegevens worden op interactieve wijze uitgewisseld met behulp van een webapplicatie via een browser.

  • 2. De gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens omvatten het protocol, het gegevensformaat en het netwerk. Voor elk van de in het eerste lid genoemde types van gegevensuitwisseling worden de volgende gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens gebruikt:

    • a) voor de op documenten gebaseerde gegevensuitwisseling:

      • i) protocol: AS4;

      • ii) gegevensformaat: Edig@s-XML of een equivalent gegevensformaat dat een identieke mate van interoperabiliteit waarborgt;

    • b) voor de geïntegreerde gegevensuitwisseling:

      • i) protocol: HTTP/S-SOAP;

      • ii) gegevensformaat: Edig@s-XML of een equivalent gegevensformaat dat een identieke mate van interoperabiliteit waarborgt;

    • c) voor de interactieve gegevensuitwisseling: protocol HTTP/S.

    Voor alle types van gegevensuitwisseling als omschreven onder a) tot en met c), is het netwerk het internet.

Artikel 17
  • 1. De beheerder is belast met de invoering en handhaving van passende beveiligingsmaatregelen. Meer in het bijzonder:

    • a) beveiligt hij de communicatieketen teneinde een beveiligde en betrouwbare communicatie te waarborgen, waaronder begrepen ook de bescherming van de vertrouwelijkheid via encryptie, de integriteit en authenticiteit via ondertekening door de afzender en de niet-weerlegbaarheid via een ondertekende bevestiging;

    • b) legt hij afdoende beveiligingsmaatregelen ten uitvoer om onbevoegde toegang tot hun IT-infrastructuur te voorkomen;

    • c) stelt hij de andere partijen waarmee hij communiceert onverwijld in kennis van elke onbevoegde toegang die tot hun eigen systeem heeft plaatsgevonden of kan hebben plaatsgevonden.

  • 2. De beheerder is belast met het waarborgen van de beschikbaarheid van zijn eigen systeem, en:

    • a) neemt passende maatregelen om te voorkomen dat een probleem op één punt in het systeem, inclusief de netwerkverbinding(en) met de aanbieder(s) van internetdiensten, het hele gegevensuitwisselingssysteem onbeschikbaar maakt;

    • b) verwerft de passende diensten en ondersteuning van zijn aanbieder(s) van internetdiensten;

    • c) minimaliseert de tijd waarin het systeem niet beschikbaar is ten gevolge van geplande IT-onderhoudswerkzaamheden en informeert zijn wederpartijen tijdig van dergelijke geplande perioden waarin het systeem niet beschikbaar is.

HOOFDSTUK 3 – REGELS OVER DE WERKING EN EXPLOITATIE VAN HET LANDSGRENSOVERSCHRIJDEND NET MET HET VERENIGD KONINKRIJK VOOR HET TRANSPORT VAN ELEKTRICITEIT

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 18

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

«de beheerder»:

de beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en waardoor elektriciteit wordt getransporteerd;

«net»:

landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en waardoor elektriciteit wordt getransporteerd;

«netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet»:

de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

«netbeheerder van het aangrenzende, landelijk hoogspanningsnet»:

de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet in het Verenigd Koninkrijk;

«UIOSI» («use-it-or-sell-it»):

beginsel op basis waarvan de capaciteit op het net van aangekochte en niet-genomineerde fysieke transmissierechten automatisch ter beschikking wordt gesteld voor de dag-vooruit-capaciteitstoewijzing en de houder van deze rechten een vergoeding van de beheerder ontvangt;

«UIOLI» («use-it-or-lose-it»):

beginsel op basis waarvan de capaciteit op het net van aangekochte en niet-genomineerde fysieke transmissierechten automatisch ter beschikking wordt gesteld aan de beheerder voor gebruik van de eerstvolgende beschikbare veiling van capaciteitstoewijzing en de houder van deze rechten geen vergoeding van de beheerder ontvangt.

Artikel 19

De beheerder is geen tarief verschuldigd voor het transport van elektriciteit, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 20
  • 1. De beheerder maakt geen deel uit van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit produceert of levert of daarin handelt.

  • 2. Rechtspersonen en vennootschappen die deel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit produceert of levert of daarin handelt, houden geen aandelen in de beheerder of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook de beheerder behoort en nemen niet deel in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook de beheerder behoort.

  • 3. De beheerder en met de beheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

    • a) houden geen aandelen in een rechtspersoon die in Nederland elektriciteit produceert of levert of daarin handelt of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon behoort die in Nederland elektriciteit produceert of levert of daarin handelt;

    • b) nemen niet deel in een vennootschap die in Nederland elektriciteit produceert of levert of daarin handelt of in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit produceert of levert of daarin handelt.

  • 4. De beheerder informeert Autoriteit Consument en Markt bij wijzigingen van de vennootschapsstructuur, zeggenschapsstructuur, of wijzigingen van een andere aard, die van invloed zijn op het bepaalde in dit artikel.

Artikel 21
  • 1. Een beheerder draagt er zorg voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op geen enkele wijze, waaronder financieel, aansprakelijk kan zijn voor handelingen van de beheerder of zijn aandeelhouders en dochtermaatschappijen.

  • 2. Een beheerder draagt er zorg voor dat netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op geen enkele wijze financieel zal bijdragen aan de exploitatie van het net.

Artikel 22
  • 1. Voordat de beheerder van het net congestiebeheersprocedures hanteert, legt hij deze procedures ter goedkeuring voor aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 2. De Autoriteit Consument en Markt verleent de goedkeuring indien uit toetsing blijkt dat de methoden en voorwaarden redelijk, objectief, marktconform, niet-discriminatoir, transparant en in het belang van een goede marktwerking zijn.

  • 3. De beheerder rapporteert aan Autoriteit Consument en Markt over alle overeenkomsten die tussen hem en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor elektriciteit met betrekking tot het net zijn en worden aangegaan. De beheerder zal de definitieve overeenkomsten ter inzage overleggen aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 4. De beheerder publiceert zijn goedgekeurde voorstel voor zijn congestiebeheersprocedures, bedoeld in het eerste lid, op een voor eenieder toegankelijke website.

  • 5. De beheerder en zijn aandeelhouders en dochtermaatschappijen zullen zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van artikel 17a van de Elektriciteitswet 1998 aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zijn opgedragen.

  • 6. De beheerder handelt overeenkomstig de goedgekeurde congestiebeheersprocedures en meldt de Autoriteit Consument en Markt indien hij daarvan is afgeweken.

Artikel 23
  • 1. De beheerder maakt de maximale capaciteit van het net beschikbaar voor de markt.

  • 2. De beheerder past een UIOLI of UIOSI systeem toe dat transparant en niet-discriminatoir is bij de toewijzing van capaciteit op het net.

Paragraaf 2. Transparantie, verslag- en publicatieverplichtingen

Artikel 24
  • 1. De beheerder zal de hierna gespecificeerde informatie met betrekking tot de beschikbaarheid van de capaciteit, het toegepaste allocatiemechanisme en de allocatieresultaten publiceren op een voor eenieder toegankelijke website.

  • 2. De beheerder publiceert:

    • a) jaarlijks de berekende veilig beschikbare transportcapaciteit voor het volgend kalenderjaar op uurbasis;

    • b) ten hoogste twee dagen voor de dag van transport een zo nauwkeurig mogelijke waarde voor de veilig beschikbare transportcapaciteit voor de betreffende dag van transport op uurbasis;

    • c) zo spoedig mogelijk eventuele wijzigingen van de onder a en b genoemde veilig beschikbare transportcapaciteit;

    • d) dagelijks de beschikbare capaciteit voor dag-vooruit-transporten voor de volgende dag op uurbasis.

  • 3. De beheerder publiceert, wanneer hij gebruik maakt van een expliciete veilingmethodiek:

    • a) een duidelijke uitleg van de werking van de toegepaste allocatiemethodiek voor de expliciete veiling;

    • b) onmiddellijk na het uitvoeren van een expliciete veiling de hoeveelheid toegewezen capaciteit en de prijs daarvan.

  • 4. De beheerder publiceert, wanneer hij gebruik maakt van een impliciete veilingmethodiek:

    • a) een duidelijke uitleg van de werking van de toegepaste allocatiemethodiek voor de impliciete veiling;

    • b) voor zover mogelijk en noodzakelijk voor de Nederlandse elektriciteitsbeurs marktprijzen en verhandelde volumes op uurbasis binnen een redelijke termijn.

Artikel 25
  • 1. De beheerder stuurt binnen een redelijke termijn na de dag waarop het tien jaar geleden is dat het net voor het eerst in gebruik is genomen een financieel verslag aan de Autoriteit Consument en Markt. Het financieel verslag bevat:

    • a) de werkelijke gemaakte kosten en behaalde omzetten tot aan de dag waarop het tien jaar is geleden dat het net voor het eerst in gebruik is genomen;

    • b) een bijgestelde raming van de verwachte kosten en opbrengsten voor de periode van vijftien jaar na de dag waarop het tien jaar geleden is dat het net voor het eerst in gebruik is genomen;

    • c) een bijgestelde raming van de interne rentabiliteit van de investering gebaseerd op de informatie bedoeld onder a) en b);

    • d) een vergelijking van de gegevens bedoeld onder a) tot en met c) met de equivalenten daarvan uit de ontheffingsaanvraag van de beheerder;

    • e) een verklaring waarmee de beheerder aantoont dat het financiële verslag alle relevante informatie bevat die noodzakelijk is om de totale kosten en baten van het project en het interne rendement van de investering nauwkeurig te controleren.

  • 2. Indien de bijgestelde raming van de interne rentabiliteit zoals genoemd in het financiële verslag meer dan een procentpunt hoger is dan de ten tijde van de indiening van de ontheffingsaanvraag geraamde interne rentabiliteit, staan voor de beheerder de volgende twee opties open:

    • a) de beheerder gebruikt het bedrag van de additionele winsten voor de financiering van een uitbreiding van de capaciteit van het net. Daarbij dient de uitbreiding van de capaciteit in gebruik te zijn genomen en beschikbaar te zijn voor energietransporten over het net voor 1 april 2036; of

    • b) de beheerder stemt ermee in dat het bedrag van de additionele winsten voor 1 april 2036 in twee gelijke delen wordt gesplitst. Deze delen worden betaald aan de landelijk netbeheerders wier netten het net is gekoppeld. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gebruikt dit bedrag voor de financiering van de gereguleerde activa in Nederland.

  • 3. Onder additionele winsten, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: het bedrag dat bij de werkelijke kosten over 25 jaar had moeten worden opgeteld om de interne rentabiliteit te verminderen tot een rentabiliteit die niet meer dan een procentpunt hoger ligt dan de in de ontheffingsaanvraag geraamde interne rentabiliteit.

Artikel 26
  • 1. De beheerder heeft in het kader van het beheer van het net tot taak:

    • a) het door hem beheerde net in werking te hebben, te onderhouden en te repareren;

    • b) de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en van het transport van elektriciteit over de net op de meest doelmatige wijze te waarborgen;

    • c) onverminderd artikel 31 op een geschikte wijze gegevens te publiceren over zijn koppelingen met netten, het gebruik van het net en de toewijzing van transportcapaciteit;

    • d) gebruikers van het net alle gegevens te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net inclusief gebruik ervan nodig hebben.

  • 2. In aanvulling op de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft de beheerder tevens tot taak:

    • a) de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor elektriciteit de gegevens te verschaffen die nodig zijn om een betrouwbare en efficiënte werking, alsmede de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit, van de netten te waarborgen;

    • b) tijdig en doeltreffend gegevens uit te wisselen over het functioneren van het net met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de netbeheerder van het aangrenzende landelijk hoogspanningsnet, in overeenstemming met de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vast te stellen minimale voorwaarden en verplichtingen inzake de operationele netwerkveiligheid;

    • c) onverminderd artikel 31 het openbaar maken van informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt.

Artikel 27

In aanvulling op de artikelen 24 tot en met 26 kan Autoriteit Consument en Markt aanvullende voorwaarden aan de informatievoorziening stellen, die moeten worden opgenomen in het voorstel, bedoeld in artikel 22.

Artikel 28

Voor uitvoering van de taak genoemd in artikel 4a Elektriciteitswet, kan Onze Minister verlangen van de beheerder dat hij hem gegevens en inlichtingen verstrekt binnen een door hem te bepalen termijn en op een door hem te bepalen wijze.

Artikel 29

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de beheerder en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van het net en het landelijk hoogspanningsnet, alsmede de samenwerking tussen de beheerder en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

HOOFDSTUK 4. INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 30

  • 1. Onze Minister kan verlangen dat een beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen verstrekt die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in de Gaswet en Verordening 715/2009 dan wel de Elektriciteitswet 1998 en Verordening 714/2009 opgedragen taken.

  • 2. Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijze kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3. Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over de beheerder van een landgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van de Gaswet en Verordening 715/2009 dan wel de Elektriciteitswet 1998 en Verordening 714/2009, uitsluitend voor de toepassing van de Gaswet en Verordening 715/2009 dan wel de Elektriciteitswet 1998 en Verordening 714/2009.

Artikel 31

  • 1. Wanneer een beheerder van een landgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, draagt hij er zorg voor dat die gegevens niet ter beschikking komen of kunnen komen van derden, tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt.

  • 2. Indien een beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.

  • 3. Een beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt maakt alle informatie openbaar die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt, voor zover deze redelijkerwijs te genereren is uit de informatie waarover hij beschikt op basis van de uitvoering van de op grond van dit besluit aan hem toegekende taken.

HOOFDSTUK 5. SANCTIES

Artikel 32

De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:

  • a) de artikelen 4 en 5 een bestuurlijke boete opleggen overeenkomstig artikel 60ad, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet;

  • b) artikel 8 een bestuurlijke boete opleggen overeenkomstig artikel 60ad, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet;

  • c) de artikelen 20, 26, eerste lid, onderdelen a en b, een bestuurlijke boete opleggen overeenkomstig artikel 77i, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998;

  • d) de artikelen 26, eerste lid, onderdelen c en d, en tweede lid, onderdelen a en b, en 28 een bestuurlijke boete opleggen overeenkomstig artikel 77i, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998;

  • e) artikel 30 een bestuurlijke boete opleggen overeenkomstig artikel 60ad, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet in geval de overtreding is gepleegd door de beheerder, bedoeld in artikel 3, en overeenkomstig artikel 77i, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998 in geval de overtreding is gepleegd door de beheerder, bedoeld in artikel 18;

  • f) artikel 31 een bestuurlijke boete opleggen overeenkomstig artikel 60ad, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet in geval de overtreding is gepleegd door de beheerder, bedoeld in artikel 3, en overeenkomstig artikel 77i, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 in geval de overtreding is gepleegd door de beheerder, bedoeld in artikel 18.

HOOFDSTUK 6. GESCHILBESLECHTING

Artikel 33

  • 1. Een partij die een geschil heeft met een beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van dit besluit uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van dit besluit voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.

  • 2. De Autoriteit Consument en Markt beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. De Autoriteit Consument en Markt kan de in de eerste volzin genoemde termijn met twee maanden verlengen als zij aanvullende gegevens nodig heeft. Indien de klager daarmee instemt, is verdere verlenging mogelijk.

  • 3. De geschilbeslechtingswerkzaamheden worden niet verricht door personen die betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 3, paragrafen 4 tot en met 6, van de Elektriciteitswet 1998 dan wel op grond van hoofdstuk 2, paragrafen 2.2. en 2.3, van de Gaswet.

  • 4. De beslissing van de Autoriteit Consument en Markt is bindend.

  • 5. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid, laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALING

Artikel 34

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit grensoverschrijdend net Nederland – Verenigd Koninkrijk na Brexit.

Artikel 35

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en met dien verstande dat:

  • a) artikel 5 vervalt met ingang van 3 december 2022;

  • b) de artikelen 22 tot en met 25 vervallen met ingang van 1 april 2036.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 maart 2019

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de twaalfde april 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze algemene maatregel van bestuur strekt ertoe een juridisch kader te bieden op grond waarvan de twee bestaande energieverbindingen voor respectievelijk het transport van elektriciteit en (aard)gas kunnen blijven functioneren in het geval het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (VK) met ingang van 30 maart 2019 de Europese Unie (EU) heeft verlaten zonder terugtrekkingsakkoord, of na afloop van de overgangsperiode zoals voorzien in deel V van het ontwerpterugtrekkingsakkoord, indien dit akkoord in werking treedt. De regering van het VK heeft op 29 maart 2017 overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) de Europese Raad in kennis gesteld van het voornemen zich terug te trekken uit de EU. Artikel 50, derde lid, van de VEU schrijft voor dat de EU-verdragen niet meer van toepassing zijn op het VK met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord. Wanneer er géén sprake is van een terugtrekkingsakkoord zal reeds met ingang van 30 maart 2019 deze situatie gelden.

De terugtrekking van het VK heeft belangrijke consequenties voor de energierelatie tussen Nederland en het VK op het gebied van aardgas en elektriciteit. De Nederlandse en Britse gas- en elektriciteitsmarkten zijn de afgelopen jaren namelijk in steeds grotere mate onderworpen aan Europese regelgeving en zijn mede daardoor ook in steeds grotere mate met elkaar geïntegreerd en vervlochten geraakt. Wanneer het VK zonder terugtrekkingsakkoord de EU verlaat, wordt het VK – vanuit het oogpunt van de EU – een zogenaamd derde land. Dit heeft tot gevolg dat de Europese Verdragen en hierop gebaseerde Europese regelgeving niet meer van toepassing zijn op het VK. Specifiek op energieterrein heeft dit tot gevolg dat het VK niet langer deel uitmaakt van de interne energiemarkt van de EU en de Europese regelgeving die daarvoor geldt. De verhouding tussen de EU en het VK valt dan onder de externe betrekkingen die de EU heeft met een derde land. De regels van de interne energiemarkt die tot op heden van toepassing waren op de grensoverschrijdende verbindingen voor gas en elektriciteit tussen Nederland en het VK, zijn op de datum van terugtrekking niet langer van toepassing op deze verbindingen. Er is dan geen juridisch kader meer voor de wijze waarop transportcapaciteit op de gas- en elektriciteitsverbindingen tussen Nederland en het VK aangeboden kan worden aan marktpartijen. De daardoor ontstane onzekerheid maakt energiehandel en -transport tussen beide landen niet meer mogelijk. Dit heeft negatieve effecten op de Nederlandse (en Britse) gas- en elektriciteitsmarkt en de beheerders van beide verbindingen, die voor hun inkomsten volledig afhankelijk zijn van de verkoop van de transportcapaciteit van de verbindingen.

Dit besluit zal slechts een tijdelijke werking hebben. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de voorstellen die thans binnen de EU in voorbereiding zijn voor de interne elektriciteits- en gasmarkt noodzaken tot een wijziging van de voorgestelde maatregelen. Dit heeft te maken met de mogelijke uitbreiding van de reikwijdte van deze voorstellen tot elektriciteits- en gasverbindingen met derde landen. Het EU-regelgevend kader zal dan op deze transmissieverbindingen ook van toepassing worden. Dergelijke voorstellen zijn gedaan met betrekking tot gasverbindingen bij het voorstel van 8 november 2017 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (COM(2017)660)). Strekking is daarbij dat de definitie van interconnectie-verbindingen niet alleen transmissieverbindingen tussen de lidstaten betreffen maar ook die met derde landen. Met betrekking tot elektriciteitsverbindingen kan gewezen worden op de besprekingen in het kader van het voorstel van 30 november 2016 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (COM(2016)864). Wanneer wordt uitgegaan van een implementatietermijn van één jaar zal dit betekenen dat naar verwachting medio 2020 het ontwerpbesluit wordt opgevolgd door nieuwe maatregelen. Ook de toekomstige relatie tussen Nederland en het VK of tussen de EU en het VK zal hoogstwaarschijnlijk noodzaken tot een aanpassing van de voorschriften.

2. Consequenties terugtrekking VK uit de EU voor de energieverbindingen

De terugtrekking van het VK brengt met zich mee dat het VK niet langer deel uit maakt van de geïntegreerde energiemarkt van de EU. Het regelgevend kader van de EU is dan niet meer van toepassing op de energiemarkt van het VK.1 Dit kader omvat richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten.

Dit EU-regelgevend kader kent specifieke kaders voor de regulering van elektriciteits- en aardgastransmissienetten met een uitgebreide rol voor de nationale toezichthouders. Een bijzonder onderdeel van deze transmissienetten wordt gevormd door zogeheten interconnectoren. Volgens de definitie gehanteerd in artikel 2, punt 13 van richtlijn 2009/72/EG, is een interconnector een uitrusting om elektriciteitssystemen onderling te koppelen. Volgens de definitie gehanteerd in artikel 2, punt 17, van richtlijn 2009/73/EG is een interconnector een transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met uitsluitend als bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten onderling te koppelen. Tot op heden gaat het Europese regelgevend kader uit van de gedachte dat interconnectoren zien op verbindingen tussen EU-lidstaten. Voor interconnectoren geldt in beginsel het normale, regulatoire regime dat van toepassing is op elektriciteits- en aardgastransmissienetten gelegen in de EU.

Voor nieuw te bouwen interconnectoren of substantiële uitbreidingen van bestaande interconnectoren bestaat de mogelijkheid een (gedeeltelijke) ontheffing te geven van het regulatoire regime (zie voor gas artikel 36 van richtlijn 2009/73/EG en voor elektriciteit artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009). Door een dergelijke ontheffing kunnen de investeerders hun substantiële investeringen makkelijker terugverdienen bij een nieuwe interconnector of uitbreiding van een bestaande interconnector. Dit stimuleert investeringen in interconnectiecapaciteit en daarmee ook de leveringszekerheid en de verduurzaming van de energievoorziening van de EU. Nederland heeft twee interconnectoren met het VK waarop het bovengenoemde Europeesrechtelijk kader van toepassing is. Het gaat voor elektriciteit om BritNed: een bi-directionele gelijkstroomhoogspannings-verbinding van 1.000 MegaWatt tussen het Britse Isle of Grain en de Nederlandse Maasvlakte. Deze verbinding wordt geëxploiteerd door Britned Ltd.: een joint venture van TenneT en National Grid. Op deze interconnector is een ontheffing van toepassing krachtens artikel 86c Elektriciteitswet 1998 en artikel 17 van Verordening (EG) nr. 715/2009. Voor gas gaat het om BBL: een hogedrukgasleiding van 235 kilometer die het Britse Bacton verbindt met het Nederlandse Balgzand. Deze verbinding wordt beheerd door BBL Company V.O.F., een samenwerking van Gasunie BBL B.V. (60%), Uniper Ruhrgas BBL B.V. (20%) en Fluxys BBL B.V. Op deze interconnector is een ontheffing van toepassing krachtens artikel 18h Gaswet en artikel 36 van richtlijn 2009/73/EG.

Dit complexe geheel aan regulering valt weg op de datum van terugtrekking van het VK uit de EU. Omdat de Europeesrechtelijke grondslag aan de specifieke ontheffingen die van toepassing zijn op beide interconnectoren komt te vervallen zullen deze ontheffingen moeten worden ingetrokken. Er is daarbij geen sprake van een vervangend internationaal verdrag of internationale regulering die een voortgezet effectief functioneren van beide landsgrensoverschrijdende verbindingen ondersteunt of mogelijk maakt. Zonder vooruit te lopen op de toekomstige samenwerking tussen het VK en de EU op het gebied van energie, is het noodzakelijk om te voorzien in het minimaal noodzakelijke juridische kader om het voortgezette functioneren van beide verbindingen met het VK als derde land mogelijk te maken.2

3. De grondslag van dit besluit

In verband met de situatie veroorzaakt door de terugtrekking van het VK en de onzekerheden omtrent het al dan niet tot stand komen en inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord en de nog te onderhandelen nieuwe relatie, is op 20 november 2018 bij de Tweede Kamer het voorstel van Wet tot wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit) ingediend.3 Dat wetsvoorstel voorziet in de noodzakelijke wettelijke grondslag voor dit besluit door een op de specifieke situatie van landsgrensoverschrijdende verbinding met een derde land toegesneden grondslag op te nemen in de vorm van een nieuw achtste lid van artikel 10Aa van de Elektriciteitswet 1998 en een nieuw zevende lid van artikel 2b Gaswet. Deze grondslagen bieden de regering de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) regels te stellen met betrekking tot een landgrensoverschrijdend net met een derde land en de beheerder van dat net. Daarmee kan snel en flexibel worden ingespeeld op de noodzaak te voorzien in een toepasselijk juridisch kader na 29 maart 2019. Dit besluit geeft uitvoering aan deze bevoegdheden.

In dit verband dient te worden toegelicht dat het begrip «landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt» zoals opgenomen in de nieuwe grondslag van het achtste lid van artikel 10Aa van de Elektriciteitswet 1998 en het zevende lid van artikel 2b Gaswet, geen species vormt van het begrip landsgrensoverschrijdend net als gedefinieerd in artikel 1, onderdeel as. van de Elektriciteitswet 1998 noch van het begrip landsgrensoverschrijdend gastransportnet als gedefinieerd in artikel 1, onderdeel z, van de Gaswet. Het is een eigenstandig begrip. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas), blijkt namelijk dat deze definities in artikel 1, onderdeel as. van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1, onderdeel z van de Gaswet een uitdrukkelijk Europese oorsprong hebben en onlosmakelijk gekoppeld zijn aan de definitie van interconnector zoals opgenomen in de Europese regelgeving.4 Dit wordt nog verder versterkt door de omstandigheid dat in artikel 1, onderdeel at, van de Elektriciteitswet 1998 het begrip «interconnector-beheerder» wordt gedefinieerd als beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat geen deel uitmaakt van het landelijk hoogspanningsnet. Ook voor de Gaswet geldt een vergelijkbare koppeling (zie artikel 2b, eerste tot en met zesde lid). Daarbij kan er ook nog op worden gewezen dat bij interconnectoren expliciet rekening gehouden moet worden met de regulering van een andere lidstaat (zie artikel 2b, vierde, lid, Gaswet).

De Europese definitie van het begrip interconnector waarbij door de Nederlandse wetgever nauw is aangesloten, legt namelijk uitdrukkelijk de koppeling met lidstaten. In artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003, bepaalt dat een interconnector een transmissielijn is die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant, en de nationale transmissiesystemen van de lidstaten onderling koppelt. In artikel 2, van richtlijn 2009/73/EG is interconnector in onderdeel 17 gedefinieerd als een transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met uitsluitend als bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten onderling te koppelen. Dat de Europese definities van interconnector niet de verbindingen met derde landen omvatten, blijkt onder andere uit thans voorliggende wijzigingsvoorstellen van de Europese Commissie.5

Nu het VK niet langer als lidstaat van de EU kwalificeert, is het begrip «landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt» geïntroduceerd om duidelijk een onderscheid te kunnen maken met andere landsgrensoverschrijdende netten die wel binnen de reikwijdte van het Europese begrip interconnector vallen. Dit heeft tot gevolg dat het besluit dat op deze grondslag wordt gebaseerd alle noodzakelijke elementen dient te bevatten die noodzakelijk zijn voor het functioneren van deze verbindingen.

Waar de Verzamelwet Brexit ziet op een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt is het bereik van dit besluit beperkt tot een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en waardoor gas en elektriciteit wordt getransporteerd, zijnde een species van dat net.

4. De inhoud van dit besluit

Met dit besluit wordt voorkomen dat een juridische leemte kan ontstaan na 29 maart 2019 of na afloop van een eventuele overgangsperiode, met betrekking tot de gas- en elektriciteitsverbindingen tussen Nederland en het VK. Daarmee is de continuïteit van de energiehandel tussen beide landen geborgd en worden juridische onzekerheden en risico’s zoveel mogelijk weggenomen. Om de overgang voor marktpartijen zo soepel mogelijk te laten verlopen, is gekozen in dit besluit een regime op te nemen dat zo dicht mogelijk aansluit bij de rechten en plichten die gelden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit voor Britned Ltd. en BBL Company V.O.F. Het gaat daarbij niet alleen om Europeesrechtelijke voorschriften, maar ook om de voorschriften die voortvloeien uit het Europese recht en in de Gaswet en Elektriciteitswet 1998 zijn geïmplementeerd. Nationale en Europese voorschriften waarvan Britned Ltd. ofwel BBL Company V.O.F. ontheven zijn, zijn daarbij uiteraard niet overgenomen. Deze ontheffingen zelf zullen worden ingetrokken omdat de rechtsbasis daarvoor (de artikelen 86c Elektriciteitswet 1998 en 18h Gaswet) ligt in vervallen Europese regels (de artikelen 17 van Verordening (EG) nr. 715/2009 respectievelijk 36 van richtlijn 2009/73/EG). Hiermee vervallen ook de specifieke voorwaarden waaronder die ontheffingen zijn verleend, die in deze ontheffingen zijn opgenomen. Om te waarborgen dat deze van kracht blijven, zijn ook de voorwaarden uit de ontheffingen, voor zover nog relevant, in dit besluit overgenomen. Uitsluitend de bepalingen zijn opgenomen die noodzakelijk zijn voor het continueren van het functioneren van de verbindingen van Britned Ltd. en ofwel BBL Company V.O.F. Dit geldt niet voor alle voorschriften die voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijn voor Britned Ltd. en ofwel BBL Company V.O.F. Veel Europese voorschriften zien bijvoorbeeld op de relatie tussen interconnectorbeheerders en Europese instituties zoals het Europees netwerk voor transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSO-E), het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSOG) en het Agentschap voor de samenwerking van energieregulators (ACER). Dergelijke bepalingen zijn logischerwijs niet overgenomen omdat het VK bij uittreding niet langer lid zal zijn van deze organisaties. Daarnaast moet er ook mee rekening worden gehouden dat met het voorliggende besluit geen verplichtingen kunnen worden opgelegd aan partijen die niet in Nederland actief zijn, zoals de Britse transmissiesysteembeheerder, National Grid.

De inhoud van dit besluit is in nauw overleg met de Autoriteit Consument en Markt (de ACM) tot stand gekomen. Uiteraard zijn ook de beheerders van beide landsgrensoverschrijdende netten bij de totstandkoming van deze regels betrokken en is met de autoriteiten van het VK technisch-inhoudelijk afgestemd. Nederland heeft zich daarbij op de hoogte gesteld van de energie-gerelateerde «Statutory Instruments» van het VK die een gevolg zijn van de «EU withdrawal act 2018». Hierbij is er naar gestreefd om voor de toekomst zoveel mogelijk het samenwerken met de VK in deze specifieke situatie van gas- en elektriciteitsstromen tussen Nederland en het VK te faciliteren.

In de hoofdstukken 1 en 4 tot en met 6 van het besluit zijn de algemene voorschriften opgenomen die voor de landsgrensoverschrijdende netten die de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijden en waardoor gas danwel elektriciteit wordt getransporteerd gelden. Hoofdstuk 2 bevat specifieke bepalingen voor het landgrensoverschrijdende net met het Verenigd Koninkrijk waardoor gas wordt getransporteerd, hoofdstuk 3 voor dat waardoor elektriciteit wordt getransporteerd. In het artikelsgewijze gedeelte van deze toelichting is nader aangegeven welke Europeesrechtelijke voorschriften zijn opgenomen in deze hoofdstukken. Daarbij is eveneens ingegaan op noodzakelijk gebleken aanvullingen of wijzigingen van deze voorschriften.

5. Uitvoerings- en handhavingstoets

Gedurende de hele voorbereiding van dit besluit is intensief samengewerkt met de ACM. Als sluitstuk van dit proces is het besluit door de ACM getoetst op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. De ACM acht het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar indien bij de verdere vormgeving van het besluit voldoende rekening wordt gehouden met haar aandachtspunten. Het besluit is op een aantal punten aangepast.

Als eerste geeft de ACM aan dat zij van mening is dat uit de Gaswet en de E-wet zelf niet duidelijk blijkt dat de begrippen «landsgrensoverschrijdend (gastransport)net» en «interconnector-beheerder» na een Brexit niet meer van toepassing zijn op verbindingen met het VK. Wij wijzen er op dat de betreffende bepalingen in nationale wetgeving implementatie zijn van Europese verordeningen en richtlijnen. Deze zijn daarom onlosmakelijk gekoppeld aan de definities van «interconnector» zoals opgenomen in Europese regelgeving. In het algemeen deel van de toelichting, onder punt 3, wordt hier nader op ingegaan.

De ACM vraagt zich in haar toets af of via dit besluit ook verplichtingen opgelegd kunnen worden aan de beheerder van het landelijk gastransportnet en het landelijk hoogspanningsnet. De Verzamelwet Brexit bepaalt dat regels kunnen worden gesteld «met betrekking tot de werking en exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt en de beheerder van dat net, voor zover deze regels nodig zijn voor het functioneren en de exploitatie van dat net of voor het functioneren van die beheerder». Hierbij wordt opgemerkt dat de grondslag niet beperkt is tot het opstellen van regels die direct betrekking hebben op de beheerders van de grensoverschrijdende verbindingen, maar dat het regels betreft die «nodig zijn voor het functioneren en de exploitatie van dat (grensoverschrijdende) net». De extra verplichtingen die in dit besluit worden opgelegd aan de landelijke netbeheerders zijn alleen noodzakelijk om het functioneren en de exploitatie van de grensoverschrijdende netten mogelijk te maken en om die reden is daar voldoende grondslag voor. Verder legt dit besluit geen aanvullende verplichtingen op aan de beheerder van het landelijk gastransportnet en het landelijk hoogspanningsnet inzake datgene wat geldend is voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

Abusievelijk waren de ontvlechtingseisen opgenomen voor BBL Company V.O.F. maar niet voor Britned Ltd. De ACM heeft dit opgemerkt en dit is aangepast. Daarnaast heeft de ACM gewezen op het ontbreken van een aanwijzing- en certificeringssystematiek voor de beheerders. Om die reden kan de ACM niet op eenzelfde wijze handhaven op de ontvlechtingseisen als nu het geval is. Om dit op te lossen is in het besluit aanvullend opgenomen dat Britned Ltd. en BBL Company V.O.F. de ACM informeren over wijzigingen aan hun vennootschapsstructuur, zeggenschapsstructuur of wijzigingen van een andere aard die van invloed zijn op de ontvlechtingseisen. Hierdoor heeft de ACM de informatie die zij nodig heeft om effectief te kunnen handhaven op de ontvlechtingsbepalingen.

Terecht merkt de ACM daarnaast op dat handhaving al geregeld is in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en op grond van die bepalingen een last onder dwangsom kan opleggen aan Britned Ltd. en BBL Company V.O.F. Voor het opleggen van een bestuurlijke boete is een expliciete wettelijke grondslag nodig. Het voornemen is om daarin te voorzien bij de Tweede Nota van Wijziging bij de Verzamelwet Brexit.

De ACM vraagt zich af of het begrip «punt», welke in hoofdstuk 2 van dit besluit wordt geïntroduceerd, juridisch voldoende robuust is. Op grond van dit commentaar is de definitie van het begrip «punt» aangepast en in de toelichting nader geëxpliciteerd om wat voor type punt het precies gaat.

De ACM stelt dat de beschrijving van de reikwijdte van het besluit mogelijk onduidelijk is en tot problemen bij de uitvoering of handhaving kan leiden. Naar aanleiding van deze opmerkingen is het begrip aangepast en verplaatst naar de definities. In lijn met het commentaar is ook verder verduidelijkt dat besluit ook betrekking heeft op het punt zelf en de eventuele «reverse flow» die in de toekomst mogelijk wordt gemaakt voor transporten van het VK naar Nederland.

Vervolgens wijst de ACM op het gebruik van verschillende begrippen in de artikelen 5 en 6 over ontvlechting en de uitzondering daarop. Deze artikelen zijn aangepast, waarbij in de redactie rekening is gehouden met dit commentaar.

De ACM ziet daarnaast problemen bij de uitvoering van de procedure voor vaststelling van de balanceringsregels in artikel 7. De procedure voor vaststelling is sindsdien echter gewijzigd en de goedkeuringsprocedure is komen te vervallen.

Voorts wijst de ACM op het feit dat in hoofdstuk 2 een aantal inspanningsverplichtingen zijn opgenomen en dat dergelijke verplichtingen moeilijk te handhaven zijn. Op een aantal punten zijn inspanningsverplichtingen aangepast naar «normale» verplichtingen. Op de meeste punten is de oorspronkelijke tekst niettemin gehandhaafd omdat het verplichtingen betreft voor GTS of BBL Company V.O.F. om af te stemmen of samen te werken met de landelijke netbeheerder in het Verenigd Koninkrijk, National Grid.

Ten slotte wijst de ACM op artikel 23 van het besluit, waarin is vastgelegd dat Britned Ltd. niet over een aansluiting, maar een koppeling met het net van TenneT T.S.O. beschikt. Het doel van artikel 23 is om de bestaande verplichtingen van Britned Ltd. ten aanzien van de aansluit- en transporttarieven te bestendigen: Britned Ltd. betaalt een aansluittarief, maar geen transporttarief. De ACM wijst er op dat de desbetreffende bepaling echter onwenselijke gevolgen heeft, met name het niet van toepassing zijn van een groot aantal regels uit technische codes op de aansluiting van Britned Ltd. Dit is opgelost door artikel 23 te vervangen door een artikel dat expliciteert dat Britned Ltd. geen transporttarief is verschuldigd aan TenneT. Hiermee wordt hetzelfde doel bereikt maar blijven de relevante regels uit de technische codes van toepassing.

6. Regeldruktoets ATR

Omdat dit besluit reeds geldende Europese en Nederlandse wettelijke bepalingen bevat en geen nieuwe regels of verplichtingen voorschrijft, brengt deze AMvB geen extra regeldruk met zich mee voor het bedrijfsleven.

Het besluit is ter raadpleging voorgelegd aan ATR. ATR heeft besloten geen formeel advies uit te brengen over het besluit.

II Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Algemeen

In het eerste hoofdstuk van dit besluit zijn de begripsbepalingen opgenomen die gelden voor de beide beheerders van een landsgrensoverschrijdend net met het VK (Britned Ltd. en ofwel BBL Company V.O.F.). Daarnaast is een voorschrift opgenomen om de onafhankelijkheid ten opzichte van de Nederlandse landelijk netbeheerders te borgen.

Artikel 1

De begripsbepalingen in de artikelen 1 van de Gaswet en van de Elektriciteitswet 1998 gelden eveneens in dit besluit. Omdat voor het landgrensoverschrijdend net dat de grens met het VK overschrijdt een van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 apart te onderscheiden regime wordt gecreëerd, is het noodzakelijk gebleken ook een op dat regime toegesneden begrippenkader in dit besluit op te nemen. In artikel 1 zijn daartoe begrippen opgenomen die betrekking hebben op de algemene voorschriften in dit besluit, namelijk de bepalingen opgenomen in de hoofdstukken 1 en 4 tot en met 6.

Artikel 2

Dit voorschrift is ontleend aan de punten 2c, 2d en 2h uit voorwaarden bij ontheffing voor Britned Ltd. en punten c en d onder «Mededinging» uit de ontheffing voor BBL. Het eerste, tweede en derde lid waarborgen de onafhankelijkheid van Britned Ltd. en BBL ten opzichte van de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet respectievelijk de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. Het derde lid ziet specifiek op de overeenkomsten tussen de twee beheerders. Het vierde lid bevat een algemene bepaling om te waarborgen dat de exploitatie van beide grensoverschrijdende netten niet de werking van de Nederlandse energiemarkt of de werking van het landelijk hoogspanningsnet of landelijk gastransportnet frustreert. De ACM kan hier op handhaven.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over het landsgrensoverschrijdende net voor gas

Algemeen

Het tweede hoofdstuk richt zich op BBL Company V.O.F., de beheerder van het landsgrensoverschrijdende net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en die gas transporteert. Het hoofdstuk bevat bepalingen, gebaseerd op Europese en nationale voorschriften, die betrekking hebben op ontvlechting, balancering, interoperabiliteit en gegevensuitwisseling en transparantievoorschriften. Deze bepalingen zijn met name gebaseerd op voorschriften uit Verordening (EG) nr. 715/2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten, Verordening (EU) 2015/703 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling en de Gaswet. Deze bepalingen zijn overgenomen en zo herschreven dat deze expliciet betrekking hebben op BBL Company V.O.F. en in sommige gevallen ook op de beheerder van het landelijk gastransportnet, GTS. Daarnaast is op BBL Company V.O.F. voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit een ontheffing van toepassing krachtens artikel 18h Gaswet en artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG. Deze ontheffing loopt tot 2 december 2022. Zoals hiervoor aangegeven, zal deze ontheffing na een «no-deal» Brexit of het aflopen van een eventuele transitieperiode worden ingetrokken. Relevante voorschriften uit de ontheffing zijn daarom ook overgenomen in dit besluit.

Om onzekerheid over het bereik van deze voorschriften weg te nemen, is in de begripsomschrijving van het «net» in artikel 3 van dit hoofdstuk ook gemarkeerd op welk fysiek punt het EU-acquis (interne markt) precies begint te gelden. Dit is het punt waar het gas op Nederlands grondgebied wordt ingevoed dan wel onttrokken. Definitie van dit punt is ook noodzakelijk voor specifieke voorschriften uit de hiervoor genoemde verordeningen, die BBL Company V.O.F. momenteel verplichtingen opleggen ten aanzien van dit punt.

Hierbij wordt opgemerkt dat dit fysieke punt een punt is zoals genoemd in bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 715/2009, artikel 3.2, eerste lid, onderdeel f. Dit is een punt dat het net van GTS verbindt met infrastructuur van BBL, waarop ondersteunende diensten worden aangeboden in de zin van artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2009/73/EG. Dit punt voorziet in een overdrachtspunt voor de allocatie van gas tussen portfolio’s van gebruikers bij GTS en BBL en is daarmee aan te merken als een transport ondersteunend punt. Dit punt faciliteert de administratieve allocatie van gas van de gebruiker zijn GTS-portfolio naar zijn BBL-portfolio en vice versa. Deze allocatie vindt plaats op de achtergrond en vereist niet dat marktpartijen capaciteit boeken op het punt. Op dit punt hoeven ook geen tarieven te worden vastgesteld. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit worden er ook geen tarieven vastgesteld voor dit punt, noch kan daar capaciteit op geboekt worden.

De BBL en het GTS netwerk maken momenteel onderdeel uit van één markgebied. Dat betekent dat geen capaciteit geboekt hoeft te worden om het netwerk van GTS te verlaten en de BBL in te gaan of om de BBL te verlaten en het netwerk van GTS in te gaan. Dit bevordert de marktintegratie tussen Nederland en het VK, en draagt bij aan een sterkere verbinding van de twee belangrijkste virtuele handelsplaatsen, Title Transfer Facility (TTF, Nederland) en National Balancing Point (NBP, VK). Hierdoor is het niet nodig om in dit besluit bepalingen uit de Netcode betreffende geharmoniseerde transmissietariefstructuren voor gas (NC TAR) zoals voorgeschreven in Verordening (EU) 2017/460 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende geharmoniseerde transmissietariefstructuren voor gas, over te nemen. Als het huidige marktgebied van GTS en BBL Company V.O.F. in de toekomst gesplitst wordt, en het fysieke punt dat het net van GTS koppelt met het net van BBL Company V.O.F. terugkomt als boekbaar punt, zal het nodig zijn aanvullende voorwaarden op te nemen in dit besluit, onder andere ten aanzien van de tariefregulering. In dat geval ligt voor de hand om deze voorwaarden te baseren op de voorwaarden uit de ontheffing van BBL Company V.O.F. zoals die nu gelden.

Een aantal voorschriften uit de Europese regelgeving legt verplichtingen op aan interconnectorbeheerders om grensoverschrijdend samen te werken. Met dit besluit kunnen echter geen verplichtingen worden opgelegd aan de transmissiesysteembeheerder uit het VK, National Grid. Er is daarom in een aantal gevallen gekozen om in de bewoording op te nemen dat BBL Company V.O.F. of GTS slechts moeten «streven» naar samenwerking met National Grid, nu deze samenwerking feitelijk niet kan worden afgedwongen door Nederlandse partijen. In de «Statutory Instruments» die het VK heeft gepubliceerd met betrekking tot haar grensoverschrijdende verbindingen voor energie, zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen voor BBL Company V.O.F.

Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 3

De begripsbepalingen in artikel 1 van de Gaswet gelden eveneens in dit besluit. Omdat voor het landgrensoverschrijdend net dat de grens met het VK overschrijdt een van de Gaswet apart te onderscheiden regime wordt gecreëerd, is het noodzakelijk gebleken ook een op dat regime toegesneden begrippenkader in dit besluit op te nemen. In artikel 3 zijn daartoe begrippen opgenomen die specifiek zien op het transport van gas met het VK. Er is voor gekozen om in de definitiebepaling van het «net» het fysieke punt waar het gas op Nederlands grondgebied wordt ingevoed of onttrokken expliciet te markeren, zoals hiervoor aangegeven. Hiernaast wordt opgemerkt dat de term «gebruiker» is gedefinieerd om helder te maken dat hiermee wordt bedoeld «een gebruiker van het net van BBL Company V.O.F.». Ten slotte zijn een aantal begrippen uit Europese regelgeving overgenomen die nodig zijn voor de paragrafen met betrekking tot de operationaliteit en gegevensuitwisseling.

Artikel 4

Artikel 4 is afgeleid van artikel 2c Gaswet en bevat het groepsverbod. De eerste drie leden zijn daar direct uit overgenomen. In het vierde lid is een nieuwe bepaling opgenomen die de beheerder verplicht om de ACM op de hoogte te stellen van wijzigingen van de vennootschapsstructuur, zeggenschapsstructuur, of wijzigingen van een andere aard, die van invloed zijn op de ontvlechtingseisen. Het doel van dit lid is om het toezicht van de ACM op naleving van deze bepalingen te vergemakkelijken.

Artikel 5

BBL Company V.O.F. is momenteel een samenwerking van Gasunie BBL B.V. (60 procent), Uniper Ruhrgas BBL B.V. (20 procent) en Fluxys BBL B.V. (20 procent). Artikel 5 is opgenomen in verband met de positie van Uniper Ruhrgas BBL B.V. De positie van Uniper vormt namelijk een uitzondering op het groepsverbod, opgenomen in het voorgaande artikel. In dit artikel wordt geregeld dat deze uitzondering tot 2 december 2022 gehandhaafd mag blijven, wat in lijn is met hetgeen is bepaald in de ontheffing voor BBL Company V.O.F. Gedurende deze periode geldt wel de voorwaarde dat aandeelhouders met tegenstrijdige belangen geen directe of indirecte invloed kunnen uitoefenen op besluiten van BBL Company V.O.F. Dit is om de onafhankelijkheid van BBL Company V.O.F. te waarborgen gedurende deze periode en is vergelijkbaar met hetgeen momenteel is opgenomen in het certificeringsbesluit voor BBL Company V.O.F. Na 2 december 2022 geldt het groepsverbod uit dit besluit onverkort voor BBL Company V.O.F.

Artikel 6

In dit artikel is afgeleid van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 715/2009. Dit artikel van de verordening bepaalt onder meer de uitgangspunten voor de balanceringsregels. Er is voor gekozen een deel van deze uitgangspunten over te nemen. Het eerste lid verplicht BBL Company V.O.F. tot balancering van haar net. Het tweede lid bevat criteria waar de balanceringsregels aan moeten voldoen. Hier kan de ACM op handhaven. Het derde lid regelt dat BBL Company V.O.F. deze regels ook publiceert.

Paragraaf 2. Interoperabiliteit

Voor de artikelen over interoperabiliteit is aangesloten bij artikelen in de Verordening (EU) 2015/703.

Artikel 7

Dit voorschrift is afgeleid van hetgeen staat in artikel 3 en 4 van Verordening (EU) 2015/703. In het eerste lid staan een aantal onderwerpen opgesomd die opgenomen moeten worden in een overeenkomst tussen BBL Company V.O.F. en GTS. Deze onderwerpen worden in de artikelen 9 tot en met 13 verder uitgewerkt. Het tweede lid bepaalt dat de ACM de voorwaarden of bepalingen, of wijzigingen daarvan, ter informatie ontvangt. Op grond van het derde lid kan Onze Minister ook een verzoek doen om deze overeenkomsten te ontvangen.

Artikel 8

Deze bepaling is afgeleid van artikel 52a van de Gaswet. In het artikel in de Gaswet is Onze Minister belast met de taak om gegevens te verzamelen en te analyseren met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid van het Nederlandse energiesysteem. Hiermee wordt geregeld dat Onze Minister ook van BBL Company V.O.F. informatie en gegevens mag verlangen voor deze taak. Voor GTS is de Verordening (EU) 2015/703 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling nog onverkort van toepassing. Dit artikel legt dus geen (extra) verplichtingen op aan GTS.

Artikel 9

De voorschriften voor het beheersen van de gasstroom staan in artikel 6 van Verordening (EU) 2015/703. Deze voorschriften blijven noodzakelijk om een gecontroleerde, nauwkeurige, voorspelbare en efficiënte gasstroom mogelijk te maken, zodat de markt niet wordt belemmerd. Op grond van het eerste lid van dit artikel zijn GTS en BBL Company V.O.F. verplicht om hier een overeenkomst over te sluiten. Hier wordt ook geregeld welke van de twee verantwoordelijk is voor het sturen van de gasstroom over dit punt. Het tweede lid regelt dat de gasstroom gestuurd kan worden voor het punt. Het derde lid specificeert dat de hoeveelheid en richting van de gasstroom die is overeengekomen door GTS en BBL Company V.O.F. is gebaseerd op de handel en capaciteitsallocatie, inclusief eventuele correcties. Het vierde lid is opgenomen zodat ook wijzigingen kunnen worden doorgevoerd in de hoeveelheid gas of de richting van de gasstroom, wanneer dit noodzakelijk is voor de veiligheid en/of leveringszekerheid.

Artikel 10

Het eerste lid schrijft voor dat de meetnormen voor gashoeveelheid- en kwaliteit door GTS en BBL duidelijk moeten zijn omschreven. Het tweede lid belast BBL met installatie, beheer en onderhoud van de meetapparatuur en het delen van deze informatie met GTS. Het derde lid bepaalt dat rekening gehouden moet worden met technische eisen die door nationale regelgeving zijn opgelegd. In het vierde lid staat een verplichting voor GTS en BBL Company V.O.F. om een overeenkomst te sluiten over basismeetbeginselen, en dat er gestreefd moet worden om ook met National Grid tot overeenstemming te komen over de basismeetinformatie.

De meetbeginselen voor gashoeveelheid- en kwaliteit staan vermeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2015/703. Door het overnemen van deze meetbeginselen blijven de meetnormen voor volume, energie en gaskwaliteit duidelijk vastgesteld en omschreven.

Artikel 11

Het eerste lid schrijft voor dat GTS en BBL Company V.O.F. in de gaten blijven houden dat er consistentie is tussen de toegewezen hoeveelheden aan zowel GTS- als BBL-zijde van het punt. Het verschil hiertussen wordt bijgehouden in een lopende verschilrekening, zoals voorgesteld in het tweede en derde lid. Mocht er toch gebruik worden gemaakt van een andere toewijzingsregel is er een informatieplicht naar gebruikers van de BBL. Zij kunnen ook opmerkingen maken over de voorgestelde alternatieve toewijzingsregel. Dit artikel sluit aan bij artikel 9 van de Verordening (EU) 2015/703. Hierin staan de voorschriften over toewijzing van gashoeveelheden vermeld. Met het opnemen van dit artikel is getracht om de consistentie tussen toegewezen gashoeveelheden aan beide zijden van het fysieke punt te waarborgen. Op grond van het artikel uit dit besluit zijn GTS en BBL Company V.O.F. verplicht om hier een overeenkomst over te sluiten.

Artikel 12

De communicatieprocedures in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen staan beschreven in artikel 10 van Verordening (EU) 2015/703. In het artikel in de verordening is sprake van een verplichting voor transmissiesysteembeheerders om ervoor te zorgen dat er communicatieprocedures worden vastgesteld die een snelle en gelijktijdige communicatie in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen vergemakkelijken. Zonder aanvullende maatregelen, geldt deze verplichting niet meer voor BBL Company V.O.F. na een »no-deal» Brexit of het aflopen van een eventuele transitieperiode. Het eerste lid bepaalt dat BBL Company V.O.F. communicatieprocedures met GTS moet vaststellen en moet streven naar vaststelling van communicatieprocedures met National Grid. Aangezien de Nederlandse wetgever niet in staat is National Grid zelf te binden, is het niet mogelijk de vaststelling van een overeenkomst tussen beide partijen af te dwingen. Bovendien wordt in het tweede lid aan BBL Company V.O.F. de verplichting opgelegd om in het geval van deze uitzonderlijke gebeurtenissen zowel GTS als National Grid in te lichten, zowel over de gebeurtenis zelf als het verwachte effect en verwachte einde.

Artikel 13

Bepalingen met betrekking tot de gaskwaliteit zijn voor de interne gasmarkt van de EU vastgesteld in hoofdstuk IV van de Verordening (EU) 2015/703. De bepalingen in dit artikel zijn afgeleid van hetgeen is bepaald in artikel 15 van deze Verordening, die het beheer van grensoverschrijdende handelsbeperkingen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen regelt. Deze bepalingen zijn zo opgesteld dat BBL Company V.O.F. en GTS wordt opgeroepen om samen te werken met National Grid ter voorkoming van handelsbeperkingen. Het eerste lid bepaalt dat de transmissiesysteembeheerders meerdere mogelijkheden hebben om de gaskwaliteit op elkaar te laten aansluiten, bijvoorbeeld via menging en uitruil. Mocht dit niet mogelijk zijn regelt het tweede lid dat BBL Company V.O.F. en GTS hier de ACM over informeren. Het derde lid bepaalt dat de ACM kan opdragen dat GTS en BBL Company V.O.F. binnen 12 maanden bepaalde maatregelen treffen. Hierbij kunnen eerst de technisch haalbare opties om de gaskwaliteitsverschillen te beperken worden uitgewerkt, met een kosten-baten analyse en raming van de uitvoeringstijd. Hierbij is (d) ook een openbare raadpleging over de geïdentificeerde oplossingen voorzien. Vervolgens kan een gezamenlijk voorstel worden voorgelegd bij de ACM. Hierbij worden ook de resultaten van de consultatie gedeeld. Het vierde lid bepaalt dat de ACM op de hoogte gesteld moet worden wanneer BBL Company V.O.F. en GTS geen overeenstemming kunnen bereiken over een oplossing.

Artikel 14

Deze bepalingen zijn afgeleid van het artikel 16 uit de Verordening (EU) 2015/703. Er kunnen ook handelsbeperkingen optreden door verschillende odorisatiepraktijken. Met odorisatie wordt bedoeld dat een zwavelgoed wordt toegevoegd aan de gasstroom. Dit kan voor bepaalde infrastructuur of afnemers problemen opleveren. Voor BBL geldt dat gas momenteel enkel wordt ingevoed vanuit het GTS netwerk. Dit kan problemen opleveren als er een verschil is met de odorisatiepraktijk in het VK. Deze situatie heeft zich nog nooit voorgedaan, maar toch is er voor gekozen dit artikel op te nemen gezien de veranderende situatie. Het eerste lid regelt dat GTS en BBL Company V.O.F. streven naar samenwerking met National Grid om verschillen in odorisatiepraktijken, met handelsbeperkingen dientengevolge, dienen te voorkomen. Wanneer dit niet lukt stelt het tweede lid dat BBL Company V.O.F. en GTS hierover de ACM en Onze Minister informeren.

Paragraaf 3. Uitwisseling van gegevens
Artikel 15

Het gemeenschappelijk stelsel van eenheden is vastgesteld in artikel 13 van de Verordening (EU) 2015/703. Om de consistentie van dit stelsel van eenheden te behouden voor marktpartijen is ervoor gekozen dit stelsel van eenheden over te nemen in artikel 16. Het eerste lid bepaalt dat BBL Company V.O.F. het gemeenschappelijk stelstel van eenheden blijft gebruiken. Het tweede lid specifieert de verschillende eenheden voor de parameters druk, temperatuur, volume, calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index. Het derde lid geeft de mogelijkheid aan BBL Company V.O.F. en GTS om met instemming van de ACM overeen te komen dat wordt afgeweken van dit stelstel van eenheden en op basis van andere referenties gegevens uit te wisselen.

Artikel 16

Dit artikel is afgeleid van artikel 21 van de Verordening (EU) 2015/703. Hiermee wordt genormeerd op welke wijze de gegevens precies gedeeld moeten worden. Een aantal onderdelen uit artikel 21 van de Verordening zijn niet overgenomen omdat zij zien op de relatie met ENTSOG en ACER. Het eerste lid bepaalt op welke manieren gegevensuitwisseling kan plaats vinden. Het tweede lid bepaalt dat het protocol en het gegevensformaat worden vastgelegd.

Artikel 17

Het eerste lid regelt dat BBL Company V.O.F. passende beveiligingsmaatregelen treft. Het gaat bijvoorbeeld om beveiliging van de communicatieketen via encryptie van gegevens en het nemen van maatregelen om onbevoegde toegang tot IT-infrastructuur te voorkomen. Vanzelfsprekend is het van belang dat na een »no-deal» Brexit of het aflopen van een eventuele transitieperiode, BBL Company V.O.F. onverminderd verantwoord omgaat met (gevoelige) gegevens. Het tweede lid beschrijft de wijze waarop BBL Company V.O.F. moet waarborgen dat, bij het uitwisselen van gegevens, de veiligheidsnormen in acht worden genomen. De bepalingen zijn afgeleid van artikel 22 van de Verordening (EU) 2015/703.

Hoofdstuk 3. Bepalingen over het landsgrensoverschrijdende net voor elektriciteit

Algemeen

Het derde hoofdstuk richt zich op Britned Ltd., de beheerder van het landsgrensoverschrijdende net tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk voor elektriciteit. Het hoofdstuk bevat bepalingen, gebaseerd op Europese en nationale voorschriften, die betrekking hebben op ontvlechting, congestiebeheersprocedures, besteding van overwinsten en transparantievoorschriften. Deze bepalingen zijn gebaseerd op voorschriften uit Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit, Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer en de Elektriciteitswet. Deze bepalingen zijn overgenomen en zo herschreven dat deze expliciet betrekking hebben op Britned Ltd. Daarnaast is op Britned Ltd. voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit een ontheffing van toepassing krachtens artikel 7, eerste lid, Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (nu: artikel 17, Verordening (EG) nr. 714/2009). Deze ontheffing loopt tot 1 april 2036. Zoals hiervoor aangegeven, zal deze ontheffing na een «no-deal» Brexit of het aflopen van een eventuele transitieperiode worden ingetrokken. Relevante voorschriften uit de ontheffing zijn daarom ook overgenomen in dit besluit.

De meeste bepalingen in dit hoofdstuk zijn afgeleid van voorschriften uit de ontheffing van Britned Ltd. en de Elektriciteitswet 1998. Relatief weinig bepalingen zijn in dit hoofdstuk gebaseerd op Europese voorschriften. Dit is in lijn met het regelgevend kader dat geldt voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit. Een belangrijke reden hiervoor is dat de ontheffing voor Britned Ltd. relatief veel gedetailleerde voorschriften bevat.

Net als het geval is in de gassector, bestaan er voorschriften in Europese regelgeving die verplichtingen opleggen aan interconnectorbeheerders om grensoverschrijdend samen te werken. Omdat met dit besluit geen verplichtingen kunnen worden opgelegd aan National Grid, is daarom in een aantal gevallen gekozen om in de bewoording op te nemen dat BBL of GTS slechts moeten «streven» naar samenwerking met National Grid, nu deze samenwerking feitelijk niet kan worden afgedwongen door Nederlandse partijen. In de «Statutory Instruments» die het VK heeft gepubliceerd met betrekking tot haar grensoverschrijdende verbindingen voor energie, zijn vergelijkbare verplichtingen opgenomen voor Britned Ltd.

Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 18

De begripsbepalingen in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998 gelden eveneens in dit besluit. Omdat voor het landgrensoverschrijdend net dat de grens met het VK overschrijdt een van de Elektriciteitswet 1998 apart te onderscheiden regime wordt gecreëerd, is het noodzakelijk gebleken ook een op dat regime toegesneden begrippenkader in dit besluit op te nemen. In artikel 20 zijn daartoe begrippen opgenomen die specifiek voor het transport van elektriciteit met het VK gelden. De definities «de beheerder» en «het net» zijn anders gedefinieerd dan in hoofdstuk 2 omdat hoofdstuk 3 immers ziet op de beheerder van het landsgrensoverschrijdende net voor elektriciteit. Daarnaast zijn de begrippen «UIOSI» en «UIOLI» gedefinieerd. De definitie van «UIOSI» is gebaseerd op de definitie daarvan in Verordening (EU) 2016/1719. Deze begrippen zijn nader toegelicht in de toelichting bij artikel 22.

Artikel 19

Artikel 19 beoogt de bestaande situatie van Britned Ltd. te handhaven voor wat betreft de nettarieven. Britned Ltd. betaalt momenteel aansluittarieven, maar geen transporttarieven. Het artikel zondert Britned Ltd. uit van het transporttarief, zoals dat is uitgewerkt in artikel 29 en verder van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 20

Artikel 20 is afgeleid van artikel 10b, van de Elektriciteitswet 1998 en bevat het groepsverbod. De eerste drie leden zijn daar direct uit overgenomen. In het vierde lid is een nieuwe bepaling opgenomen die de beheerder verplicht om de ACM op de hoogte te stellen van wijzigingen van de vennootschapsstructuur, zeggenschapsstructuur, of wijzigingen van een andere aard, die van invloed zijn op de ontvlechtingseisen. Het doel van dit lid is om het toezicht van de ACM op naleving van deze bepalingen te vergemakkelijken.

Artikel 21

De bepalingen in het eerste en tweede lid zijn afgeleid van hetgeen bepaald is in de punten 2e en 2f van de ontheffing voor Britned Ltd. Hierin zijn voorwaarden gesteld die de afhankelijkheid van Britned Ltd. ten opzichte van TenneT waarborgen. Het eerste lid verplicht Britned Ltd. te voorkomen dat TenneT aansprakelijk is voor handelingen van Britned Ltd. Het tweede lid voorkomt dat TenneT financieel bijdraagt aan de exploitatie van het net. Deze voorwaarden worden voor Britned Ltd. in aanvulling gesteld op de voorwaarden genoemd in artikel 2, welke op zowel Britned Ltd. als BBL van toepassing zijn. Er is voor gekozen om deze voorwaarden apart te formuleren omdat van dergelijke randvoorwaarden geen sprake is in de ontheffing voor BBL, en het uitgangspunt van dit besluit is om waar mogelijk niet aan de rechtsposities van betrokken partijen te tornen.

Artikel 22

De bepalingen in het eerste en tweede lid zijn afgeleid van hetgeen bepaald is in de punten 1a en 3a van de voorwaarden bij de ontheffing voor Britned Ltd. Zoals hierboven aangegeven, zal deze ontheffing op 30 maart 2019 wanneer er geen uittredingsakkoord is gesloten worden ingetrokken. Het eerste lid van dit artikel verplicht Britned Ltd. om een voorstel te sturen aan de ACM voor de methoden en voorwaarden met betrekking tot de allocatie van de capaciteit, het gebruik van de capaciteit en de informatievoorziening aan derden daarover. De ACM krijgt op grond van het tweede lid de bevoegdheid deze te toetsen aan een aantal algemene criteria, en deze goed te keuren wanneer zij van mening is dat het voorstel aan deze criteria voldoet. Het doel is te waarborgen dat Britned Ltd. zijn transportcapaciteit aanbiedt aan marktpartijen op een manier die bijdraagt aan een efficiënte werking van de elektriciteitsmarkt, die transparant en begrijpelijk is voor marktpartijen en dat Britned Ltd. geen misbruik kan maken van zijn positie als enige beheerder van een grensoverschrijdende verbinding voor elektriciteit tussen Nederland en het VK. Het ligt voor de hand dat de ACM bij de beoordeling van het voorstel ook kan kijken naar hoe het voorstel afwijkt van met vergelijkbare bepalingen die zijn opgenomen in de Netcode.

Het derde lid verplicht Britned Ltd. om over al zijn overeenkomsten met de landelijke transmissiesysteembeheerder, TenneT, met betrekking tot het net, te rapporteren en deze bij de ACM ter inzage te leggen. Ook dient Britned Ltd. daarbij aan te tonen dat de overeenkomsten goed netbeheerder door TenneT niet in de weg staan en dat de overeenkomsten marktconform en niet-discriminatoir zijn. Deze bepaling beoogt te regelen wat momenteel is vastgelegd in punt 1b van de voorwaarden uit de ontheffing voor Britned Ltd. De aanleiding voor deze bepaling was dat de commerciële participatie van TenneT Holding bv, moedermaatschappij van Britned Ltd., in theorie zou kunnen leiden tot interferentie tussen het commerciële belang van de exploitatie van het grensoverschrijdende net en het goede beheer van het landelijk hoogspanningsnet.

Het vierde lid verplicht Britned Ltd. om het voorstel, bedoeld in het eerste lid, na goedkeuring te publiceren. Deze bepaling is afgeleid van hetgeen bepaald is in punt 3a van de voorwaarden bij de ontheffing voor Britned Ltd.

Ten vijfde lid verplicht Britned Ltd., en zijn aandeelhouders en dochtermaatschappijen, zich te onthouden van bemoeiing met taken die op grond van artikel 17a van de Elektriciteitswet 1998 aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zijn toegekend.

Ten slotte bepaalt het zesde lid dat Britned Ltd. moet handelen overeenkomstig de door de ACM goedgekeurde congestiebeheersprocedures en verplicht is afwijking daarvan te melden bij de ACM.

Artikel 23

Deze bepaling is afgeleid van hetgeen bepaald is in de punten 3b en 3c van de voorwaarden bij de ontheffing voor Britned Ltd. Artikel 23 bevat een aantal aanvullende voorwaarden waaraan het voorstel als bedoeld in het eerste lid van artikel 22, moet voldoen. Specifiek zien deze voorwaarden op de wijze waarop capaciteit op de grensoverschrijdende verbinding wordt toegewezen aan marktpartijen. In het eerste lid is bepaald dat de beheerder een zogenaamd «UIOSI» ofwel «use-it-or-lose-it» of «UIOLI» ofwel «use-it-or-sell-it» principe toepast. Dit zijn principes die momenteel van toepassing zijn voor het toewijzen van capaciteit op grensoverschrijdende verbindingen tussen lidstaten in de EU, op grond van Verordening (EU) 2016/1719. Het zijn principes die waarborgen dat marktpartijen die capaciteit boeken, deze ook daadwerkelijk gebruiken of verkopen zodat de schaarse capaciteit optimaal wordt gebruikt. Het tweede lid bevat een verplichting voor de beheerder om zijn voorwaarden en methoden voor capaciteitstoewijzing onder bepaalde condities aan te passen, in overleg met de ACM.

Paragraaf 2. Transparantie en publicatieverplichtingen
Artikel 24

De bepalingen in artikel 24 zijn afgeleid van hetgeen bepaald is in punt 4 van de voorwaarden bij de ontheffing voor Britned Ltd., welke zelf gebaseerd zijn op condities uit de Netcode, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet. Het artikel bevat verplichtingen voor de beheerder om bepaalde informatie met betrekking tot de beschikbaarheid van zijn capaciteit, het toegepaste allocatiemechanisme en de allocatieresultaten te publiceren op een voor een ieder toegankelijke website. In het eerste lid is in het algemeen de publicatieplicht voor de beheerder vastgelegd. In het tweede lid is gespecificeerd welke informatie de beheerder moet publiceren ten aanzien van de door hem beschikbaar gestelde capaciteit. In het derde en vierde lid is geregeld welke informatie de beheerder moet publiceren met betrekking tot expliciete veilingen van capaciteit respectievelijk impliciete veilingen van capaciteit. Deze laatste twee voorschriften refereren naar twee verschillende methodes om capaciteit toe te wijzen aan marktpartijen (impliciet of expliciet). Het verschil tussen die methoden betekent dat daar ook andere informatieverplichtingen voor gelden.

Artikel 25

Deze bepaling is afgeleid van hetgeen bepaald is in punt 6 van de voorwaarden bij de ontheffing voor Britned Ltd. Deze voorwaarde is in 2007 toegevoegd aan de ontheffing van Britned Ltd. en regelt dat, mocht er sprake zijn van aanzienlijk hogere winsten dan geraamd bij aanvraag van de ontheffing, een deel van deze winsten apart wordt gezet. De besteding van dit deel van de winsten is vervolgens gelimiteerd, zodat zij een positief effect heeft voor de elektriciteitsmarkt in haar geheel. Concreet verplicht deze bepaling Britned Ltd. om, na de dag waarop het tien jaar geleden is dat zijn net voor het eerst in gebruik is genomen, een financieel verslag te sturen aan de ACM. In het eerste lid, onderdelen a tot en met e, is uitgewerkt welke financiële gegevens het precies betreft. Daarbij moet de beheerder een vergelijking maken tussen de interne rentabiliteit en de interne rentabiliteit, geraamd ten tijde van de ontheffingsaanvraag van de beheerder. Het tweede lid bepaalt dat, indien de interne rentabiliteit voldoende hoger is dan de interne rentabiliteit geraamd ten tijde van de ontheffingsaanvraag, additionele winsten moeten worden ingezet voor een van de twee doelen, uitgewerkt in de onderdelen a en b. Deze additionele winsten moeten ofwel worden ingezet voor financiering van de uitbreiding van de capaciteit van het net van Britned Ltd., ofwel uitgekeerd worden aan de landelijke transmissiesysteembeheerders aan wier netten Britned Ltd. is gekoppeld. In casu zijn dat TenneT aan de Nederlandse zijde en National Grid aan de Britse zijde. Op grond van onderdeel b moet TenneT dit bedrag vervolgens gebruiken voor de financiering van zijn eigen transportinfrastructuur. Het derde lid bepaalt ten slotte hoe «additionele winsten» financieel berekend moet worden.

Artikel 26

Artikel 26 bevat een aantal verplichtingen voor Britned Ltd., die momenteel op hem van toepassing zijn op grond van zijn wettelijke status als interconnector-beheerder, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel at, van de Elektriciteitswet 1998. Artikel 10Aa, eerste lid, van deze wet bepaalt onder andere dat de artikelen 16, eerste lid, onderdelen a, b, j, k, l, en tweede lid, onderdelen g, k, en m uit deze wet van toepassing zijn op zogenaamde interconnector-beheerders. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting omschreven, is Britned Ltd. na 30 maart 2019, wanneer er geen uittredingsakkoord wordt gesloten, niet langer een interconnector-beheerder conform de Elektriciteitswet 1998 en zijn deze verplichtingen niet langer op hem van toepassing.

Het eerste lid somt een aantal verplichtingen op. Met onderdeel a wordt Britned Ltd. verplicht het net in werking te hebben, te onderhouden en te repareren. Dit is gebaseerd op artikel 16, eerste lid, onderdelen a en j, van de Elektriciteitswet 1998. Wat betreft dit laatste deel slechts voor zover relevant, de verplichting om «koppelingen met andere netten te realiseren» is niet overgenomen omdat er Britned Ltd. geen nieuwe koppelingen aanlegt.

In onderdeel b wordt Britned Ltd. verplicht op de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het transport daarover op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Dit is gebaseerd op artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998.

In onderdeel c is een verplichting opgenomen voor Britned Ltd. om gegevens te publiceren over koppelingen tussen zijn net en de met dat net gekoppelde transmissiesystemen, het gebruik van zijn net en de toewijzing van transportcapaciteit. Dit is gebaseerd op artikel 16, eerste lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998. In onderdeel c is ook opgenomen dat deze plicht geldt onverminderd artikel 31 uit dit besluit, in lijn met artikel 16, eerste lid, onderdeel k, waarin is opgenomen dat deze plicht geldt onverminderd artikel 79 uit de Elektriciteitswet 1998.

Onderdeel d bevat een verplichting voor Britned Ltd. om gebruikers alle gegevens te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net inclusief gebruik ervan nodig hebben. Dit is gebaseerd op artikel 16, eerste lid, onderdeel l, van de Elektriciteitswet 1998.

In het tweede lid zijn verplichtingen opgenomen, gebaseerd op verplichtingen uit artikel 16, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

Onderdeel a bevat een verplichting voor Britned Ltd. om TenneT de gegevens te verschaffen die nodig zijn om een betrouwbare en efficiënte werking, alsmede de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit, van de netten te waarborgen.

Onderdeel b voorziet in een verplichting voor Britned Ltd. om tijdig en doeltreffend gegevens uit te wisselen over het functioneren van het net met National Grid, in overeenstemming met de door TenneT vast te stellen voorwaarden inzake de operationele netwerkveiligheid. De bepalingen onderdelen a en b zijn gebaseerd op artikel 16, tweede lid, onderdeel g, van de Elektriciteitswet 1998.

In onderdeel c is een verplichting opgenomen voor Britned Ltd. om informatie openbaar te maken die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt. Dit is gebaseerd op artikel 16, tweede lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998. In onderdeel c is ook opgenomen dat deze plicht geldt onverminderd artikel 31 uit dit besluit, in lijn met artikel 16, tweede lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998 waarin is opgenomen dat deze plicht geldt onverminderd artikel 79 uit de wet.

Ten slotte wordt opgemerkt dat er geen bepaling wordt opgenomen in het besluit, die correspondeert met artikel 16, tweede lid, onderdeel m, van de Elektriciteitswet. Deze bepaling verplicht een interconnector-beheerder tot samenwerking met het Europese Agentschap voor toezichthouders (ACER). Een dergelijke verplichting is niet logisch na 30 maart 2019, indien er geen uittredingsakkoord is gesloten, omdat in die situatie niet langer sprake is van een verbinding tussen twee lidstaten.

Artikel 27

In dit artikel is bepaald dat de ACM aanvullende condities voor de publicatie van informatie kunnen worden toegevoegd. Deze voorwaarden zijn aanvullend op dit op grond van de artikelen 24 tot en met 26 gelden.

Artikel 28

Deze bepaling is afgeleid van artikel 4a van de Elektriciteitswet 1998. In het artikel in de Elektriciteitswet 1998 is Onze Minister belast met de taak om gegevens te verzamelen en te analyseren met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid van het Nederlandse elektriciteitssysteem. Hiermee wordt geregeld dat Onze Minister ook van Britned Ltd. informatie en gegevens mag verlangen voor deze taak.

Artikel 29

Met deze bepaling wordt een grondslag gecreëerd voor vaststelling van een ministeriële regeling voor een aantal specifieke onderwerpen. Het voornemen is hierin een aantal voorschriften op te nemen uit de zogenaamde netcodes. Netcodes worden op voorstel van netbeheerders vastgesteld door de ACM op grond van artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998. De bepalingen daarin zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit van kracht voor Britned Ltd., uit hoofde van zijn wettelijke status als «interconnector-beheerder» en «netbeheerder», maar na een «no-deal» Brexit of het aflopen van een eventuele transitieperiode niet meer. De bepaling is afgeleid van artikel 31, Elektriciteitswet 1998, onderdelen a, b, c, e, j en k. Alleen de onderdelen die relevant zijn voor Britned Ltd. zijn daarbij overgenomen. Opname van deze voorschriften in een ministeriële regeling ligt meer voor de hand gezien het technische karakter daarvan.

Hoofdstuk 4. Informatieverstrekking

Algemeen

Hoofdstuk 4 bevat een aantal aanvullende bepalingen die van toepassing zijn op zowel Britned Ltd. als BBL Company V.O.F. Het betreft algemene verplichtingen om zorgvuldig om te gaan met eventueel vertrouwelijke informatie en de Minister op verzoek informatie te verstrekken in lijn met verplichtingen die momenteel op grond van de Gaswet of Elektriciteitswet 1998 gelden voor netbeheerders.

Artikel 30 (Informatieverstrekking)

De minister kan BBL Company V.O.F. dan wel Britned Ltd. verzoeken om inlichtingen en bescheiden over te leggen maar ook kan hij inzage van gegevens en inlichtingen vorderen. Dit verzoek kan niet verder reiken dan voor zover deze informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de Gaswet en Verordening 715/2009 respectievelijk de Elektriciteitswet 1998 en Verordening 714/2009 (derde lid). Deze bepaling is afgeleid van artikel 78 van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 31

Deze bepaling is afgeleid van artikel 79 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 37 van de Gaswet. In de bepaling in dit besluit zijn een aantal algemene verplichtingen opgenomen voor Britned Ltd. en BBL Company V.O.F., die momenteel ook op hen van toepassing zijn maar zouden vervallen na 29 maart 2019 wanneer er geen uittredingsakkoord is gesloten. Het betreft een verplichting om zorgvuldig om te gaan met vertrouwelijke gegevens, het non-discriminatoir beschikbaar stellen van informatie waar anderen commercieel voordeel van zouden kunnen hebben en een verplichting om informatie beschikbaar te maken die bijdraagt aan een doeltreffende mededingen en efficiënte werking van de markt.

Hoofdstuk 5. Sancties

Artikel 32

Deze bepaling regelt welke boete kan worden opgelegd in geval van overtredingen van voorschriften in dit besluit. Daarbij wordt verwezen naar de maxima van boetes die overeenkomstig artikel 77i, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 60ad, eerste lid, van de Gaswet kan worden opgelegd. In deze voorschriften wordt geregeld welke boete ten hoogste kan worden opgelegd voor overtreding van voorschriften, genoemd in onderdeel a respectievelijk onderdeel b. De nadelige gevolgen die (kunnen) optreden bij niet naleving van voorschriften die zijn opgenomen in onderdeel a zijn minder ernstig dan die in onderdeel b. De voorschriften in onderdeel a betreffen veelal het verstrekken van gegevens en inlichtingen. Om die reden bedraagt de maximaal op te leggen bestuurlijke boete € 900.000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet. In onderdeel b zijn voorschriften opgenomen die onder meer betrekking hebben op essentiële taken opgedragen aan de beheerder van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het VK overschrijdt. Het ligt dan ook in de reden dat op overtreding van zulke voorschriften een hogere maximale bestuurlijke boete (van maximaal 10% van de omzet) kan worden opgelegd. Bij iedere boetebeschikking zal afgewogen moeten worden hoe hoog de boete in dat concrete geval moet zijn. Op grond van het tweede lid van de artikelen 77i van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 60ad van de Gaswet dient de ACM daarbij in geval van recidive de boete te verhogen met 100%.

Hoofdstuk 6. Geschilbeslechting

Artikel 33

Deze bepaling is afgeleid van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 19 van de Gaswet.

De bepaling voorziet in een regeling tot beslechting van geschillen over de wijze waarop BBL Company V.O.F. of Britned Ltd. zijn taken of bevoegdheden op grond van dit besluit uitoefent. De regeling houdt, kort gezegd, in dat een partij die een geschil heeft een klacht kan indienen bij de ACM (eerste lid). De ACM neemt binnen twee maanden een beslissing op de klacht. Met het oog op het inwinnen van informatie, kan hij de termijn voorts eenmaal met ten hoogste twee maanden eenzijdig verlengen; verdere verlenging is slechts mogelijk met instemming van de klager (tweede lid).

De beslissing van de ACM is bindend (vierde lid). Dit juridisch bindende karakter impliceert dat sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. In het vijfde lid is bepaald dat het indienen van een klacht bij de ACM niet in de weg staat aan het gebruik van enige rechtsgang die de klager ter beschikking staat, zoals het indienen van een vordering bij de burgerlijke rechter.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 35

Gezien de onzekerheid omtrent het al dan niet tot stand komen en inwerkingtreden van een terugtrekkingsakkoord zal het besluit op een bij koninklijke besluit te bepalen tijdstip in werking treden. In het geval het VK met ingang van 30 maart 2019 de Europese Unie (EU) verlaat zonder terugtrekkingsakkoord is het voornemen bij koninklijk besluit te regelen dat vanaf die datum het juridisch kader gaat gelden dat in dit besluit is opgenomen met betrekking tot de twee bestaande energieverbindingen voor respectievelijk het transport van elektriciteit en (aard)gas tussen Nederland en het VK. Het zal met het oog op deze specifieke situatie noodzakelijk zijn af te wijken van de data van de vaste verandermomenten als bedoeld in aanwijzing 4.17 voor de regelgeving.

De geldigheidsduur van een aantal bepalingen in dit besluit wordt bepaald door de duur waarop de voorwaarden thans gelden met betrekking tot de ontheffing van BBL en Britned Ltd. De ontheffing van BBL Company V.O.F. krachtens artikel 18h Gaswet en artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG loopt tot 2 december 2022. De ontheffing van Britned Ltd. krachtens artikel 17, Verordening 714/2009 loopt tot 1 april 2036. De onderdelen a en b waarborgen dat op die datum ook de voorwaarden die verbonden zijn aan de ontheffing, vervallen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Zie de Notice to stakeholders – withdrawal of the United Kingdom and the internal energymarket, van 27 april 2018, vindplaats: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/file_import/energy_market_en_0.pdf. In het bijzonder de laatste alinea op de eerste bladzijde.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2018–19, 35 084, blz. 9–12.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2018–19, 35 084, nrs. 1 t/m 3.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 814, nr. 3, algemeen deel van de memorie van toelichting, paragraaf 2.2 en artikelsgewijze toelichting bij artikel I, lid A, achtste alinea

X Noot
5

Zie bijv. COM(2017)660.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven